Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022AB0004

    Advies van de Europese Centrale Bank van 16 februari 2022 Inzake een voorstel voor een verordening tot oprichting van de Autoriteit voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (CON/2022/4) 2022/C 210/05

    CON/2022/4

    PB C 210 van 25.5.2022, p. 5–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    25.5.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 210/5


    ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

    van 16 februari 2022

    Inzake een voorstel voor een verordening tot oprichting van de Autoriteit voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

    (CON/2022/4)

    (2022/C 210/05)

    Inleiding en rechtsgrondslag

    Op 20 juli 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel aangenomen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van de Autoriteit voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) 1094/2010 en (EU) 1095/2010 (1) (hierna “AMLAR” genoemd).

    De Europese Centrale Bank (ECB) is van mening dat de ontwerp-verordening onder haar bevoegdheid valt, maar desondanks is de ECB over de ontwerp-verordening niet geraadpleegd. Zij oefent derhalve haar recht uit zoals neergelegd in artikel 127, lid 4, de tweede zin, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en dient een advies bij de geëigende Unie-instellingen in op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. De bevoegdheid van de ECB om advies uit te brengen is gebaseerd op de artikel 127, lid 4, en artikel 282, lid 5, van het Verdrag, aangezien AMLAR bepalingen bevat die van invloed zijn op de taken van de ECB met betrekking tot het prudentieel toezicht op kredietinstellingen krachtens artikel 127, lid 6, van het Verdrag. Overeenkomstig artikel 17.5, de eerste zin, van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

    Algemene opmerkingen

    1.   Overzicht en inleidende opmerkingen

    1.1.

    De ECB is ingenomen met het pakket van vier wetgevingsvoorstellen, waaronder AMLAR, dat de Commissie op 20 juli 2021 heeft gepubliceerd, met het oog op de aanscherping van de Unieregels inzake de bestrijding van het witwassen van geld (anti-money laundering - AML) en de financiering van terrorisme (countering the financing of terrorism - CFT) (AML/CFT). Dit advies richt zich op AMLAR. In afzonderlijke adviezen van de ECB worden de overige twee wetgevingsvoorstellen behandeld: a) het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering (2) (hierna “AMLR1” genoemd); b) het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de mechanismen die de lidstaten moeten invoeren om het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen of terrorismefinanciering te voorkomen en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2015/849 (3) (hierna “AMLD6” genoemd), en iii) het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement betreffende bij geldovermakingen van geld en bepaalde cryptoactiva toe te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (herschikking) (4).

    1.2.

    Zoals eerder opgemerkt (5), steunt de ECB nadrukkelijk een Unieregeling die ervoor zorgt dat lidstaten, autoriteiten en organen van de Unie, alsook meldingsplichtige entiteiten binnen de Unie over doeltreffende instrumenten beschikken om misbruik van het financiële stelsel van de Unie voor witwassen (money laundering - ML) en terrorismefinanciering (terrorist financing - TF) tegen te gaan. De ECB sprak haar volledige steun uit voor de vorige fase van de harmonisatie-inspanningen (6), waarin het AML/CFT-mandaat van de Europese Bankautoriteit (EBA) werd versterkt, en is ingenomen met de volgende iteratie van het proces in de vorm van de oprichting van de Autoriteit voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (AMLA).

    1.3.

    De taak van toezicht op kredietinstellingen met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering is niet aan de ECB opgedragen. Artikel 127, lid 6, van het Verdrag zou evenmin toestaan dat de ECB over bevoegdheden op het gebied van AML/CFT-toezicht beschikt, aangezien deze bepaling de toezichthoudende taken die aan de ECB kunnen worden opgedragen duidelijk beperkt tot prudentieel toezicht. De uitkomsten van AML/CFT-toezicht zijn evenwel belangrijk om rekening te houden met de uitvoering van de prudentiële toezichttaken van de ECB wanneer de ECB rekening houdt met de informatie die zij in het kader van de relevante prudentiële toezichtactiviteiten heeft ontvangen, onder meer bij de evaluatie en toetsing van het toezicht, de beoordelingen van de adequaatheid van de governanceregelingen, -processen en -mechanismen van instellingen en de beoordeling van de geschiktheid van leden van de leidinggevende organen van onder toezicht staande entiteiten. Voorts moeten, overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), de AML/CFT-toezichthouders van kredietinstellingen en financiële instellingen, prudentiële toezichthouders en financiële-inlichtingeneenheden (FIE’s) van de lidstaten binnen hun respectieve bevoegdheden nauw met elkaar samenwerken en elkaar informatie verstrekken die relevant is voor hun respectieve taken.

    1.4.

    De ECB is bereid met de AMLA samen te werken en bij te dragen aan het wetgevingsproces, onder meer door haar ervaring als prudentiële toezichthoudende autoriteit op Unieniveau te delen, indien deze ervaring relevant kan zijn voor de opbouw van AML/CFT-toezicht op Unieniveau.

    1.5.

    De oprichting van een AML/CFT-autoriteit op het niveau van de Unie is een belangrijke stap in de richting van een meer geharmoniseerde toepassing van de AML/CFT-vereisten van de Unie in de gehele EU. Uit de ervaring die de ECB heeft opgedaan is gebleken dat een prudentiële toezichthoudende autoriteit op het niveau van de Unie voldoende verantwoordelijkheid moet krijgen om de convergentie van toezichtpraktijken in een aantal lidstaten te vergemakkelijken voor (direct) toezicht.. Deze verantwoordelijkheden moeten gepaard gaan met adequate toezichthoudende bevoegdheden. AMLAR voorziet erin dat de AMLA, naast directe toezichtbevoegdheden, die van meet af aan zullen worden uitgeoefend op een relatief beperkte groep meldingsplichtige entiteiten, periodieke beoordelingen en collegiale toetsingen van respectievelijk de financiële en niet-financiële AML/CFT-toezichthoudende autoriteiten zal uitvoeren. Dit zal de AMLA helpen om beste praktijken op nationaal niveau te identificeren, zowel om deze te gebruiken in haar eigen directe toezicht, als om deze te verwerken in aanbevelingen of andere regelgevingsproducten die gericht zijn aan de AML/CFT-autoriteiten van de afzonderlijke lidstaten, wier vertegenwoordigers ook zullen deelnemen aan de algemene raad van de AMLA. Een hogere mate van harmonisatie en consistentie in het AML/CFT-toezicht zal ook het prudentieel toezicht ten goede komen.

