Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0028

    Zaak C-28/12: Beroep ingesteld op 18 januari 2012 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie

    PB C 73 van 10.3.2012, p. 23–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.3.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 73/23


    Beroep ingesteld op 18 januari 2012 — Europese Commissie/Raad van de Europese Unie

    (Zaak C-28/12)

    2012/C 73/40

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Valero Jordana, K. Simonsson, S. Bartelt, gemachtigden)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    besluit 2011/708/EU van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen van 16 juni 2011 inzake de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen; en inzake de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van de Aanvullende Overeenkomst tussen ten eerste, de Europese Unie en haar lidstaten, ten tweede, IJsland en ten derde, het Koninkrijk Noorwegen betreffende de toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen ten eerste, de Verenigde Staten van Amerika, ten tweede, de Europese Unie en haar lidstaten, ten derde, IJsland en ten vierde, het Koninkrijk Noorwegen (1) nietig verklaren;

    de gevolgen van besluit 2011/708/EU handhaven;

    de Raad verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    1)

    Met het onderhavige beroep verzoekt de Commissie om nietigverklaring van het op het gebied van luchtvervoer vastgestelde „besluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen” van 16 juni 2011 (besluit 2011/708/EU) (hierna: „bestreden besluit”). Dit besluit betreft de ondertekening en de voorlopige toepassing van de toetreding van IJsland en het Koninkrijk Noorwegen tot de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds, alsook de ondertekening en voorlopige toepassing van de Aanvullende Overeenkomst bij eerstgenoemde Overeenkomst.

    2)

    Het beroep is gebaseerd op de volgende drie middelen:

    3)

    De Commissie betoogt ten eerste dat de Raad door de vaststelling van het bestreden besluit inbreuk heeft gemaakt op artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) juncto artikel 218, leden 2 en 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), voorzover uit artikel 218, leden 2 en 5, VWEU blijkt dat de Raad de instelling is die wordt aangewezen om machtiging te verlenen tot ondertekening en voorlopige toepassing van overeenkomsten. Het besluit diende dus uitsluitend door de Raad te worden vastgesteld, en niet daarnaast ook nog door de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen.

    4)

    Met haar tweede middel betoogt de Commissie dat de Raad door de vaststelling van het bestreden besluit inbreuk heeft gemaakt op de eerste alinea van artikel 218, lid 8, VWEU juncto artikel 100, lid 2, VWEU, op grond waarvan de Raad besluit bij gekwalificeerde meerderheid. Het besluit van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, is geen besluit van de Raad, maar een handeling die de lidstaten collectief hebben vastgesteld als leden van hun regeringen en niet in hun hoedanigheid van leden van de Raad. Wegens de aard ervan vereist een dergelijke handeling unanimiteit. Door de twee besluiten in de vorm van één, unanimiteit vereisend besluit vast te stellen, wordt afgedaan aan de aard zelf van de regel van gekwalificeerde meerderheid van artikel 218, lid 8, eerste alinea, VWEU.

    5)

    Ten slotte heeft de Raad inbreuk gemaakt op de in de Verdragen vermelde doelstellingen en op het in artikel 13, lid 2, VWEU neergelegde beginsel van loyale samenwerking. De Raad had zijn bevoegdheden aldus moeten uitoefenen dat daarbij het institutionele kader van de Unie en de Unierechtelijke procedures van artikel 218 VWEU niet werden omzeild en diende daarbij de in de Verdragen vermelde doelstellingen in acht te nemen.


    (1)  PB L 283, blz. 1.


    Top