This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62009CN0285
Case C-285/09: Reference for a preliminary ruling from the Bundesgerichtshof (Germany) lodged on 24 July 2009 — Criminal proceedings against R
Zaak C-285/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 24 juli 2009 — Strafzaak tegen R
Zaak C-285/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 24 juli 2009 — Strafzaak tegen R
PB C 267 van 7.11.2009, p. 31–31
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
7.11.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 267/31 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 24 juli 2009 — Strafzaak tegen R
(Zaak C-285/09)
2009/C 267/55
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesgerichtshof
Partij in het hoofdgeding
R
Prejudiciële vraag:
Moet artikel 28 quater, A, sub a, van de Zesde richtlijn (1) in die zin worden uitgelegd dat vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde voor levering van goederen moet worden geweigerd, wanneer de levering weliswaar heeft plaatsgevonden, maar op grond van objectieve feiten vaststaat dat de belastingplichtige verkoper
a) |
wist dat hij met de levering deelnam aan een transactie van goederen die bedoeld was om de belasting over de toegevoegde waarde te ontduiken, of |
b) |
handelingen heeft verricht die tot doel hadden de identiteit van de echte koper te verbergen om deze of een derde in de gelegenheid te stellen de belasting over de toegevoegde waarde te ontduiken? |
(1) Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1).