EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C:2013:284:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, C 284, 28 september 2013


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2013.284.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 284

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

56e jaargang
28 september 2013


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2013/C 284/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese UniePB C 274 van 21.9.2013

1

 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2013/C 284/02

Zaak C-410/13: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos administracinis teismas (Litouwen) op 19 juli 2013 — UAB Baltlanta/Lietuvos valstybė, atstovaujama Lietuvos Respublikos žemės ūkio ministerijos

2

 

Gerecht

2013/C 284/03

Zaak T-365/13: Beroep ingesteld op 12 juli 2013 — Republiek Litouwen/Europese Commissie

3

2013/C 284/04

Zaak T-385/13 P: Hogere voorziening ingesteld op 25 juli 2013 door Luigi Marcuccio tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 14 mei 2013 in zaak F-4/12, Marcuccio/Commissie

4

2013/C 284/05

Zaak T-399/13: Beroep ingesteld op 2 augustus 2013 — KO-Invest/BHIM — Kraft Foods Schweiz (Milkoshake For Active People)

4

2013/C 284/06

Zaak T-405/13: Beroep ingesteld op 8 augustus 2013 — Comptoir d’Épicure/BHIM — A-Rosa Akademie (da rosa)

4

NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

28.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/1


2013/C 284/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

PB C 274 van 21.9.2013

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 260 van 7.9.2013

PB C 252 van 31.8.2013

PB C 245 van 24.8.2013

PB C 233 van 10.8.2013

PB C 226 van 3.8.2013

PB C 215 van 27.7.2013

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

28.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/2


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos administracinis teismas (Litouwen) op 19 juli 2013 — UAB „Baltlanta”/Lietuvos valstybė, atstovaujama Lietuvos Respublikos žemės ūkio ministerijos

(Zaak C-410/13)

2013/C 284/02

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Vilniaus apygardos administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: UAB „Baltlanta”

Verwerende partij: Lietuvos valstybė, atstovaujama Lietuvos Respublikos žemės ūkio ministerijos (Litouwse Staat)

Prejudiciële vragen

1)

Moet het bepaalde in artikel 38 van verordening nr. 1260/1999 (1) waarin een verplichting voor de lidstaat is neergelegd om de Europese Commissie van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures op de hoogte te houden en om met de Europese Commissie samen te werken, aldus worden uitgelegd dat de lidstaat de Europese Commissie op de hoogte moet houden van alle rechtsgedingen betreffende het handelen of niet-handelen van uitvoerende, bemiddelende, beheers- of betalende instanties in verband met de beoordeling van een aanvraag, de selectie, de vaststelling van het besluit tot bijstandsverlening of de uitvoering van het project?

2)

Moet artikel 19 van verordening nr. 2792/1999 (2) aldus worden uitgelegd dat deze bepaling de lidstaat verplicht om een steunregeling vast te stellen en, in overleg met de Commissie, in middelen te voorzien voor die gevallen waarin bij rechterlijke instanties procedures lopen over het handelen of niet-handelen van uitvoerende, bemiddelende, beheers- of betalende instanties in verband met de beoordeling van een aanvraag, de selectie, de vaststelling van het vaststelling van het besluit tot bijstandsverlening of de uitvoering van het project?

3)

Moet het bepaalde van de secties 6 en 7 van besluit COM (2006) 3424 van de Commissie tot vaststelling van de richtsnoeren voor de afsluiting van bijstandspakketten (2000-2006) uit de Structuurfondsen aldus worden uitgelegd dat het een lidstaat verplicht om de Europese Commissie op de hoogte te houden van alle rechtsgedingen betreffende het handelen of niet-handelen van uitvoerende, bemiddelende, beheers- of betalende instanties in verband met de beoordeling van een aanvraag, de selectie, de vaststelling van het besluit tot bijstandsverlening of de uitvoering van het project, en om te beslissen of de actie geheel of gedeeltelijk moet worden teruggetrokken uit het programma en/of vervangen door een andere actie etc., of in het programma moet worden gehandhaafd, dan wel dat anderszins moet worden gehandeld om, wanneer de gerechtelijke procedure is afgerond, te zorgen voor een passende uitvoering van het besluit tot bijstandsverlening?

