Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31990L0425

    Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt

    PB L 224 van 18.8.1990, p. 29–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/12/2019; afgeschaft en vervangen door 32017R0625

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1990/425/oj

    31990L0425

    Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt

    Publicatieblad Nr. L 224 van 18/08/1990 blz. 0029 - 0041
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 33 blz. 0146
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 33 blz. 0146


    RICHTLIJN VAN DE RAAD van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zooetechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (90/425/EEG)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

    Gezien het voorstel van de Commissie (1),

    Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

    Overwegende dat de Gemeenschap de maatregelen moet vaststellen die ertoe bestemd zijn de interne markt geleidelijk tot stand te brengen in de loop van een periode die eindigt op 31 december 1992;

    Overwegende dat, voor een harmonieuze werking van de gemeenschappelijke marktordeningen voor dieren en produkten van dierlijke oorsprong, de diergeneeskundige en zooetechnische belemmeringen voor de ontwikkeling van het intracommunautaire handelsverkeer in de betrokken dieren en produkten moeten verdwijnen; dat het vrije verkeer van dieren en landbouwprodukten in dit opzicht een fundamenteel onderdeel is van de gemeenschappelijke marktordeningen en een rationele ontwikkeling van de landbouwproduktie alsmede een optimale aanwending van de produktiefactoren mogelijk moet maken;

    Overwegende dat de veterinaire controles ter bescherming van de gezondheid van mens en dier momenteel aan de grenzen worden verricht;

    Overwegende dat het de bedoeling is de veterinaire controles uiteindelijk uitsluitend te laten plaatsvinden op de plaats van verzending; dat daartoe de essentiële eisen op het gebied van de bescherming van de diergezondheid moeten worden geharmoniseerd;

    Overwegende dat in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt zolang deze doelstelling niet is verwezenlijkt de nadruk moet worden gelegd op de controles bij verzending en de organisatie van de controles die kunnen worden verricht op de plaats van bestemming; dat bij deze procedure wordt afgezien van de mogelijkheid om aan de binnengrenzen van de Gemeenschap veterinaire controles te verrichten en dat in dit verband het handhaven van een gezondheidscertificaat of een identificatiedocument voorgeschreven door de communautaire voorschriften gerechtvaardigd is;

    Overwegende dat deze aanpak inhoudt dat meer vertrouwen wordt gesteld in de veterinaire controles die in het land van verzending worden verricht, met name door het invoeren van

    een stelsel van snelle informatieuitwisseling; dat de Lid-Staat van verzending erop moet toezien dat de veterinaire controles op adequate wijze worden verricht;

    Overwegende dat in het land van bestemming de veterinaire controles op de plaats van bestemming steekproefsgewijs kunnen worden verricht; dat evenwel, wanneer er ernstige vermoedens van onregelmatigheden bestaan, de veterinaire controle mag worden verricht terwijl de dieren en produkten nog onderweg zijn en dat het mogelijk is op niet geharmoniseerde gebieden de mogelijkheid van het in quarantaine stellen te handhaven;

    Overwegende dat moet worden bepaald welk gevolg moet worden gegeven aan een veterinaire controle waarbij wordt geconstateerd dat de zending niet volgens de voorschriften geschiedt;

    Overwegende dat dient te worden voorzien in een procedure voor de regeling van mogelijke geschillen in verband met zendingen van een bedrijf, een centrum of een instelling;

    Overwegende dat moet worden voorzien in beschermende maatregelen; dat, met name voor de doeltreffendheid, de verantwoordelijkheid ter zake in de eerste plaats moet berusten bij het land van verzending; dat de Commissie snel moet kunnen optreden, waarbij zij zich met name ter plaatse moet kunnen begeven en adequate maatregelen moet kunnen nemen;

    Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn slechts doeltreffend kunnen zijn wanneer zij van toepassing zijn op alle dieren en produkten waarvoor in het intracommunautaire handelsverkeer veterinaire voorschriften gelden;

    Overwegende evenwel dat bij de huidige stand van zaken op het gebied van de harmonisatie, en in afwachting van communautaire voorschriften voor dieren en produkten waarvoor nog geen geharmoniseerde voorschriften gelden, de voorschriften van het land van bestemming van toepassing moeten zijn, voor zover zij met artikel 36 van het Verdrag in overeenstemming zijn;

    Overwegende dat op de zooetechnische controle bovengenoemde regels dienen te worden toegepast;

    Overwegende dat de in de bestaande richtlijnen vervatte bepalingen moeten worden aangepast aan die van deze richtlijn;

    Overwegende dat deze regels voor 1993 opnieuw dienen te worden bezien;

    Overwegende dat de maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn dienen te worden vastgesteld door de Commissie;

    dat daartoe dient te worden voorzien in procedures waarbij in het kader van het Permanent Veterinair Comité een nauwe en doeltreffende samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten tot stand wordt gebracht,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De Lid-Staten zien erop toe dat de veterinaire controles op levende dieren en produkten die vallen onder de in bijlage A vermelde richtlijnen of op de in artikel 21, eerste alinea, bedoelde dieren en produkten en die voor het handelsverkeer zijn bestemd, onverminderd het bepaalde in artikel 7, niet meer aan de grenzen, maar overeenkomstig deze richtlijn worden uitgevoerd.

    De Lid-Staten zien er bovendien op toe dat bij de controle van de zooetechnische documenten de controlevoorschriften van deze richtlijn worden toegepast.

    Deze richtlijn laat de controle van het welzijn van de dieren tijdens het vervoer en de controles die worden verricht in het kader van taken die door de instanties belast met algemene wetstoepassing in een Lid-Staat op niet discriminerende wijze worden uitgevoerd, onverlet.

    Artikel 2

    In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    1. veterinaire controles: materiële controles en/of administratieve formaliteiten met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde dieren of produkten die rechtstreeks of zijdelings strekken tot bescherming van de gezondheid van mens of dier;

    2. zooetechnische controles: materiële controles en/of administratieve formaliteiten die betrekking hebben op dieren die vallen onder de in bijlage A, deel II, vermelde richtlijnen en die rechtstreeks of zijdelings strekken tot verbetering van de dierenrassen;

    3. handelsverkeer: handelsverkeer tussen Lid-Staten in de zin van artikel 9, lid 2, van het Verdrag;

    4. bedrijf: landbouwbedrijf of handelaarsstal in de zin van de vigerende nationale voorschriften, die zijn gelegen op het grondgebied van een Lid-Staat en waar gewoonlijk de in de bijlagen A en B bedoelde dieren, uitgezonderd paardachtigen, worden gehouden of gefokt, alsmede het bedrijf omschreven in artikel 2, onder a), van Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (4);

    5. centrum of instelling: onderneming waar de in artikel 1 bedoelde produkten worden geproduceerd, opgeslagen, behandeld of gehanteerd;

    6. bevoegde autoriteit: de voor het verrichten van veterinaire of zooetechnische controles bevoegde centrale autoriteit van een Lid-Staat of de autoriteit aan wie zij deze bevoegdheid heeft overgedragen;

    7. officiële dierenarts: de door de bevoegde centrale autoriteit aangewezen dierenarts.