    Specifieke opmerkingen

    2.   Reikwijdte van het directe en indirecte toezicht van de AMLA

    2.1.

    De criteria voor het aanwijzen van de geselecteerde meldingsplichtige entiteiten die onder direct toezicht van de AMLA (8) zullen staan, zijn relatief streng en de documenten die het wetgevingsvoorstel van de Commissie vergezellen, laten zien dat slechts ongeveer 12 tot 20 meldingsplichtige entiteiten aan deze criteria zullen voldoen. Er wordt niet geschat hoeveel van deze entiteiten naar verwachting instellingen zullen zijn die onder het rechtstreekse prudentiële toezicht van de ECB uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 (9) van de Raad vallen. Voor belangrijke onder toezicht staande entiteiten (10) die onder rechtstreeks toezicht van de ECB staan en aan deze criteria zullen voldoen, zal de AMLA de tegenhanger van de ECB worden voor informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van dagelijks toezicht, geschiktheidsbeoordelingen en “gemeenschappelijke procedures” (11), waaronder de beoordeling van aanvragen voor vergunningen om de werkzaamheden van een kredietinstelling uit te oefenen, intrekking van dergelijke vergunningen en de beoordeling van verwervingen en afstotingen van gekwalificeerde deelnemingen. Indien minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten (12) (less significant institutions - LSI’s) voldoen aan de criteria van AMLAR, zal de samenwerking tussen de ECB en de AMLA beperkt blijven tot de relevante aspecten van de gemeenschappelijke procedures.

    2.2.

    De ECB neemt nota van de voorgestelde beperkte reikwijdte van het directe AMLA-toezicht, in het licht van de budgettaire beperkingen van het voorstel. Uit de ervaring die de ECB heeft opgedaan is gebleken dat het nuttig is een breed toepassingsgebied van direct toezicht op het niveau van de Unie te hebben en instellingen te selecteren die onder direct toezicht komen te staan op basis van objectieve en transparante criteria. De ECB zou dan ook sterk voorstander zijn van het wijzigen van de criteria voor het identificeren van de geselecteerde meldingsplichtige entiteiten, zodat het proces resulteert in een bredere pool van meldingsplichtige entiteiten die onder direct toezicht van de AMLA staan, waarin ook meldingsplichtige entiteiten met een hoofdkantoor in elk van de lidstaten kunnen worden opgenomen en een gemeenschappelijke toezichtcultuur en convergentie van AML/CFT-toezichtspraktijken worden bevorderd. Dit zal ook het risico op arbitrage verminderen. In het geval van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) wordt deze doelstelling gefaciliteerd door de criteria voor de selectie van belangrijke onder toezicht staande entiteiten, waarbij Verordening (EU) nr. 1024/2013 voorschrijft dat de ECB rechtstreekse toezichttaken uitoefent op de drie belangrijkste kredietinstellingen in elk van de deelnemende lidstaten, tenzij gerechtvaardigd door bijzondere omstandigheden (13). Gezien de relatief strikte en risicogebaseerde selectiecriteria die in AMLAR zijn vastgesteld, zou de publicatie van de lijst van de geselecteerde meldingsplichtige entiteiten, zoals voorzien in AMLAR, neerkomen op het indirect openbaar maken van de hoge risicostatus van witwassen of terrorismefinanciering van de geselecteerde onder toezicht staande entiteiten, die momenteel alleen onder de relevante autoriteiten wordt gedeeld op een strikte “need-to-know”-basis. Objectieve risicogebaseerde criteria die niet leiden tot de indirecte openbaarmaking van dergelijke vertrouwelijke toezichtinformatie kunnen de voorkeur verdienen, aangezien zij geen onbedoelde signalen naar de markten zouden sturen of geen reputatierisico zouden creëren voor de geselecteerde meldingsplichtige entiteiten die onder direct toezicht van de AMLA staan. Bovendien moet een bepaling worden toegevoegd om communicatie tussen de AMLA en de relevante prudentiële toezichthouders binnen de Unie tijdens het proces van beoordeling van de meldingsplichtige entiteiten voor selectie te waarborgen voordat de lijst van geselecteerde meldingsplichtige entiteiten wordt bekendgemaakt. Dit zou prudentiële toezichthouders in staat stellen vooraf de mogelijke prudentiële implicaties van de aan die entiteiten verbonden risico’s te analyseren.

    2.3.

    Met betrekking tot bijna alle belangrijke en minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten blijven de belangrijkste wederpartijen van de ECB de nationale AML/CFT-toezichthouders van kredietinstellingen en financiële instellingen en de FIE’s. De ECB heeft een zekere mate van heterogeniteit waargenomen in de input die de afzonderlijke AML/CFT-toezichthoudende autoriteiten aan de ECB hebben verstrekt sinds de systematische samenwerking tussen de nationale AML/CFT-toezichthoudende autoriteiten en de ECB in 2019 van start is gegaan, naar aanleiding van de bij Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad doorgevoerde wetswijzigingen (14). Dit maakt het moeilijker om de uitkomsten van het AML/CFT-toezicht consequent in de prudentiële toezichtstaken in aanmerking te nemen. In dit verband is de ECB ingenomen met de rol die de AMLA zal spelen bij het verbeteren van de harmonisatie van risicobeoordelingen in verband met witwassen en terrorismefinanciering en andere AML/CFT-toezichtstaken die door de autoriteiten in de lidstaten worden uitgevoerd. Met name met betrekking tot de door de AMLA te ontwikkelen methodologie voor de indeling van het inherente risico en de restrisicoprofielen van meldingsplichtige entiteiten, is het van belang een hoge mate van harmonisatie van beide methoden tot stand te brengen, aangezien zij van invloed zullen zijn op de consistentie van de input die zal worden ontvangen en meegenomen in het prudentieel toezicht.

