EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0272

2004/272/EG: Beschikking van de Commissie van 1 oktober 2003 betreffende de steunmaatregel die Duitsland voornemens is ten uitvoer te brengen ten gunste van de firma Frenzel Kyffhäuser Tiefkühlkost GmbH (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3383)

PB L 85 van 23.3.2004, p. 27–40 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/272/oj

32004D0272

2004/272/EG: Beschikking van de Commissie van 1 oktober 2003 betreffende de steunmaatregel die Duitsland voornemens is ten uitvoer te brengen ten gunste van de firma Frenzel Kyffhäuser Tiefkühlkost GmbH (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3383)

Publicatieblad Nr. L 085 van 23/03/2004 blz. 0027 - 0040


Beschikking van de Commissie

van 1 oktober 2003

betreffende de steunmaatregel die Duitsland voornemens is ten uitvoer te brengen ten gunste van de firma Frenzel Kyffhäuser Tiefkühlkost GmbH

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3383)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(2004/272/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken(1),

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij brief van 5 december 1997, geregistreerd op 10 december 1997, heeft Duitsland overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag verscheidene steunmaatregelen ten gunste van de firma Kyffhäuser Tiefkühlkost GmbH bij de Commissie aangemeld. Aanvullende inlichtingen werden de Commissie verstrekt bij brieven van 7 april 1998, geregistreerd op 14 april 1998, van 20 oktober 1998, geregistreerd op 26 oktober 1998, van 9 februari 1999, geregistreerd op 12 februari 1999, van 13 augustus 1999 geregistreerd op 24 augustus 1999, van 22 november 1999 (twee brieven), geregistreerd op 25 november 1999 respectievelijk op 26 november 1999, van 17 augustus 2000, geregistreerd op 22 augustus 2000, en van 29 november 2000, geregistreerd op 5 december 2000.

(2) Bij brief van 8 februari 2001 heeft de Commissie Duitsland kennis gegeven van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van deze steunmaatregel.

(3) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt(2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel kenbaar te maken.

(4) De Commissie heeft van de belanghebbenden geen opmerkingen terzake ontvangen. Wel heeft Duitsland per fax van 12 april 2001, geregistreerd op 17 april 2001, zijn opmerkingen aan de Commissie gezonden. Bij brief van 18 juli 2003, geregistreerd op 24 juli 2003, werden aanvullende inlichtingen aan de Commissie verstrekt.

II. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

1. Benaming van de maatregel

(5) Borgstelling voor een groenteverwerkingsbedrijf.

2. Rechtsgrond

(6) Duitsland heeft meegedeeld dat de steun op grond van de Bürgschaftsrichtlinie des Freistaates Thüringen für die gewerbliche Wirtschaft und die freien Berufe vom 8. November 1995 (richtlijn van de deelstaat Thüringen inzake staatsgaranties voor het bedrijfsleven en de vrije beroepen van 8 november 1995) wordt toegekend. De betrokken steunregeling(3) is door de Commissie goedgekeurd (brief SG(96) D/11696 van 27 december 1996). In de goedkeuringsbeschikking heeft de Commissie erop gewezen dat de steunregeling niet mag gelden voor ondernemingen die werkzaam zijn op het gebied van de productie, verwerking of verhandeling van de in bijlage I bij het EG-Verdrag opgenomen producten. Daarom is de maatregel afzonderlijk bij de Commissie aangemeld.

3. Begunstigde

(7) De begunstigde is de firma Frenzel Kyffhäuser Tiefkühlkost GmbH. Deze firma produceert diepvriesproducten en verwerkt meer in het bijzonder groenten en aardappelen. Zij is gevestigd in Artern in een regio van doelstelling 1.

4. Doelstelling

(8) De steun is bestemd voor de aanschaf van een productiebedrijf in Ringleben (Thüringen). In dit bedrijf, dat verscheidene productielijnen, een koelinrichting met een installatie voor het ventileren van aardappelen, alsook twee vriesruimten omvat, worden groenten verwerkt. De koopprijs voor de fabriek met inventaris bedraagt 3016622 EUR. De investering brengt geen verhoging van de verwerkingscapaciteit met zich.

(9) Voor deze investering heeft de begunstigde de volgende leningen aangegaan:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. Aard van de steun

(10) Voor de bovengenoemde leningen heeft de Thüringer Aufbaubank een staatsgarantie van 65 % van het geleende bedrag verkregen met het beding dat zij bij verbeurte van de gestelde zekerheden als eerste wordt voldaan. De leningsbedragen zijn op 31 december 1997 betaald. De borgstelling vond op dezelfde datum plaats onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie.

