This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017TA0493
Case T-493/17: Judgment of the General Court of 29 November 2018 — WL v ERCEA (Civil service — Members of the contract staff — Administrative inquiry — Extension of a probationary period — Preparatory act — Dismissal — Notification of dismissal by email — Time for bringing a complaint — Starting point — Inadmissibility — Compliance with essential procedural requirements — Dismissal decision at the end of the probationary period — Breach of the relationship of trust — Liability — Request for a hearing made in the application but not reiterated in accordance with Article 106(2) of the Rules of Procedure)
Zaak T-493/17: Arrest van het Gerecht van 29 november 2018 — WL / ERCEA („Openbare dienst — Arbeidscontractanten — Administratief onderzoek — Verlenging van de proeftijd — Voorbereidende handeling — Ontslag — Kennisgeving van het ontslag via e-mail — Klachttermijn — Aanvang — Niet-ontvankelijkheid — Eerbiediging van wezenlijke vormvoorschriften — Ontslagbesluit na afloop van de proeftijd — Verbreking van de vertrouwensband — Aansprakelijkheid — Verzoek om een mondelinge behandeling gedaan in het verzoekschrift en niet herhaald overeenkomstig artikel 106, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering”)
Zaak T-493/17: Arrest van het Gerecht van 29 november 2018 — WL / ERCEA („Openbare dienst — Arbeidscontractanten — Administratief onderzoek — Verlenging van de proeftijd — Voorbereidende handeling — Ontslag — Kennisgeving van het ontslag via e-mail — Klachttermijn — Aanvang — Niet-ontvankelijkheid — Eerbiediging van wezenlijke vormvoorschriften — Ontslagbesluit na afloop van de proeftijd — Verbreking van de vertrouwensband — Aansprakelijkheid — Verzoek om een mondelinge behandeling gedaan in het verzoekschrift en niet herhaald overeenkomstig artikel 106, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering”)
PB C 44 van 4.2.2019, p. 36–37
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
4.2.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 44/36 |
Arrest van het Gerecht van 29 november 2018 — WL / ERCEA
(Zaak T-493/17) (1)
((„Openbare dienst - Arbeidscontractanten - Administratief onderzoek - Verlenging van de proeftijd - Voorbereidende handeling - Ontslag - Kennisgeving van het ontslag via e-mail - Klachttermijn - Aanvang - Niet-ontvankelijkheid - Eerbiediging van wezenlijke vormvoorschriften - Ontslagbesluit na afloop van de proeftijd - Verbreking van de vertrouwensband - Aansprakelijkheid - Verzoek om een mondelinge behandeling gedaan in het verzoekschrift en niet herhaald overeenkomstig artikel 106, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering”))
(2019/C 44/46)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Verzoekende partij: WL (vertegenwoordiger: F. Elia, advocaat)
Verwerende partij: Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (vertegenwoordigers: F. Sgritta en M. Chacón Mohedano, gemachtigden, bijgestaan door A. Dal Ferro, advocaat)
Voorwerp
Verzoek krachtens artikel 270 VWEU, strekkende tot ten eerste nietigverklaring van het ontslagbesluit van ERCEA dat verzoekster op 10 januari 2017 mondeling is meegedeeld, tot onmiddellijk herstel van de arbeidsverhouding en tot veroordeling van ERCEA tot betaling van alle inmiddels verschuldigde bezoldigingen, ten tweede nietigverklaring van het besluit van ERCEA van 28 oktober 2016 om verzoeksters proeftijd te verlengen en tot vaststelling van de non-existentie van die proeftijd vanaf 1 november 2016, ten derde nietigverklaring van de handelingen bestaande in een administratief onderzoek uitgevoerd door het Bureau voor onderzoek en discipline van de Commissie (IDOC) en van het rapport van dat onderzoek van 7 november 2016 alsmede tot verordening aan ERCEA om dat onderzoek te verwijderen uit het computersysteem voor het personeelsbeleid en uit elke andere databank binnen de instellingen van de Europese Unie, ten vierde nietigverklaring van het ontslagbesluit van ERCEA van 22 december 2016 dat verzoekster heeft ontvangen op 24 januari 2017, tot onmiddellijk herstel van de arbeidsverhouding en tot veroordeling van ERCEA tot betaling van een schadevergoeding bestaande in de bezoldigingen vanaf de datum van ontslag tot de datum van bekendmaking van het arrest of, bij gebreke van herstel van de arbeidsverhouding, tot veroordeling van ERCEA tot vergoeding van de schade bestaande in het verlies van bezoldiging tot de afloop van de overeenkomst, welke schade 39 000 EUR bedraagt, en ten vijfde en in elk geval veroordeling van ERCEA tot betaling aan verzoekster van een vergoeding van 300 000 EUR of van elk ander hoger of lager bedrag dat redelijk zal worden geacht wegens de ernstige afbreuk aan haar imago en haar persoonlijke en beroepsreputatie
Dictum
1) |
Het beroep wordt verworpen. |
2) |
WL wordt verwezen in de kosten. |