Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017TA1206(37)

Verslag over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2016, vergezeld van het antwoord van het Bureau

PB C 417 van 6.12.2017, p. 228–232 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 417/228


VERSLAG

over de jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2016, vergezeld van het antwoord van het Bureau

(2017/C 417/37)

INLEIDING

1.

Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (hierna: „Bureau” ofwel „FRA”), gevestigd te Wenen, werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 168/2007 (1) van de Raad. Het Bureau heeft ten doel de betrokken instanties van de Unie en haar lidstaten bij de toepassing van het recht van de Unie betreffende de grondrechten bijstand en expertise te verlenen.

2.

De tabel bevat de belangrijkste cijfers met betrekking tot het Bureau (2).

Tabel

De belangrijkste cijfers met betrekking tot het Bureau

 

2015

2016

Begroting (miljoen euro)

21,6

21,6

Totaalaantal personeelsleden per 31 december (3)

107

105

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Bureau. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs en een analyse van de „management representations”.

OORDEEL

4.

Wij hebben het volgende gecontroleerd:

a)

de jaarrekening van het Bureau, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2016 afgesloten begrotingsjaar, en

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening,

zoals voorgeschreven door artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Betrouwbaarheid van de rekeningen

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

5.

Naar ons oordeel geven de rekeningen van het Bureau over het op 31 december 2016 afgesloten jaar op alle materiële punten een getrouw beeld van de financiële situatie van het Bureau per 31 december 2016, van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen en van de veranderingen van de nettoactiva in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels. Deze zijn gebaseerd op internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector.

Wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

Ontvangsten

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen

6.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende ontvangsten bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2016 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Betalingen

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen bij de rekeningen

7.

Naar ons oordeel zijn de onderliggende betalingen bij de rekeningen betreffende het per 31 december 2016 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

Verantwoordelijkheden van de leiding en de met governance belaste personen

8.

Overeenkomstig de artikelen 310-325 van het VWEU en het financieel reglement van het Bureau is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en weergeven van de rekeningen op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Deze verantwoordelijkheid omvat het ontwerpen, invoeren en in stand houden van internebeheersingsmaatregelen die relevant zijn voor het opmaken en getrouw weergeven van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten. De leiding dient er ook voor te zorgen dat de in de financiële staten weergegeven activiteiten, financiële verrichtingen en informatie in overeenstemming zijn met de voorschriften waar ze onder vallen. Overeenkomstig de artikelen 310-325 van het VWEU en het financieel reglement van het Bureau is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en weergeven van de rekeningen op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

9.

Bij het voorbereiden van de rekeningen is de leiding verantwoordelijk voor het beoordelen van het vermogen van het Bureau om zijn activiteiten voort te zetten, voor het in voorkomend geval melden van kwesties die verband houden met de bedrijfscontinuïteit en voor het hanteren van het continuïteitsbeginsel.

10.

Degenen die belast zijn met governance zijn verantwoordelijk voor de supervisie van het proces van financiële verslaglegging over de entiteit.

Verantwoordelijkheden van de controleur voor de controle van de rekeningen en onderliggende verrichtingen

11.

Onze doelstellingen bestaan erin, redelijke zekerheid te verkrijgen over de vraag of de rekeningen van het Bureau geen afwijkingen van materieel belang vertonen en of de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn, alsmede op basis van onze controle het Europees Parlement en de Raad of andere betrokken kwijtingsautoriteiten een betrouwbaarheidsverklaring te verschaffen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Redelijke zekerheid is een hoge mate van zekerheid, maar geen garantie dat bij een controle een bestaande materiële afwijking of niet-conformiteit altijd zal worden opgespoord. Deze kan voortkomen uit fraude of fouten en wordt van materieel belang geacht indien hiervan, afzonderlijk of geaggregeerd, redelijkerwijs zou kunnen worden verwacht dat deze een invloed heeft op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze rekeningen nemen.

12.

Een controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat een inschatting omvat van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de wet- en regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting wordt gekeken naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, om controleprocedures op te zetten die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn, maar niet om een oordeel uit te spreken over de doeltreffendheid van de internebeheersingsmaatregelen. Een controle houdt tevens een beoordeling in van de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor de financiële verslaglegging en de redelijkheid van de door de leiding gemaakte boekhoudkundige schattingen, evenals een beoordeling van de algehele presentatie van de rekeningen.

13.

Voor de ontvangsten verifiëren wij de van de Commissie ontvangen subsidie en beoordelen wij de procedures van het Bureau voor het innen van vergoedingen en andere inkomsten, voor zover van toepassing.

14.

