EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0008

Zaak C-8/12: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per la Toscana (Italië) op 2 januari 2012 — Cristian Rainone e.a./Ministero dell’Interno e.a.

PB C 73 van 10.3.2012, p. 21–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 73/21


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per la Toscana (Italië) op 2 januari 2012 — Cristian Rainone e.a./Ministero dell’Interno e.a.

(Zaak C-8/12)

2012/C 73/37

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Amministrativo Regionale per la Toscana

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Cristian Rainone, Orentino Viviani, Miriam Befani

Verwerende partijen: Ministero dell’Interno, Questura di Prato en Questura di Firenze

Prejudiciële vragen

1)

Moeten de artikelen 43 EG en 49 EG aldus worden uitgelegd dat zij zich in beginsel verzetten tegen een wettelijke regeling van een lidstaat als die van artikel 88 van de T.U.L.P.S., volgens welke „de vergunning voor de exploitatie van weddenschappen uitsluitend kan worden verleend aan personen die houder zijn van een concessie of van een vergunning die is verleend door het ministerie of een andere entiteit waaraan de bevoegdheid voor de organisatie en het beheer van weddenschappen krachtens de wet is voorbehouden, alsook aan personen die door de concessie- of vergunninghouder daarmee zijn belast op grond van die concessie of die vergunning”, en van artikel 2, lid 2 ter, van decreto legge nr. 40 van 25 maart 2010, omgezet bij wet nr. 73/2010, waarin is bepaald dat „artikel 88 van de gecoördineerde tekst van de wetten inzake openbare veiligheid, zoals opgenomen in koninklijk besluit nr. 773 van 18 juni 1931, zoals gewijzigd, aldus wordt uitgelegd dat de erin bedoelde vergunning, wanneer zij wordt afgegeven voor commerciële bedrijven waarin openbare kansspelen met geldwinst worden geëxploiteerd en ingezameld, slechts rechtgevolgen heeft wanneer voordien aan de eigenaars van dergelijke bedrijven door het ministerie van Economie en Financiën — Amministrazione autonoma dei monopoli di Stato (Autonoom bestuur voor staatsmonopolies), een concessie voor de exploitatie en de inzameling van dergelijke kansspelen is verleend”?

2)

Moeten de voormelde artikelen 43 EG en 49 EG aldus worden uitgelegd dat zij zich in beginsel tevens verzetten tegen een nationale regeling als die welke is bedoeld in artikel 38, lid 2, van decreto legge nr. 223 van 4 juli 2006, omgezet bij wet nr. 248/2006, volgens welke „Artikel 1, lid 287, van de wet nr. 311 van 30 december 2004, wordt vervangen door het hiernavolgende:

„287.   Met de maatregelen van het ministerie van Economie en Financiën — Amministrazione autonoma dei monopoli di Stato worden de nieuwe wijzen van aanbieding van kansspelen betreffende andere evenementen dan paardenrennen geregeld onder de hierna volgende voorwaarden:

[…]

l)

bepaling van de wijze waarop de concessiehouders voor het inzamelen van weddenschappen tegen vaste notering betreffende andere evenementen dan paardenrennen — geregeld door het reglement bedoeld in decreet nr. 111 van 1 maart 2006 van de Minister van Economische zaken en Financiën — worden beschermd.” ”

Dit betreft met name het feit dat genoemd artikel 38, lid 2, voorziet in een algemene tendens om houders van vóór de wijziging van de regelgeving verleende concessies te beschermen, in een reeks beperkingen en maatregelen die de facto tot gevolg zouden kunnen hebben dat de reeds bestaande handelsposities in stand blijven, zoals wordt bewezen door de verplichting om bij de opening van de nieuwe verkooppunten een bepaalde afstand tot reeds bestaande verkooppunten te eerbiedigen, en door de algemene uitlegging die de Amministrazione autonoma dei monopoli di Stato aan bovenvermeld artikel 38, lid 2, heeft gegeven, door in de concessieovereenkomsten de reeds vermelde vervalclausule op te nemen voor het geval van directe of indirecte uitoefening van soortgelijke grensoverschrijdende activiteiten.

3)

Indien dit bevestigend wordt beantwoord, dat wil zeggen indien de in vorige punten vermelde nationale bepalingen verenigbaar worden geacht met het gemeenschapsrecht, moet artikel 49 EG dan aldus worden uitgelegd dat, wanneer het vrij verrichten van diensten wordt beperkt om redenen van algemeen belang, vooraf dient te worden nagegaan of dit algemene belang niet reeds voldoende in aanmerking is genomen door de voorschriften, controles en onderzoeken waaraan de dienstverrichter in zijn staat van vestiging is onderworpen?

4)

Indien de vraag bevestigend wordt beantwoord, zoals aangegeven in het vorige punt, moet de verwijzende rechter er dan — in het kader van de toetsing van de evenredigheid van een dergelijke beperking — rekening mee houden dat de betrokken voorschriften in de staat waar de dienstverrichter is gevestigd, voorzien in controles die even streng zijn of zelfs verder gaan dan de controles van de staat waar de dienst wordt verricht?


Top