    HOOFDSTUK I

    Controles bij de oorsprong

    Artikel 3

    1. De Lid-Staten zien erop toe dat uitsluitend de in artikel 1 bedoelde dieren en produkten die voldoen aan de volgende voorwaarden voor het handelsverkeer mogen worden bestemd:

    a) de in bijlage A bedoelde dieren en produkten moeten voldoen aan de eisen van de desbetreffende, in die bijlage vermelde richtlijnen en de in bijlage B bedoelde dieren en produkten moeten voldoen aan de veterinairrechtelijke normen in het land van bestemming;

    b)

    zij moeten afkomstig zijn van een bedrijf respectievelijk een centrum of een instelling waarop regelmatig officiële veterinaire controles overeenkomstig lid 3 worden toegepast;

    c)

    zij moeten enerzijds overeenkomstig de vereisten van de communautaire voorschriften zijn geïdentificeerd en anderzijds zijn geregistreerd zodat het bedrijf, het centrum of de instelling van oorsprong of van tijdelijk verblijf is terug te vinden; de Commissie moet binnen drie maanden na kennisgeving van deze richtlijn in kennis worden gesteld van de nationale identificatie- en registratiesystemen.

    Vóór 1 januari 1993 moeten de Lid-Staten passende maatregelen treffen om te waarborgen dat de identificatie- en registratiesystemen die gelden voor het intracommunautaire handelsverkeer van toepassing worden verklaard op het verkeer van dieren binnen hun grondgebied;

    d)

    zij moeten tijdens het vervoer vergezeld gaan van de gezondheidscertificaten en/of andere documenten als bedoeld in de richtlijnen genoemd in bijlage A en, wat de andere dieren en produkten betreft, als bedoeld in de wetgeving van de Lid-Staat van bestemming.

    Tot aan hun bestemming moet het dier, de dieren of de produkten vergezeld gaan van deze certificaten of documenten, die worden afgegeven door de officiële, voor het bedrijf, het centrum of de instelling van oorsprong verantwoordelijke dierenarts of, wanneer het documenten betreft waarin door de in bijlage A, deel II, bedoelde zooetechnische wetgeving is voorzien, door de bevoegde autoriteit;

    e)

    de vatbare dieren of de produkten van vatbare dieren mogen niet van oorsprong zijn

    iii) uit een bedrijf, centrum, instelling, zone of gebied waarvoor beperkingen gelden krachtens de communautaire voorschriften wanneer die van toepassing zijn voor de betrokken dieren of de produkten van de betrokken dieren omdat er een ziekte als bedoeld in bijlage C wordt vermoed, is uitgebroken of heerst of omdat er vrijwaringsmaatregelen worden toegepast;

    iii)

    uit een bedrijf, centrum, instelling, zone of gebied waarvoor officiële beperkingen gelden omdat er andere ziekten dan bedoeld in bijlage C vermoed worden, zijn uitgebroken of heersen of omdat er vrijwaringsmaatregelen worden toegepast;

    iii)

    uit een bedrijf dat niet de waarborgen biedt die door de Lid-Staat van bestemming kunnen worden geëist met betrekking tot andere dan de in bijlage C bedoelde ziekten, wanneer zij bestemd zijn voor bedrijven, centra of instellingen in een van de Lid-Staten die overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG of overeenkomstig gelijkwaardige, vastgestelde of nog vast te stellen, communautaire voorschriften, waarborgen hebben verkregen, of in een Staat die bij de vigerende communautaire wetgeving voor het gehele grondgebied of een deel daarvan als ziektevrij is erkend;

    iv)

    uit een bedrijf, centrum of instelling en, in voorkomend geval, een deel van het grondgebied waardoor niet de voorziene bijkomende waarborgen worden geboden, indien zij zijn bestemd voor een Lid-Staat of een deel daarvan waarvoor overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG of overeenkomstig gelijkwaardige, vastgestelde of nog vast te stellen, communautaire voorschriften, bijkomende waarborgen gelden.

    Vóór de afgifte van het geleidecertificaat of -document vergewist de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong zich ervan of de bedrijven, centra of instellingen voldoen aan de in dit punt gestelde eisen;

    f)

    in geval van vervoer naar meer dan één bestemming moeten er van de dieren of produkten evenveel partijen worden gemaakt als er bestemmingen zijn. Elke partij moet vergezeld gaan van de onder d) vermelde certificaten en/of documenten;

    g)

    wanneer de onder de in bijlage A genoemde richtlijnen vallende dieren of produkten die aan de communautaire voorschriften voldoen, bestemd zijn om via het grondgebied van een andere Lid-Staat naar een derde land

    te worden uitgevoerd, moet het vervoer - behalve in noodgevallen waarin de bevoegde autoriteit met het oog op het welzijn van de dieren vergunning heeft gegeven - onder douanetoezicht blijven tot de plaats waar het grondgebied van de Gemeenschap wordt verlaten, overeenkomstig voorschriften die volgens de procedure van artikel 18 of in voorkomend geval van artikel 19 door de Commissie zullen worden vastgesteld.

    Voorts is in het geval van dieren of produkten die niet voldoen aan de communautaire voorschriften of van de in bijlage B genoemde dieren of produkten de doorvoer slechts toegestaan wanneer de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van doorvoer daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.

    2. De Lid-Staten dragen er bovendien zorg voor dat:

    - de in artikel 1 bedoelde dieren en produkten die in het kader van een nationaal programma tot uitroeiing van niet in bijlage C vermelde ziekten dienen te worden gedestrueerd, niet naar het grondgebied van een andere Lid-Staat worden gezonden,

    - de in bijlage A bedoelde dieren en produkten of de in bijlage B bedoelde dieren en produkten niet naar het grondgebied van een andere Lid-Staat worden verzonden, indien zij om redenen van gezondheid of om veterinairrechtelijke redenen die door artikel 36 van het Verdrag gerechtvaardigd worden op hun eigen grondgebied niet in de handel mogen worden gebracht.

