Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018XC0608(01)

    Mededeling van de Commissie betreffende vragen en antwoorden over de toepassing van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten

    C/2018/3241

    PB C 196 van 8.6.2018, p. 1–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.6.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 196/1


    Mededeling van de Commissie betreffende vragen en antwoorden over de toepassing van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten

    (2018/C 196/01)

    Inhoudsopgave

    1.

    Inleiding 1

    2.

    Algemene etikettering 2

    2.1.

    Eerlijke informatiepraktijken 2

    2.2.

    Beschikbaarheid van de verplichte voedselinformatie en plaats waar zij wordt aangebracht 2

    2.3.

    Presentatie van verplichte voedselinformatie en leesbaarheid 2

    2.4.

    Verplichte vermeldingen (artikel 9 en afdeling 2 van de verordening) 3

    2.5.

    Bijkomende verplichte vermeldingen voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen 5

    3.

    Voedingswaardevermelding 6

    3.1.

    Aanbrengen van de voedingswaardevermelding 6

    3.2.

    Verplichte voedingswaarde-etikettering 6

    3.3.

    Vrijwillige vermeldingen 7

    3.4.

    Vormen van uitdrukking en presentatie voor de voedingswaardevermelding 10

    3.5.

    Aanvullende vormen van uitdrukking en presentatie 12

    3.6.

    Vrijstellingen van de verplichte voedingswaardevermelding 12

    3.7.

    Voedingssupplementen 14

    3.8.

    Specifieke producten 14

    1.   Inleiding

    Op 25 oktober 2011 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (1) (hierna „de verordening” genoemd) vastgesteld. De verordening wijzigt de in de Unie bestaande bepalingen voor de etikettering van levensmiddelen om consumenten de mogelijkheid te bieden geïnformeerde keuzes te maken en veilig om te gaan met levensmiddelen, terwijl tegelijkertijd het vrije verkeer van legaal geproduceerde en in de handel gebrachte levensmiddelen wordt gewaarborgd. Zij is van toepassing sinds 13 december 2014, met uitzondering van de bepalingen betreffende de voedingswaardevermelding, die van toepassing zijn sinds 13 december 2016.

    Deze mededeling is bedoeld om exploitanten van levensmiddelenbedrijven en nationale autoriteiten te helpen bij de toepassing van de verordening door antwoorden te bieden op een reeks vragen die werden gesteld na de inwerkingtreding van de verordening.

    In deze mededeling wordt rekening gehouden met de besprekingen die het directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid (DG SANTE) van de Commissie en deskundigen uit de lidstaten binnen de werkgroep voor Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten hebben gevoerd.

    Deze mededeling doet geen afbreuk aan de uitlegging die het Hof van Justitie van de Europese Unie kan geven.

    2.   Algemene etikettering

    2.1.   Eerlijke informatiepraktijken

    2.1.1.   In artikel 7, lid 1, aanhef en onder d), van de verordening is bepaald dat „[v]oedselinformatie […] niet misleidend [mag] zijn, met name niet […] door via de presentatie, beschrijving of afbeelding de aanwezigheid van een bepaald levensmiddel of ingrediënt te suggereren terwijl het in werkelijkheid een levensmiddel betreft waarin een van nature aanwezig bestanddeel of normaliter gebruikt ingrediënt is vervangen door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt”. Welke gevallen zouden bij wijze van indicatie onder de werkingssfeer van deze bepaling vallen? Hoe moeten levensmiddelen dan correct worden geëtiketteerd?

    Relevante bepalingen : artikel 2, lid 2, onder f), artikel 7, lid 1, onder d), en artikel 13, lid 2, bijlage VI, deel A, punt 4.

    De toepassing van artikel 7, lid 1, onder d), zou in gang worden gezet indien wordt geoordeeld dat de gemiddelde consument zou verwachten dat een bepaald levensmiddel normaliter wordt geproduceerd met een bepaald ingrediënt of dat een bepaald ingrediënt van nature aanwezig is in dat levensmiddel, hoewel het ingrediënt werd vervangen door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt.

    De volgende voorbeelden kunnen hier worden gegeven:

    een levensmiddel waarin een ingrediënt dat normaliter wordt gebruikt in dat levensmiddel is vervangen door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt, bv. een pizza waarbij de aanwezigheid van kaas wordt verwacht omwille van de afbeelding op het etiket, terwijl de kaas is vervangen door een ander product met een andere naam, dat werd geproduceerd met grondstoffen die tot doel hebben melk volledig of gedeeltelijk te vervangen;

    een levensmiddel waarin een van nature aanwezig bestanddeel is vervangen door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt, bv. een product dat op kaas lijkt waarbij het van melk afkomstige vet is vervangen door vet van plantaardige oorsprong.

    Voor de etikettering van levensmiddelen waarbij een vervanger van een ingrediënt of ingrediënten wordt gebruikt, dient de benaming van het product in de onmiddellijke nabijheid te worden gevolgd door de benaming van de vervanger van het ingrediënt of de ingrediënten, die zodanig op de verpakking of op het etiket wordt gedrukt dat ze duidelijk leesbaar is, met een lettergrootte met een x-hoogte van ten minste 75 % van de x-hoogte van de benaming van het product en niet kleiner dan 1,2 mm.

    Het is aan de exploitant van een levensmiddelenbedrijf om een geschikte naam te vinden voor dit vervangingsproduct in overeenstemming met de voorschriften betreffende de benaming van het levensmiddel.

    Daarnaast moeten de bepalingen van de geldende productspecifieke wetgeving, in voorkomend geval, in acht worden genomen. Zo is het bijvoorbeeld verboden om de benaming „imitatiekaas” te gebruiken, aangezien de benaming „kaas” uitsluitend wordt voorbehouden voor zuivelproducten (2).

    2.2.   Beschikbaarheid van de verplichte voedselinformatie en plaats waar zij wordt aangebracht

    2.2.1.   Bij voorverpakte levensmiddelen wordt de verplichte voedselinformatie rechtstreeks op de verpakking of op een daaraan bevestigd etiket aangebracht. Wat voor etiketten mogen worden gebruikt om aan de verpakking te worden bevestigd?

    Relevante bepalingen : artikel 2, lid 2, onder i), en artikel 12.

    Etiketten mogen niet gemakkelijk verwijderbaar zijn, zodat de beschikbaarheid of de toegankelijkheid van de verplichte voedselinformatie voor de consument niet in gevaar wordt gebracht.