(11) De volgende zekerheden werden gesteld:

- een eerste hypotheek van 2863235 EUR op het vastgoed van het bedrijf in Ringleben;

- overdracht van de machines;

- hoofdelijke borgstelling van de beherende vennoot, de heer Frenzel;

- afstand van het recht op uitbetaling van een levensverzekering voor de heer Frenzel ten bedrage van 511292 EUR.

(12) Kosten in verband met de borgstelling:

- Eenmalige afsluitprovisie van 0,375 % van de borgtocht.

- Jaarlijkse vergoeding ten bedrage van 0,75 % van de borgtocht.

(13) Duitsland heeft verklaard dat de onderneming ondanks de gestelde zekerheden om de volgende redenen geen gewone marktlening voor de aankoop kon krijgen zonder aanvullende garantie: de vestigingsplaats van de onderneming (Noord-Thüringen waar sedert de Duitse eenwording een bovengemiddeld aantal faillissementen voorkomt), de specifieke aard van de vaste activa (bij insolventie moet een private investeerder worden gevonden die tot overname bereid is) en de werkwijze van de bank bij de waardering van de levensmiddelenvoorraden.

(14) Ten aanzien van de financiële toestand van het bedrijf hebben de Duitse autoriteiten verklaard dat omzet en cashflow van 1994 tot 1996 constant toegenomen zijn, maar dat het eigen vermogen (4,3 % in december 1996) naar de mening van zowel het bedrijf zelf als de crediteuren gering blijft. Volgens de Duitse autoriteiten bevindt de onderneming zich niet in financiële moeilijkheden.

6. Steunintensiteit

(15) Duitsland heeft het volgende overzicht toegezonden om de contante waarde voor de verstrekte leningen te berekenen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(16) De waarde van de garantie voor 1861103 EUR (= 65 % van 2863235 EUR) komt volgens Duitsland overeen met een subsidie-equivalent van 9306 EUR (= 0,5 % van 1861103 EUR). Duitsland baseert zich voor de berekening van deze waarde op een marge van 0,5 % - 2 % die door de Commissie voor steunmaatregel N 117/96 met betrekking tot levensvatbare ondernemingen als steunpercentage aanvaard is (brief SG (96) D/11696 van 27 december 1996). In een latere brief D/54570 van 11 november 1998 heeft de Commissie een steunpercentage van 0,5 % aanvaard voor ondernemingen die zich niet in financiële moeilijkheden bevinden.

7. Looptijd van de borgstelling

(17) Hierover heeft Duitsland de Commissie de volgende gegevens meegedeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III. REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(18) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de leningen en de desbetreffende garantie.

1. Verzoek om informatie over de leningen

(19) De leningen I en II zijn op grond van twee door de Commissie goedgekeurde steunregelingen verstrekt (zie de voetnoten 4 en 5). Op grond van de inlichtingen waarover de Commissie beschikte, betwijfelde zij of de twee steunregelingen waarop Duitsland zich baseerde, betrekking hadden op gevoelige sectoren (met inbegrip van de landbouw). Op grond van deze twijfel en overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zaak C-47/91(4) achtte de Commissie het noodzakelijk Duitsland formeel te verzoeken haar binnen een maand alle documenten, inlichtingen en gegevens te verschaffen die zij nodig had om na te gaan of de leningen inderdaad onder de goedgekeurde steunregelingen vallen.

2. Bezwaren van de Commissie met betrekking tot de garantie

(20) De redenen waarom de Commissie betwijfelde of de garantie verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt, waren de volgende:

(21) Overeenkomstig punt 5.2 van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties(5) onderzoekt de Commissie deze steun volgens dezelfde regels als die welke worden toegepast op in een andere vorm ingeklede steunmaatregelen. Aan de hand van de beschikbare informatie was het niet duidelijk of het bij de begunstigde al dan niet ging om een onderneming in moeilijkheden. Daarom was het ook niet duidelijk of de steunmaatregel getoetst moest worden aan de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(6) (hierna te noemen "richtsnoeren herstructurering") of aan de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector(7) (hierna te noemen "richtsnoeren landbouwsteun").