    3. Onverminderd de controlerende taken waarmee de officiële dierenarts bij de communautaire voorschriften is belast, controleert de bevoegde autoriteit de bedrijven, de erkende markten of verzamelplaatsen, de centra en de instellingen om zich ervan te vergewissen dat de voor het handelsverkeer bestemde dieren of produkten voldoen aan de communautaire eisen en in het bijzonder aan de in lid 1, onder c) en d), bedoelde voorwaarden met betrekking tot de identificatie.

    Wanneer er gegronde verdenking bestaat dat niet aan de communautaire voorschriften wordt voldaan, verricht de bevoegde autoriteit de nodige controles en treft zij, indien de verdenking wordt bevestigd, passende maatregelen; in het uiterste geval kan zij overgaan tot sekwestratie van het desbetreffende bedrijf, centrum of instelling.

    4. De Commissie kan, volgens de procedure van artikel 18 of, in voorkomend geval, van artikel 19, de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vaststellen, met name om rekening te houden met de betrokken soort.

    Artikel 4

    1. De Lid-Staten van verzending treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

    a) de houders van de in artikel 1 bedoelde dieren en produkten de in deze richtlijn bedoelde nationale of communautaire gezondheids- en zooetechnische voorschriften in alle stadia van produktie en verhandeling naleven;

    b)

    de in bijlage A bedoelde dieren en produkten vanuit diergeneeskundig oogpunt minstens even nauwlettend worden gecontroleerd als wanneer ze voor de nationale markt zouden zijn bestemd, behoudens specifieke afwijking op grond van communautaire voorschriften;

    c)

    de dieren vervoerd worden met daarvoor geschikte vervoermiddelen die waarborgen bieden op het gebied van de hygiënische voorschriften.

    2. De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van oorsprong die het certificaat of geleidedocument voor de dieren of produkten heeft afgegeven, geeft op de dag van de afgifte, middels het in artikel 20 bedoelde geautomatiseerde systeem, aan de bevoegde centrale autoriteit van de Lid-Staat van bestemming en aan de bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming de volgens de procedure van artikel 18 door de Commissie te preciseren informatie door.

    3. De Lid-Staten van verzending treffen passende maatregelen om aan overtreding van de veterinaire en zooetechnische wetgeving door natuurlijke of rechtspersonen sancties te verbinden indien blijkt dat de communautaire voorschriften niet in acht zijn genomen, in het bijzonder wanneer wordt geconstateerd dat de certificaten, documenten of identificatiemerken niet overeenstemmen met de status van de dieren of van de bedrijven van oorsprong, of met de feitelijke kenmerken van de produkten.

    HOOFDSTUK II

    Controles ter bestemming

    Artikel 5

    1. De Lid-Staten van bestemming passen de volgende controlemaatregelen toe:

    a) de bevoegde autoriteit kan op de plaats van bestemming van de dieren of de produkten via steekproefsgewijze en niet-discriminerende veterinaire controles nagaan of aan artikel 3 is voldaan; zij kan bij die gelegenheid monsters nemen.

    Bovendien kunnen er controles worden verricht tijdens het vervoer van dieren of produkten op haar grondgebied wanneer de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van doorvoer of van de Lid-Staat van bestemming over gegevens beschikt die een overtreding doen vermoeden;

    b) voorts indien de in artikel 1 bedoelde dieren van oorsprong zijn uit een andere Lid-Staat en bestemd zijn voor:

    iii) een erkende markt of verzamelplaats als omschreven in de communautaire voorschriften, is de exploitant verantwoordelijk voor de toelating van dieren die niet aan de voorschriften van artikel 3, lid 1, voldoen.

    De bevoegde autoriteit moet middels niet-discriminatoire controles van de begeleidende certificaten en/of documenten nagaan of de dieren aan deze vereisten voldoen;

    iii)

    een slachthuis dat onder toezicht van een officiële dierenarts staat, moet deze, met name met behulp

    van het geleidecertificaat of -document, erop toezien dat alleen dieren worden geslacht die voldoen aan de voorschriften van artikel 3, lid 1.

    De beheerder van het slachthuis is aansprakelijk voor de slachting van de dieren die niet voldoen aan de vereisten van artikel 3, lid 1, onder c) en d);

    iii)

    een geregistreerde handelaar die de partijen verdeelt, of een inrichting die niet onder permanente controle staat, moet deze handelaar of inrichting door de bevoegde autoriteit als de ontvanger van de dieren worden beschouwd en zijn de in de tweede alinea genoemde voorwaarden van toepassing;

    iv)

    bedrijven, een centrum of instelling alsook wanneer gedeeltelijke lossing plaatsvindt tijdens het vervoer, moet elk dier of elke groep dieren overeenkomstig artikel 3, lid 1, vergezeld gaan van het origineel van het gezondheidscertificaat of het geleidedocument tot ontvangst door de ontvanger die vermeld staat in dat document.

    De onder de punten iii) en iv) bedoelde ontvangers moeten vóór elke verdeling van een partij of bij elke verdere verhandeling nagaan of de in artikel 3, lid 1, onder c) en d), bedoelde identificatiemerken, certificaten of documenten aanwezig zijn, en nalatigheden of onregelmatigheden bij de bevoegde autoriteit aangeven en in dit laatste geval de betrokken dieren in afzondering houden totdat de bevoegde autoriteit heeft beslist wat ermee moet gebeuren.

    De door de onder de punten iii) en iv) bedoelde ontvangers te verstrekken garanties worden vastgesteld in het kader van een overeenkomst die bij de in artikel 12 bedoelde voorafgaande registratie met de bevoegde autoriteit moet worden ondertekend. Deze laatste gaat door middel van steekproefsgewijze controles na of deze garanties in acht worden genomen.

    De bepalingen van dit punt zijn mutatis mutandis van toepassing op de ontvangers van de in artikel 1 bedoelde produkten.

    2. Alle ontvangers genoemd op het certificaat of document bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d),

    a) dienen op verzoek van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming, voor zover zulks noodzakelijk is voor het verrichten van de in lid 1 bedoelde controles, de aankomst van dieren of produkten afkomstig uit een andere Lid-Staat van tevoren aan te melden, met name de aard van de zending en de voorzienbare datum van aankomst.

    De termijn voor kennisgeving bedraagt in het algemeen evenwel niet meer dan één dag; in uitzonderlijke omstandigheden kunnen de Lid-Staten niettemin eisen dat de aanmelding twee dagen van tevoren geschiedt.

    Deze aanmelding is niet vereist voor geregistreerde paarden voorzien van een in Richtlijn 90/427/EEG bedoeld identificatiedocument;

    b) bewaren de in artikel 3 bedoelde gezondheidscertificaten of documenten gedurende een door de bevoegde autoriteit vast te stellen periode van minimaal zes maanden zodat deze desgevraagd aan de bevoegde autoriteit kunnen worden getoond.