    In het geval van verwijderbare etiketten die op de verpakking zijn aangebracht, moet per geval worden beoordeeld of wordt voldaan aan de algemene voorschriften betreffende de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de verplichte informatie en de plaats waar deze wordt aangebracht.

    Alle soorten etiketten die aan de bovengenoemde criteria voldoen, mogen worden gebruikt.

    2.3.   Presentatie van verplichte voedselinformatie en leesbaarheid

    2.3.1.   Hoe wordt het „grootste oppervlak” bepaald, met name met betrekking tot blikjes of flessen?

    Relevante bepalingen : artikel 13, lid 3, en artikel 16, lid 2, bijlage V, punt 18.

    In het geval van rechthoekige of doosvormige verpakkingen is de bepaling van het „grootste oppervlak” simpel, d.w.z. de volledige grootste zijkant van de betreffende verpakking (hoogte × breedte).

    In het geval van cilindervormige (bv. blikjes) of flesvormige verpakkingen (bv. flessen) die vaak onregelmatige vormen hebben, wordt als „grootste oppervlak” het oppervlak van de verpakking beschouwd, uitgezonderd de boven- en onderkant, de opstaande randen aan de boven- en onderkant van blikken, alsook de schouders en hals van flessen en potten.

    Ter indicatie: volgens internationale aanbeveling 79 van de Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie (3) wordt het hoofdoppervlak van de verpakking voor cilindervormige of bijna-cilindervormige verpakkingen beschouwd als 40 % van de hoogte van de verpakking x de cirkelomtrek, uitgezonderd de boven- en onderkant, de opstaande randen aan de boven- en onderkant van blikken, alsook de schouders en hals van flessen en potten.

    2.3.2.   Hoe wordt de lettergrootte voor hoofdletters en cijfers bepaald?

    Relevante bepalingen : bijlage IV.

    De grootte van hoofdletters en cijfers moet gelijk zijn aan de letter „A” aan het begin van het woord „Appendix”, waarbij de x-hoogte gelijk is aan of groter is dan 1,2 mm.

    2.3.3.   Geldt de verplichte lettergrootte, zoals bepaald in artikel 13, lid 2, ook voor de bijkomende verplichte vermeldingen voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen, zoals die in bijlage III?

    Relevante bepalingen : artikel 13, lid 2, bijlage III.

    De in artikel 13, lid 2, bepaalde minimumlettergrootte geldt uitsluitend voor de in artikel 9, lid 1, bedoelde verplichte vermeldingen.

    Wanneer de in bijlage III bedoelde bijkomende verplichte vermeldingen zodanig worden weergegeven dat ze deel uitmaken van de benaming van het levensmiddel, dan geldt de in artikel 13, lid 2, bepaalde verplichte lettergrootte.

    In andere gevallen is de verplichte lettergrootte niet van toepassing.

    2.3.4.   Geldt de verplichte lettergrootte, zoals bepaald in artikel 13, lid 2, ook voor de verplichte vermeldingen die tezamen met de benaming van het levensmiddel moeten worden aangebracht, zoals die in bijlage VI, deel A (bv. „ontdooid”, „gerookt”, „doorstraald” enz.)?

    Relevante bepalingen : artikel 13, lid 2, bijlage VI, deel A.

    Ja, aangezien deze verplichte vermeldingen worden geassocieerd met de benaming van het levensmiddel waarop de in artikel 13, lid 2, bepaalde minimumlettergrootte van toepassing is.

    Wat betreft bijlage VI, deel A, punt 4, legt de verordening een lettergrootte met een x-hoogte van ten minste 75 % van de x-hoogte van de benaming van het product op, die in ieder geval niet kleiner mag zijn dan de in artikel 13, lid 2, bepaalde minimumlettergrootte.

    2.4.   Verplichte vermeldingen (artikel 9 en afdeling 2 van de verordening)

    2.4.1.   Benaming van het levensmiddel

    In welke gevallen moet de benaming van een levensmiddel een vermelding bevatten van de aanwezigheid van toegevoegd water indien dit meer dan 5 % uitmaakt van het gewicht van het afgewerkte product?

    Relevante bepalingen : bijlage VI, deel A, punt 6.

    Een vermelding van de aanwezigheid van toegevoegd water dat meer dan 5 % uitmaakt van het afgewerkte product, moet worden opgenomen in de benaming van het levensmiddel in de volgende gevallen:

    vleesproducten en vleesbereidingen die eruitzien als een lap, braadstuk, plak, portie of karkas;

    visserijproducten en bereide visserijproducten die eruitzien als een lap, braadstuk, plak, portie, filet of als een volledig visserijproduct.

    Of een levensmiddel aan deze voorschriften voldoet, moet per geval worden bepaald, in eerste instantie door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven. In dit verband moet het uiterlijk van het levensmiddel in acht worden genomen. Ter indicatie, in het geval van levensmiddelen als worsten (bv. mortadella, hotdogs), bloedworst, gehaktbrood, vlees- of vispastei, vlees- of visballen is een dergelijke vermelding niet vereist.

    2.4.2.   Lijst van ingrediënten

    Moeten technisch vervaardigde nanomaterialen in de lijst van ingrediënten op het etiket worden vermeld? Gelden er ook vrijstellingen?

    Relevante bepalingen : artikel 18, lid 3, en artikel 20.

    Alle synthetische nanomaterialen die als ingrediënt worden gebruikt, dienen duidelijk in de lijst van ingrediënten te worden vermeld.

    Artikel 20, onder b), c) en d), bevat vrijstellingen voor levensmiddelenadditieven, voedselenzymen, draagstoffen en andere stoffen die niet hoeven te worden opgenomen in de lijst van ingrediënten. Dezelfde vrijstellingen gelden wanneer deze aanwezig zijn in de vorm van synthetische nanomaterialen.

    Vermelding en aanduiding van ingrediënten

    Is het toegestaan om op een etiket de vermelding „gedeeltelijk geharde raapzaadolie of palmolie” te plaatsen als de fabrikant de bron van de plantaardige olie afwisselt?

    Relevante bepalingen : de artikelen 7 en 18, bijlage VII, deel A, punten 8 en 9.

    Neen, een dergelijke aanduiding voldoet niet aan de verordening. Het is niet toegestaan om op het etiket informatie te vermelden die niet nauwkeurig of specifiek genoeg is aangaande de eigenschappen van het levensmiddel, met als gevolg dat de consument hierdoor zou kunnen worden misleid.