(22) De Commissie betwijfelde of de aangemelde steun aan alle voorwaarden van de richtsnoeren herstructureringssteun voldeed. Meer in het bijzonder had Duitsland geen herstructureringsplan voor de onderneming voorgelegd. Het was niet duidelijk hoe ongerechtvaardigde concurrentiedistorsies voorkomen konden worden en waaruit het eigen vermogen van de begunstigde bestond. Ook kan op grond van de nieuwe richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(8) van 1999 geen steun aan pas opgerichte ondernemingen worden verleend.

(23) De Commissie betwijfelde ook of de aangemelde steun aan alle voorwaarden van punt 4.2 van de richtsnoeren landbouwsteun voldeed (steun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten). Meer in het bijzonder kon niet worden nagegaan of de maximale steunpercentages in acht genomen werden, doordat de berekening van de subsidie-equivalenten op basis van de beschikbare gegevens moeilijk was en de door Duitsland aan de Commissie verstrekte cijfers niet juist schenen te zijn. Bovendien heeft Duitsland de Commissie geen gegevens verschaft aan de hand waarvan kon worden nagegaan of de andere voorwaarden van punt 4.2 van de richtsnoeren landbouwsteun in acht genomen waren.

(24) Bovendien zou er volgens de Commissie in de aangemelde maatregel ook sprake kunnen zijn van steun ten gunste van de kredietgever. Meer in het bijzonder was het niet duidelijk of de deelstaat Thüringen een risico overnam dat tot die tijd kosteloos door de bank gedekt was. In dat geval zou het om zuivere exploitatiesteun gaan, die onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is.

IV. OPMERKINGEN VAN DE LIDSTAAT

(25) Duitsland heeft geen gevolg gegeven aan het verzoek om inlichtingen (zie onderdeel III, punt 1).

(26) Duitsland heeft meegedeeld dat de begunstigde onderneming op geen enkel ogenblik in financiële moeilijkheden verkeerde. Met name gaat het niet om de voortzetting van een insolvente onderneming, maar om een pas opgerichte onderneming. De Duitse autoriteiten hebben de volgende boekhoudgegevens van de onderneming aan de Commissie toegezonden, waaruit volgens hen moest blijken dat de onderneming in de periode 1997-1999 niet als onderneming in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren herstructurering kon worden aangemerkt.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(27) Bovendien hebben de Duitse autoriteiten bij brief van 18 juli 2003 de onderstaande balanscijfers van de afgelopen jaren aan de Commissie meegedeeld, waaruit volgens hen blijkt dat de onderneming ook toen niet in moeilijkheden verkeerde:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(28) Voorts verwijst Duitsland naar de kaderregeling inzake staatssteun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten(9) en naar Beschikking 94/173/EG van de Commissie van 22 maart 1994 tot vaststelling van de selectiecriteria voor investeringen ter verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van land- en bosbouwproducten en tot intrekking van Beschikking 90/342/EEG(10). Volgens Duitsland is de steunregeling in overeenstemming met de desbetreffende voorschriften.

(29) Bij brief van 18 juli 2003 heeft Duitsland nadere inlichtingen aan de Commissie verstrekt, aan de hand waarvan de Commissie kan nagaan of aan de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector(11) is voldaan.

(30) Over de steunintensiteit heeft Duitsland de volgende opmerkingen gemaakt.

(31) De subsidie-equivalenten van de leningen moeten als volgt worden berekend:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het verschil tussen nominale en werkelijke rente is ontstaan doordat de bankkosten en het disagio van 2 % in aanmerking genomen zijn, zodat de daadwerkelijk door de onderneming te betalen rente hoger is dan de nominale rente. Volgens Duitsland is er bij lening II (KfW) geen sprake van steun in de zin van artikel 87 van het EG-Verdrag, omdat de werkelijke rente hoger is als de op dat tijdstip door de Commissie gehanteerde referentierentevoet (5,54 %).

(32) Het subsidie-equivalent van de garantie moet wel degelijk overeenkomstig onderdeel II, punt 6, worden berekend. Duitsland heeft terzake geen nieuwe informatie aan de Commissie verschaft.

(33) Volgens Duitsland resulteert daaruit de volgende berekening van de (gecumuleerde) steunintensiteit: het totaal van de subsidie-equivalenten voor leningen en garantie bedraagt 97350 EUR. Bij een totaal van 3016622 EUR aan subsidiabele uitgaven bedraagt de (gecumuleerde) steunintensiteit derhalve 3,23 %.