    2.4.

    Vooruitblikkend zou de ECB, onder voorbehoud van de toekomstige evaluaties van de Commissie in het kader van AMLAR (15), graag zien dat het toepassingsgebied van de directe toezichttaken van de AMLA wordt uitgebreid tot een bredere deelgroep entiteiten die onder rechtstreeks toezicht van de ECB staan. Dit zou het potentieel hebben om een hogere mate van consistentie te bereiken in de AML/CFT-toezichtbeoordelingen van dergelijke instellingen, en kan derhalve ook bijdragen tot verdere ondersteuning van het prudentieel toezicht waarvoor sommige van die beoordelingen als input dienen.

    3.   Samenwerking tussen de AMLA en de ECB

    3.1.

    AMLAR regelt de samenwerking tussen AMLA- en niet-AML/CFT-autoriteiten (16). De ECB is ingenomen met het feit dat deze laatste term betrekking heeft op vier soorten autoriteiten, waaronder de ECB in haar rol van prudentieel toezichthouder (17). Wat het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie tussen AML/CFT en prudentiële toezichthouders betreft, kan een belangrijke toegevoegde waarde van de AMLA inderdaad de mogelijkheid zijn om de huidige samenwerking te verbeteren in plaats van een extra laag te vormen in de informatie-uitwisseling tussen andere autoriteiten. In dit verband moet een algemene verplichting voor de AMLA worden toegevoegd om te zorgen voor een evenredig en doeltreffend gebruik van samenwerkingsinstrumenten om de rapportagelast voor autoriteiten die betrokken zijn bij de samenwerking met AML/CFT-toezichthouders via meerdere kanalen, waaronder, maar niet beperkt tot AML/CFT-colleges, de AML/CFT-databanken en samenwerkingsovereenkomsten, tot een minimum te beperken.

    3.2.

    AMLAR voorziet dat de AMLA moet samenwerken met niet-AML/CFT-autoriteiten wanneer dat nodig is voor het vervullen van de taken van de AMLA (18). Deze bepaling moet algemener worden geformuleerd en de verwijzing naar de taken van de AMLA moet worden geschrapt. Bij de samenwerking moet per definitie rekening worden gehouden met de taken van alle deelnemende autoriteiten. Daarom schrijft Verordening (EU) nr. 1024/2013 (19) bijvoorbeeld voor dat de ECB moet samenwerken met de autoriteiten die deel uitmaken van het Europees Systeem voor financieel toezicht en schrijft Richtlijn 2013/36/EU (20) voor dat de AML/CFT-autoriteiten en de prudentiële toezichthouders informatie moeten delen die relevant is voor de taken van de ontvangende autoriteit, zonder na te gaan of een dergelijke uitwisseling van informatie ook noodzakelijk is voor de vervulling van de taken van de autoriteit die de informatie verstrekt. Hoewel in veel gevallen een dergelijke noodzaak kan worden vastgesteld, is dit niet altijd het geval. Daarom is het passender om de verwijzing naar de taken van de AMLA te vervangen door een algemenere verwijzing op grond waarvan de AMLA binnen haar mandaat moet samenwerken met niet-AML/CFT-autoriteiten, om ervoor te zorgen dat de andere betrokken autoriteiten alleen om relevante vormen van samenwerking verzoeken. Dit geldt met name en is van bijzonder belang voor prudentiële toezichthouders zoals de ECB, gezien hun verplichting om de input van AML/CFT-toezichthouders in hun prudentiële beoordelingen in aanmerking te nemen.

    3.3.

    AMLAR verwijst naar het verstrekken van informatie uit de AML/CFT-databank die de AMLA moet opzetten op grond van AMLAR (21). De ECB begrijpt dat deze nieuwe databank in de plaats zal komen van de databank met AML-/CFT-gerelateerde tekortkomingen die de EBA moest opbouwen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (22). De twee databanken verschillen in verschillende opzichten. Hoewel de EBA ook op eigen initiatief informatie uit de databank aan prudentiële toezichthouders moest verstrekken (23), is de AMLA alleen verplicht dit op verzoek van de prudentiële toezichthouders (24) te doen. AMLAR moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de AMLA ook op eigen initiatief informatie verstrekt aan zowel AML/CFT-toezichthouders als niet-AML/CFT-toezichthouders. Indien een toezichthouder niet op de hoogte is van het bestaan van de relevante informatie, zal hij niet in staat zijn dergelijke informatie uit hoofde van AMLAR op te vragen (25).

    3.4.

    Wat de AML/CFT-databank betreft, definieert AMLAR de soorten informatie die AML/CFT-toezichthouders aan de databank moeten doorgeven (26), waarvan de meeste overlappen met informatie die AML/CFT-toezichthouders overeenkomstig artikel 117, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU ook met de relevante prudentiële toezichthouders moeten delen. In de geest van de huidige bepalingen inzake de centrale AML/CFT-databank uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1093/2010 zou een breder toegankelijke datacentrum een waardevolle dienst kunnen zijn om de samenwerking tussen prudentiële toezichthouders en het AML/CFT-toezichtsmechanisme te verbeteren, bijvoorbeeld door voort te bouwen op digitale oplossingen die reeds beschikbaar zijn voor EU-toezichthouders (bv. voor samenwerking tussen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) en het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme). Deze mogelijkheid zou de overlapping en de lasten voor AML/CFT-toezichthouders die anders dezelfde informatie tweemaal zouden moeten delen, zowel met de databank in het kader van AMLAR als met de relevante prudentiële toezichthouders overeenkomstig artikel 117, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU, tot een minimum beperken.

    3.5.

