Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0210

    Zaak C-210/15 P: Hogere voorziening ingesteld op 6 mei 2015 door de Republiek Polen tegen het arrest van het Gerecht van 25 februari 2015 in zaak T-257/13, Republiek Polen/Europese Commissie

    PB C 236 van 20.7.2015, p. 28–29 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.7.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 236/28


    Hogere voorziening ingesteld op 6 mei 2015 door de Republiek Polen tegen het arrest van het Gerecht van 25 februari 2015 in zaak T-257/13, Republiek Polen/Europese Commissie

    (Zaak C-210/15 P)

    (2015/C 236/38)

    Procestaal: Pools

    Partijen

    Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde)

    Andere partij bij de procedure: Europese Commissie

    Conclusies:

    vernietiging in zijn geheel van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 25 februari 2015 in zaak T-257/13, Republiek Polen/Europese commissie;

    nietigverklaring van uitvoeringsbesluit 2013/123/EU van de Commissie van 26 februari 2013 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) [kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 981] (1), voor zover daarin een bedrag van 2 8 7 63  238,60 EUR en 5 6 88  440,96 EUR, uitgegeven door een betaalorgaan dat was geaccrediteerd door de Republiek Polen, aan financiering van de Europese Unie wordt onttrokken;

    verwijzing van de Europese commissie in de kosten van beide instanties.

    Middelen en voornaamste argumenten

    De Republiek Polen voert tegen het bestreden arrest aan dat artikel 11, lid 1, van verordening nr. 1257/1999 en artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1698/2005 onjuist zijn uitgelegd, namelijk in de zin dat de toekenning van steun voor vervroegde uittreding afhangt van de verplichting dat de cedent van het bedrijf vóór de overdracht ervan zijn landbouwactiviteiten commercieel heeft uitgeoefend, terwijl uit deze bepalingen blijkt dat vereist is dat de landbouwactiviteiten (al dan niet commercieel) gedurende die 10 jaar voorafgaande aan de overdracht zijn uitgeoefend en het de cedent verboden is na de overdracht van dat bedrijf commerciële landbouwactiviteiten uit te oefenen.

    Volgens de Republiek Polen volgt het vereiste van commerciële landbouwactiviteiten in het tijdvak voorafgaand aan de overdracht van het bedrijf niet uit het recht van de Unie. Uit artikel 11, lid 1, van verordening nr. 1257/1999 en artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1698/2005 vloeit voort dat de landbouwactiviteit gedurende tien jaar voorafgaand aan de overdracht van het bedrijf moet zijn uitgeoefend. De activiteit mag echter in dit tijdvak zowel commercieel als niet-commercieel zijn geweest. Bovendien verbieden deze bepalingen dat de cedent van het landbouwbedrijf na de overdracht ervan commerciële landbouwactiviteiten uitoefent.


    (1)  PB L 67, blz. 20.


    Top