(34) Duitsland heeft ook meegedeeld dat er geen sprake is van steun ten gunste van de kredietgever. Het ging niet om een achteraf gegeven garantie voor een reeds verstrekt krediet. Veeleer zijn de leningen op basis van een gegeven garantie toegekend. De kredietgever is op 21 november 1997 van het garantieaanbod in kennis gesteld. Daarbij werd het uitdrukkelijke voorbehoud gemaakt dat de Commissie de garantie eerst moest goedkeuren. De leningsovereenkomsten tussen de kredietgever en de begunstigde zijn op 22 november 1997 gesloten. In de leningsovereenkomsten van de huisbank is onder de rubriek "Zekerheden" een honoreringsgarantie van 65 % van de Thüringer Aufbaubank vermeld. Op basis van deze leningsovereenkomsten en de ("vooralsnog niet in werking getreden") garantie heeft de kredietgever de leningen voorlopig toegestaan. Het feit dat de koopprijs dringend betaald moest worden en de noodzaak om met de werkzaamheden te beginnen, gaven hierbij de doorslag. Zonder voorlopige toekenning van de leningen dreigde de begunstigde de aansluiting aan de markt te missen en kwam de hele opzet van de onderneming in het gedrang. Toen de kredietgever over de lening moest beslissen, heeft hij er niet aan getwijfeld dat de garantie als staatssteun zou worden toegekend en heeft hij de lening verstrekt in de stellige overtuiging dat de Commissie de garantie zou goedkeuren. Uit het oogpunt van de partijen bij de leningsovereenkomst was er derhalve tot die datum geen definitieve financiering van het investeringsproject.

V. BEOORDELING VAN DE STEUN

(35) Vooraf zij opgemerkt dat de maatregel zowel de groente- als de aardappelsector betreft. Aardappelen zijn wel in bijlage I bij het Verdrag vermeld, maar vallen niet onder een gemeenschappelijke marktordening. Daarom moet de Commissie zich voor het onderdeel van de steunregeling dat betrekking heeft op aardappelen, op grond van artikel 36 van de EG-Verdrag en artikel 4 van Verordening nr. 26 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten(12) de procedure van artikel 88, lid 1 en lid 3, eerste zin, van het EG-Verdrag volgen, hetgeen inhoudt dat zij uitsluitend voorstellen kan doen in verband met de verenigbaarheid van een maatregel met de gemeenschappelijke markt. Voor het onderdeel van de steunregeling dat de groentesector betreft, zijn daarentegen de mededingingsregels en de voorschriften inzake staatssteun geheel en al van toepassing(13).

1. Toepasselijkheid van de steunregelingen N 563C/94 en NN 24/96 in de landbouwsector

(36) Bij de beide steunregelingen gaat het om regionale steun. Na het van kracht worden van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen(14) (hierna "richtsnoeren regionale steun" te noemen) van 1998 heeft Duitsland in de mededeling van 9 december 1999 (omzetting dienstige maatregelen) de verzekering gegeven dat erop gelet wordt dat de richtsnoeren regionale steun niet van toepassing zijn voor de verwerking en de afzet van in bijlage I genoemde producten.

(37) In de goedkeuringsbeschikking van de Commissie met betrekking tot maatregel N 563C/94 (= goedkeuring van wijzigingen) staat dat de in de landbouw geldende communautaire voorschriften in acht genomen moeten worden en de daaruit voortvloeiende verplichtingen moeten worden nagekomen, en dat meer in het bijzonder van elk geval afzonderlijk kennis moet worden gegeven. Een soortgelijke passage komt ook voor in een vroegere goedkeuringsbeschikking betreffende steunmaatregel N 108B/94.

(38) Steunmaatregel NN 24/96 (ex N 1004/95) gaat terug op steunmaatregel NN 109/93. In de beschikking van de Commissie betreffende maatregel NN 24/96 (= beschikking tot verlenging van de maatregel) is bepaald dat de communautaire voorschriften in de landbouw- en visserijsector in acht genomen moeten worden.

(39) Duitsland heeft de Commissie, ondanks het verzoek hiertoe, geen nadere inlichtingen verschaft waaruit blijkt dat de genoemde steunregelingen ook voor gevoelige sectoren (inclusief de landbouw) gelden. Aan de hand van de gegevens waarover de Commissie beschikt, kan zij er derhalve niet van uitgaan dat de beide steunregelingen ook van toepassing zijn op de landbouwsector. Derhalve moeten de twee leningen (I en II) overeenkomstig de huidige rechtspraak van het Hof van Justitie(15) als afzonderlijke steunmaatregelen onderzocht worden.