    AMLAR vereist dat AML/CFT-toezichthouders adviezen verstrekken aan andere “nationale” autoriteiten inzake procedures voor het verlenen en intrekken van vergunningen, en deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen van aandeelhouders of leden van het leidinggevend orgaan van individuele meldingsplichtige entiteiten (27). Het woord “nationale” moet worden geschrapt, aangezien AML/CFT-toezichthouders hierover overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU (28) en AMLD6 (29).niet alleen informatie zullen verstrekken aan de nationale autoriteiten, maar ook aan de ECB

    3.6.

    AMLAR vereist dat de AMLA indien nodig memoranda van overeenstemming sluit met niet-AML/CFT-autoriteiten (30). De voorwaarde “indien nodig” is nuttig, aangezien er reeds meerdere platforms zijn voor samenwerking tussen AML/CFT en prudentiële toezichthouders. De ECB werkt ook samen met AML/CFT-toezichthouders van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte op grond van een overeenkomst die de ECB op 10 januari 2019 (31) overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (32) heeft ondertekend (de “AML-overeenkomst”). De AML-overeenkomst heeft meer dan 50 ondertekenaars, aangezien er in elk van de lidstaten doorgaans meer dan één AML/CFT-toezichthouder is op kredietinstellingen en financiële instellingen, en maakt bilaterale samenwerking mogelijk tussen de ECB en elk van de ondertekenende AML/CFT-toezichthouders. Gezien het bilaterale karakter van een dergelijke samenwerking en gezien het feit dat het toezicht op groepsniveau uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849 verschillende beginselen hanteert dan het geconsolideerde toezicht uit hoofde van Richtlijn 2013/36/EU, is de AML-overeenkomst niet zo tijdig en efficiënt gebleken als andere instrumenten die multilaterale samenwerking mogelijk maken, zoals de AML/CFT-colleges. Hoewel de AMLA dankzij de AML-overeenkomst gemakkelijk tot de overeenkomst kan toetreden en AMLAR de AMLA ook in staat stelt een specifieke overeenkomst tussen de ECB en de AMLA te sluiten, is de ECB ingenomen met het feit dat AMLAR de flexibiliteit biedt om na te gaan of dat nodig is gezien de beschikbaarheid van andere samenwerkingsinstrumenten die een efficiëntere multilaterale samenwerking mogelijk zouden kunnen maken, ook om de AMLA meer te maken dan slechts een extra speler in het informatie-uitwisselingsproces met de ECB.

    3.7.

    AMLAR schrijft voorts voor dat AMLA moet zorgen voor doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen alle financiële toezichthouders binnen het AML/CFT-toezichtsysteem en de relevante niet-AML/CFT-autoriteiten (33). De ECB is ingenomen met deze bepaling, aangezien in de afgelopen jaren een groot aantal informatie-uitwisselingsplatforms voor AML/CFT en prudentiële toezichthouders zijn opgericht, waarvan de wisselwerking niet altijd duidelijk is. De bovengenoemde toezichthoudende autoriteiten moeten bijvoorbeeld niet alleen rechtstreeks met elkaar informatie uitwisselen, maar ook via de AML/CFT-databank van de EBA. Deze bepaling inzake het waarborgen van doeltreffende samenwerking moet ook worden uitgebreid tot de FIE’s en niet-financiële AML/CFT-toezichthouders. FIE’s en prudentiële toezichthouders van kredietinstellingen zijn reeds verplicht samen te werken overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU. Aangezien de algemene raad van de AMLA ook de FIE’s van alle lidstaten omvat en de AMLA het ondersteunings- en coördinatiemechanisme van de FIE’s (34) moet beheren, lijkt het gerechtvaardigd de FIE’s toe te voegen aan het toepassingsgebied van deze bepaling. Wat niet-financiële AML/CFT-toezichthouders betreft, kunnen prudentiële toezichthouders met hen moeten samenwerken indien niet-financiële meldingsplichtige entiteiten, bijvoorbeeld aanbieders van cryptoactivadiensten, deel uitmaken van dezelfde groep als kredietinstellingen of financiële instellingen. In de meer algemene context van samenwerking met niet-financiële toezichthouders, en zoals voorgesteld door de ECB in een afzonderlijk advies over AMLR1 en AMLD6, zou versterking van de toestemming voor het delen van informatie voor AML/CFT-toezichthouders kunnen worden ingevoerd om hen in staat te stellen informatie te delen met een breder scala van andere autoriteiten. Deze versterking zou via AMLAR (35) automatisch de toestemming voor de AMLA om vertrouwelijke informatie met andere autoriteiten te delen uitbreiden.

    3.8.

    Aangezien er regelgevingsproducten kunnen zijn, zoals richtsnoeren of technische normen die gericht zijn op of van invloed zijn op zowel AML/CFT-toezichthouders als prudentiële toezichthouders of andere autoriteiten, is het belangrijk dat de AMLA bij de ontwikkeling van deze regelgevingsproducten samenwerkt met de EBA, de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA). De algemene samenwerkingsverplichting voor AMLA om met de EBA (36) samen te werken, moet worden gewijzigd om daarin een specifieke verwijzing op te nemen naar samenwerking bij de ontwikkeling van dergelijke regelgevingsproducten die vergelijkbaar is met de samenwerking tussen de AMLA en het Europees Comité voor gegevensbescherming, zoals voorgesteld door de Commissie (37).

    4.   Processen die worden toegepast bij direct en indirect toezicht

    4.1.