    3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 of, in voorkomend geval, van artikel 19.

    Artikel 6

    1. Wanneer in de communautaire voorschriften of, voor nog niet geharmoniseerde gebieden, de nationale voorschriften met inachtneming van de algemene bepalingen van het Verdrag is bepaald dat levende dieren in quarantaine moeten worden geplaatst, is de quarantaineplaats gewoonlijk het bedrijf van bestemming.

    2. Wanneer zulks vanuit veterinair oogpunt gerechtvaardigd is, kan voor de plaatsing onder quarantaine een quarantainestation dienen. Dat station moet dan als plaats van bestemming van de zending worden beschouwd. De betrokken Lid-Staat stelt de Commissie van de redenen van deze maatregel in kennis.

    3. De bepalingen betreffende quarantaine en de quarantaineplaatsen dienen in het kader van de in artikel 21, tweede alinea, bedoelde veterinaire voorschriften te worden medegedeeld.

    Artikel 7

    1. De Lid-Staten zien erop toe dat bij de controles op plaatsen waar dieren of produkten als bedoeld in artikel 1 uit derde landen op het grondgebied van de Gemeenschap kunnen worden binnengebracht, zoals havens, luchthavens en grensovergangen met derde landen, de volgende maatregelen worden getroffen:

    a) controle van de certificaten of documenten die de dieren of produkten vergezellen;

    b) dieren of produkten die uit derde landen worden ingevoerd, moeten onder douanetoezicht naar de inspectieposten worden gebracht waar de veterinaire controles worden verricht.

    De in bijlage A bedoelde dieren of produkten kunnen pas worden ingeklaard wanneer bij deze controles is gebleken dat zij in overeenstemming zijn met de communautaire voorschriften;

    c) dieren of produkten van communautaire oorsprong worden aan de in artikel 5 voorgeschreven controleregels onderworpen.

    2. De in bijlage B bedoelde dieren of produkten of op basis van nationale veterinairrechtelijke normen ingevoerde dieren of produkten dienen rechtstreeks op het grondgebied van de Gemeenschap te worden binnengebracht via een van de controleposten van de Lid-Staat die hen wenst in te voeren en aldaar overeenkomstig lid 1, onder b), te worden geïnspecteerd.

    Wanneer Lid-Staten op basis van nationale veterinairrechtelijke voorschriften dieren of produkten uit derde landen invoeren, stellen zij de Commissie en de overige Lid-Staten -

    en met name de Lid-Staten van doorvoer - daarvan op de hoogte, alsmede van hun voorschriften inzake deze invoer.

    De Lid-Staten van bestemming verbieden dat de in de tweede alinea bedoelde dieren - wanneer die nog niet gedurende de in specifieke communautaire voorschriften genoemde periodes op hun grondgebied hebben verbleven - of produkten vanaf hun grondgebied opnieuw worden verzonden, behalve, zonder doorvoer, naar een andere Lid-Staat die van dezelfde mogelijkheid gebruik maakt.

    In afwachting van communautaire voorschriften mogen deze dieren of produkten evenwel op het grondgebied van een andere dan de in de tweede alinea bedoelde Lid-Staat worden binnengebracht na voorafgaande algemene instemming van deze andere Lid-Staat en zo nodig van een Lid-Staat van doorvoer met de controleregeling. Zij stellen de Commissie en de andere Lid-Staten, in het Permanent Veterinair Comité bijeen, in kennis van de toepassing van deze afwijking en van de overeengekomen controleregeling.

    3. In afwijking van lid 1 worden evenwel na 1 januari 1993 op alle dieren of produkten die rechtstreeks via geregelde lijndiensten tussen twee plaatsen op het geografische grondgebied van de Gemeenschap worden vervoerd, de in artikel 5 bedoelde controlevoorschriften toegepast.

    Artikel 8

    1. Indien de bevoegde autoriteiten van een Lid-Staat bij een controle op de plaats van bestemming of tijdens het vervoer constateren dat:

    a) er verwekkers van in Richtlijn 82/894/EEG (5), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 90/134/EEG van de Commissie (6), bedoelde ziekten, zooenoses, ziekten of andere aandoeningen die een ernstig gevaar voor mens of dier kunnen opleveren aanwezig zijn, of dat de produkten afkomstig zijn uit een met een epidemische dierziekte besmet gebied, gelasten zij dat het dier of de partij in het meest nabije quarantainestation in quarantaine wordt geplaatst of gedood en/of vernietigd wordt.

    De kosten die verbonden zijn aan de in de eerste alinea bedoelde maatregelen komen voor rekening van de verzender, van diens gemachtigde of van de persoon die belast is met de zorg voor de produkten of de dieren.

    De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van bestemming stellen de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten en de Commissie onmiddellijk schriftelijk, via het meest geschikte middel, in kennis van de geconstateerde feiten, de genomen beslissingen en de redenen daarvoor.

    De in artikel 10 bedoelde vrijwaringsmaatregelen kunnen worden toegepast.

    Bovendien kan de Commissie op verzoek van een Lid-Staat en volgens de procedure van artikel 17 alle maatregelen vaststellen die nodig zijn voor een gezamenlijke benadering door de Lid-Staten ten einde het hoofd te bieden aan situaties waarin de communautaire voorschriften niet voorzien;

    b) de dieren of de produkten - onverminderd het onder a) bepaalde - niet voldoen aan de voorschriften van de communautaire richtlijnen of, in het geval dat de Lid-Staat de garanties overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG of overeenkomstig gelijkwaardige, vastgestelde of nog vast te stellen, communautaire voorschriften verkrijgt, aan de nationale veterinairrechtelijke voorschriften, kunnen zij, indien zulks op grond van de hygiënische of veterinairrechtelijke voorschriften mogelijk is, de verzender of diens gemachtigde de keuze laten tussen:

    - plaatsing onder controle - indien nog residuen worden aangetroffen - totdat bevestiging is verkregen dat aan de communautaire voorschriften wordt voldaan en, indien niet aan deze voorschriften wordt voldaan, toepassing van de in de communautaire wetgeving genoemde maatregelen,

    - slachting van de dieren of vernietiging van de produkten,

    - terugzending, met toestemming van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van verzending en informatie vooraf van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer.

    Indien echter blijkt dat het certificaat of de documenten gebreken vertonen, moet worden toegestaan dat de eigenaar of diens gemachtigde deze binnen een bepaalde termijn verhelpt, voordat van laatstgenoemde mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.

    2. De Commissie stelt de lijst van de in lid 1 bedoelde ziekten, alsmede de uitvoeringsbepalingen van dit artikel, vast volgens de procedure van artikel 18.