(40) Aangezien van de betrokken steunregelingen (NN 24/96 en N 563C/94) mogelijk misbruik gemaakt is in de zin van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag(16), behoudt de Commissie zich het recht voor de toepassing ervan nader te onderzoeken.

2. De vraag of er sprake is van staatssteun

(41) Op grond van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(42) Na onderzoek van de beschikbare gegevens blijkt dat deze voorwaarden vervuld zijn. De hierboven beschreven maatregelen (leningen I en II en de garantie) worden met staatsmiddelen bekostigd. Ze begunstigen een bepaalde onderneming in de landbouwsector in Thüringen. De maatregel kan derhalve de concurrentie vervalsen(17) en de handel tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden(18).

(43) Duitsland is wel van mening dat het bij lening II (KfW-Mittelstandsprogramm) niet om een steunmaatregel gaat (zie overweging 31). Toch kan aan de hand van de beschikbare inlichtingen niet worden uitgesloten dat er sprake is van steun. Lening II werd (zoals overigens ook lening I) op grond van een door de Commissie goedgekeurde steunregeling toegekend. In de desbetreffende goedkeuringsbeschikking heeft de Commissie gesteld dat het om staatssteun in de zin de artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ging.

(44) Het feit dat de werkelijke rentevoet voor de lening boven de referentievoet van de Commissie ligt, is op zich niet voldoende om de toepassing van artikel 87 van het EG-Verdrag uit te sluiten. Deze referentierente is een minimumpercentage dat in omstandigheden met bijzondere risico's kan worden verhoogd. In dergelijke omstandigheden kan de opslag oplopen tot 400 basispunten en meer, wanneer geen enkele private bank de lening zou hebben willen verstrekken. In dit geval heeft de huisbank slechts een marktlening tegen een rentevoet van 6,5 % verstrekt nadat de deelstaat Thüringen voor de drie leningen een garantie verleend had, hoewel reeds een aantal zekerheden gesteld was (zie onderdeel II, punt 5). Ofschoon het op grond van de beschikbare informatie moeilijk is de juiste referentierentevoet te bepalen, kan er op dit ogenblik niet van uitgegaan worden dat de voor die periode geldende referentievoet van 5,54 % zonder meer toe te passen is, temeer omdat de rentevoet voor de marktlening ondanks de extra garantie hoger bleek te zijn. Daarom moet ook lening II (KfW) als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag worden aangemerkt.

(45) Of het bij staatsgaranties om staatssteun gaat, moet worden uitgemaakt aan de hand van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties(19). Overeenkomstig punt 2.1.4 van de mededeling kunnen zowel rechtstreeks door de staat verleende garanties als garanties die door ondernemingen waarover de overheid zeggenschap heeft, worden verleend, staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormen.

(46) In punt 4.2 van de mededeling zijn de voorwaarden vermeld waaraan een staatsgarantie moet voldoen om niet als staatssteun te worden aangemerkt. De Duitse autoriteiten hebben bevestigd dat de kredietnemer niet in staat was zonder staatsbemoeiing op de financiële markt geld tegen marktvoorwaarden te lenen. Derhalve is aan de voorwaarde van punt 4.2, onder c), van de mededeling niet voldaan. Bovendien wordt er wel een premie betaald om het door de staat gedragen risico in verband met de garantie te compenseren, maar gezien de omstandigheden (gering eigen vermogen en bevestiging door de Duitse autoriteiten dat de garantie voor de financiering noodzakelijk is) beantwoordt de premie waarschijnlijk niet aan de marktprijs van de garantie. Daardoor is ook de voorwaarde in punt 4.2, onder d), van de mededeling niet vervuld. Op grond van de bovengenoemde overwegingen moet ook de garantie als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag worden aangemerkt.

(47) Artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is derhalve in principe van toepassing op de hierboven beschreven maatregelen.