    Net als bij de vervulling door de ECB van haar taken op het gebied van prudentieel toezicht wordt voorgesteld dat de AMLA bij haar directe AML/CFT-toezichttaken gebruik zal maken van gezamenlijk toezichthoudende teams (GTT’s). AMLAR zet uiteen dat de GTT’s van de AMLA zullen bestaan uit zowel personeelsleden van de AMLA als personeelsleden van de nationale AML/CFT-financiële toezichthouders, en dat de GTT-coördinator, na instemming van de betrokken nationale AML/CFT-financiële toezichthouders, zal worden “gedetacheerd” van de AMLA naar de nationale AML/CFT-financiële toezichthouder in de lidstaat waar een geselecteerde meldingsplichtige entiteit haar hoofdkantoor heeft (38). In de begeleidende documenten bij het wetgevingsvoorstel wordt verder vermeld dat bijna alle personeelsleden van de AMLA die deel zullen uitmaken van de GTT’s fysiek in de lidstaten gevestigd zullen zijn. De ECB begrijpt in dit verband dat de term “gedetacheerd” (39) aldus moet worden opgevat dat de GTT-coördinator een personeelslid van de AMLA zal zijn, maar dat zijn/haar standaardwerkplek niet op het hoofdkantoor van de AMLA zal zijn, maar in de lidstaat waar de onder toezicht staande entiteit haar hoofdkantoor heeft. De term “gedetacheerd” betekent dus geenszins dat de bevoegdheden van de AMLA worden gedelegeerd aan de nationale AML/CFT-financiële toezichthouder of aan enige andere autoriteit in de lidstaten. Voorts merkt de ECB op dat AMLAR de gezamenlijk toezichthoudende teams belast met zowel toezicht elders als inspecties ter plaatse.

    4.2.

    De ECB is ingenomen met de toekenning van toezichtbevoegdheden voor bepaalde meldingsplichtige entiteiten aan de directie van de AMLA als een belangrijke stap voorwaarts in de versterking van het AML/CFT-toezicht in de EU. Voorts erkent de ECB ten volle dat voor AML/CFT-toezicht een andere opzet nodig kan zijn dan voor prudentieel toezicht, maar wil zij haar ervaringen met de GTT-opzet binnen het GTM delen. De GTM-GTT’s worden ook geleid door een GTM-coördinator, die altijd een personeelslid van de ECB is. De GTT-coördinator is echter gevestigd op de zetel van de ECB in Frankfurt am Main, en niet op het niveau van de lidstaten. De overige GTT-leden omvatten zowel ECB-personeelsleden als personeelsleden van de nationale bevoegde autoriteiten. GTT-leden die ECB-personeel zijn, zijn ook gevestigd op het niveau van de ECB en niet op het niveau van de lidstaten. Uit de ervaring die de ECB heeft opgedaan is gebleken dat dit de communicatie binnen de instelling en de uitwisseling van beste praktijken vergemakkelijkt en op positieve wijze bijdraagt tot de opbouw van een gemeenschappelijke toezichtcultuur. Om de dialoog binnen het GTT over optimale toezichtprocedures voor elk van de onder toezicht staande entiteiten te stimuleren, is de GTT-coördinator binnen het GTM in de regel bovendien niet afkomstig uit het land waar de onder toezicht staande bank haar hoofdkantoor heeft. Ten slotte worden de GTT-coördinatoren in beginsel benoemd voor een periode van 3 tot 5 jaar en zullen zij naar verwachting regelmatig rouleren (rekening houdend met het feit dat niet alle GTT-leden tegelijkertijd kunnen rouleren).

    4.3.

    Wat betreft de concentratie van taken elders en taken te plaatse in hetzelfde team, biedt de ervaring van de ECB een onafhankelijke inspectiefunctie ter plaatse in combinatie met een regelmatige dialoog tussen teams elders en teams ter plaatse een verrijking voor de kwaliteit van het doorlopende toezicht van de ECB. Dit zorgt er met name voor dat de standpunten van het GTT op basis van eerder verkregen informatie geen invloed hebben op de bevindingen van inspecties ter plaatse. Zoals verduidelijkt in de ECB-gids voor inspecties ter plaatse en onderzoeken van interne modellen vormen inspecties ter plaatse een aanvulling op het doorlopende toezicht. De ECB beschikt permanent over diepgaande kennis van de kredietinstelling, die wordt verkregen door doorlopend toezicht elders uit te oefenen, waarbij vooral gebruik wordt gemaakt van door de kredietinstelling gerapporteerde informatie, en door inspecties ter plaatse uit te voeren om onder meer de juistheid van de informatie die voor het doorlopend toezicht wordt gehanteerd te controleren. Het inspectieteam ter plaatse, met inbegrip van het hoofd van de missie, handelt onafhankelijk van, maar in samenwerking met het GTT. Zodra het toezichtsbesluit tot uitvoering van een inspectie is vastgesteld, is de uitvoering daarvan de exclusieve verantwoordelijkheid van de missieleider, die belast is met het produceren van een verslag met de bevindingen van het inspectieteam. Artikel 144 van de GTM-kaderverordening bepaalt dat de ECB belast is met de oprichting en samenstelling van inspectieteams waarbij de nationale bevoegde autoriteiten (40) (NBA’s) worden betrokken. Het inspectieteam kan bestaan uit ECB-inspecteurs, toezichthouders in dienst van de NBA van de deelnemende lidstaat van de geïnspecteerde juridische entiteit en toezichthouders van andere NBA’s, evenals GTT-leden of andere door de ECB geautoriseerde personen. Ongeacht hun herkomst werken alle teamleden namens de ECB en onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de missie. Een GTT-lid kan niet worden benoemd tot hoofd van de missie. Uit de ervaring van de ECB is gebleken dat het effectieve bezetting van een team dat zowel taken op het gebied van toezicht ter plaatse als elders inspecties uitvoert moeilijk kan zijn en dat hetgeen dat in de dagelijkse praktijk als een toereikende personeelsbezetting kan worden beschouwd tot een personeelstekort kan leiden wanneer delen van het team deelnemen aan een inspectie ter plaatse (41). Bovendien is de betrokkenheid van toezichthouders van verschillende NBA’s in teams voor inspecties ter plaatse van cruciaal belang gebleken voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke aanpak van activiteiten ter plaatse binnen het GTM.

    4.4.