    Is de aanduiding van de specifieke plantaardige oorsprong verplicht voor ieder levensmiddel dat oliën of vetten van plantaardige oorsprong bevat, ongeacht de hoeveelheid olie of vet die het bevat?

    Relevante bepalingen : artikel 18, bijlage VII, deel A, punten 8 en 9.

    Ja, dit is verplicht ongeacht de hoeveelheid olie of vet die het betreffende levensmiddel bevat.

    2.4.3.   Vermelding van de nettohoeveelheid

    De verordening bepaalt dat „[v]an een geglansd levensmiddel […] het gedeclareerde nettogewicht [moet worden] aangegeven exclusief het glazuur”. Dit betekent dat in dergelijke gevallen het nettogewicht van het levensmiddel gelijk zal zijn aan het netto-uitlekgewicht. Moeten zowel het „nettogewicht” als het „netto-uitlekgewicht” op het etiket worden vermeld?

    Relevante bepalingen : bijlage IX, punt 5.

    Wanneer een vast levensmiddel wordt aangeboden in een opgietvloeistof, moet naast het nettogewicht/de nettohoeveelheid ook het netto-uitlekgewicht van dat levensmiddel worden vermeld. Voor de toepassing van dit punt wordt bevroren of diepgevroren water als een opgietvloeistof beschouwd, wat de verplichting met zich meebrengt om op het etiket zowel informatie over het nettogewicht als over het uitlekgewicht te vermelden. Daarnaast preciseert de verordening dat wanneer bevroren of diepgevroren levensmiddelen geglansd zijn, het nettogewicht exclusief het glazuur moet worden vermeld (nettogewicht zonder glazuur).

    Als gevolg hiervan is het gedeclareerde nettogewicht van het geglansde levensmiddel gelijk aan het netto-uitlekgewicht. Om hiermee rekening te houden en om te voorkomen dat de consument wordt misleid, kunnen de volgende nettovermeldingen worden gebruikt:

    dubbele vermelding:

    nettogewicht: X g en

    netto-uitlekgewicht: X g;

    vergelijkende vermelding:

    nettogewicht = netto-uitlekgewicht = X g;

    enkelvoudige vermelding:

    nettogewicht (zonder glazuur): X g.

    2.4.4.   Datum „ten minste houdbaar tot” of „te gebruiken tot”

    Moet cider een etiket krijgen met een minimale houdbaarheidsdatum „ten minste houdbaar tot”?

    Relevante bepalingen : artikel 24, bijlage X, punt 1, onder d).

    Neen, door vergisting verkregen cider hoeft geen minimale houdbaarheidsdatum te krijgen, aangezien het behoort tot de categorie „wijn, likeurwijn, mousserende wijn, gearomatiseerde wijn en soortgelijke uit andere vruchten dan druiven verkregen producten, alsmede uit druiven of druivenmost vervaardigde dranken van de GN-code 2206 00”, die is vrijgesteld van deze verplichting.

    Een product dat wordt verkregen uit een mengsel van alcohol met vruchtensap zou echter niet worden beschouwd als „soortgelijke uit andere vruchten dan druiven verkregen producten” in bovengenoemde categorie en derhalve is een vermelding van de minimale houdbaarheidsdatum „ten minste houdbaar tot” vereist, tenzij het product een alcoholvolumegehalte van 10 % of meer heeft (de vermelding van de minimale houdbaarheidsdatum „ten minste houdbaar tot” is niet vereist voor dranken met een alcoholvolumegehalte van 10 % of meer).

    2.4.5.   Gebruiksaanwijzingen

    Voor wat de „gebruiksaanwijzingen” betreft, kan de exploitant van een levensmiddelenbedrijf het symbool van een pan of een oven gebruiken zonder de woorden „pan” of „oven”?

    Relevante bepalingen : artikel 9, lid 2, artikel 27.

    Neen, dit is niet mogelijk. Verplichte vermeldingen zoals de gebruiksaanwijzingen moeten met woorden en cijfers worden weergegeven. Het gebruik van pictogrammen of symbolen is slechts een aanvullende manier om deze vermeldingen weer te geven.

    De Commissie kan echter in de toekomst uitvoeringshandelingen vaststellen die toestaan om bepaalde verplichte vermeldingen weer te geven door middel van pictogrammen of symbolen in plaats van woorden of nummers.

    2.5.   Bijkomende verplichte vermeldingen voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen

    2.5.1.   Etiketteren van bevroren levensmiddelen

    Is vermelding van de datum van invriezing of de datum van eerste invriezing wanneer het product meer dan één keer ingevroren is verplicht bij het etiketteren van niet-voorverpakt diepgevroren vlees, diepgevroren vleesbereidingen en diepgevroren onverwerkte visserijproducten?

    Relevante bepalingen : bijlage III.

    Neen, de vermelding van de datum van invriezing is alleen verplicht bij de etikettering van voorverpakt diepgevroren vlees, diepgevroren vleesbereidingen en diepgevroren onverwerkte visserijproducten. De lidstaten kunnen besluiten om dit voorschrift uit te breiden naar niet-voorverpakte producten.

    Hoe worden „onverwerkte visserijproducten” gedefinieerd?

    Visserijproducten (4) omvatten alle vrije of gekweekte zee- of zoetwaterdieren (met uitzondering van levende tweekleppige weekdieren, levende stekelhuidigen, levende manteldieren en levende mariene buikpotigen, en alle zoogdieren, reptielen en kikkers), alle eetbare vormen, delen en producten van deze dieren daaronder begrepen. Onverwerkte (5) visserijproducten zijn visserijproducten die geen behandeling hebben ondergaan, met inbegrip van producten die zijn verdeeld, in partjes, plakken of stukken gesneden, uitgebeend, gehakt, van de huid ontdaan, gemalen, versneden, gereinigd, bijgesneden, gepeld, geplet, gekoeld, bevroren, diepgevroren of ontdooid.

    Kan de vermelding „diepgevroren op [DATUM]” worden gebruikt om de datum van invriezing aan te duiden op diepgevroren vlees, diepgevroren vleesbereidingen en diepgevroren onverwerkte visserijproducten?

    Relevante bepalingen : bijlage III, punt 6, en bijlage X, punt 3.

    Neen, de vermelding „diepgevroren op …” kan niet worden gebruikt, aangezien bijlage X duidelijk bepaalt dat de woorden „ingevroren op …” moeten worden gebruikt.