(48) Toen de Commissie besloten heeft de formele onderzoeksprocedure in te leiden, heeft zij niet kunnen uitsluiten dat de maatregel ook een steunelement ten gunste van de kredietgever inhield (zie onderdeel III, punt 2). Aan de hand van de gegevens die Duitsland de Commissie verstrekt heeft (zie overweging 34), kan deze mogelijkheid nu worden uitgesloten. De garantie is niet voor een reeds aangegane lening of andere financiële verbintenis verleend. Er werd ook geen gegarandeerde lening gebruikt om een andere niet-gegarandeerde lening terug te betalen. De werkwijze van de huisbank bij het verstrekken van de lening, en met name bij de voorlopige toekenning ervan, lijkt bovendien veeleer de kredietnemer dan de kredietgever te begunstigen. Bijgevolg wordt de maatregel op grond van de beschikbare informatie niet als staatssteun ten gunste van de kredietgever aangemerkt.

3. Wettelijk kader

(49) Steun in de vorm van garanties moet door de Commissie onderzocht worden volgens dezelfde regels als die welke zij gewoonlijk voor soortgelijke maatregelen toepast (investeringssteun, reddings- en herstructureringssteun, enz.)(20). Derhalve moet worden uitgegaan van het toepasselijke wettelijke kader om het verkrijgen van de activa te onderzoeken.

(50) Blijkens de gegevens die Duitsland bij de brieven van 12 april 2001 en 18 juli 2003 meegedeeld heeft (zie de overwegingen 26 en 27), is de financiële toestand van de onderneming sedert de oprichting in 1997 aanhoudend verbeterd. Het geplaatste kapitaal werd op geen enkel tijdstip aangesproken. Veeleer is het op de balans opgevoerde eigen vermogen vanaf de stichting tot 2002 voortdurend toegenomen. De omzet is aanhoudend gestegen van aanvankelijk 888000 EUR in 1997 tot 6598000 EUR in 2002. De brutocashflow liep in de laatste jaren wel enigszins terug, maar in 2002 bedroeg deze toch 6,2 % van de totale omzet, hetgeen volgens de Duitse autoriteiten boven het gemiddelde van de betrokken bedrijfstak ligt. Ook de jaarresultaten gaven een gunstige ontwikkeling te zien. Om al deze redenen kan de betrokken onderneming niet als onderneming in moeilijkheden in de zin van de richtsnoeren herstructurering worden aangemerkt.

(51) Steun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten wordt door de Commissie gewoonlijk aan punt 4.2 van de richtsnoeren landbouwsteun(21) getoetst. De eerste opmerkingen van Duitsland van 12 april 2001 waren gebaseerd op de kaderregeling inzake staatssteun voor investeringen voor de verwerking en de afzet van landbouwproducten(22) en op de beschikking van de Commissie tot vaststelling van de selectiecriteria voor investeringen ter verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van land- en bosbouwproducten(23). Deze voorschriften waren bij de inleiding van de formele onderzoeksprocedure echter niet meer van toepassing. Bij brief van 18 juli 2003 heeft Duitsland nadere gegevens verstrekt waardoor de maatregel aan de bovengenoemde richtsnoeren landbouwsteun kon worden getoetst.

4. In artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag bedoelde vrijstelling van het verbod op steunverlening

(52) Steun voor investeringen ter verbetering van de verwerking en de afzet van landbouwproducten mag worden verleend, voorzover de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a) De steun mag normaliter niet hoger zijn dan 40 %. Voor investeringen in de regio's van doelstelling 1 bedraagt dit maximum 50 % (punt 4.2.3 van de richtsnoeren landbouwsteun).

b) Investeringssteun mag alleen worden toegekend aan bedrijven waarvoor op basis van een beoordeling van hun vooruitzichten kan worden aangetoond dat ze economisch levensvatbaar zijn (punt 4.2.3).

c) De bedrijven moeten voldoen aan de minimumnormen van de Gemeenschap op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn. Wanneer geïnvesteerd wordt om aan pas ingevoerde minimumnormen op het gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn te voldoen, kan hiertoe steun worden toegekend (punt 4.2.3).

d) Als subsidiabele uitgaven komen slechts de in punt 4.2.3 van de richtsnoeren landbouwsteun vermelde kosten in aanmerking.

e) Geen steun mag worden toegekend voor investeringen waarvoor geen normale afzetmogelijkheden op de markt bestaan. Het bestaan van dergelijke afzetmogelijkheden wordt op het passende niveau beoordeeld op grond van de betrokken producten, de soorten investeringen en de bestaande en verwachte capaciteit (punt 4.2.5).

a) Maximumsteunpercentage

(53) De investering vindt plaats in een regio van doelstelling 1. De steunintensiteit bedraagt derhalve maximaal 50 %.