    Artikel 9

    1. In de in artikel 8 bedoelde gevallen treedt de bevoegde autoriteit van een Lid-Staat van bestemming onverwijld in contact met de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van verzending. Deze nemen alle nodige maatregelen en delen aan de bevoegde autoriteit van de eerste Lid-Staat de aard van de verrichte controles, de genomen beslissingen en de redenen daarvan mede.

    Indien de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming vreest dat die maatregelen ontoereikend zijn, zoekt zij met de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van verzending naar wegen en middelen om de situatie te verhelpen, in voorkomend geval door een bezoek ter plaatse.

    Wanneer op grond van de in artikel 8 bedoelde controles een herhaalde nalatigheid wordt geconstateerd, stelt de bevoegde

    autoriteit van de Lid-Staat van bestemming de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten daarvan in kennis.

    De Commissie kan op verzoek van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming of op eigen initiatief, gezien de aard van de geconstateerde overtreding:

    - in samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten een inspectie ter plaatse gelasten,

    - een officiële dierenarts, wiens naam moet voorkomen op een door de Commissie op voorstel van de Lid-Staten op te stellen lijst en die door de betrokken partijen wordt aanvaard, belasten met de controle van de feiten ter plaatse,

    - de bevoegde autoriteit verzoeken om de controles op het bedrijf, het centrum of de instelling of op de erkende markt of verzamelplaats of het gebied van oorsprong te intensiveren.

    De Commissie deelt de Lid-Staten haar conclusies mede.

    In afwachting van de conclusies van de Commissie moet de Lid-Staat van verzending, op verzoek van de Lid-Staat van bestemming, de controles op de uit het desbetreffende bedrijf, centrum, instelling, erkende markt of verzamelplaats of gebied afkomstige dieren of produkten verscherpen en,

    als het gaat om ernstige redenen uit het oogpunt van de gezondheid van de dieren of van de hygiëne, de afgifte van de certificaten of vervoersdocumenten opschorten.

    De Lid-Staat van bestemming kan zijnerzijds de controle op dieren met dezelfde herkomst intensiveren.

    Op verzoek van een van de twee betrokken Lid-Staten moet de Commissie - indien de nalatigheden in het advies van de deskundige worden bevestigd - volgens de procedure van artikel 17 passende maatregelen treffen waarbij in het uiterste geval de Lid-Staten zelfs kunnen worden gemachtigd om het binnenbrengen op hun grondgebied van de uit dit bedrijf, dit centrum of deze instelling of deze erkende markt of verzamelplaats of dit gebied afkomstige dieren of produkten voorlopig te verbieden. Die maatregelen moeten zo spoedig mogelijk volgens de procedure van artikel 17 worden bevestigd of opnieuw worden bezien.

    2. Behoudens in het in de vierde alinea bedoelde geval laat deze richtlijn de beroepsmogelijkheden uit hoofde van de in de Lid-Staten geldende wetgeving tegen de beslissingen van de bevoegde autoriteiten onverlet.

    De door de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming genomen beslissingen moeten met opgave van redenen aan de verzender of diens gemachtigde alsmede aan de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van verzending worden meegedeeld.

    Deze met redenen omklede beslissingen moeten op verzoek van de verzender of diens gemachtigde schriftelijk aan de betrokkene worden meegedeeld met vermelding van de

    beroepsmogelijkheden die de in de Lid-Staat van bestemming geldende wetgeving biedt, en van de vorm waarin en de termijn waarbinnen de desbetreffende procedures moeten worden ingeleid.

    Indien zich evenwel een geschil voordoet en beide betrokken partijen hiermee akkoord gaan, kunnen zij het geschil binnen een termijn van ten hoogste een maand ter beoordeling voorleggen aan een deskundige die voorkomt op een deskundigenlijst van de Gemeenschap die door de Commissie zal worden opgesteld; de kosten van deze beoordeling komen voor rekening van de Gemeenschap.

    De deskundige dient zijn advies binnen een termijn van ten hoogste 72 uur of na ontvangst van de resultaten van de eventuele analyses uit te brengen. De partijen leggen zich bij het advies van de deskundige neer, met inachtneming van de communautaire veterinaire wetgeving.

    3. De kosten voor het terugsturen van de zending, het afzonderen of de sekwestratie dan wel, in voorkomend geval, de slachting of destructie van de dieren komen voor rekening van de verzender, diens gemachtigde of degene die belast is met de zorg voor de dieren of produkten.

    4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18, of, in voorkomend geval, volgens die van artikel 19.

    HOOFDSTUK III

    Gemeenschappelijke bepalingen

    Artikel 10

    1. Elke Lid-Staat stelt de andere Lid-Staten en de Commissie onmiddellijk in kennis, niet alleen van het uitbreken op zijn grondgebied van de in Richtlijn 82/894/EEG bedoelde ziektes, maar ook van het uitbreken van zooenoses, ziektes of andere aandoeningen die voor de veestapel of voor de gezondheid van de mens een ernstig gevaar kunnen opleveren.

    De Lid-Staat van verzending legt onmiddellijk de door de communautaire voorschriften voorgeschreven bestrijdings- of preventiemaatregelen ten uitvoer, met name de afbakening van de daarin bedoelde beschermingszones, of stelt elke andere maatregel vast die hij passend acht.

    De Lid-Staat van bestemming of van doorvoer die bij een controle bedoeld in artikel 5 een van de in de eerste alinea bedoelde ziektes of aandoeningen heeft geconstateerd, kan zo nodig de in de communautaire voorschriften bedoelde preventieve maatregelen nemen, met inbegrip van het in quarantaine plaatsen van de dieren.

    In afwachting van de overeenkomstig lid 4 te nemen maatregelen, kan de Lid-Staat van bestemming, om ernstige redenen uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van mens en dier, conservatoire maatregelen nemen ten

    aanzien van de betrokken bedrijven en centra dan wel, in geval van een epidemische dierziekte, ten aanzien van de in de communautaire voorschriften bedoelde beschermingszone.

    De door de Lid-Staten genomen maatregelen worden onverwijld aan de Commissie en aan de andere Lid-Staten meegedeeld.

    2. Eén of meer Commissievertegenwoordigers kunnen zich op verzoek van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde Lid-Staat of op initiatief van de Commissie onmiddellijk ter plaatse begeven om, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten, de genomen maatregelen te bestuderen. Zij brengen dan een advies over deze maatregelen uit.