    3.   Voedingswaardevermelding

    3.1.   Aanbrengen van de voedingswaardevermelding

    3.1.1.   Zijn de voorschriften van de verordening betreffende de voedingswaardevermelding van toepassing op alle levensmiddelen?

    Relevante bepalingen : artikel 29.

    De voorschriften zijn niet van toepassing op de volgende levensmiddelen, waarvoor afzonderlijke regels betreffende de voedingswaardevermelding gelden:

    voedingssupplementen (6),

    natuurlijk mineraalwater (7).

    De verordening geldt voor levensmiddelen voor specifieke groepen, zonder afbreuk te doen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) of specifieke maatregelen uit hoofde van dat kader.

    3.2.   Verplichte voedingswaarde-etikettering

    3.2.1.   Wat moet worden vermeld?

    Relevante bepalingen : de artikelen 13, 30, 32, 34 en 44, de bijlagen IV en XV.

    De verplichte voedingswaarde-etikettering moet alle volgende vermeldingen bevatten: energetische waarde en de hoeveelheden vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout.

    De energetische waarde moet zowel in kJ (kilojoules) als in kcal (kilocalorieën) worden vermeld (eerst de waarde in kilojoules, gevolgd door de waarde in kilocalorieën). Het gebruik van de afkortingen kJ/kcal is toegestaan.

    De volgorde van presentatie van de informatie is als volgt:

    energie

    vetten

    waarvan

    verzadigde vetzuren,

    koolhydraten

    waarvan

    suikers

    eiwitten

    zout

    Indien de beschikbare ruimte dit toelaat, moet de vermelding worden gepresenteerd in de vorm van een tabel, met de cijfers onder elkaar. Indien er onvoldoende ruimte is om de informatie in tabelformaat weer te geven, mogen de gegevens achter elkaar worden geplaatst.

    De regels betreffende de minimumlettergrootte gelden ook voor de voedingswaardevermelding, die moet worden afgedrukt in een lettergrootte met een x-hoogte van 1,2 mm of meer. De x-hoogte dient minstens 0,9 mm te bedragen bij verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 80 cm2 bedraagt. De x-hoogte wordt gedefinieerd in bijlage IV bij de verordening.

    (NB: Levensmiddelen in verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 25 cm2 bedraagt, zijn vrijgesteld van de verplichte voedingswaardevermelding (bijlage V, punt 18, zie punt 3.6.1 hieronder).

    Indien de energetische waarde of hoeveelheid (van een) nutriënt(en) in een product verwaarloosbaar is, kan de informatie over deze elementen worden vervangen door een vermelding als „Bevat verwaarloosbare hoeveelheden…” in de onmiddellijke nabijheid van de voedingswaardevermelding (zie punt 3.2.2 voor het begrip „verwaarloosbare hoeveelheid”).

    Er zijn producten die een vrijstelling genieten voor de voedingswaardevermelding (zie punt 3.6.1).

    3.2.2.   Wanneer een product verwaarloosbare hoeveelheden bevat van een of meer nutriënten waarvan vermelding op het etiket verplicht is of een verwaarloosbare energetische waarde heeft, is het dan noodzakelijk om deze nutriënten of de energetische waarde in de voedingswaardetabel op te nemen (artikel 34, lid 5)?

    Relevante bepalingen : artikel 34, lid 5.

    Neen, wanneer de energetische waarde of de hoeveelheid van een nutriënt verwaarloosbaar is, kan de voedingswaardevermelding voor deze nutriënt worden vervangen door een opmerking als „Bevat verwaarloosbare hoeveelheden…” in de onmiddellijke nabijheid van de voedingswaardevermelding.

    3.2.3.   Wanneer mag de vermelding gebruikt worden dat het zoutgehalte uitsluitend is toe te schrijven aan van nature voorkomend natrium?

    Relevante bepalingen : artikel 30, lid 1.

    De opmerking dat het zoutgehalte uitsluitend is toe te schrijven aan van nature voorkomend natrium mag dicht bij de voedingswaarde-etikettering worden weergegeven bij levensmiddelen waaraan geen zout is toegevoegd, zoals melk, groenten, vlees en vis. Wanneer zout is toegevoegd tijdens de verwerking of door toevoeging van ingrediënten die zout bevatten, bv. ham, kaas, olijven, ansjovis enz., mag deze vermelding niet worden gebruikt.

    3.2.4.   De hoeveelheid „zout” vermeld in de verplichte voedingswaardetabel wordt berekend aan de hand van de formule: zout = natrium × 2,5. Moet het natrium uit alle gebruikte ingrediënten, bv. natriumsaccharinaat, natriumascorbaat enz., in deze berekening worden meegeteld?

    Relevante bepalingen : bijlage I, punt 11.

    Ja, het overeenkomstige zoutgehalte moet altijd worden afgeleid van het totale natriumgehalte van het levensmiddel op basis van de formule: zout = natrium × 2,5.

    3.3.   Vrijwillige vermeldingen

    3.3.1.   Welke andere nutriënten mogen worden vermeld?

    Relevante bepalingen : artikel 30, lid 2, en de artikelen 32, 33 en 34, bijlage XV.

    De inhoud van de verplichte voedingswaardevermelding mag worden aangevuld met een indicatie van de aanwezige hoeveelheden van een of meer van de volgende nutriënten:

    a)

    enkelvoudig onverzadigde vetzuren;

    b)

    meervoudig onverzadigde vetzuren;

    c)

    polyolen;

    d)

    zetmeel;

    e)

    vezels;

    f)

    vitaminen en mineralen.

    De volgorde van presentatie van de informatie, indien van toepassing, is als volgt:

    energie

    vetten

    waarvan

    verzadigde vetzuren,

    enkelvoudig verzadigde vetzuren,

    meervoudig onverzadigde vetzuren,

    koolhydraten

    waarvan

    suikers,

    polyolen,

    zetmeel,

    vezels

    eiwitten

    zout

    vitaminen en mineralen

    Indien de beschikbare ruimte dit toelaat, moet de vermelding worden gepresenteerd in de vorm van een tabel, met de cijfers onder elkaar. Indien er onvoldoende ruimte is om de informatie in tabelformaat weer te geven, mogen de gegevens achter elkaar worden geplaatst.

    Deze nutriënten moeten worden vermeld in gram (g) (9) per 100 g of per 100 ml, en mogen aanvullend worden vermeld per portie of per consumptie-eenheid van het product.

    3.3.2.   Wanneer een stof waarover een voedings- of gezondheidsclaim wordt gemaakt, geen onderdeel uitmaakt van de voedingswaardevermelding, hoe moet deze informatie dan worden vermeld?

