Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0156

    Zaak C-156/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 6 mei 2009 — Finanzamt Leverkusen/Verigen Transplantation Service International AG

    PB C 180 van 1.8.2009, p. 25–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    1.8.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 180/25


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 6 mei 2009 — Finanzamt Leverkusen/Verigen Transplantation Service International AG

    (Zaak C-156/09)

    2009/C 180/43

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Bundesfinanzhof

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Finanzamt Leverkusen

    Verwerende partij: Verigen Transplantation Service International AG

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet artikel 28 ter, F, eerste alinea, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 (1) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (hierna: „Zesde richtlijn”) in die zin worden uitgelegd dat

    a)

    kraakbeenmateriaal dat bij een mens is weggehaald (biopsie monsters) en aan een ondernemer ter beschikking is gesteld voor celvermeerdering en daaropvolgende teruggave als implantaat voor de betrokken patiënt, een „roerende lichamelijke zaak” is in de zin van die bepaling;

    b)

    het proces waarbij gewrichtkraakbeencellen uit het kraakbeen worden geïsoleerd en vervolgens worden vermeerderd, een „bewerking” van roerende lichamelijke zaken is in de zin van die bepaling;

    c)

    de dienst reeds dan onder het btw-identificatienummer van de ontvanger van de dienst voor deze is verricht, wanneer dit nummer in de rekening van de dienstverrichter is opgevoerd, zonder dat er over het gebruik hiervan iets uitdrukkelijk, schriftelijk was overeengekomen?

    2)

    Indien een van de vorenstaande vragen ontkennend wordt beantwoord:

    3)

    moet artikel 13, A, lid 1, sub c, van de Zesde richtlijn dan in die zin worden uitgelegd, dat het isoleren van gewrichtkraakbeencellen uit bij een mens afgenomen kraakbeenmateriaal en de daaropvolgende celvermeerdering een „gezondheidskundige verzorging van de mens” is, indien de door de celvermeerdering gewonnen cellen weer bij de donor worden geïmplanteerd?


    (1)  PB L 145, blz. 1.


    Top