    3. Indien de Commissie niet van de genomen maatregelen op de hoogte is gebracht of indien zij de genomen maatregelen ontoereikend acht, kan zij in samenwerking met de betrokken Lid-Staat, in afwachting van de vergadering van het Permanent Veterinair Comité, conservatoire maatregelen nemen ten aanzien van de dieren of produkten die uit het door de epidemische dierziekte getroffen gebied of van een bepaald bedrijf, centrum of instelling afkomstig zijn. Deze maatregelen worden onverwijld aan het Permanent Veterinair Comité voorgelegd om volgens de procedure van artikel 17 te worden bevestigd, gewijzigd of tenietgedaan.

    4. In alle gevallen ziet de Commissie erop toe dat de situatie zo spoedig mogelijk in het Permanent Veterinair Comité wordt besproken. Zij stelt volgens de procedure van artikel 17 de nodige maatregelen vast voor de in artikel 1 bedoelde dieren en produkten en, als dat gezien de omstandigheden nodig is, voor de daarvan afgeleide produkten. De Commissie volgt het verdere verloop van de situatie en wijzigt op grond daarvan volgens dezelfde procedure de genomen beslissingen of trekt deze in.

    5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel en met name de lijst van zooenoses of andere aandoeningen die een ernstig gevaar voor de gezondheid van de mens kunnen opleveren, worden volgens de procedure van artikel 18 vastgesteld.

    Artikel 11

    Ieder Lid-Staat en de Commissie wijzen de voor de veterinaire controles bevoegde dienst of diensten aan voor de uitvoering van de veterinaire controles en de samenwerking met de controlediensten van de andere Lid-Staten.

    Artikel 12

    De Lid-Staten zorgen ervoor dat alle handelaars die werkzaam zijn in het intracommunautaire verkeer van de in artikel 1 bedoelde dieren en/of produkten:

    a) verplicht zijn zich eerst, op verzoek van de bevoegde autoriteit, in te schrijven in een officieel register;

    b) een register bijhouden waarin de leveringen en, voor de ontvangers bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b) iii), de verdere bestemming van de dieren of de produkten worden aangetekend.

    Dit register dient gedurende een door de bevoegde nationale autoriteit vast te stellen termijn te worden bewaard om op verzoek te worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteit.

    Artikel 13

    De Lid-Staten dragen er tevens zorg voor dat het personeel van hun veterinaire diensten, in voorkomend geval in samenwerking met het personeel van andere ter zake bevoegde diensten, in staat wordt gesteld om met name:

    - de bedrijven, de installaties, de vervoermiddelen en de bij het merken en de identificatie van de dieren gebruikte procédés te inspecteren,

    - te controleren of het personeel de voorschriften van de in bijlage A genoemde teksten inzake de in die bijlage bedoelde produkten naleeft,

    - monsters te nemen van:

    ii) de dieren die worden gehouden met het oog op de verkoop, die in de handel worden gebracht of worden vervoerd;

    ii) de produkten die worden gehouden met het oog op de opslag of de verkoop, die in de handel worden gebracht of worden vervoerd,

    - de al dan niet computerverwerkte documentatie die nuttig is voor de controles in het kader van de krachtens deze richtlijn genomen maatregelen, aan een onderzoek te onderwerpen.

    De Lid-Staten moeten de gecontroleerde bedrijven, centra

    en instellingen ertoe verplichten de voor de uitvoering van bovengenoemde taken vereiste medewerking te verlenen.

    Artikel 14

    1. Richtlijn 64/432/EEG (7), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/662/EEG (8), wordt als volgt gewijzigd:

    a) artikel 6 wordt vervangen door:

    "Artikel 6

    De slachtdieren die direct na aankomst in het land van bestemming hetzij rechtstreeks, hetzij via een markt of een erkend verzamelcentrum naar een slachthuis zijn geleid moeten daar, in overeenstemming met de veterinairrechtelijke eisen, zo spoedig mogelijk worden geslacht.

    De slachtdieren die onmiddellijk na aankomst in het land van bestemming zijn geleid naar een naast een slachthuis gelegen markt, waarvoor de regeling geldt dat alle dieren, met name na afloop van de markt, uitsluitend mogen worden geleid naar een slachthuis waarvoor hiertoe door de bevoegde centrale autoriteit toestemming is verleend, moeten uiterlijk vijf dagen nadat zij op de markt zijn gebracht in dit slachthuis worden geslacht.

    De bevoegde autoriteit van het land van bestemming kan, om veterinairrechtelijke redenen, het slachthuis aanwijzen waarnaar deze dieren moeten worden gezonden.";

    b) artikel 7, lid 3, en artikel 8, lid 2, eerste alinea, worden geschrapt;

    c) de artikelen 9 en 10 worden vervangen door de volgende artikelen:

    "Artikel 9

    1. Een Lid-Staat die een nationaal programma heeft tot bestrijding van een van de niet in bijlage E opgenomen besmettelijke ziekten, welk programma voor zijn gehele grondgebied of een gedeelte daarvan geldt, kan aan de Commissie mededeling doen van dat programma, met vermelding van:

    - de situatie op het gebied van die ziekte op zijn grondgebied,

    - de gronden voor de rechtvaardiging van het programma, met name de belangrijkheid van de ziekte en de kosten-batenanalyse,

    - het geografische gebied waar het programma zal worden toegepast,

    - de diverse aan de inrichtingen toegekende gezondheidsstatussen, de normen waaraan in elke categorie moet worden voldaan en de testprocedures,

    - de controleprocedures waarin in het kader van het programma is voorzien,

    - de consequenties die moeten worden getrokken wanneer een inrichting om een of andere reden zijn status verliest,

    - de maatregelen die moeten worden genomen wanneer bij overeenkomstig het programma verrichte controles de resultaten positief blijken.

    2. De Commissie onderzoekt de door de Lid-Staten medegedeelde programma's. De in lid 1 bedoelde programma's kunnen met inachtneming van de criteria van lid 1 worden goedgekeurd volgens de procedure van artikel 12. Volgens deze zelfde procedure kunnen terzelfder tijd of uiterlijk drie maanden na goedkeuring van de programma's ook de algemene of beperkte aanvullende garanties worden vastgesteld die in het intracommunautaire handelsverkeer kunnen worden geëist. Deze garanties mogen niet strenger zijn dan die welke de Lid-Staat in nationaal verband hanteert.

    3. Het door de Lid-Staat ingediende programma kan worden gewijzigd of aangevuld volgens de procedure van artikel 12. Volgens deze zelfde procedure kunnen wijzigingen of aanvullingen op een eerder goedgekeurd programma en op de overeenkomstig lid 2 vastgestelde garanties worden goedgekeurd.