    Relevante bepalingen : de artikelen 30 en 49.

    Wanneer een voedingsstof waarover een voedings- of gezondheidsclaim wordt gemaakt, onderdeel uitmaakt van de voedingswaardevermelding, is een aanvullende etikettering niet vereist.

    Wanneer de nutriënt of andere stof waarover een voedings- of gezondheidsclaim wordt gemaakt geen onderdeel uitmaakt van de voedingswaardevermelding, moet de aanwezige hoeveelheid van de nutriënt of de andere stof in hetzelfde gezichtsveld, bv. dicht bij de voedingswaardevermelding op het etiket worden vermeld (zie ook punt 3.3.5).

    3.3.3.   Wanneer de hoeveelheid vezels (of een andere in artikel 30, lid 2, bedoelde nutriënt) wordt vermeld op een niet-voorverpakt levensmiddel, welke andere voedingselementen moeten dan eveneens worden vermeld?

    Relevante bepalingen : artikel 30, leden 1, 2 en 5, en artikel 49.

    Als een exploitant van een levensmiddelenbedrijf interesse toont om de hoeveelheid vezels in een product, of de hoeveelheid van andere in artikel 30, lid 2, bedoelde nutriënten te vermelden, dan moet de volledige voedingswaardevermelding worden aangebracht. Dit omvat:

    de energetische waarde, en

    de hoeveelheden vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout.

    Wanneer een voedings- of gezondheidsclaim betrekking heeft op een in artikel 30, lid 2, bedoelde nutriënt, dan moet de hoeveelheid van die nutriënt worden weergegeven in de voedingswaardevermelding.

    3.3.4.   Is het mogelijk om het vezelgehalte op het etiket te vermelden met behulp van een percentage van de referentie-inname, zelfs als in de verordening geen geharmoniseerde referentie-inname voor vezels wordt vastgesteld?

    Relevante bepalingen : artikel 30, lid 2, en artikel 35, lid 1, onder e).

    Neen, de enige nutriënten waarvoor de hoeveelheid kan worden uitgedrukt als percentage van de referentie-inname, zijn de nutriënten waarvoor een referentie-inname is vastgesteld in bijlage XIII, zelfs wanneer aanvullende vormen van uitdrukking en presentatie voor de voedingswaardevermelding worden gebruikt.

    3.3.5.   Is het mogelijk om het gehalte van bestanddelen van vrijwillig vermelde nutriënten, bv. „omega 3-vetzuren”, op het etiket te vermelden als bestanddelen van meervoudig onverzadigde vetzuren?

    Relevante bepalingen : artikel 30.

    De voedingswaardevermelding is een gesloten lijst met de energetische waarde en nutriënten en kan niet worden aangevuld met verdere voedingswaarde-informatie (zie echter ook punt 3.3.2).

    3.3.6.   Welke voedingswaarde-informatie mag op de verpakking worden herhaald?

    Relevante bepalingen : artikel 30, lid 3, artikel 32, lid 2, en artikel 34, lid 3.

    Bepaalde verplichte informatie over voedingswaarde kan op de verpakking worden herhaald in het hoofdgezichtsveld (beter bekend als „de voorkant van de verpakking”), op de volgende wijze:

    energetische waarde, of

    energetische waarde en de hoeveelheid vetten, verzadigde vetzuren, suikers en zout.

    De voorschriften betreffende de minimumlettergrootte gelden ook voor deze herhaalde vermeldingen (artikel 13, lid 2, bijlage IV; zie ook punt 3.2.1).

    Ook bij herhaling blijft de voedingswaardevermelding een lijst met een duidelijk omschreven en beperkte inhoud. Het is niet toegestaan informatie toe te voegen aan de voedingswaardevermelding in het hoofdgezichtsveld.

    Bij herhaling mag de vermelding beperkt blijven tot een vermelding per portie/consumptie-eenheid (op voorwaarde dat de portie/eenheid dicht bij de voedingswaardevermelding wordt gekwantificeerd en het aantal porties/eenheden op het etiket wordt vermeld). De energetische waarde moet daarnaast echter ook worden vermeld per 100 g of 100 ml.

    3.3.7.   Wanneer de voedingswaarde-informatie herhaald wordt in het hoofdgezichtsveld („voorkant van de verpakking”) als percentage van de referentie-innames, moet deze informatie dan ook voorkomen in de verplichte voedingswaardevermelding („achterkant van de verpakking”)?

    Relevante bepalingen : artikel 30, lid 3, artikel 32, lid 4, en artikel 33, bijlage XIII.

    Vrijwillig herhaalde voedingsinformatie in het hoofdgezichtsveld („voorkant van de verpakking”) dient alleen betrekking te hebben op de energetische waarde of op de energetische waarde plus vetten, verzadigde vetzuren, suikers en zout. Deze informatie moet ook worden verstrekt in de verplichte voedingswaardevermelding („achterkant van de verpakking”). Deze informatie op de voorkant van de verpakking mag echter worden uitgedrukt als percentage van de referentie-innames (naast de absolute waarden), ook al wordt deze uitdrukkingsvorm niet gebruikt in de verplichte voedingswaardevermelding.

    3.3.8.   Is het mogelijk om de voedingswaardevermelding eenmaal te herhalen als alleen de energetische waarde en andermaal als de energetische waarde samen met de hoeveelheid vetten, verzadigde vetzuren, suikers en zout?

    Relevante bepalingen : artikel 30, lid 3, en artikel 34, lid 3.

    De voedingswaardevermelding kan worden herhaald als alleen de energetische waarde of als de energetische waarde samen met de hoeveelheid vetten, verzadigde vetzuren, suikers en zout. Het is ook mogelijk om deze informatie meermaals te herhalen.

    Deze vrijwillige aanvullende voedingswaardevermeldingen moeten in het hoofdgezichtsveld staan en moeten voldoen aan de bepalingen voor de minimumlettergrootte.

    3.3.9.   Is de etikettering van het gehalte van een enkele nutriënt toegelaten op de voorkant van de verpakking, zoals X % vet?

    Relevante bepalingen : artikel 30, lid 3.

    Wanneer de voedingswaardevermelding vrijwillig wordt herhaald, is het niet toegelaten om het gehalte van slechts één nutriënt te etiketteren, aangezien ofwel alleen de energetische waarde of de energetische waarde samen met de hoeveelheid vetten, verzadigde vetzuren, suikers en zout moet worden verstrekt.