4)

Is het feit dat in de zaak die aan de orde is bij de nationale rechter, geen specifieke regelingen zijn vastgesteld die preciseren welke de taken zijn van de betrokken instanties ingeval van rechtsgedingen over het handelen of niet-handelen van uitvoerende, bemiddelende, beheers- of betalende instanties in verband met de beoordeling van een aanvraag, de selectie, de vaststelling van het besluit tot bijstandsverlening of de uitvoering van het project, dat wil zeggen, is het feit dat er geen bepaling is die de van belang zijnde overheidsinstanties verplicht om de Europese Commissie op de hoogte te houden van gerechtelijke procedures die zijn ingesteld en om zodanige maatregelen te treffen dat de toegewezen middelen voor de bijstand waarover geschil bestaat, worden gereserveerd totdat de vraag over de toekenning van de steun definitief is beslist, in overeenstemming met de uit artikel 38 van verordening nr. 1260/1999 voortvloeiende verplichting van de lidstaat tot het op de hoogte houden van de Europese Commissie van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures en tot samenwerking met de Europese Commissie, met artikel 19 van verordening nr. 2792/1999, en met de vereisten van de secties 6 en 7 van besluit COM (2006) 3424 van de Commissie tot vaststelling van de richtsnoeren voor de afsluiting van bijstandspakketten (2000-2006) uit de Structuurfondsen?


(1)  Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (PB L 161, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PB L 337, blz. 10).


Gerecht

28.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/3


Beroep ingesteld op 12 juli 2013 — Republiek Litouwen/Europese Commissie

(Zaak T-365/13)

2013/C 284/03

Procestaal: Litouws

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Litouwen (vertegenwoordigers: D. Kriaučiūnas en R. Krasuckaitė)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit C(2013) 2436 def. van de Europese Commissie van 2 mei 2013 ongeldig te verklaren voor zover het de Republiek Litouwen betreft en daarin financiering van bepaalde door de Republiek Litouwen gedane ELFPO-uitgaven worden geweigerd;

de Europese Commissie in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

Met het eerste middel betoogt verzoekster dat de Commissie met het bestreden besluit de artikelen 10 en 15 van verordening (RG) nr. 1975/2006 (1) en artikel 48 van verordening (EG) nr. 1974/2006 (2) heeft geschonden door geen acht te slaan op de in deze bepalingen aan de lidstaten gelaten vrijheid, zelf criteria en procedures voor de verrichting van controles te bepalen, en het standpunt van de Litouwse autoriteiten over de doeltreffendheid van de gekozen controlemethode buiten beschouwing heeft gelaten, door te verlangen dat maatregelen ter ondersteuning bij een natuurlijke handicap aan diepgaande controle (controles ter plaatse) moeten worden onderworpen wanneer een criterium (bestandsdichtheid) toereikend vervuld is.

Met het tweede middel betoogt verzoekster dat de Commissie heeft gehandeld in strijd met artikel 31, lid 2, van verordening (EG) nr. 1290/2005 (3) en in strijd met het evenredigheidsbeginsel, door op basis van een kennelijk ongeschikte controle aan de hand van het criterium van de bestandsdichtheid ten onrechte een financiële correctie van 5 % toe te passen, terwijl zij geen noemenswaardig risico voor het fonds vermeldde. De Commissie had overeenkomstig de vereisten van artikel 31, lid 2, van verordening nr. 1290/2005 financiële correcties moeten toepassen op basis van de ernst van de inbreuk en de financiële schade voor de Europese Unie. De correcties in het bestreden besluit gaan verder dan ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie passend en noodzakelijk is.

Met het derde middel betoogt verzoekster dat de Commissie op basis van een onjuiste uitlegging van artikel 14, lid 2, van verordening nr. 1975/2006 en artikel 48, lid1, van verordening nr. 1974/2006 en in strijd met artikel 29 van verordening (EG) nr. 796/2004 (4) ten onrechte een financiële correctie van 2 % heeft toegepast met als motivering dat bij een bezichtiging ter plaatse om te controleren of aan alle verplichtingen was voldaan niet alle percelen waren onderzocht.

Met het vierde middel betoogt verzoekster dat de Commissie met het bestreden besluit inbreuk heeft gemaakt op artikel 10, lid 2, van verordening nr. 1975/2006, door geen acht te slaan op de in deze bepalingen aan de lidstaten gelaten vrijheid, zelf criteria en procedures voor de verrichting van controles te bepalen, en het standpunt van de Litouwse autoriteiten over de doeltreffendheid van de gekozen controlemethode (schiftingsmethode) buiten beschouwing heeft gelaten, door een controle van het gebruik van meststoffen (controle door de administratie) aan te bevelen.

