Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0246

    Zaak C-246/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 28 mei 2015 door Pollmeier Massivholz GmbH & Co. KG tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 17 maart 2015 in zaak T-89/09, Pollmeier Massivholz GmbH & Co. KG/Europese Commissie

    PB C 236 van 20.7.2015, p. 31–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.7.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 236/31


    Hogere voorziening ingesteld op 28 mei 2015 door Pollmeier Massivholz GmbH & Co. KG tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 17 maart 2015 in zaak T-89/09, Pollmeier Massivholz GmbH & Co. KG/Europese Commissie

    (Zaak C-246/15 P)

    (2015/C 236/42)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Rekwirante: Pollmeier Massivholz GmbH & Co. KG (vertegenwoordigers: J. Heithecker, J. Ylinen, Rechtsanwälte)

    Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Land Hessen

    Conclusies

    punt 2 van het dictum van het bestreden arrest vernietigen voor zover daarin het derde middel betreffende de investeringssubsidie en de verkoop van een openbaar perceel werd afgewezen;

    de punten 3 tot en met 5 van het dictum van het bestreden arrest vernietigen;

    de Commissie en het Land Hessen verwijzen in de kosten van de hogere voorziening.

    Daarenboven worden de door rekwirante in eerste aanleg genomen conclusies gehandhaafd voor zover daarbij wordt verzocht

    besluit C (2008) 6017 definitief van de Commissie van 21 oktober 2008, staatssteun N 512/2007 — Duitsland, Abalon Hardwood Hessen GmbH, nietig te verklaren voor zover daarin wordt overwogen dat de aangemelde regionale steun een bestaande steunmaatregel is als bedoeld in artikel 1, onder b-ii), van verordening (EG) nr. 659/1999;

    besluit C (2008) 6017 definitief van de Commissie van 21 oktober 2008, staatssteun N 512/2007 — Duitsland, Abalon Hardwood Hessen GmbH, nietig te verklaren voor zover daarin wordt overwogen dat de verkoop van een openbaar perceel geen steun als bedoeld in artikel 87, lid 1, EG inhoudt;

    de Commissie te verwijzen in alle kosten van de procedure in eerste aanleg.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De onderhavige hogere voorziening ziet op de voorwaarden waaronder de grieven die in een klacht over steun worden aangevoerd door een rechtstreekse concurrent van de steunontvanger, door de Commissie mogen worden afgewezen zonder dat zij de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU instelt.

    Rekwirante stelt zich op het standpunt dat het Gerecht in het bestreden arrest het derde middel, waarmee bekritiseerd werd dat de formele onderzoeksprocedure niet was ingesteld, niet alleen — zoals gebeurd is — gegrond had moeten verklaren ten aanzien van de gelaakte steunmaatregel in de vorm van garanties, maar ook ten aanzien van de andere gelaakte steunmaatregelen in de vorm van een investeringssubsidie en de verkoop van een openbaar perceel.

    Rekwirante voert vijf middelen aan:

    1.

    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door met betrekking tot de investeringssubsidie te overwegen dat het besluit van 6 december 2007 voor het onderzoek van het derde middel irrelevant was omdat de Commissie, hoewel in de administratieve procedure een zorgvuldig onderzoek had plaatsgevonden, niet op de hoogte kon zijn van het bestaan van dat besluit en dat besluit bovendien het resultaat van het onderzoek van de Commissie niet had kunnen beïnvloeden.

    2.

    Het Gerecht heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en in nog meer opzichten blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het deskundigenadvies over de waarde van het aan de steunontvanger overgedragen openbaar perceel als deskundige mening te kennen gaf dat de gebouwen op het perceel waardeloos waren.

    3.

    Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te overwegen dat de Commissie het recht had in de administratieve procedure aan te nemen dat het bedrag van 1 4 00  000 EUR, dat werd afgetrokken van de overeenkomstig het deskundigenadvies bepaalde koopsom, overeenstemde met de marktprijs voor de sloop van alle gebouwen op het perceel dat aan de steunontvanger werd verkocht.

    4.

    Het Gerecht heeft in verschillende opzichten blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van § 4, punt 6, van de koopovereenkomst betreffende het perceel, dat bepaalt dat de steunontvanger alle gebouwen op het perceel moet slopen en nabetalingen aan de vervreemder van het perceel moet doen indien binnen tien jaar na de verkrijging van het perceel de sloop geheel of gedeeltelijk uitblijft of blijkt dat de marktconforme sloopkosten lager zijn dan het bovengenoemde bedrag van 1 4 00  000 EUR.

    5.

    Het Gerecht heeft rekwirante ten onrechte gedeeltelijk verwezen in de kosten van de procedure, aangezien het beroep gegrond was wat drie van de vijf gelaakte steunmaatregelen betrof, en rekwirante met betrekking tot de twee andere gelaakte steunmaatregelen alleen beroep instelde omdat noch de documenten die haar tijdens de administratieve procedure werden toegezonden, noch het besluit van de Commissie daarover gedetailleerde informatie bevatten.


    Top