    Het etiket kan echter wel het gehalte van één enkele nutriënt vermelden wanneer dit wettelijk vereist is, zoals het vetgehalte van:

    bepaalde soorten consumptiemelk, zoals bedoeld in bijlage VII, deel IV, punt III.1, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10) tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten;

    bepaalde smeerbare vetten, zoals bedoeld in bijlage VII, deel VII, punt I, en in bijlage VII, aanhangsel II, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten.

    Het zou ook mogelijk zijn om vermeldingen als „laag in vet” of „< 3 % vet” op het etiket aan te brengen, op voorwaarde dat deze vermeldingen voldoen aan de gebruiksvoorschriften van die claim en de andere relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad (11) inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen en op voorwaarde dat artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1169/2011 ook in acht wordt genomen.

    3.3.10.   Wanneer producten bestemd zijn voor de verkoop in verschillende landen, mag de voedingswaardevermelding dan worden weergegeven in het in de VS en Canada verplichte formaat, naast een voedingswaardevermelding die voldoet aan de voorschriften van de verordening?

    Relevante bepalingen : de artikelen 30, 34 en 36, de bijlagen XIV en XV.

    Neen, een voedingswaardevermelding in het formaat dat verplicht is in de VS en Canada, is niet in overeenstemming met de EU-voorschriften, aangezien zowel verplichte als vrijwillige informatie moet voldoen aan de voorschriften van de verordening. Deze manier van etiketteren zou de consument ook kunnen misleiden doordat in de VS andere omrekeningsfactoren worden gebruikt voor de berekening van de energetische waarde en de hoeveelheid nutriënten.

    3.4.   Vormen van uitdrukking en presentatie voor de voedingswaardevermelding

    3.4.1.   Wat zijn de vormen van uitdrukking van de verplichte elementen in de voedingswaardevermelding?

    Relevante bepalingen : de artikelen 32 en 33, de bijlagen XIII en XV.

    De hoeveelheden vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout moeten worden uitgedrukt in gram (g) per 100 g of per 100 ml, en de energetische waarde in kilojoules (kJ) en in kilocalorieën (kcal) per 100 g of per 100 ml levensmiddel.

    Zij mogen aanvullend worden uitgedrukt in porties/consumptie-eenheden. De portie of consumptie-eenheid moet voor de consument gemakkelijk herkenbaar zijn en op het etiket worden gekwantificeerd dicht bij de voedingswaardevermelding. Ook moet het aantal porties of eenheden per verpakking op het etiket worden vermeld.

    Daarnaast mogen de energetische waarde en de hoeveelheid vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout worden uitgedrukt als percentage van de referentie-innames vermeld in de volgende tabel per 100 g of 100 ml. In aanvulling op, of in plaats van een dergelijke vermelding per 100 ml of 100 g mogen de percentages van de referentie-innames per portie/consumptie-eenheid worden uitgedrukt.

    Energie of nutriënt

    Referentie-inname

    Energie

    8 400 kJ/2 000 kcal

    Totale vetten

    70 g

    Verzadigde vetzuren

    20 g

    Koolhydraten

    260 g

    Suikers

    90 g

    Eiwitten

    50 g

    Zout

    6 g

    Wanneer de percentages van de referentie-innames worden uitgedrukt per 100 g of 100 ml, moet de voedingswaardevermelding de volgende verklaring bevatten: „Referentie-inname van een gemiddelde volwassene (8 400 kJ/2 000 kcal)”.

    In geval van niet-voorverpakte levensmiddelen mag de uitdrukking van de voedingswaardevermelding beperkt blijven tot de portie of consumptie-eenheid.

    3.4.2.   Mag het initiaalwoord RI voor referentie-inname worden gebruikt op voedseletiketten?

    Relevante bepalingen : de artikelen 32 en 33.

    Het initiaalwoord RI voor referentie-inname mag worden gebruikt op voedseletiketten, op voorwaarde dat het uitvoerig wordt toegelicht op de verpakking en eenvoudig kan worden teruggevonden door de consument. De verklaring „Referentie-inname van een gemiddelde volwassene (8 400 kJ/2 000 kcal)” mag niet worden gewijzigd.

    3.4.3.   Mag de uitdrukking „aanbevolen dagelijkse hoeveelheid” of het initiaalwoord ADH worden gebruikt?

    Relevante bepalingen : de artikelen 32 en 33.

    De verordening beoogt de inhoud, uitdrukkingswijze en presentatie van de aan consumenten verstrekte voedingsinformatie te harmoniseren, inclusief de vrijwillig verstrekte informatie. Daarom is het niet mogelijk de uitdrukking „aanbevolen dagelijkse hoeveelheid” of het initiaalwoord ADH te gebruiken in het kader van de toepassing van de artikelen 32 en 33 van de Verordening (zie ook punt 3.4.2). Ook moet worden opgemerkt dat het begrip referentie-inname verschilt van het begrip aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, doordat „referentie-inname” geen voedingsadvies impliceert in tegenstelling tot de uitdrukking „aanbevolen dagelijkse hoeveelheid”. Er wordt geen voedingsadvies gegeven om bijvoorbeeld 20 g verzadigde vetzuren per dag te consumeren; consumenten mogen dit niet opvatten als de minimumhoeveelheid om gezond te blijven.

    3.4.4.   Dient de aanvullende verklaring „Referentie-inname van een gemiddelde volwassene (8 400 kJ/2 000 kcal)” dicht bij iedere voedingswaardevermelding te worden weergegeven?

    Relevante bepalingen : de artikelen 32 en 33.

    Ja, wanneer de informatie wordt uitgedrukt als percentage van de referentie-innames per 100 g of 100 ml.

    Neen, wanneer de informatie per portie wordt uitgedrukt.

    3.4.5.   De referentie-innames voor energie en nutriënten zijn vastgesteld voor volwassenen. Mogen de energetische waarde en de hoeveelheid nutriënten vrijwillig worden uitgedrukt als percentage van de referentie-innames voor kinderen, in plaats van of in aanvulling op de uitdrukking als percentage van de referentie-innames voor volwassenen?

    Relevante bepalingen : artikel 32, lid 4, artikel 36, lid 3, en artikel 43, bijlage XIII.

    De vrijwillige vermelding van referentie-innames voor specifieke bevolkingsgroepen is uitsluitend toegestaan als daartoe bepalingen zijn vastgesteld door de Unie, of bij ontstentenis daarvan, door de lidstaten.

