Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CN0256

    Zaak C-256/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sofiyski rayonen sad (Bulgarije) op 10 juni 2020 — Toplofikatsia Sofia EAD

    PB C 271 van 17.8.2020, p. 29–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    17.8.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 271/29


    Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sofiyski rayonen sad (Bulgarije) op 10 juni 2020 — Toplofikatsia Sofia EAD

    (Zaak C-256/20)

    (2020/C 271/38)

    Procestaal: Bulgaars

    Verwijzende rechter

    Sofiyski rayonen sad

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Toplofikatsia Sofia EAD

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 5, lid 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 (1) van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, gelezen in samenhang met het beginsel dat de nationale rechter procedurele rechten moet waarborgen met het oog op de doeltreffende bescherming van de rechten die uit het Unierecht voortvloeien, aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter bij de vaststelling van de gewone verblijfplaats van een schuldenaar, die volgens nationaal recht verplicht is bij het voeren van een eenzijdige formele procedure zonder bewijsgaring, zoals een betalingsbevelprocedure, verplicht is om elk gegrond vermoeden dat de schuldenaar zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft, aldus te interpreteren dat een rechtsgrondslag ontbreekt voor de afgifte van een betalingsbevel of dat het betalingsbevel niet onaantastbaar is geworden?

    2)

    Moet artikel 5, lid 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, gelezen in samenhang met het beginsel dat de nationale rechter procedurele rechten moet waarborgen met het oog op de doeltreffende bescherming van de rechten die uit het Unierecht voortvloeien, aldus worden uitgelegd dat een nationale rechter die na afgifte van een betalingsbevel tegen een schuldenaar heeft vastgesteld dat deze schuldenaar waarschijnlijk geen gewone verblijfplaats in de forumstaat heeft, verplicht is om het afgegeven betalingsbevel ambtshalve in te trekken ofschoon een daartoe strekkende uitdrukkelijke wettelijke bepaling ontbreekt, wanneer die vaststelling zich naar nationaal recht verzet tegen de afgifte van een betalingsbevel tegen die schuldenaar?

    3)

    Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, moeten de daarin vermelde bepalingen dan aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter verplicht is om het afgegeven betalingsbevel in te trekken wanneer hij een controle heeft uitgevoerd en met zekerheid heeft vastgesteld dat de schuldenaar geen gewone verblijfplaats heeft in de lidstaat van de aangezochte rechter?


    (1)  PB 2012, L 351, blz. 1.


    Top