    AMLAR beschrijft de toezichtsbevoegdheden van de AMLA (42) ten aanzien van geselecteerde meldingsplichtige entiteiten onder direct toezicht van de AMLA, die worden toegevoegd aan de toezichtbevoegdheden die overeenkomstig AMLD6 (43) beschikbaar zullen zijn voor alle nationale AML/CFT-toezichthouders. AMLA zal de nationale AML/CFT-financiële toezichthoudende autoriteiten ook kunnen verplichten gebruik te maken van hun bevoegdheden, onder en in overeenstemming met de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden, indien AMLAR dergelijke bevoegdheden niet aan de AMLA verleent. Deze bevoegdheden overlappen gedeeltelijk met de bevoegdheden van de ECB uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en meer in het algemeen met de bevoegdheden van prudentiële toezichthouders uit hoofde van Richtlijn 2013/36/EU, bijvoorbeeld de bevoegdheid om restricties of beperkingen opleggen ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten, de transacties of het netwerk van instellingen van onder toezicht staande entiteiten (44), of de bevoegdheid om wijzigingen in het leidinggevend orgaan van de onder toezicht staande entiteit te eisen (45). Er bestaan reeds bepaalde overlappingen in de toezichtbevoegdheden met betrekking tot de bevoegdheden van AML/CFT-toezichthouders uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849 en de nationale omzettingswetgeving. Deze overlapping van toezichtbevoegdheden vereist samenwerking tussen prudentiële toezichthouders en AML/CFT-toezichthouders om conflicten en onbedoelde gevolgen te voorkomen, met inbegrip van de ongecoördineerde cumulatie van toezichtmaatregelen voor dezelfde kredietinstelling. De ECB is bereid in dit verband samen te werken met de AMLA en met de nationale AML/CFT-toezichthouders. Bovendien is het belangrijk ervoor te zorgen dat de AMLA, alvorens administratieve sancties en maatregelen op te leggen aan meldingsplichtige entiteiten die ook onder toezicht van andere autoriteiten staan , haar toezichtmaatregelen coördineert met de andere relevante autoriteiten, en met name met de relevante prudentiële toezichthouders van kredietinstellingen, indien die toezichtmaatregelen gevolgen zouden hebben voor dergelijke instellingen. In een afzonderlijk advies inzake AMLD6 stelt de ECB daarom voor AMLD6 te wijzigen om de ongewenste effecten van de mogelijk ongecoördineerde uitoefening van toezichtbevoegdheden met betrekking tot dezelfde meldingsplichtige entiteit te beperken. Gezien de relevante bepalingen van AMLR1, AMLD6 en AMLAR (46) begrijpt de ECB dat dit coördinatievereiste van AMLD6 van toepassing zou zijn op zowel de nationale AML/CFT-toezichthouders als de AMLA.

    4.5.

    Wat de indirecte toezichthoudende rol van de AMLA betreft, is de ECB ingenomen met het voorstel om de AMLA te belasten met de taak van indirect toezicht op niet-geselecteerde meldingsplichtige entiteiten, aangezien dit zal bijdragen tot convergentie van het toezicht, en de AMLA ook in staat zal stellen een nationale AML/CFT-toezichthouder te verzoeken in uitzonderlijke omstandigheden toezichtmaatregelen te nemen. In duidelijk omschreven gevallen biedt AMLAR de AMLA ook de mogelijkheid de Commissie te verzoeken toestemming te verlenen voor een overdracht van toezichtbevoegdheden ten aanzien van een niet-geselecteerde meldingsplichtige entiteit van een nationale AML/CFT-toezichthouder aan de AMLA (47). De AMLA mag een dergelijk verzoek alleen bij de Commissie indienen indien de nationale AML/CFT-toezichthouder niet voldoet aan een verzoek van de AMLA om een tot een meldingsplichtige entiteit gericht besluit vast te stellen. Hoewel er in de praktijk gevallen kunnen zijn waarin zowel de nationale AML/CFT-toezichthouder als de AMLA overeenstemming bereiken over een overdracht van toezichtbevoegdheden, voorziet AMLAR niet in een procedure voor een dergelijke overdracht zonder de bovengenoemde niet-naleving door de nationale AML/CFT-toezichthouder. In dit verband merkt de ECB op dat zowel Verordening (EU) nr. 1024/2013 (in het geval van de ECB) als Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad (48) (in het geval van de gemeenschappelijke afwikkelingsraad) toestaan dat ook op verzoek van de respectieve nationale autoriteit toezichtsbevoegdheden worden overgenomen (49). Deze mogelijkheid moet ook beschikbaar worden gesteld binnen het AML/CFT-toezichtsysteem voor een periode van maximaal drie jaar. Indien deze optie in AMLAR wordt opgenomen, moet de passende betrokkenheid van de Commissie bij dit proces worden onderzocht, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met de beperkingen die door de Meroni-doctrine (50) worden opgelegd.

    4.6.

    De ECB is ingenomen met het brede scala aan bevoegdheden en instrumenten waarmee de AMLA haar toezichtfunctie kan vervullen en hoge toezichtnormen in de hele Unie kan waarborgen. De ECB merkt op dat het toezichtinstrumentarium van de AMLA op het gebied van het verzamelen van informatie met betrekking tot niet-geselecteerde meldingsplichtige entiteiten sommige instrumenten waarover de ECB beschikt met betrekking tot het verzamelen van informatie over minder belangrijke instellingen, niet omvat.

    4.7.

    Uit de ervaring die de ECB heeft opgedaan blijkt dat effectief toezicht een evenwicht vereist tussen het bevorderen van toezichtconvergentie en instellingsspecifiek toezicht. Dit laatste is een krachtig instrument om de doeltreffendheid van de toezichtbenaderingen in de verschillende lidstaten te beoordelen en om de indirecte toezichthouder in staat te stellen indien nodig tijdig in te grijpen. De ECB merkt op dat financiële toezichthouders op grond van AMLAR slechts in een zeer beperkt aantal gevallen verplicht zijn informatie over niet-geselecteerde meldingsplichtige entiteiten aan de AMLA te verstrekken (51).

    4.8.