Met het vijfde middel betoogt verzoekster dat de Commissie heeft gehandeld in strijd met artikel 31, lid 2, van verordening nr. 1290/2005 en met het evenredigheidsbeginsel, door op basis van een kennelijk ongeschikte controle aan de hand van het criterium van het gebruik van meststoffen ten onrechte een financiële correctie van 5 % toe te passen, ofschoon zij geen noemenswaardig gevaar voor het Fonds vermeldde. De Commissie had overeenkomstig de vereisten van artikel 31, lid 2, van verordening nr. 1290/2005 financiële correcties moeten toepassen op basis van de ernst van de inbreuk en de financiële schade voor de Europese Unie. De correcties in het bestreden besluit gaan verder dan ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie passend en noodzakelijk is.


(1)  Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB L 268, blz. 74).

(2)  Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

(3)  Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) Nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PB L 141, blz. 18).


28.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/4


Hogere voorziening ingesteld op 25 juli 2013 door Luigi Marcuccio tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 14 mei 2013 in zaak F-4/12, Marcuccio/Commissie

(Zaak T-385/13 P)

2013/C 284/04

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirerende partij: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beschikking volledig en zonder uitzondering te vernietigen;

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken.

Middelen en voornaamste argumenten

De middelen en voornaamste argumenten zijn die welke zijn aangevoerd in zaak T-203/13 P, Marcuccio/Commissie.


28.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/4


Beroep ingesteld op 2 augustus 2013 — KO-Invest/BHIM — Kraft Foods Schweiz (Milkoshake For Active People)

(Zaak T-399/13)

2013/C 284/05

Taal van het verzoekschrift: Pools

Partijen

Verzoekende partij: KO-Invest Sp. z o.o. (Łódź, Polen) (vertegenwoordiger: R. Rumpel, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Kraft Foods Schweiz Holding GmbH (Zug, Zwitserland)

Conclusies

de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 27 mei 2013 (zaak R 720/2012-4) vernietigen voor zover de inschrijving van „Milkoshake For Active People” als gemeenschapsmerk wordt geweigerd voor waren van de klassen 5, 29, 30 en 32;

de bestreden beslissing wijzigen door inschrijving van het merk voor alle aangevraagde waren;

het BHIM verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk met het woordelement „Milkoshake For Active People” voor waren van de klassen 5, 29, 30 en 32

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapsmerken nr. 31 369 en nr. 31 344, internationale inschrijving nr. 163 135 en algemeen bekend merk „MILKA” voor waren van de klassen 5, 29, 30 en 32

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 (1)


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


28.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 284/4


Beroep ingesteld op 8 augustus 2013 — Comptoir d’Épicure/BHIM — A-Rosa Akademie (da rosa)

(Zaak T-405/13)

2013/C 284/06

Taal van het verzoekschrift: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Le Comptoir d’Épicure (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: S. Arnaud, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: A-Rosa Akademie GmbH (Rostock, Duitsland)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 22 mei 2013 in zaak R 1195/2012-5 te vernietigen;

het BHIM en A-Rosa Akademie GmbH te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: het beeldmerk bevattende de woordelementen „da rosa” voor waren en diensten van de klassen 29, 30 en 43 — internationale inschrijving nr. 1 047 095 waarin de Europese Unie wordt aangewezen

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: A-Rosa Akademie GmbH

Oppositiemerk of -teken: de communautaire, nationale en internationale woordmerken „aROSA” en de nationale en internationale beeldmerken bevattende de woordelementen „aROSA Lust auf Schiff”

Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen:

Eerste middel: tegenstrijdige motivering, zo niet bevoegdheidsoverschrijding;

Tweede middel: schending van de artikelen 5, 34, lid 1, en 35 van verordening nr. 207/2009;

Derde middel: schending van artikel 42, lid 2, van verordening nr. 207/2009, van regel 22 van verordening nr. 2868/95, en van artikel 78, lid 1, van verordening nr. 207/2009;

Vierde middel: schending van de algemene rechtsbeginselen en van de hiërarchie der normen, alsook kennelijk onjuiste beoordeling;

Vijfde middel: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009;

Zesde middel: schending van artikel 6 van Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, van artikel 75 van verordening nr. 207/2009 en van regel 22, leden 2 en 3, van verordening nr. 2868/95;

Zevende middel: kennelijk onjuiste beoordeling van het relevante publiek en van de betrokken tekens;

Achtste middel: het onderscheidend vermogen van het oudere merk met betrekking tot de klassen 39, 43 en 44.


Top