(54) Aangezien het aan de hand van de beschikbare gegevens moeilijk is de steunintensiteit exact te berekenen, is de Commissie als volgt te werk gegaan. Er is met drie varianten gewerkt, een minimumvariante, een standaardvariante en een maximumvariante. Daarna is onderzocht of een van deze varianten het maximumsteunpercentage overschrijdt. Bij de berekening heeft de Commissie de in bijlage I bij de richtsnoeren regionale steun(24) opgenomen methode toegepast (zie de bijlage bij deze beschikking).

Minimumvariante

(55) De door Duitsland voorgestelde berekening (zie de overwegingen 16 en 31) vormt de minimumvariante. Het dienovereenkomstige totale subsidie-equivalent voor lening en garantie bedraagt 97350 EUR. Bij een totaal aan subsidiabele kosten van 3016622EUR resulteert dit in een (gecumuleerde) steunintensiteit van 3,23 %.

Standaardvariante

(56) Voor de standaardvariante wordt uitgegaan van de volgende hypothesen: voor de berekening van het subsidie-equivalent van de leningen wordt de nominale rente van de leningen vergeleken met de referentierentevoet die de Commissie voor dat tijdstip bepaald heeft. Voor de berekening van het subsidie-equivalent voor de garantie wordt uitgegaan van het gemiddelde (1,25 %) in de beschikking van de Commissie voor steunmaatregel N 117/96 met betrekking tot levensvatbare ondernemingen (zie onderdeel II, punt 6).

Maximumvariante

(57) Voor deze variante wordt uitgegaan van de volgende hypothesen: voor de berekening van het subsidie-equivalent van de leningen wordt de nominale rente van de leningen vergeleken met de marktrente voor een op de kapitaalmarkt opgenomen lening. Als marktrente wordt de voor de lening van de huisbank vastgestelde rentevoet in aanmerking genomen. Voor de berekening van het subsidie-equivalent voor de garantie wordt uitgegaan van het maximumpercentage in de beschikking van de Commissie voor steunmaatregel N 117/96 met betrekking tot levensvatbare ondernemingen (zie onderdeel II, punt 6).

(58) De maximaal toegelaten steunintensiteit van 50 % wordt bij geen van de berekeningen overschreden (zie onderstaande tabel). Aan de desbetreffende voorwaarde wordt derhalve voldaan.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Levensvatbaarheid van de onderneming

(59) Duitsland heeft na onderzoek de verzekering gegeven dat het bedrijf economisch levensvatbaar is. Zoals reeds in onderdeel IV en onderdeel V, punt 2, is aangegeven, heeft de financiële toestand van de onderneming zich in de laatste jaren gunstig ontwikkeld. De aflossing van de uitstaande leningen verloopt volgens plan. Rekening houdend met de beschikbare informatie kan ervan worden uitgegaan dat de gunstige ontwikkeling van de onderneming zich ook in de komende jaren zal voortzetten. Bijgevolg moet de desbetreffende voorwaarde als vervuld worden beschouwd.

c) Inachtneming van de communautaire minimumnormen

(60) Duitsland heeft uitdrukkelijk verklaard dat de begunstigde voldoet aan de minimumnormen inzake milieu, hygiëne en dierenwelzijn in de zin van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen(25). Derhalve kan worden aangenomen dat aan deze voorwaarde is voldaan.

d) Subsidiabele uitgaven

(61) De subsidiabele uitgaven in het kader van het project hebben betrekking op gebouwen en technische inrichtingen voor de verwerking van groenten en aardappelen. Deze uitgaven zijn subsidiabel op grond van de richtsnoeren landbouwsteun. De steun dekt een deel van de kosten voor de aankoop van een bedrijf waarvoor een collectieve procedure wegens insolventie ingeleid is. De begunstigde heeft alle activa, met inbegrip van de vaste activa, alsook nieuwe en gebruikte machines verworven. Overeenkomstig punt 4.2.4 van de richtsnoeren landbouwsteun samen met punt 4.4 van de richtsnoeren regionale steun(26) kan een investering in vast kapitaal door overname van een vestiging die is gesloten of die zonder die overname zou zijn gesloten, als een initiële investering worden beschouwd, behalve wanneer de betrokken vestiging aan een onderneming in moeilijkheden toebehoort. De uitgaven voor de aankoop van de fabriek kunnen derhalve als subsidiabel in de zin van de richtsnoeren landbouwsteun worden aangemerkt.