    De ECB wenst haar ervaring met de opzet van het LSI-toezicht binnen het GTM te delen. Het kader biedt de ECB de mogelijkheid om categorieën van LSI’s in het leven te roepen op basis van hun risico en impact, en om verschillende niveaus van informatie van de NBA’s te verlangen (bv. voorafgaande kennisgevingen voor LSI’s met een hoge prioriteit, terwijl alle LSI’s onder de jaarlijkse rapportage achteraf en de melding van financiële verslechtering vallen). Deze aanpak maakt het mogelijk de oversightfunctie evenredig te maken en de middelen toe te spitsen op de meest kritieke gevallen. De jaarlijkse rapportage van een minimumpakket aan informatie over alle minder belangrijke instellingen is ook nuttig voor het vervullen van toezichtverantwoordelijkheden (bv. voor horizontale evaluaties, het beoordelen van instellingsspecifieke situaties of het voeren van een geïnformeerde dialoog met NBA’s). Daarnaast heeft de ECB ook deelgenomen aan verschillende inspecties ter plaatse met betrekking tot minder belangrijke instellingen om de uitoefening van haar oversightfunctie verder te ondersteunen.

    4.9.

    Financiële toezichthouders zijn uit hoofde van AMLAR (52) verplicht de AMLA in kennis te stellen indien de situatie van een niet-geselecteerde meldingsplichtige entiteit snel en aanzienlijk verslechtert. Aangezien deze criteria relatief beperkt en cumulatief zijn, zou een situatie van een niet-geselecteerde meldingsplichtige entiteit die aanzienlijk, maar niet snel verslechtert, of een dringende situatie die onmiddellijke aandacht vereist, maar zonder een snelle en aanzienlijke verslechtering (bijvoorbeeld wanneer aanzienlijke inbreuken op de lange termijn worden vastgesteld), niet leiden tot een dergelijke kennisgeving aan de AMLA.

    4.10.

    De administratieve raad voor toetsing van de AMLA is in AMLAR (53) opgezet op soortgelijke wijze als de administratieve raad voor toetsing uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013. De ECB merkt op dat er naast dit model ook andere mogelijke benaderingen zijn, zoals het model dat wordt gebruikt binnen de EBA, ESMA, EIOPA en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, waarbij de beroepsinstanties onder meer besluiten vaststellen die bindend zijn voor de respectieve organen die vervolgens de definitieve herziene besluiten vaststellen. Het ontwerp van de meest geschikte oplossing voor de AMLA zou daarom gebaat kunnen zijn bij een vergelijking van de ervaringen die zijn opgedaan met de werking van alle modellen.

    4.11.

    In het geval dat het toezichthoudende optreden van de AMLA instructies of verzoeken aan nationale autoriteiten omvat, kunnen de verschillen in hun respectieve bevoegdheden en verplichtingen uit hoofde van de nationale rechtskaders die onder meer voortvloeien uit het nationale bestuursrecht, belangrijke factoren zijn waarmee rekening moet worden gehouden. In dergelijke situaties zou de AMLA baat hebben bij de bijstand van de nationale autoriteiten bij het analyseren van de gevolgen en beperkingen van dergelijke instructies, met inbegrip van de mogelijke niet-contractuele aansprakelijkheid van de autoriteiten die betrokken zijn bij het nemen van de toezichtmaatregelen. De ECB begrijpt dat dergelijke bijstand onder de algemene samenwerkingsbepalingen van AMLAR zou vallen (54).

    5.   Governancestructuur van de AMLA en continuïteitsregelingen

    5.1.

    De algemene raad van de AMLA zal twee samenstellingen hebben: de toezichtsamenstelling en de FIE-samenstelling (55). De algemene raad in toezichtsamenstelling moet ook een door de raad van toezicht van de ECB aangewezen vertegenwoordiger van de ECB en een vertegenwoordiger van elk van de Europese toezichthoudende autoriteiten als waarnemer toelaten wanneer aangelegenheden worden besproken die onder hun respectieve mandaat vallen.

    5.2.

    De ECB is ingenomen met deze bepaling, aangezien zij de noodzakelijke interactie tussen AML/CFT en prudentiële regelgeving en toezicht zal vergemakkelijken. Momenteel draagt de ECB, vanuit het oogpunt van prudentieel toezicht, bij aan de werkzaamheden van het permanent comité inzake anti-witwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering binnen de EBA (56). De ECB begrijpt dat haar waarnemersrol in de AMLA in de praktijk haar bestaande waarnemersrol in het permanent comité inzake anti-witwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering zal vervangen, aangezien laatstgenoemd comité ophoudt te bestaan (57). In dit verband moet AMLAR (58) zodanig worden gewijzigd dat het verwijst naar een “vertegenwoordiger van de ECB”, en niet naar een “door de raad van toezicht van de ECB aangewezen vertegenwoordiger”. De ECB erkent dat de in deze bepaling gebruikte formulering gebaseerd is op de formulering die reeds in Verordening (EU) nr. 1093/2010 (59) wordt gebruikt. De betrokkenheid van specifieke organen van de ECB bij de voordracht van vertegenwoordigers van de ECB is echter een kwestie van de bevoegdheden van deze organen, die met name zijn vastgelegd in de Verdragen, de statuten van het ESCB en van de ECB en Verordening (EU) nr. 1024/2013, en zijn daarom een aangelegenheid die de interne organisatie van de ECB betreft. Het lijkt niet passend dat AMLAR zich mengt in de interne organisatie van de ECB door te bepalen welk ECB-orgaan verantwoordelijk moet zijn voor de benoeming van haar vertegenwoordiger.

    5.3.

    De ECB is voorts ingenomen met het feit dat de algemene raad van de AMLA in FIE-samenstelling ook het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), Europol, Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie zal omvatten, en dat AMLAR de AMLA verplicht om met deze organen van de Unie samen te werken (60). De nauwere samenwerking tussen FIE’s en organen van de Unie met mandaten op strafrechtelijk gebied, die de AMLA tot stand moet brengen, is een belangrijke stap voorwaarts in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit in het bijzonder.

    Indien de ECB wijzigingen van het voorstel aanbeveelt, worden daartoe in een apart technisch werkdocument specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen opgenomen. Het technische werkdocument is in het Engels beschikbaar op Eur-Lex.

    Gedaan te Frankfurt am Main, 16 februari 2022.

    De president van de ECB

    Christine LAGARDE


    (1)  COM (2021) 421 final.

