Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019TB0155

    Zaak T-155/19: Beschikking van het Gerecht van 31 maart 2020 — AP / EIF (“Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding – Openbare dienst – Personeel van het EIF – Ontslagverzoek van een functionaris om persoonlijke redenen – Verlof wegens ernstige ziekte dat is aangevangen vóór de door de functionaris gekozen datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst – Verzoek om intrekking van het ontslag na de door de functionaris gekozen datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst – Weigering van het EIF om de intrekking met terugwerkende kracht van het ontslag te aanvaarden – Uitstel van de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens het ziekteverlof – Toepasselijkheid van artikel 33 van het personeelsreglement van het EIF – Beroep deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk rechtens ongegrond”)

    PB C 191 van 8.6.2020, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.6.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 191/14


    Beschikking van het Gerecht van 31 maart 2020 — AP / EIF

    (Zaak T-155/19) (1)

    (“Beroep tot nietigverklaring en tot schadevergoeding - Openbare dienst - Personeel van het EIF - Ontslagverzoek van een functionaris om persoonlijke redenen - Verlof wegens ernstige ziekte dat is aangevangen vóór de door de functionaris gekozen datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst - Verzoek om intrekking van het ontslag na de door de functionaris gekozen datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst - Weigering van het EIF om de intrekking met terugwerkende kracht van het ontslag te aanvaarden - Uitstel van de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens het ziekteverlof - Toepasselijkheid van artikel 33 van het personeelsreglement van het EIF - Beroep deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk rechtens ongegrond”)

    (2020/C 191/18)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: AP (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

    Verwerende partij: Europees Investeringsfonds (vertegenwoordigers: M. Leander, N. Panayotopoulos en F. Dascalescu, gemachtigden, bijgestaan door P-E. Partsch en T. Evans, advocaten)

    Voorwerp

    Verzoek krachtens artikel 270 VWEU en artikel 50 bis van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, strekkende tot ten eerste nietigverklaring van de brieven van het EIF van 30 augustus en 3 oktober 2018 tot afwijzing van verzoeksters verzoek van 20 juni 2018, ten tweede veroordeling van het EIF tot betaling aan verzoekster van de voordelen bedoeld in artikel 33 van het personeelsreglement van het EIF, en ten derde vergoeding van de immateriële schade die verzoekster zou hebben geleden

    Dictum

    1)

    Het beroep wordt deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk rechtens ongegrond verklaard.

    2)

    AP wordt verwezen in de kosten.


    (1)  PB C 155 van 6.5.2019.


    Top