Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62008CA0292

Zaak C-292/08: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 september 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — German Graphics Graphische Maschinen GmbH/Alice van der Schee, optredend in de hoedanigheid van curator in het faillissement van Holland Binding BV (Insolventie — Toepassing van recht van lidstaat waar procedure wordt geopend — Eigendomsvoorbehoud — Plaats waar goed zich bevindt)

PB C 267 van 7.11.2009, p. 22–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

7.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 267/22


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 10 september 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) — German Graphics Graphische Maschinen GmbH/Alice van der Schee, optredend in de hoedanigheid van curator in het faillissement van Holland Binding BV

(Zaak C-292/08) (1)

(Insolventie - Toepassing van recht van lidstaat waar procedure wordt geopend - Eigendomsvoorbehoud - Plaats waar goed zich bevindt)

2009/C 267/37

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Hoge Raad der Nederlanden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: German Graphics Graphische Maschinen GmbH

Verwerende partij: Alice van der Schee, optredend in de hoedanigheid van curator in het faillissement van Holland Binding BV

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hoge Raad der Nederlanden — Uitlegging van de artikelen 4, lid 2, sub b, 7, lid 1, en 25 van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (PB L 160, blz. 1) en van artikel 1, lid 2, sub b, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1) — Materiële werkingssfeer van verordeningen — Rechten van „lidstaat waar procedure wordt geopend” — Eigendomsvoorbehoud — Plaats waar goed zich bevindt — Uitsluiting van werkingssfeer van verordening Brussel I

Dictum

1)

Artikel 25, lid 2, van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, moet aldus worden uitgelegd dat de woorden „voor zover dat verdrag van toepassing is” inhouden dat alvorens de erkennings- en tenuitvoerleggingsregeling van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, van toepassing kan worden geacht op andere dan de in artikel 25, lid 1, van verordening nr. 1346/2000 bedoelde beslissingen, moet worden nagegaan of die beslissingen niet buiten de materiële werkingssfeer van verordening nr. 44/2001 vallen.

2)

De uitzondering bedoeld in artikel 1, lid 2, sub b, van verordening nr. 44/2001 juncto artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1346/2000 moet, gelet op het bepaalde in artikel 4, lid 2, sub b, van laatstgenoemde verordening, aldus worden uitgelegd dat zij niet geldt voor een op een eigendomsvoorbehoud gegronde vordering van een verkoper tegen een koper in staat van faillissement, wanneer het goed waarop dat eigendomsvoorbehoud rust, zich op het tijdstip waarop tegen die koper een insolventieprocedure wordt geopend, bevindt in de lidstaat waar die procedure is geopend.


(1)  PB C 272 van 25.10.2008.


Top