Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007CA0138

    Zaak C-138/07: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 februari 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Hof van beroep te Antwerpen — België) — Belgische Staat/N.V. Cobelfret (Richtlijn 90/435/EEG — Artikel 4, lid 1 — Rechtstreekse werking — Nationale regeling tot afschaffing van dubbele belasting over uitgekeerde winst — Aftrek van bedrag van ontvangen dividenden van belastbare grondslag van moedermaatschappij alleen voor zover deze belastbare winst heeft geboekt)

    PB C 82 van 4.4.2009, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    4.4.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 82/3


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 12 februari 2009 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Hof van beroep te Antwerpen — België) — Belgische Staat/N.V. Cobelfret

    (Zaak C-138/07) (1)

    (Richtlijn 90/435/EEG - Artikel 4, lid 1 - Rechtstreekse werking - Nationale regeling tot afschaffing van dubbele belasting over uitgekeerde winst - Aftrek van bedrag van ontvangen dividenden van belastbare grondslag van moedermaatschappij alleen voor zover deze belastbare winst heeft geboekt)

    (2009/C 82/05)

    Procestaal: Nederlands

    Verwijzende rechter

    Hof van beroep te Antwerpen

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Belgische Staat

    Verwerende partij: N.V. Cobelfret

    Voorwerp

    Verzoek om een prejudiciële beslissing — Hof van beroep te Antwerpen — Uitlegging van artikel 4 van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (PB L 225, blz. 6) — Nationale bepalingen tot afschaffing van dubbele belasting over uitgekeerde winst — Voorwaarden

    Dictum

    Artikel 4, lid 1, eerste streepje, van richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die bepaalt dat de door een moedermaatschappij ontvangen dividenden in de belastbare basis van deze vennootschap worden opgenomen en daarna ten belope van 95 % daarvan worden afgetrokken voor zover er voor het betrokken belastbare tijdperk na aftrek van de andere vrijgestelde winsten een positief winstsaldo overblijft.

    Artikel 4, lid 1, eerste streepje, van richtlijn 90/435 is onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig om voor de nationale rechterlijke instanties te kunnen worden ingeroepen.


    (1)  PB C 117 van 26.5.2007.


    Top