EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0020

Resolutie van het Europees Parlement van 21 januari 2016 over de prioriteiten van de EU voor de UNHRC-zittingen in 2016 (2015/3035(RSP))

PB C 11 van 12.1.2018, p. 92–104 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 11/92


P8_TA(2016)0020

Prioriteiten van de EU voor de UNHRC-zittingen in 2016

Resolutie van het Europees Parlement van 21 januari 2016 over de prioriteiten van de EU voor de UNHRC-zittingen in 2016 (2015/3035(RSP))

(2018/C 011/10)

Het Europees Parlement,

gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens en de VN-verdragen over de rechten van de mens en de facultatieve protocollen hierbij,

gezien resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarbij de VN-Mensenrechtenraad (UNHRC) is opgericht,

gezien het Europees Verdrag betreffende de rechten van de mens, het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU,

gezien het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2015-2019,

gezien zijn eerdere resoluties over de UNHRC,

gezien zijn eerdere resoluties over mensenrechtenschendingen, waaronder de resoluties over debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat,

gezien zijn resolutie van 17 december 2015 over het jaarverslag over mensenrechten en democratie in de wereld in 2014 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie (1),

gezien de artikelen 2, 3, lid 5, 18, 21, 27 en 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gezien het jaarverslag 2015 van de UNHRC aan de Algemene Vergadering van de VN,

gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat 2015 en 2016 belangrijke herdenkingsjaren zijn wat mensenrechten, vrede en veiligheid betreft: de 70e verjaardag van de oprichting van de Verenigde Naties, de 50e verjaardag van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) en van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR), de 30e respectievelijk 20e verjaardag van de Verklaring over het recht op ontwikkeling (1986) en de Verklaring en het Actieprogramma van Peking (1995) en de 15e verjaardag van de historische resolutie van de VN-Veiligheidsraad inzake vrouwen, vrede en veiligheid (2000) en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (2000);

B.

overwegende dat het eerbiedigen van mensenrechten, ongeacht ras, religie, etnische of sociale afkomst, geslacht, seksuele geaardheid of huidskleur, een plicht is die voor alle landen geldt, en overwegende dat het EP blijft vasthouden aan de ondeelbaarheid van mensenrechten (hetzij politieke, burgerlijke, economische, sociale of culturele rechten), die onderling verbonden en wederzijds afhankelijk zijn, en verder overwegende dat de ontzegging van om het even welk van deze rechten directe en negatieve gevolgen heeft voor de andere rechten; overwegende dat alle landen verplicht zijn de grondrechten van hun bevolkingen te eerbiedigen, de plicht hebben concrete maatregelen te treffen om de eerbiediging van deze rechten op nationaal niveau te faciliteren, en op internationaal niveau moeten samenwerken om belemmeringen voor de verwezenlijking van de mensenrechten waar dan ook weg te nemen;

C.

overwegende dat eerbiediging, bevordering en waarborging van het universele karakter van mensenrechten deel uitmaakt van het ethische en juridische acquis van de Europese Unie, en een van de hoekstenen vormt van de Europese eenheid en integriteit; overwegende dat interne en externe samenhang op het gebied van mensenrechten van essentieel belang is voor de geloofwaardigheid van het EU-mensenrechtenbeleid in het buitenland;

D.

overwegende dat het optreden van de Unie in haar betrekkingen met derde landen gegrondvest is op artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat het universele en ondeelbare karakter van mensenrechten en fundamentele vrijheden bekrachtigt en voorziet in eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit, en de beginselen van het VN-Handvest en het internationaal recht bij haar acties in de wereld;

E.

overwegende dat eerbiediging van mensenrechten geïntegreerd moet worden in alle beleidsdomeinen met raakvlakken met vrede en veiligheid, ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen, humanitair optreden, klimaatverandering, migratie en terrorismebestrijding, aangezien deze niet los van de eerbiediging van de mensenrechten kunnen worden benaderd;

F.

overwegende dat de VN-lidstaten zich hebben vastgelegd op de door hen aangenomen Agenda 2030, die een wereld in het vooruitzicht stelt van universele eerbiediging van mensenrechten en menselijke waardigheid, rechtsstatelijkheid, rechtvaardigheid, gelijkheid en non-discriminatie;

G.

overwegende dat de reguliere zittingen van de UNHRC, de benoeming van bijzonder rapporteurs, de universele periodieke doorlichting (UPR) en de zogeheten speciale procedure voor specifieke situaties in landen of voor thematische kwesties bijdragen aan de internationale inspanningen ter bevordering en eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat;

H.

overwegende dat sommige leden van de Mensenrechtenraad te boek staan als behorend tot degenen die de mensenrechten het meest met voeten treden en een slechte reputatie hebben als het gaat om samenwerking in het kader van de speciale procedures van de VN en om naleving van hun rapportageverplichtingen aan de organen van het VN-Mensenrechtenverdrag;