    De energetische waarde en de hoeveelheid nutriënten mogen alleen worden uitgedrukt als percentage van de referentie-innames voor volwassenen, naast de uitdrukking in absolute waarden. In de verordening wordt de Commissie echter verzocht uitvoeringshandelingen vast te stellen betreffende de vermelding van referentie-innames voor specifieke bevolkingsgroepen, in aanvulling op de vastgestelde referentie-innames voor volwassenen. Referentie-innames voor kinderen kunnen in de toekomst dus beschikbaar komen. In afwachting van de vaststelling van deze bepalingen door de Unie mogen de lidstaten nationale regels vaststellen die wetenschappelijk gefundeerde referentie-innames vastleggen voor dit soort bevolkingsgroepen. Het gebruik van referentie-innames voor andere specifieke bevolkingsgroepen zoals kinderen is niet toegestaan voor producten die sinds 13 december 2014 in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd, tenzij de Unie of de lidstaten voorschriften aannemen ter vaststelling van wetenschappelijk gefundeerde referentie-innames voor dergelijke groepen.

    3.4.6.   Wat is een consumptie-eenheid? Mogen pictogrammen worden gebruikt om porties uit te drukken? Mogen de symbolen ≈ of ~ („ongeveer gelijk aan”) worden gebruikt om het aantal porties in een verpakking aan te geven?

    Relevante bepalingen : artikel 33.

    Een „consumptie-eenheid” moet voor de consument gemakkelijk herkenbaar zijn. De term verwijst naar een eenheid die afzonderlijk kan worden geconsumeerd. Een consumptie-eenheid komt niet noodzakelijkerwijs overeen met een portie. Een blokje van een chocoladereep kan bijvoorbeeld een consumptie-eenheid zijn, terwijl een portie uit meerdere blokjes bestaat.

    Symbolen of pictogrammen mogen worden gebruikt om porties of consumptie-eenheden uit te drukken. De verordening vereist alleen dat een consumptie-eenheid of portie gemakkelijk herkenbaar is en op het etiket gekwantificeerd wordt. Wanneer symbolen of pictogrammen worden gebruikt, moet hun betekenis daarvan voor de consument duidelijk en niet misleidend zijn.

    Lichte variaties in het aantal consumptie-eenheden of porties van een product mogen worden aangegeven door vermelding van geschikte symbolen vóór het aantal porties of consumptie-eenheden.

    3.5.   Aanvullende vormen van uitdrukking en presentatie

    3.5.1.   Is het mogelijk om uitsluitend iconen te gebruiken als symbolen voor nutriënten en/of energiewaarden in plaats van woorden?

    Relevante bepalingen : artikel 34, bijlage XV.

    Bij het verstrekken van verplichte en vrijwillige voedingsinformatie moet een bepaald formaat worden gevolgd, hetgeen vereist dat de energetische waarde en nutriënten op het etiket in woorden worden vermeld.

    Het algemene principe dat verplichte informatie in woorden en cijfers moet worden verstrekt, geldt ook voor die gevallen waarin voedingsinformatie op vrijwillige basis wordt verstrekt. Als aanvulling hierop kunnen pictogrammen en symbolen worden gebruikt.

    3.5.2.   Mag de vermelding van de energetische waarde beperkt blijven tot kcal wanneer de voedingswaarde-informatie op basis van vrijwilligheid in het hoofdgezichtsveld wordt herhaald?

    Relevante bepalingen : artikel 32, lid 1, bijlage XV.

    Neen, de informatie over de energetische waarde moet consequent worden gedeclareerd, waar deze ook wordt vermeld, in zowel kJ (kilojoules) als kcal (kilocalorieën).

    3.6.   Vrijstellingen van de verplichte voedingswaardevermelding

    3.6.1.   Welke vrijstellingen gelden er?

    Relevante bepalingen : artikel 16, leden 3 en 4, artikel 30, leden 4 en 5, en artikel 44, lid 1, onder b), bijlage V.

    De in bijlage V vermelde producten zijn vrijgesteld van de verplichte voedingswaarde-etikettering, tenzij over het product een voedings- of gezondheidsclaim wordt gemaakt.

    De vrijstelling geldt daarnaast voor alcoholische dranken (die meer dan 1,2 % alcohol bevatten) en voor niet-voorverpakte levensmiddelen (tenzij een specifieke EU-wetgeving of nationale maatregel dit vereist).

    Wanneer informatie over de voedingswaarde vrijwillig wordt verstrekt, moeten de voorschriften voor de verplichte voedingswaarde-etikettering worden nageleefd. Echter:

    voor alcoholische dranken is de voedingswaardevermelding niet verplicht en mag deze beperkt blijven tot de energetische waarde. Geen specifiek formaat is vereist;

    voor niet-voorverpakte levensmiddelen mag de voedingswaardevermelding beperkt worden tot de energetische waarde of de energetische waarde samen met de hoeveelheid vetten, verzadigde vetzuren, suikers en zout. De informatie mag beperkt blijven tot een vermelding per portie of consumptie-eenheid op voorwaarde dat de portie/eenheid gekwantificeerd wordt en het aantal porties/eenheden wordt vermeld.

    3.6.2.   Zijn de volgende levensmiddelen vrijgesteld van de verplichte voedingswaardevermelding?

    Relevante bepalingen : bijlage V.

    Onverwerkte producten die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten

    Bloem (bijvoorbeeld tarwebloem)

    ja, onder voorbehoud van onderstaande kwalificaties

    Bloem die geen toegevoegde ingrediënten bevat, bv. additieven, vitaminen, mineralen, en die enkel geplet en gepeld is en verder niet werd verwerkt, wordt beschouwd als een onverwerkt product (12).

    Parboiled rijst en voorgekookte rijst

    neen

    Parboiled rijst wordt eerst voorgekookt en kan derhalve niet worden beschouwd als onverwerkt levensmiddel. Rijst geniet echter een vrijstelling voor onverwerkte producten die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten.

    Plantaardige olie

    neen

    Plantaardige oliën zijn verwerkte producten en genieten bijgevolg geen vrijstelling voor onverwerkte producten die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten.

    Suiker

    neen

    Suiker is een verwerkt product en geniet bijgevolg geen vrijstelling voor onverwerkte producten die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten.