e) Afzetmogelijkheden

(62) Duitsland heeft bevestigd dat het bestaan van normale afzetmogelijkheden op het passende niveau beoordeeld is. Er zijn voldoende normale afzetmogelijkheden voorhanden. De producten van de begunstigde onderneming zijn opgenomen in de lijst van alle bekende levensmiddelendetailhandelsfirma's in Oost-Duitsland en voor een aantal producten is dat zelfs voor heel Duitsland het geval. Ook bij de discountbedrijven - het sterkst groeiende segment van de detailhandel - zijn er afnemers. Voorts behoren ook grootverbruikersmarkten en bedrijven op de groeiende markt van de thuisbezorging van diepvriesproducten tot de klandizie van de begunstigde onderneming. De bestaande verwerkingscapaciteit wordt door het investeringsproject niet vergroot. Derhalve kan worden gesteld dat ook aan de desbetreffende voorwaarde voldaan is.

VI. CONCLUSIES

(63) De Commissie betreurt uitdrukkelijk dat Duitsland op het verzoek om nadere inlichtingen van 8 februari 2001 niet gereageerd heeft. Deze handelwijze is duidelijk in strijd met de algemene verplichting tot samenwerking zoals bedoeld in artikel 10 van het EG-Verdrag en met de specifieke verplichting terzake zoals bedoeld in artikel 88 van het EG-Verdrag en in Verordening (EG) nr. 659/1999(27). De Commissie behoudt zich het recht voor terzake verdere stappen tegen Duitsland te ondernemen.

(64) Voorts stelt de Commissie op grond van de bovengenoemde overwegingen vast dat de steunregeling overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd, omdat zij in overeenstemming is met het bepaalde in punt 4.2 van de richtsnoeren landbouwsteun en met de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steunmaatregel in de vorm van twee gesubsidieerde leningen voor een totaalbedrag van 1917345 EUR en in de vorm van een garantie voor een leningsbedrag van 1861103 EUR ten gunste van de firma Frenzel Kyffhäuser Tiefkühlkost GmbH is overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2003.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB C 320 van 15.11.2001, blz. 12.

(2) Zie voetnoot 1.

(3) Steunmaatregel N 117/96.

(4) Italgrani/Commissie van 5 oktober 1994, Jurisprudenrie 1994, blz. I-4635.

(5) PB C 71 van 11.3.2000, blz. 14.

(6) PB C 283 van 19.9.1997 (aangezien de steunmaatregel vóór 30 april 2000 werd aangemeld); zie PB C 288 van 9.10.1999, rectificatie in PB C 121 van 29.4.2000.

(7) PB C 232 van 12.8.2000, blz. 17.

(8) PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(9) PB C 29 van 2.2.1996, blz. 4.

(10) PB L 79 van 23.3.1994, blz. 29.

(11) Zie voetnoot 7.

(12) PB 30 van 20.4.1962, blz. 993/62.

(13) Vgl. artikel 43 van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor groenten en fruit (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1).

(14) PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(15) Zie voetnoot 4.

(16) PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(17) Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie wijst verbetering van de concurrentiepositie van een bedrijf door toekenning van staatssteun in het algemeen op een verstoring van de concurrentie ten opzichte van bedrijven in dezelfde sector die geen dergelijke steun ontvangen (arrest van 17 september 1980 in zaak C-730/79 (Philip Morris Holland), Jurisprudentie 1980, blz. 2671, rechtoverwegingen 11 en 12).

(18) Duitslands intercommunautaire handel in landbouwproducten had in 2002 een waarde van 28459 miljoen EUR (invoer) en 20573 miljoen EUR (uitvoer). Voor Thüringen zijn geen afzonderlijke gegevens beschikbaar (Bron: Directoraat-generaal Landbouw).

(19) Zie voetnoot 5.

(20) Vgl. punt 5.2 van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties.

(21) Zie voetnoot 7.

(22) Zie voetnoot 9.

(23) Zie voetnoot 10.

(24) Zie voetnoot 14.

(25) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(26) Zie voetnoot 14.

(27) Zie voetnoot 16.

BIJLAGE

Lening I - Standaardvariante

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lening I - Maximumvariante

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lening II - Standaardvariante

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lening II - Maximumvariante

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top