Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017TN0256

    Zaak T-256/17: Beroep ingesteld op 2 mei 2017 — Labiri/EESC

    PB C 213 van 3.7.2017, p. 34–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.7.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 213/34


    Beroep ingesteld op 2 mei 2017 — Labiri/EESC

    (Zaak T-256/17)

    (2017/C 213/46)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij: Vassiliki Labiri (Brussel, België) (vertegenwoordigers: J.-N. Louis en N. de Montigny, advocaten)

    Verwerende partij: Europees Economisch en Sociaal Comité

    Conclusies

    De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

    nietig te verklaren het besluit van het Europees Economisch en Sociaal Comité om niet te goeder trouw uitvoering te geven aan punt 3 van de tussen partijen gesloten minnelijke regeling;

    het Europees Economisch en Sociaal Comité te veroordelen tot betaling van het bedrag van 250 000 EUR aan verzoekster;

    de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

    1.

    Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 266 VWEU, aangezien het bestreden besluit, volgens hetwelk de verwerende partij geen toepassing kan geven aan een akkoord gesloten in het kader van een minnelijke regeling in zaak F-33/15, Labiri/EESC, een niet-uitvoering vormt van een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Een dergelijke onwettige niet-uitvoering van het aldus gesloten akkoord vormt tevens een niet-nakoming van de zorgplicht jegens verzoekster en van de verplichting tot loyale samenwerking zoals opgenomen in artikel 4, lid 3, VEU, een schending van het beginsel dat vrijelijk gesloten akkoorden tussen partijen te goeder trouw moeten worden uitgevoerd, een schending van het beginsel van behoorlijk bestuur en een niet-nakoming van de bijstandsplicht voortvloeiende uit artikel 24 van het Ambtenarenstatuut.

    2.

    Tweede middel, ontleend aan misbruik van bevoegdheid, meer bepaald bestaande in een misbruik van procedure, aangezien de verwerende partij nooit de bedoeling heeft gehad om het tussen partijen gesloten akkoord loyaal uit te voeren en dit alleen maar heeft ondertekend om ervoor te zorgen dat zij afstand van instantie in zaak F-33/15 deed.


    Top