This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CA0070
Case C-70/18: Judgment of the Court (First Chamber) of 3 October 2019 (request for a preliminary ruling from the Raad van State — Netherlands) — Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid v A, B, P (Reference for a preliminary ruling — EEC-Turkey Association Agreement — Decision No 2/76 — Article 7 — Decision No 1/80 — Article 13 — ‘Standstill’ clauses — New restriction — Collection, registration and retention of biometric data of Turkish nationals in a central filing system — Overriding reasons of public interest — Objective of preventing and combating identity and document fraud — Articles 7 and 8 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union — Right to respect for private life — Right to the protection of personal data — Proportionality)
Zaak C-70/18: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State - Nederland) – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid/A, B, P (Prejudiciële verwijzing – Associatieovereenkomst EEG-Turkije – Besluit nr. 2/76 – Artikel 7 – Besluit nr. 1/80 – Artikel 13 – Standstillbepalingen – Nieuwe beperking – Afname, vastlegging en bewaring van biometrische gegevens van Turkse onderdanen in een centraal bestand – Dwingende redenen van algemeen belang – Doelstelling van voorkoming en bestrijding van identiteits- en documentfraude – Artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op eerbiediging van het privéleven – Recht op bescherming van persoonsgegevens – Evenredigheid)
Zaak C-70/18: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State - Nederland) – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid/A, B, P (Prejudiciële verwijzing – Associatieovereenkomst EEG-Turkije – Besluit nr. 2/76 – Artikel 7 – Besluit nr. 1/80 – Artikel 13 – Standstillbepalingen – Nieuwe beperking – Afname, vastlegging en bewaring van biometrische gegevens van Turkse onderdanen in een centraal bestand – Dwingende redenen van algemeen belang – Doelstelling van voorkoming en bestrijding van identiteits- en documentfraude – Artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op eerbiediging van het privéleven – Recht op bescherming van persoonsgegevens – Evenredigheid)
PB C 413 van 9.12.2019, p. 6–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 413/6 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State - Nederland) – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid/A, B, P
(Zaak C-70/18) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Associatieovereenkomst EEG-Turkije - Besluit nr. 2/76 - Artikel 7 - Besluit nr. 1/80 - Artikel 13 - Standstillbepalingen - Nieuwe beperking - Afname, vastlegging en bewaring van biometrische gegevens van Turkse onderdanen in een centraal bestand - Dwingende redenen van algemeen belang - Doelstelling van voorkoming en bestrijding van identiteits- en documentfraude - Artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Recht op eerbiediging van het privéleven - Recht op bescherming van persoonsgegevens - Evenredigheid)
(2019/C 413/07)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Raad van State
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Verwerende partijen: A, B, P
Dictum
Artikel 13 van besluit nr. 1/80 van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de Associatie, dat is vastgesteld door de Associatieraad die is ingesteld bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, die op 12 september 1963 te Ankara is ondertekend door de Republiek Turkije enerzijds en de lidstaten van de EEG en de Gemeenschap anderzijds, en die namens laatstgenoemde is gesloten, goedgekeurd en bevestigd bij besluit 64/732/EEG van de Raad van 23 december 1963, moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf aan onderdanen van derde landen, waaronder Turkse onderdanen, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat hun biometrische gegevens worden afgenomen, vastgelegd en bewaard in een centraal bestand, een „nieuwe beperking” in de zin van die bepaling vormt. Die beperking wordt echter gerechtvaardigd door het doel om identiteits- en documentfraude te voorkomen en te bestrijden.