Ten aanzien van de uitgaven onderzoeken wij betalingsverrichtingen wanneer de uitgaven zijn gedaan, geboekt en goedgekeurd. Voorschotbetalingen worden onderzocht wanneer de ontvanger van de middelen het passende gebruik ervan aantoont en het Bureau dit bewijs accepteert door het afwikkelen van de voorschotbetaling in hetzelfde jaar of later.

15.

Bij de voorbereiding van dit verslag en de betrouwbaarheidsverklaring hebben wij rekening gehouden met de controlewerkzaamheden die de onafhankelijke extern controleur heeft verricht ten aanzien van de rekeningen van het Bureau, zoals bepaald in artikel 208, lid 4, van het Financieel Reglement van de EU (6).

16.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan het oordeel van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER DE INTERNEBEHEERSINGSMAATREGELEN

17.

De formele (sub-)delegaties van (gedelegeerd) ordonnateurs kwamen niet altijd overeen met de ordonnateursrechten voor verrichtingen in het ABAC-workflowsysteem.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGSBEHEER

18.

Het niveau van overgedragen vastgelegde kredieten voor titel III (operationele uitgaven) was hoog met 5,2 miljoen euro, ofwel 68 % (2015: 5,7 miljoen euro, ofwel 70 %). Dit houdt voornamelijk verband met de aard van de activiteiten waarvoor studies worden gefinancierd die zich over vele maanden, vaak tot het volgende jaar, uitstrekken. Het Bureau kan overwegen om gesplitste begrotingskredieten in te voeren teneinde het meerjarige karakter van de activiteiten en het onvermijdelijke tijdsverloop tussen de ondertekening van een contract, de levering en de betaling beter weer te geven.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN VOORGAANDE JAREN

19.

De bijlage bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van voorgaande jaren.

Dit verslag werd door kamer IV onder leiding van de heer Baudilio TOMÉ MUGURUZA, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 19 september 2017.

Voor de Rekenkamer

Klaus-Heiner LEHNE

President


(1)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(2)  Meer informatie over de bevoegdheden en activiteiten van het Bureau is te vinden op zijn website: www.fra.europa.eu

(3)  Het personeelsbestand bestaat uit ambtenaren, tijdelijke functionarissen, arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen.

Bron: Door het Bureau verstrekte gegevens.

(4)  De financiële staten omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, het kasstroomoverzicht en het mutatieoverzicht van de nettoactiva, alsook een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(5)  De verslagen over de uitvoering van de begroting omvatten de verslagen die een samenvatting zijn van alle begrotingsverrichtingen en de bijbehorende toelichtingen.

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).


BIJLAGE

Follow-up van de opmerkingen van voorgaande jaren

Jaar

Opmerkingen van de Rekenkamer

Stand van de corrigerende maatregel

(Afgerond / Loopt nog / Nog af te handelen / N.v.t.)

2015

Het niveau van overgedragen vastgelegde kredieten voor titel III bleef hoog met 5 723 282  euro, ofwel 70 % (2014: 5 848 956  euro, ofwel 75 %). Dit houdt voornamelijk verband met de aard van de activiteiten van het Bureau die opdrachten voor studies inhouden die zich over vele maanden, vaak tot het volgende jaar, uitstrekken.

N.v.t.


ANTWOORD VAN HET BUREAU

17.

In 2015 en 2016 zijn als gevolg van interne organisatorische veranderingen de subdelegaties van ordonnateurs geactualiseerd. Door een transcriptiefout werden alle delegaties, zowel de oude als de nieuwe, als geldig beschouwd in het boekhoudsysteem ABAC. De fout is gecorrigeerd en maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat in ABAC alleen de geldige delegaties worden weergegeven.

18.

Zoals de Rekenkamer al in voorgaande jaren opgemerkt heeft, houden de overdrachten voor T3 verband met het meerjarige karakter van de operationele projecten van het Bureau, waarbij betalingen worden gedaan overeenkomstig zorgvuldig geplande en gecontroleerde tijdschema’s. Het feit dat de definitieve begrotingsuitvoering van het Bureau de afgelopen jaren meer dan 99 % bedraagt en dat het niveau van geannuleerde C8-kredieten altijd erg laag is geweest (gemiddeld 2,4 % in de afgelopen drie jaar), is volgens het Bureau een aanwijzing dat de overdrachten volledig gerechtvaardigd zijn.

Het Bureau heeft de mogelijkheid om gesplitste begrotingskredieten te gebruiken al overwogen en geconcludeerd dat invoering hiervan weinig toegevoegde waarde biedt, aangezien de operationele projecten een levensduur hebben van minder dan twee jaar. Verlenging leidt waarschijnlijk niet alleen tot vertraging in de tenuitvoerlegging van de projecten maar ook tot een belangrijk liquiditeitsrisico.


Top