    Artikel 10

    1. Wanneer een Lid-Staat van oordeel is dat hij geheel of gedeeltelijk vrij is van een van de ziekten waarvoor runderen en varkens vatbaar zijn, stelt hij de Commissie in het bezit van de nodige bewijsstukken. Die betreffen met name:

    - de aard van de ziekte en de wijze waarop de ziekte zich op zijn grondgebied heeft gemanifesteerd,

    - de resultaten van de in het kader van een bewakingsprogramma uitgevoerde tests, gebaseerd op een serologisch, microbiologsich of pathologisch en epidemiologisch onderzoek en op het feit dat bij de bevoegde instanties verplicht aangifte van die ziekte moet worden gedaan,

    - de looptijd van het bewakingsprogramma,

    - eventueel de periode waarin inenting tegen de ziekte is verboden en het geografisch gebied waarvoor dat verbod geldt,

    - de voorschriften voor de controle op de afwezigheid van de ziekte.

    2. De Commissie onderzoekt de door de Lid-Staat ingediende bewijsstukken. De algemene of beperkte aanvullende garanties die in het intracommunautaire handelsverkeer kunnen worden geëist, kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12. Deze garanties mogen niet strenger zijn dan die welke de Lid-Staat in nationaal verband hanteert. Indien de bewijsstukken vóór 1 juli 1991 zijn ingediend moeten besluiten betreffende de aanvullende garanties vóór 1 januari 1992 worden genomen.

    3. De betrokken Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van elke wijziging van de in lid 1 genoemde bewijsstukken met betrekking tot de ziekte. In het licht van de medegedeelde informatie kunnen de overeenkomstig lid 2 vastgestelde garanties volgens de procedure van artikel 12 worden gewijzigd of ingetrokken.".

    2. De tweede tot en met de vijfde alinea van artikel 5, lid 2, en de artikelen 7 en 15 van Richtlijn 88/407/EEG (9) worden geschrapt.

    3. De tweede tot en met de vierde alinea van artikel 5, lid 2, en artikel 14 van Richtlijn 89/556/EEG (10) worden geschrapt.

    4. In artikel 13, eerste alinea, van Richtlijn 72/462/EEG (11), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/227/EEG (12), wordt het getal "drie" vervangen door "vijf".

    Artikel 15

    1. In de Richtlijnen 64/432/EEG en 89/556/EEG wordt het volgende artikel ingevoegd:

    "Artikel 14

    De voorschriften van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zooetechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (*) zijn

    met name van toepassing voor wat betreft de con-

    troles bij de oorsprong, de organisatie en de follow-up van de door het land van bestemming te verrichten controles en de tenuitvoerlegging van de vrijwarings-

    maatregelen.

    (*) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29".

    2. In Richtlijn 88/407/EEG wordt het volgende artikel ingevoegd:

    "Artikel 15

    De voorschriften van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zooetechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (*) zijn met name van toepassing voor wat betreft de controles bij de oorsprong, de organisatie en de follow-up van de door de Lid-Staten van bestemming te verrichten controles en de tenuitvoerlegging van de vrijwaringsmaatregelen.

    (*) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29".

    3. In Richtlijn 90/426/EEG wordt artikel 9 vervangen door:

    "Artikel 9

    De voorschriften van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zooetechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer van bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (*) zijn met name van toepassing voor wat betreft de controles bij de oorsprong, de organisatie en de follow-up van de door de Lid-Staten van bestemming te verrichten controles en de tenuitvoerlegging van de vrijwaringsmaatregelen.

    (*) PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 29".

    Artikel 16

    De Commissie kan de lijst van ziektes in bijlage C volgens de procedure van artikel 18 wijzigen.

    Artikel 17

    In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, neemt het bij Besluit 68/361/EEG (13) ingestelde Permanent Veterinair Comité een besluit overeenkomstig de in artikel 17 van Richtlijn 89/662/EEG neergelegde regels.

    Artikel 18

    In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, neemt het Permanent Veterinair Comité een besluit overeenkomstig de in artikel 18 van Richtlijn 89/662/EEG neergelegde regels.

    Artikel 19

    In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, neemt het bij Besluit 77/505/EEG (14) ingestelde Permanent Zooetechnisch Comité een besluit overeenkomstig de in artikel 11 van Richtlijn 88/661/EEG (15) neergelegde regels.

    HOOFDSTUK IV

    Slotbepalingen en overgangsbepalingen

    Artikel 20

    1. Volgens de procedure van artikel 18 zet de Commissie een geïnformatiseerd verbindingssysteem tussen veterinaire autoriteiten op, met name ten einde de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de regio's waar een gezondheidscertificaat of -document is afgegeven dat de dieren en produkten van dierlijke oorsprong begeleidt, en de veterinaire diensten van de plaats van bestemming te vergemakkelijken.

    2. De in artikel 37 van Beschikking 90/424/EEG bedoelde bepalingen inzake de financiële deelneming van de Gemeenschap, die nodig zijn voor de verwezenlijking van dit programma, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 42 van genoemde beschikking.

    3. Volgens de procedure van artikel 18 stelt de Commissie de uitvoeringsbepalingen van dit artikel, en met name passende normen voor de uitwisseling van gegevens en regels op het gebied van de veiligheid van de uitgewisselde gegevens, vast.

    Artikel 21

    Tot en met 31 december 1992 valt het handelsverkeer in de in bijlage B bedoelde dieren en produkten, in afwachting van een communautaire regelgeving en onverminderd de handhaving van eventuele nationale voorschriften voor de identificatie van de partijen, onder de controleregels van deze richtlijn, in het bijzonder onder die van artikel 3, lid 1, onder a), tweede zinsnede.

    De Lid-Staten delen de Commissie en de overige Lid-Staten vóór de in artikel 26 vermelde datum mee welke voorwaarden en voorschriften, mede inzake de identificatie, thans van toepassing zijn voor de toelating op hun grondgebied van de in de eerste alinea bedoelde dieren en produkten.

    De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 17 de nodige maatregelen vast voor de automatisering van de lijst van de in de eerste alinea bedoelde voorschriften.

    De toepassing van de controleregels die gelden ten aanzien van de in bijlage A bedoelde dieren en produkten wordt uitgebreid tot de nog niet door deze bijlage omvatte dieren en

    dierlijke produkten, wanneer geharmoniseerde regels voor het handelsverkeer van die produkten worden aangenomen. Vóór 1 januari 1992 besluit de Raad over het op 31 december 1992 onder de toepassingssfeer van Richtlijn 89/662/EEG

    en deze richtlijn brengen van dieren en dierlijke produkten die niet onder die richtlijnen vallen.

