EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020TN0064

Zaak T-64/20: Beroep ingesteld op 3 februari 2020 — Deutsche Telekom AG / Commissie

PB C 95 van 23.3.2020, p. 42–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 95/42


Beroep ingesteld op 3 februari 2020 — Deutsche Telekom AG / Commissie

(Zaak T-64/20)

(2020/C 95/51)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Deutsche Telekom AG (Bonn, Duitsland) (vertegenwoordigers: C. von Köckritz, U. Soltész en M. Wirtz, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2019) 5187 final van de Commissie van 18 juli 2019, in zaak M.8864 — Vodafone/Certain Liberty Global Assets, nietig verklaren,

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

1.

De Commissie heeft artikel 2, leden 2 en 3, van de EG-concentratieverordening (1) geschonden door een transactie goed te keuren die leidt tot een machtspositie van de gefuseerde entiteit en tot een significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging op de Duitse markt voor het aanbieden van televisiesignaaltransmissie op retailniveau aan klanten in meergezinswoningen (multi-dwelling units; hierna: “MDU’s”). De Commissie heeft kennelijke beoordelingsfouten gemaakt bij haar conclusie dat de partijen voor de transactie noch bestaande (rechtstreekse/onrechtstreekse) noch potentiële concurrenten waren en dat de transactie niet zou leiden tot een significante verslechtering van de mededinging. In het bijzonder heeft de Commissie geen rekening gehouden met de negatieve gevolgen van de grotere marktmacht van de gefuseerde entiteit voor de markt voor het aanbieden en verwerven van televisiezenders op wholesaleniveau en voor de markt voor het aanbieden van televisiesignaaltransmissie op wholesaleniveau (hierna: “wholesaletelevisiemarkten”) van de MDU-markt.

2.

De Commissie heeft eveneens kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door te concluderen dat er geen sprake was van een significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging op de markt voor eengezinswoningen [single-dwelling units (SDU’s); hierna: “SDU-markt”], in het bijzonder omdat die conclusie ook was gebaseerd op de stelling dat er vóór de transactie geen significante mededingingsverhouding bestond tussen de partijen. De transactie leidt tot een machtspositie die de daadwerkelijke mededinging op de SDU-markt, die uitsluitend kabeltelevisie en Internet Protocol TV omvat, op significante wijze belemmert.

3.

De Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en kennelijke beoordelingsfouten gemaakt door te concluderen dat de gefuseerde entiteit niet het vermogen had noch dat voor haar een prikkel bestond om schade toe te brengen aan Tele Columbus en andere televisiesignaalaanbieders op retailniveau die afhankelijk zijn van de intermediaire levering van televisiesignalen door de gefuseerde entiteit.

4.

De beoordeling door de Commissie van de negatieve gevolgen van de transactie voor de wholesaletelevisiemarkten is onvolledig en kennelijk onjuist. In het bijzonder heeft de Commissie ten onrechte geoordeeld dat er voor de gefuseerde entiteit geen prikkel bestond om de toegang van haar concurrenten tot content af te schermen, en dat die afscherming geen significante negatieve gevolgen zou hebben voor de downstreammarkten voor het op retailniveau aanbieden van televisiesignalen aan MDU’s en SDU’s. Ook is de Commissie niet ingegaan op de vraag of de gefuseerde entiteit het vermogen had en er voor haar een prikkel bestond om ten nadele van de klanten schade toe te brengen aan downstreamconcurrenten door op andere wijze dan door volledige afscherming hun voorwaarden voor toegang tot televisiecontent, met inbegrip van digitale functionaliteiten (zoals onmiddellijk opnieuw opstaren, pauze en dergelijke), te verslechteren (gedeeltelijke afscherming).

5.

De Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door te oordelen dat de transactie, zoals gewijzigd door de toezeggingen van Vodafone, niet leidt tot een significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging op de wholesaletelevisiemarkten. Aangezien de toezeggingen niet voldoen aan de criteria van de mededeling van de Commissie betreffende corrigerende maatregelen en ontoereikend waren om de significante belemmering door deze transactie van de daadwerkelijke mededinging op deze en andere markten te corrigeren, is het besluit van de Commissie tot goedkeuring van deze corrigerende maatregelen in strijd met artikel 2, lid 3, van de concentratieverordening.


(1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, PB L 24, 29.1.2004, blz. 1–22.


Top