De VN-Mensenrechtenraad

1.

is verheugd over de benoeming van ambassadeur Choi Kyong-lim tot voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad voor 2016;

2.

verwelkomt het jaarverslag van de UNHRC aan de Algemene Vergadering van de VN, waarin de 28e, 29e en 30e zittingen van de Mensenrechtenraad worden behandeld;

3.

herhaalt zijn standpunt dat de leden van de UNHRC moeten worden gekozen uit die landen die de mensenrechten, de rechtsstaat en de democratie eerbiedigen, en dringt er bij de VN-lidstaten op aan er onder meer voor te ijveren dat bij de verkiezing van leden van de UNHRC prestatiecriteria op het gebied van mensenrechten worden gehanteerd; spreekt zijn bezorgdheid uit over de schendingen van de mensenrechten in sommige recentelijk verkozen UNHRC-leden; is van mening dat de lidstaten geen steun moeten verlenen aan de verkiezing in de UNHRC van landen die de mensenrechten niet eerbiedigen;

4.

benadrukt dat het belangrijk is om steun te verlenen aan de onafhankelijkheid en integriteit van het VN-Bureau van de hoge commissaris voor de mensenrechten (OHCHR), alsook om ervoor te zorgen dat het op een zo doeltreffend en onpartijdig mogelijke manier uitvoering kan blijven geven aan zijn mandaat; verzoekt in dit verband het OHCHR te voorzien van passende ondersteuning en financiering; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de speciale procedures en de onafhankelijke status van mandaathouders als de speciale rapporteurs, bedoeld om hen in staat te stellen hun taak volledig neutraal uit te voeren, en roept alle landen op hun medewerking aan deze procedures te verlenen; is teleurgesteld over het gebrek aan samenwerking waarvan een aantal lidstaten blijk geeft;

5.

benadrukt nogmaals het belang van het universele karakter van de universele periodieke doorlichting (UPR) om tot een volledig inzicht te komen in de mensenrechtensituatie in alle VN-lidstaten, en spreekt andermaal zijn steun uit voor de tweede doorlichtingscyclus die gericht is op de tenuitvoerlegging van de gedurende de eerste cyclus aanvaarde aanbevelingen; dringt er echter opnieuw op aan dat de aanbevelingen die door sommige landen niet werden aanvaard gedurende de eerste cyclus bij de voortzetting van het UPR-proces worden heroverwogen;

6.

benadrukt dat moet worden gewaarborgd dat een breed scala aan belanghebbenden, met name het maatschappelijk middenveld, ten volle aan alle aspecten van het werk van de UNHCR deelneemt, en toont zich bezorgd over de vergaande beperkingen die de deelname van het maatschappelijk middenveld aan het UPR-proces bemoeilijken; verzoekt de VN-lidstaten, waaronder de EU-lidstaten, de universele periodieke doorlichting te gebruiken als een middel om hun eigen mensenrechtensituatie te beoordelen en in dit verband aanbevelingen te doen;

7.

dringt er bij de EU op aan om in alle beleidsdialogen van de EU met de landen in kwestie nader in te gaan op de aanbevelingen in het kader van de UPR, om na te gaan op welke manier aan die aanbevelingen door middel van landen- en regionale strategieën uitvoering kan worden gegeven;

8.

is verheugd over het „Initiative for Change” van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN, dat erop gericht is de mondiale aanwezigheid van VN-mensenrechtenbureaus te vergroten middels de oprichting van acht regionale centra ter bescherming en bevordering van de eerbiediging van mensenrechten via rechtstreekse samenwerking met partners om de aanbevelingen van de mensenrechtenmechanismen te vertalen naar tastbare veranderingen in het veld; dringt ter gelegenheid van de 10e verjaardag van de UNHRC aan op een beoordeling van de impact die hij heeft gehad, onder meer met betrekking tot zijn mandaat en de tenuitvoerlegging van zijn resoluties en andere besluiten;

Burgerrechten en politieke rechten

9.

spreekt zijn bezorgdheid uit over de grondwetsherzieningen die in enkele landen worden doorgevoerd en die gericht zijn op een wijziging van de vastgestelde presidentiële ambtstermijnen, wat in een aantal gevallen tot verkiezingsgerelateerd geweld heeft geleid; stelt nogmaals dat eerbiediging van burgerrechten en politieke rechten, met inbegrip van de individuele en collectieve vrijheid van meningsuiting en van vergadering en vereniging, de belangrijkste indicator is van een democratische, verdraagzame en pluralistische maatschappij;

10.

