Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0660

    Zaak C-660/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per la Toscana (Italië) op 27 december 2011 — Daniele Biasci e.a./Ministero dell’Interno en Questura di Livorno

    PB C 73 van 10.3.2012, p. 18–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.3.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 73/18


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Amministrativo Regionale per la Toscana (Italië) op 27 december 2011 — Daniele Biasci e.a./Ministero dell’Interno en Questura di Livorno

    (Zaak C-660/11)

    2012/C 73/32

    Procestaal: Italiaans

    Verwijzende rechter

    Tribunale Amministrativo Regionale per la Toscana

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Daniele Biasci, Alessandro Pasquini, Andrea Milianti, Gabriele Maggini, Elena Secenti, Gabriele Livi

    Verwerende partijen: Ministero dell’Interno, Questura di Livorno

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moeten de artikelen 43 EG en 49 EG aldus worden uitgelegd dat zij zich in beginsel verzetten tegen een wettelijke regeling van een lidstaat als die van artikel 88 van de T.U.L.P.S., volgens welke „de vergunning voor de exploitatie van weddenschappen uitsluitend kan worden verleend aan personen die houder zijn van een concessie of van een vergunning die is verleend door het ministerie of een andere entiteit waaraan de bevoegdheid voor de organisatie en het beheer van weddenschappen krachtens de wet is voorbehouden, alsook aan personen die door de concessie- of vergunninghouder daarmee zijn belast op grond van die concessie of die vergunning”, en van artikel 2, lid 2 ter, van decreto legge nr. 40 van 25 maart 2010, omgezet bij wet nr. 73/2010, waarin is bepaald dat „artikel 88 van de gecoördineerde tekst van de wetten inzake openbare veiligheid, zoals opgenomen in koninklijk besluit nr. 773 van 18 juni 1931, zoals gewijzigd, aldus wordt uitgelegd dat de erin bedoelde vergunning, wanneer zij wordt afgegeven voor commerciële bedrijven waarin openbare kansspelen met geldwinst worden geëxploiteerd en ingezameld, slechts rechtgevolgen heeft wanneer voordien aan de eigenaars van dergelijke bedrijven door het ministerie van Economie en Financiën — Amministrazione autonoma dei monopoli di Stato (Autonoom bestuur voor staatsmonopolies), een concessie voor de exploitatie en de inzameling van dergelijke kansspelen is verleend”?

    2)

    Moeten de voormelde artikelen 43 EG en 49 EG aldus worden uitgelegd dat zij zich in beginsel tevens verzetten tegen een nationale regeling als die welke is bedoeld in artikel 38, lid 2, van decreto legge nr. 223 van 4 juli 2006, omgezet bij wet nr. 248/2006, (...) (1).

    De vraag betreffende de verenigbaarheid met bovenvermelde gemeenschapsrechtelijke beginselen van genoemd artikel 38, lid 2, betreft enkel die zinsneden van deze bepaling waarin: a) wordt voorzien in een algemene tendens om houders van vóór de wijziging van de regelgeving verleende concessies te beschermen; b) verplichtingen worden ingevoerd voor de opening van nieuwe verkooppunten betreffende de eerbiediging van een bepaalde afstand tot de reeds bestaande verkooppunten, hetgeen de facto tot gevolg kan hebben dat de reeds bestaande handelsposities in stand blijven. Voorts betreft de vraag de algemene uitlegging die de Amministrazione autonoma dei monopoli di Stato aan bovenvermeld artikel 38, lid 2, heeft gegeven door in de concessieovereenkomsten (artikel 23, lid 3) de reeds vermelde vervalclausule op te nemen voor het geval van directe of indirecte uitoefening van soortgelijke grensoverschrijdende activiteiten.

    3)

    Indien dit bevestigend wordt beantwoord, dat wil zeggen indien de in vorige punten vermelde nationale bepalingen verenigbaar worden geacht met het gemeenschapsrecht, moet artikel 49 EG dan aldus worden uitgelegd dat, wanneer het vrij verrichten van diensten wordt beperkt om redenen van algemeen belang, vooraf dient te worden nagegaan of dit algemene belang niet reeds voldoende in aanmerking is genomen door de voorschriften, controles en onderzoeken waaraan de dienstverrichter in zijn staat van vestiging is onderworpen?

    4)

    Indien de vraag bevestigend wordt beantwoord, in de in vorig punt aangehaalde bewoordingen, moet de verwijzende rechter er dan — in het kader van de toetsing van de evenredigheid van een dergelijke beperking — rekening mee houden dat de betrokken voorschriften in de staat waar de dienstverrichter is gevestigd, voorzien in controles die even streng zijn of zelfs verder gaan dan de controles van de staat waar de dienst wordt verricht?


    (1)  Weglating van het deel van de vraag dat de integrale tekst weergeeft van dit artikel, gepubliceerd in GURI nr. 153 van 4 juli 2006.


    Top