This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CN0093
Case C-93/19P: Appeal brought on 6 February 2019 by the European External Action Service against the judgment of the General Court (First Chamber) delivered on 27 November 2018 in Case T-315/17, Hebberecht v EEAS
Zaak C-93/19 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 februari 2019 door de Europese Dienst voor extern optreden tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 27 november 2018 in zaak T-315/17, Hebberecht/EDEO
Zaak C-93/19 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 februari 2019 door de Europese Dienst voor extern optreden tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 27 november 2018 in zaak T-315/17, Hebberecht/EDEO
PB C 155 van 6.5.2019, p. 27–27
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
6.5.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/27 |
Hogere voorziening ingesteld op 6 februari 2019 door de Europese Dienst voor extern optreden tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 27 november 2018 in zaak T-315/17, Hebberecht/EDEO
(Zaak C-93/19 P)
(2019/C 155/33)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirante: Europese Dienst voor extern optreden (vertegenwoordigers: S. Marquardt en R. Spac, gemachtigden)
Andere partij in de procedure: Chantal Hebberecht
Conclusies
— |
het arrest van het Gerecht van 27 november 2018 in zaak T-315/17 vernietigen; |
— |
het beroep in eerste aanleg ongegrond verklaren; |
— |
de andere partij in de procedure verwijzen in de kosten. |
Middelen en voornaamste argumenten
Volgens de EDEO heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn arrest te baseren op schending van artikel 1 quinquies, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren en door te oordelen dat deze bepaling een beginsel bevat dat rechtstreeks kan worden toegepast op individuele besluiten die door de instelling worden genomen ter uitvoering van dit Statuut (punten 93-94 van het bestreden arrest).
Zelfs al zou bij artikel 1 quinquies, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren een rechtstreeks toepasselijke verplichting worden opgelegd, dan nog zou deze bepaling in casu geen toepassing kunnen vinden, gelet op de aard van het litigieuze besluit, dat uitsluitend betrekking had op verzoekster in haar hoedanigheid van delegatiehoofd en niet geschikt was voor toepassing van een gendergelijkheidsbeginsel.