EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CA0616

Zaak C-616/11: Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 9 april 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — T-Mobile Austria GmbH/Verein für Konsumenteninformation (Richtlijn 2007/64/EG — Betalingsdiensten — Artikel 4, punt 23 — Begrip „betaalinstrument”  — Elektronische betalingsopdrachten en betalingsopdrachten via een papieren formulier — Artikel 52, lid 3 — Recht van begunstigde om betaler kosten in rekening te brengen voor gebruik van betaalinstrument — Bevoegdheid van lidstaten om algemeen verbod daarop te stellen — Contract tussen aanbieder van mobiele telefonie en particulieren)

PB C 175 van 10.6.2014, p. 4–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 175/4


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 9 april 2014 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof — Oostenrijk) — T-Mobile Austria GmbH/Verein für Konsumenteninformation

(Zaak C-616/11) (1)

((Richtlijn 2007/64/EG - Betalingsdiensten - Artikel 4, punt 23 - Begrip „betaalinstrument” - Elektronische betalingsopdrachten en betalingsopdrachten via een papieren formulier - Artikel 52, lid 3 - Recht van begunstigde om betaler kosten in rekening te brengen voor gebruik van betaalinstrument - Bevoegdheid van lidstaten om algemeen verbod daarop te stellen - Contract tussen aanbieder van mobiele telefonie en particulieren))

2014/C 175/04

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: T-Mobile Austria GmbH

Verwerende partij: Verein für Konsumenteninformation

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Oberster Gerichtshof — Uitlegging van artikel 4, punt 23, en artikel 52, lid 3, van richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van richtlijn 97/5/EG (PB L 319, blz. 1) — Werkingssfeer — Begrip „betaalinstrument” — Nationale wettelijke regeling die voorziet in een algemeen verbod op het inhouden van dossierkosten voor het gebruik van een betaalinstrument — Overeenkomst tussen een exploitant van een digitaal telefoonsysteem en particulieren — Betaling met ondertekend papieren overschrijvingsformulier, met papieren overschrijvingssysteem of met elektronisch overschrijvingssysteem

Dictum

1)

Artikel 52, lid 3, van richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, tot wijziging van de richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van richtlijn 97/5/EG, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling van toepassing is op het gebruik van een betaalinstrument in het kader van de contractuele relatie tussen een aanbieder van mobiele telefonie, als begunstigde, en zijn klant, als betaler.

2)

Artikel 4, punt 23, van richtlijn 2007/64 moet aldus worden uitgelegd dat zowel de procedure tot het verrichten van een betalingsopdracht via een door de betaler persoonlijk ondertekend acceptgiroformulier als de procedure tot het verrichten van een betalingsopdracht via een elektronische overschrijving (telebankieren), betaalinstrumenten in de zin van deze bepaling zijn.

3)

Artikel 52, lid 3, van richtlijn 2007/64 moet aldus worden uitgelegd dat het de lidstaten de bevoegdheid verleent om de begunstigden van een betaling een algemeen verbod op te leggen om de betaler kosten in rekening te brengen voor het gebruik van welk betaalinstrument dan ook, mits de betrokken nationale regeling — in haar geheel bezien — rekening houdt met de noodzaak om de concurrentie en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten aan te moedigen, waarbij het aan de verwijzende rechter staat om dit te verifiëren.


(1)  PB C 73 van 10.3.2012.


Top