Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019TN0361

    Zaak T-361/19: Beroep ingesteld op 16 juni 2019 — CF/Parlement

    PB C 263 van 5.8.2019, p. 61–62 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    5.8.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 263/61


    Beroep ingesteld op 16 juni 2019 — CF/Parlement

    (Zaak T-361/19)

    (2019/C 263/67)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: CF (vertegenwoordiger: A. Daoût, advocaat)

    Verwerende partij: Europees Parlement

    Conclusies

    de bestreden besluiten nietig verklaren;

    gelasten dat de door de bestreden besluiten veroorzaakte financiële en immateriële schade wordt vergoed, of aan verzoekster provisioneel 50 000 EUR toekennen;

    het Europees Parlement verwijzen in alle kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep tot nietigverklaring van twee besluiten van de voorzitter van het Europees Parlement van 16 april 2019, waarbij verzoekster schuldig werd verklaard aan psychisch geweld tegen haar voormalige geaccrediteerde parlementaire medewerkster en waarbij haar de sanctie van een berisping werd opgelegd, voert verzoekster vier middelen aan:

    1.

    Eerste middel: onjuiste opvatting van de wettelijke definitie van geweld zoals deze is opgenomen in artikel 12 bis van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, aangezien de voorzitter van het Parlement geen rekening heeft gehouden met de bestanddelen van het begrip „psychisch geweld” zoals vastgelegd bij de wet en door de rechtspraak.

    2.

    Tweede middel: gebrekkige motivering van het bestreden besluit. Verzoekster stelt dat de voorzitter van het Parlement zijn eerste besluit heeft gemotiveerd op grond van het onvolledige verslag van het raadgevend comité, en dat diens tweede besluit niet voldoet aan de criteria van artikel 166 van het Reglement van het Europees Parlement.

    3.

    Derde middel: schending van het recht op behoorlijk bestuur en de rechten van de verdediging. Volgens verzoekster heeft de administratie de zorgplicht, het beginsel van de redelijke termijn, de regels inzake de vertrouwelijkheid van het onderzoek, de rechten van de verdediging, het vermoeden van onschuld en het recht op toegang tot het tuchtdossier geschonden.

    4.

    Vierde middel: schending van het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van de niet-terugwerkende kracht van dwingende voorschriften, aangezien de voorzitter van het Parlement en het raadgevend comité een dwingende regeling hebben toegepast op feiten die voorafgingen aan de vaststelling van die regeling.

    Verzoekster vordert daarenboven vergoeding van haar financiële en immateriële schade. Zij betoogt dat de wijze waarop het onderzoek werd gevoerd haar reputatie heeft aangetast en dat zij daardoor niet heeft kunnen deelnemen aan de Europese verkiezingen.


    Top