    Honing

    ja

    Honing wordt beschouwd als onverwerkt levensmiddel en bestaat uit bestanddelen en niet uit ingrediënten, zoals wordt toegelicht in overweging 3 van Richtlijn 2014/63/EU van het Europees Parlement en de Raad (13) tot wijziging van Richtlijn 2001/110/EG van de Raad (14) inzake honing. Honing geniet bijgevolg een vrijstelling van de verplichte voedingswaardevermelding.

    Een kruid, een specerij of mengsels daarvan

    Kruiden en specerijen die smaakstoffen en/of zuurteregelaars bevatten

    ja

    Kruiden, specerijen of mengsels daarvan zijn vrijgesteld van de verplichte voedingswaardevermelding, aangezien ze in kleine hoeveelheden worden verbruikt en geen aanzienlijke gevolgen hebben voor het voedingspatroon. Dergelijke producten die smaakstoffen en/of zuurteregelaars bevatten, zijn eveneens vrijgesteld, op voorwaarde dat de smaakstoffen en/of zuurteregelaars geen aanzienlijke gevolgen hebben op voedingsgebied.

    Zout en zoutvervangers

    Jodiumhoudend zout

    neen

    Ingevolge artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad (15) betreffende de vrijwillige toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen, is de voedingswaardevermelding van producten waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, verplicht. De verplichte toevoeging van jodium aan zout valt echter niet onder Verordening (EG) nr. 1925/2006, en de specifieke etiketteringsvoorschriften betreffende de hoeveelheid toegevoegde jodium vallen onder de nationale wetgeving.

    Gefermenteerde azijn of vervangers van azijn, inclusief die waarbij de enige toegevoegde ingrediënten aroma’s zijn

    Gefermenteerde azijn met toegevoegd zout

    neen

    De vrijstelling voor gefermenteerde azijn of vervangers van azijn geldt enkel voor producten waarbij de enige toegevoegde ingrediënten aroma’s zijn.

    3.7.   Voedingssupplementen

    3.7.1.   Welke termen voor de referentiewaarden moeten worden gebruikt bij de aanduiding van vitaminen en mineralen voor voedingssupplementen?

    Relevante bepalingen : artikel 29, bijlage XIII.

    De voorschriften betreffende de voedingswaardevermelding van de verordening zijn niet van toepassing op voedingssupplementen.

    Artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (16) inzake voedingssupplementen bepaalt dat informatie over vitaminen en mineralen ook wordt uitgedrukt als percentage van de referentiewaarden die worden vermeld in de bijlage bij Richtlijn 90/496/EEG van de Raaad (17), die met ingang van 13 december 2014 door de verordening is vervangen.

    Richtlijn 90/496/EEG schrijft het gebruik van een percentage van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden (RDA’s: „Recommended Daily Allowance”) voor, die in bijlage XIII, deel A, bij de verordening worden vervangen door de dagelijkse referentie-innames of „voedingswaardereferenties”. Hoewel de term „voedingswaardereferenties” of het initiaalwoord „VWR”, mits uitvoerig toegelicht op de verpakking en eenvoudig terug te vinden door de consument, kunnen worden gebruikt, wordt met het oog op de coherentie aangeraden dezelfde termen te gebruiken voor zowel voedingssupplementen als voor andere nutriënten in levensmiddelen (18) en te verwijzen naar referentie-innames.

    3.7.2.   Moeten voedingssupplementen met een voedings- of gezondheidsclaim een voedingswaardevermelding hebben in overeenstemming met de verordening?

    Relevante bepalingen : de artikelen 29 en 49.

    Neen, de voorschriften betreffende de voedingswaardevermelding van de verordening zijn niet van toepassing op voedingssupplementen. Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad (19) inzake voedings- en gezondheidsclaims, wordt in het geval van voedingssupplementen de voedingswaarde-informatie verstrekt overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (20) inzake voedingssupplementen.

    3.8.   Specifieke producten

    3.8.1.   Moet de voedingswaardevermelding voor levensmiddelen die in vloeistof zijn verpakt, overeenstemmen met het uitgelekte product (zonder de vloeistof) of het product in zijn geheel (met de vloeistof)?

    Relevante bepalingen : artikel 31, lid 3.

    Vaste levensmiddelen kunnen worden aangeboden in een opgietvloeistof, zoals bepaald in bijlage IX, punt 5, (zoals pekel, vruchtensap) of andere vloeistoffen (zoals olie). Sommige consumenten eten dat product in zijn geheel, terwijl anderen enkel het uitgelekte product eten. Derhalve wordt de voedingswaardevermelding bij voorkeur berekend voor de totale inhoud van het voedingsproduct, het vaste levensmiddel en de vloeistof samen, wanneer het product wellicht in zijn geheel zal worden verbruikt. Deze informatie kan op vrijwillige basis worden aangevuld door een voedingswaardevermelding voor het uitgelekte product. Voor andere producten waarvan wordt verwacht dat de vloeistof niet zal worden verbruikt, lijkt de voedingswaarde-informatie op basis van het netto-uitlekgewicht geschikter.

    In ieder geval moet de voedingswaardevermelding duidelijk maken of het betrekking heeft op het uitgelekte product of het product in zijn geheel.


    (1)  PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18.

    (2)  Verordening (EG) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, bijlage VII, deel III (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

    (3)  Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie, Internationale Aanbeveling R79 (Uitgave 1997(E)); https://www.oiml.org/en/files/pdf_r/r079-e15.pdf

    (4)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad, bijlage I, punt 3.1, (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

    (5)  Op basis van de definitie van onverwerkte producten in artikel 2, lid 1, onder n), van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).

    (6)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

    (7)  Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater (PB L 164 van 26.6.2009, blz. 45).

    (8)  PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35.

    (9)  Zie ook de specifieke meeteenheden voor vitaminen en mineralen in bijlage XIII, deel A, punt 1.

    (10)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

    (11)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

    (12)  Artikel 2, lid 1, onder b) van de verordening verwijst naar de definitie van „onverwerkte producten” in artikel 2, lid 1, onder n), van Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne: „„onverwerkte producten”: levensmiddelen die geen behandeling hebben ondergaan, met inbegrip van producten die zijn verdeeld, in partjes, plakken of stukken gesneden, uitgebeend, gehakt, van de huid ontdaan, gemalen, versneden, gereinigd, bijgesneden, gepeld, geplet, gekoeld, bevroren, diepgevroren of ontdooid”.

    (13)  PB L 164 van 3.6.2014, blz. 1.

    (14)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47.

    (15)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.

    (16)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.

    (17)  PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.

    (18)  Artikel 32, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1169/2011.

    (19)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

    (20)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.


    Top