    Artikel 22

    1. De Lid-Staten leggen de Commissie uiterlijk 1 oktober 1991 een programma voor met de nationale maatregelen die zij denken te treffen om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken, in het bijzonder inzake de frequentie van de controles.

    2. De Commissie onderzoekt de overeenkomstig lid 1 door de Lid-Staten medegedeelde programma's.

    3. Elk jaar en voor de eerste maal in 1992 richt de Commissie een aanbeveling tot de Lid-Staten inzake een programma voor de controles in het volgende jaar, waarover het Permanent Veterinair Comité van tevoren advies heeft uitgebracht. Deze aanbeveling kan later worden aangepast.

    Artikel 23

    1. Vóór 1 januari 1991 neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie een besluit over de regels en algemene beginselen voor de controle op de invoer van onder deze richtlijn vallende dieren en produkten uit derde landen. De controleposten aan de buitengrenzen en de eisen waaraan deze posten moeten voldoen, zullen eveneens vóór die datum worden vastgesteld.

    2. Vóór 1 januari 1993 beziet de Raad opnieuw de bepalingen van deze richtlijn, in het bijzonder die van artikel 10 en van artikel 5, lid 2, onder a), aan de hand van een verslag van de Commissie over de opgedane ervaringen, dat eventueel vergezeld gaat van voorstellen waarover hij zich met gekwalificeerde meerderheid van stemmen uitspreekt.

    Artikel 24

    Tot en met 31 december 1992 of uiterlijk tot twaalf maanden na de datum waarop zij moeten voldoen aan Richtlijn 90/423/EEG, en ten einde een geleidelijke invoering van de bij deze richtlijn ingestelde controleregeling mogelijk te maken, kunnen de Lid-Staten, in afwijking van artikel 5, lid 1:

    - een controle van documenten tijdens het vervoer van de in de bijlagen A en B bedoelde dieren en produkten handhaven, ten einde zich te vergewissen van de naleving van de specifieke vereisten waarin de communautaire of nationale voorschriften voorzien;

    - controle van documenten verrichten tijdens het vervoer van uit derde landen ingevoerde dieren en produkten die voor hen zijn bestemd.

    Artikel 25

    De Raad bepaalt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie vóór 1 oktober 1992 de regeling die van toepassing is bij het verstrijken van de in artikel 24 bedoelde overgangsbepalingen.

    Artikel 26

    De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om

    ii) twee maanden na kennisgeving van de onderhavige richtlijn aan artikel 10 van de onderhavige richtlijn en aan artikel 9 van Richtlijn 89/662/EEG te voldoen

    ii) op een datum die wordt vastgesteld bij het besluit dat vóór 31 december 1990 dient te worden genomen, doch uiterlijk op 31 december 1991, aan de overige bepalingen van deze richtlijn te voldoen.

    De Helleense Republiek beschikt echter over een aanvullende periode van een jaar om aan deze overige bepalingen te voldoen.

    Artikel 27

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

    Gedaan te Luxemburg, 26 juni 1990.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    M. O'KENNEDY

    (1) PB nr. C 225 van 31. 8. 1988, blz. 4.

    (2) PB nr. C 326 van 19. 12. 1988, blz. 28.

    (3) PB nr. C 56 van 6. 3. 1989, blz. 20.(4) Zie bladzijde 42 van dit Publikatieblad.(5) PB nr. L 378 van 31. 12. 1982, blz. 58.

    (6) PB nr. L 76 van 22. 3. 1990, blz. 23.(7) PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64.

    (8) PB nr. L 395 van 30. 12. 1989, blz. 13.(9) PB nr. L 134 van 22. 7. 1988, blz. 10.

    (10) PB nr. L 302 van 19. 10. 1989, blz. 1.

    (11) PB nr. L 302 van 31. 12. 1972, blz. 28.

    (12) PB nr. L 93 van 6. 4. 1989, blz. 25.(13) PB nr. L 255 van 18. 10. 1968, blz. 23.(14) PB nr. L 206 van 12. 8. 1977, blz. 11.

    (15) PB nr. L 382 van 31. 12. 1988, blz. 16.

    BIJLAGE A I. VETERINAIRE WETGEVING Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens

    PB nr. 121 van 29. 7. 1964, blz. 1977/64.

    Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan

    PB nr. L 194 van 22. 7. 1988, blz. 10.

    Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen

    PB nr. L 302 van 19. 10. 1989, blz. 1.

    Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (;)

    PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 42.

    Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan

    PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 62.

    II. ZOEOTECHNISCHE WETGEVING Richtlijn 77/504/EEG van de Raad van 25 juli 1977 betreffende raszuivere fokrunderen

    PB nr. L 206 van 12. 8. 1977, blz. 8.

    Richtlijn 88/661/EEG van de Raad van 19 december 1988 betreffende de zooetechnische normen die gelden voor fokvarkens

    PB nr. L 382 van 31. 12. 1988, blz. 36.

    Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten

    PB nr. L 153 van 8. 6. 1989, blz. 30.

    Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zooetechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen

    PB nr. L 224 van 18. 8. 1990, blz. 55.

    (;) Vanaf 1 januari 1992.

    BIJLAGE B DIEREN EN PRODUKTEN DIE NIET ONDER DE HARMONISATIE VALLEN MAAR WAARVAN HET HANDELSVERKEER ZAL WORDEN ONDERWORPEN AAN DE IN DEZE RICHTLIJN BEDOELDE CONTROLES A. Levende dieren van de volgende soorten

    - schapen en geiten,

    - levend pluimvee,

    - tamme konijnen.

    B. Produkten

    - afval van dieren verwerkt tot ingrediënten voor diervoeder,

    - broedeieren.

    BIJLAGE C LIJST VAN AL DAN NIET EPIZOOETISCHE ZIEKTEN WAARVOOR NOODMAATREGELEN MOETEN WORDEN TOEGEPAST, MET AFBAKENING VAN GEBIEDEN (LID-STATEN, GEBIEDEN OF ZONES) WAARVOOR BEPERKENDE MAATREGELEN GELDEN - Mond- en klauwzeer (MKZ)

    - Klassieke varkenspest (KVP)

    - Afrikaanse varkenspest (AVP)

    - Vesiculaire varkensziekte (VVZ)

    - Newcastle Disease (ND)

    - Runderpest

    - Ziekte van kleine herkauwers ("Peste des petits ruminants")

    - Vesiculaire stomatitis (VS)

    - Bluetongue

    - Paardepest

    - Virale paardepest - encefalomyelitis

    - Teschener-ziekte

    - Vogelpest

    - Schape- en geitepokken

    - Nodulaire dermatose

    - Riftvalleykoorts

    - Besmettelijke bovine pleuropneumonie

    Top