EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CA0635

Zaak C-635/17: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 13 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Den Haag zittingsplaats Haarlem — Nederland) — E./Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (Prejudiciële verwijzing — Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — Immigratiebeleid — Recht op gezinshereniging — Richtlijn 2003/86/EG — Uitsluitingen van de werkingssfeer van de richtlijn — Artikel 3, lid 2, onder c) — Uitsluiting van subsidiair beschermden — Uitbreiding door het nationale recht van het recht op gezinshereniging tot die personen — Bevoegdheid van het Hof — Artikel 11, lid 2 — Ontbreken van officiële bewijsstukken waaruit de gezinsband blijkt — Gegeven uitleg onvoldoende plausibel geacht — Op de autoriteiten van de lidstaten rustende verplichtingen om aanvullende stappen te ondernemen — Grenzen)

PB C 155 van 6.5.2019, p. 8–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/8


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 13 maart 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank Den Haag zittingsplaats Haarlem — Nederland) — E./Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

(Zaak C-635/17) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - Immigratiebeleid - Recht op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Uitsluitingen van de werkingssfeer van de richtlijn - Artikel 3, lid 2, onder c) - Uitsluiting van subsidiair beschermden - Uitbreiding door het nationale recht van het recht op gezinshereniging tot die personen - Bevoegdheid van het Hof - Artikel 11, lid 2 - Ontbreken van officiële bewijsstukken waaruit de gezinsband blijkt - Gegeven uitleg onvoldoende plausibel geacht - Op de autoriteiten van de lidstaten rustende verplichtingen om aanvullende stappen te ondernemen - Grenzen)

(2019/C 155/10)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Den Haag zittingsplaats Haarlem

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: E.

Verwerende partij: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Dictum

1)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is uit hoofde van artikel 267 VWEU bevoegd om artikel 11, lid 2, van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging, uit te leggen in een situatie als aan de orde in het hoofdgeding, waarin de verwijzende rechter zich dient uit te spreken over een verzoek om gezinshereniging van een subsidiair beschermde, wanneer deze bepaling door het nationale recht op rechtstreekse en onvoorwaardelijke wijze van toepassing is verklaard op een dergelijke situatie.

2)

Artikel 11, lid 2, van richtlijn 2003/86 moet aldus worden uitgelegd dat het in omstandigheden als die van het hoofdgeding, waarin een gezinshereniger die subsidiaire bescherming geniet een verzoek om gezinshereniging heeft ingediend ten behoeve van een minderjarige van wie zij de tante is en de voogd zou zijn, en die als vluchteling en zonder familieband in een derde land woont, zich verzet tegen de afwijzing van dat verzoek alleen op grond dat de gezinshereniger geen officiële bewijsstukken van het overlijden van de biologische ouders van de minderjarige en dus van de feitelijke gezinsband met hem heeft overgelegd, en de uitleg die de gezinshereniger heeft verstrekt voor haar onvermogen om dergelijke stukken over te leggen door de bevoegde autoriteiten niet plausibel is geacht, alleen op grond van algemene informatie die over de situatie in het land van herkomst beschikbaar is, zonder rekening te houden met de concrete situatie van de gezinshereniger en de minderjarige alsmede met de bijzondere problemen waarmee zij vóór en na hun vlucht uit het land van herkomst volgens hun zeggen zijn geconfronteerd.


(1)  PB C 63 van 19.2.2018.


Top