    (2)  COM (2021) 420 final.

    (3)  COM (2021) 423 final.

    (4)  COM (2021) 422 final.

    (5)  Zie Advies CON/2005/2 van de Europese Centrale Bank van 4 februari 2005 op verzoek van de Raad van de Europese Unie inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, met inbegrip van terrorismefinanciering (PB C 40 van 17.2.2005, blz. 9), Advies CON/2013/32 van de Europese Centrale Bank van 17 mei 2013 inzake een voorstel voor een richtlijn tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en een voorstel voor een verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (PB C 166 van 12.6.2013, blz. 2), Advies CON/2016/49 van de Europese Centrale Bank van 12 oktober 2016 inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering en tot wijziging van Richtlijn 2009/101/EG (PB C 459 van 9.12.2016, blz. 3) en Advies CON/2018/55 van de Europese Centrale Bank van 7 december 2018 inzake een gewijzigd voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) en verband houdende rechtshandelingen (PB C 37 van 30.1.2019, blz. 1). Alle ECB-adviezen zijn beschikbaar op EUR-Lex.

    (6)  Zie punt 1.1 van ECB Advies CON/2018/55.

    (7)  (Zie artikel 117, lid 5, van 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).)

    (8)  Zie de artikelen 12 en 13 van AMLAR.

    (9)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van 15 oktober 2013 van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

    (10)  Zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 16, van de Verordening (EU) Nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 April 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-Kaderverordening) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).

    (11)  Als gedefinieerd in artikel 2, punt 3, van de GTM-Kaderverordening.

    (12)  Als gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van de GTM-Kaderverordening.

    (13)  Zie artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

    (14)  Zie Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 43);

    (15)  Zie artikel 88 van AMLAR

    (16)  Zie artikel 78 van AMLAR

    (17)  Zie artikel 2 van AMLAR

    (18)  Zie artikel 78, lid 1, van AMLAR.

    (19)  Zie artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

    (20)  Zie artikel 117, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU.

    (21)  Zie artikel 11 en artikel 78, lid 3, van AMLAR.

    (22)  Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

    (23)  Zie artikel 9 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1093/2010.

    (24)  Zie artikel 11, lid 1, waarin alleen wordt verwezen naar financiële AML/CFT-toezichthouders, en artikel 11, lid 4, van AMLAR.

    (25)  Zie artikel 11, lid 4, van AMLAR.

    (26)  Zie artikel 11, lid 2, van AMLAR.

    (27)  Zie artikel 11, lid 2, van AMLAR.

    (28)  Zie artikel 117, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU.

    (29)  Zie artikel 48, lid 1, van AMLD6.

    (30)  Zie artikel 78, lid 2, van AMLAR.

    (31)  Zie de multilaterale overeenkomst over de praktische regelingen voor de uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 57 bis, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849.

    (32)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73);

    (33)  Zie artikel 78, lid 3, van AMLAR.

    (34)  Zie de artikelen 33 tot en met 37 van AMLAR.

    (35)  Zie artikel 75 van AMLAR

    (36)  Zie artikel 77, lid 1, van AMLAR.

    (37)  Zie artikel 77, lid 2, van AMLAR.

    (38)  Zie artikel 15 van AMLAR

    (39)  Zie artikel 15, lid 2, van AMLAR.

    (40)  Het begrip “bevoegde autoriteit” is gedefinieerd in artikel artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) nr. 1024/2013;

    (41)  In het kader van het GTM is toezicht ter plaatse (d.w.z. inspecties) een specifieke functie die functioneert via specifieke structuren bij de ECB en NBA’s, met inbegrip van ad-hocmissies voor elke inspectie, waarbij personeel specifieke vaardigheden en beschikbaarheid vereist (lange perioden ver van kantoor/huis). Om een orde van grootte te geven voor belangrijke instellingen, besteedt het GTM als geheel ongeveer 40 % van het voltijdsequivalent dat is toegewezen aan extern toezicht (via de GTT’s) aan deze specifieke functie ter plaatse.

    (42)  Zie artikel 20 van AMLAR

    (43)  Zie artikel 41 van AMLD6.

    (44)  Zie artikel 20, lid 2, punt d), van AMLAR.

    (45)  Zie artikel 41, lid 1, punt f), van AMLD6.

    (46)  Zie met name artikel 20, lid 3, van AMLAR, waarin is bepaald dat de AMLA ook de bevoegdheden en verplichtingen heeft waarover de toezichthoudende autoriteiten krachtens het toepasselijke Unierecht beschikken.

    (47)  Zie artikel 30 van AMLAR

    (48)  Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1).

    (49)  Zie artikel 6, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 7, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 806/2014.

    (50)  Arrest van het Hof van Justitie van 13 juni 1958, Meroni/ Hoge Autoriteit, C-9/56, ECLI:EU:C:1958:7, arrest van het Hof van Justitie van 14 mei 1981, Romano, C-98/80, ECLI:EU:C:1981:104; arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 2005, Alliance for Natural Health e.a., C-154/04 en C-155/04, ECLI:EU:C:2005:449, en arrest van het Hof van Justitie van 22 januari 2014, Verenigd Koninkrijk/ Parlement en Raad, C-270/12, ECLI:EU:C:2014:18.

    (51)  Zie de artikelen 29 en 30 van AMLAR.

    (52)  Zie artikel 30, lid 1, van AMLAR.

    (53)  Zie de artikelen 60 tot en met 63 van AMLAR.

    (54)  Zie artikel 7, lid 2, voor alle situaties, en artikel 14, lid 2, voor het toezicht op geselecteerde meldingsplichtige entiteiten.

    (55)  Zie artikel 46 van AMLAR

    (56)  Zie artikel 9 bis, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1093/2010.

    (57)  Zie artikel 86 van AMLAR (intrekking van de artikelen 9 bis en 9 ter en diverse andere bepalingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010).

    (58)  Zie artikel 46, lid 4, van AMLAR.

    (59)  Zie artikel 9 bis, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1093/2010.

    (60)  Zie artikel 80 van AMLAR


    Top