Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CA0587

    Zaak C-587/10: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Vogtländische Straßen-, Tief- und Rohrleitungsbau GmbH Rodewisch (VSTR)/Finanzamt Plauen (Fiscale bepalingen — Belasting over toegevoegde waarde — Goederenleveringen — Belasting van ketentransacties — Weigering van vrijstelling wegens ontbreken van btw-identificatienummer van afnemer)

    PB C 366 van 24.11.2012, p. 9–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.11.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 366/9


    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 september 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof — Duitsland) — Vogtländische Straßen-, Tief- und Rohrleitungsbau GmbH Rodewisch (VSTR)/Finanzamt Plauen

    (Zaak C-587/10) (1)

    (Fiscale bepalingen - Belasting over toegevoegde waarde - Goederenleveringen - Belasting van ketentransacties - Weigering van vrijstelling wegens ontbreken van btw-identificatienummer van afnemer)

    2012/C 366/14

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesfinanzhof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Vogtländische Straßen-, Tief- und Rohrleitungsbau GmbH Rodewisch (VSTR)

    Verwerende partij: Finanzamt Plauen

    in tegenwoordigheid van: Bundesministerium der Finanzen

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Bundesfinanzhof — Uitlegging van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) — Levering van goederen — Belasting van kettingtransacties — Verwerving van goederen door een in een lidstaat gevestigde onderneming bij een andere, in een derde staat gevestigde en btw-rechtelijk niet geregistreerde onderneming, die de goederen van een in een andere lidstaat gevestigde onderneming betrekt, waarbij de goederen door de leverancier rechtstreeks aan de verwervende onderneming worden gezonden — Situatie waarin de leverancier het btw-identificatienummer van de afnemer vermeldt

    Dictum

    Artikel 28 quater, A, sub a, eerste alinea, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/80/EG van de Raad van 12 oktober 1998, dient aldus te worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat de belastingdienst van een lidstaat als voorwaarde voor de vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde van een intracommunautaire levering stelt dat de leverancier het identificatienummer van de belasting over de toegevoegde waarde van de afnemer opgeeft, evenwel mits deze vrijstelling niet louter wegens niet-naleving van deze verplichting wordt geweigerd wanneer de leverancier, te goeder trouw handelend en na alles te hebben gedaan wat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, dit identificatienummer niet kan opgeven en bovendien aanwijzingen verstrekt waaruit op afdoende wijze kan blijken dat de afnemer een belastingplichtige is die bij de betrokken handeling als zodanig handelt.


    (1)  PB C 80 van 12.3.2011.


    Top