EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62010CN0606
Case C-606/10: Reference for a preliminary ruling from the Conseil d’Etat (France) lodged on 22 December 2010 — Association nationale d’assistance aux frontières pour les étrangers (Anafé) v Ministre de l’intérieur, de l’outre-mer, des collectivités territoriales et de l’immigration
Zaak C-606/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 22 december 2010 — Association nationale d’assistance aux frontières pour les étrangers (Anafé)/Ministre de l’intérieur, de l’outre-mer, des collectivités territoriales et de l’immigration
Zaak C-606/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 22 december 2010 — Association nationale d’assistance aux frontières pour les étrangers (Anafé)/Ministre de l’intérieur, de l’outre-mer, des collectivités territoriales et de l’immigration
OJ C 72, 5.3.2011, p. 12–12
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
5.3.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 72/12 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 22 december 2010 — Association nationale d’assistance aux frontières pour les étrangers (Anafé)/Ministre de l’intérieur, de l’outre-mer, des collectivités territoriales et de l’immigration
(Zaak C-606/10)
2011/C 72/20
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Conseil d’État
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Association nationale d'assistance aux frontières pour les étrangers (Anafé)
Verwerende partij: Ministre de l’intérieur, de l’outre-mer, des collectivités territoriales et de l’immigration
Prejudiciële vragen
1) |
Is artikel 13 van verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (1) van toepassing op de terugkeer van een onderdaan van een derde land naar het grondgebied van een lidstaat die hem een tijdelijke verblijfsvergunning heeft afgegeven indien deze terugkeer kan gebeuren zonder binnenkomst van, doorreis over of verblijf op het grondgebied van de overige lidstaten? |
2) |
Onder welke voorwaarden mag een lidstaat aan onderdanen van een derde land een „terugkeervisum” afgeven als bedoeld in artikel 5, lid 4, sub a, van voornoemde verordening? Meer bepaald, mag een dergelijk visum de toegang beperken tot uitsluitend de punten van binnenkomst op het nationale grondgebied? |
3) |
Voor zover verordening nr. 562/2006 voor onderdanen van derde landen die slechts in het bezit zijn van een tijdelijke verblijfsvergunning die is afgegeven hangende de behandeling van een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning of van een asielaanvraag, elke mogelijkheid van toegang tot het grondgebied van de lidstaten uitsluit, in strijd met wat mogelijk was ingevolge de bepalingen van de overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het Schengen-akkoord in de versie die gold vóór de wijziging ervan bij voormelde verordening: verlangden de beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen dat werd voorzien in overgangsmaatregelen voor de onderdanen van derde landen die hun grondgebied hadden verlaten terwijl zij slechts in het bezit waren van een tijdelijke verblijfsvergunning die was afgegeven hangende de behandeling van een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning of van een asielaanvraag en die er wensen terug te keren na de inwerkingtreding van verordening nr. 562/2006? |
(1) PB L 105, blz. 1.