herhaalt dat deelneming aan periodiek te organiseren vrije en eerlijke verkiezingen, op basis van algemeen en gelijk kiesrecht, een fundamenteel recht is dat volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (artikel 21, lid 3) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (artikel 25) aan alle burgers toekomt; bevestigt nogmaals dat de vrijheid van meningsuiting en een levendig en gunstig klimaat voor een onafhankelijk en pluralistisch maatschappelijk middenveld noodzakelijke voorwaarden zijn voor het bevorderen van mensenrechten;

11.

is van mening dat de digitale technologie van vandaag voordelen en uitdagingen biedt voor de bescherming van het recht op de persoonlijke levenssfeer en voor de wereldwijde online uitoefening van vrijheid van meningsuiting, omdat die hedendaagse technologie kan worden gebruikt voor extremistische en terroristische propaganda en voor rekruteringsdoeleinden; spreekt in deze context zijn voldoening uit over de aanstelling van een bijzonder VN-rapporteur voor het recht op privacy in het digitale tijdperk, onder wiens mandaat ook bewakings- en privacy-kwesties vallen waarmee mensen online en offline in aanraking komen;

12.

dringt er bij de VN-lidstaten, waaronder de EU-lidstaten, op aan de aanbevelingen van de speciale VN-rapporteur met betrekking tot hedendaagse vormen van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante vormen van onverdraagzaamheid ten uitvoer te leggen, teneinde de verspreiding van rassenhaat, etnische haat en vreemdelingenhaat en het aanzetten tot geweld op internet en via sociale media te bestrijden door passende wetgevingsmaatregelen te nemen en daarbij de vrijheid van meningsuiting ten volle te eerbiedigen;

Mensenrechtenverdedigers

13.

veroordeelt de aanhoudende pesterijen en opsluiting van mensenrechtenverdedigers en oppositieleden door de regeringsmacht in een aantal derde landen; spreekt zijn bezorgdheid uit over oneerlijke en beperkende wetgeving, met inbegrip van beperkingen op buitenlandse financiering, waardoor het maatschappelijk middenveld steeds minder ruimte krijgt om zijn activiteiten te ontplooien; verzoekt alle regeringen om de vrijheid van media, organisaties van het maatschappelijk middenveld en de acties van mensenrechtenverdedigers te bevorderen en te ondersteunen en het hen mogelijk te maken te functioneren zonder angst, onderdrukking of intimidatie;

14.

is van mening dat de aanhoudende intimidatie en detentie van mensenrechtenactivisten en oppositieleden door een aantal leden van de UNHRC de geloofwaardigheid van de UNHRC aantast; spoort de EU en haar lidstaten aan zich op het niveau van de VN hard te maken voor een initiatief gericht op het formuleren van een samenhangend en alomvattend antwoord op de belangrijke uitdagingen waar mensenrechtenactivisten die zich inzetten voor vrouwenrechten, het milieu, landrechten en de rechten van inheemse volkeren, de strijd tegen corruptie en straffeloosheid, en religie, alsook journalisten en andere mensenrechtenverdedigers die gebruikmaken van de media, met inbegrip van online media en sociale media, wereldwijd mee worden geconfronteerd, en de moord op deze groepen activisten stelselmatig te veroordelen;

15.

is uitermate verontrust over de toename van de aanvallen tegen humanitaire hulpverleners en medische voorzieningen; wijst er nogmaals op dat dergelijke aanvallen verboden zijn uit hoofde van het internationaal humanitair recht, en roept de conflictpartijen op te voldoen aan de bepalingen het van internationaal humanitair recht; benadrukt dat het belangrijk is de veiligheid van hulpverleners te verbeteren om doeltreffender op de aanvallen te kunnen reageren;

Doodstraf

16.

herinnert aan het EU-standpunt van nultolerantie voor de doodstraf en herhaalt dat het zich sinds lang verzet tegen de doodstraf, foltering en wrede, onmenselijke en onterende behandeling en bestraffing, in alle gevallen en onder alle omstandigheden; onderstreept hoe belangrijk het is dat de EU blijft ijveren voor een moratorium op de doodstraf en benadrukt eens te meer dat de afschaffing van de doodstraf bijdraagt tot de versterking van de menselijke waardigheid; herhaalt zijn standpunt dat bij de ondersteuning van het handhavingsbeleid inzake drugs in derde landen, zoals financiële bijstand, technische bijstand en steun voor capaciteitsopbouw, het gebruik van de doodstraf voor drugsgerelateerde misdrijven moet worden uitgesloten; spreekt zijn steun uit voor de benoeming van een speciale rapporteur voor mensenrechten en drugsbeleid;

17.

prijst de substantiële vooruitgang die tot nu toe is geboekt, met vele landen die de doodstraf hebben opgeschort en andere die wetgevingsmaatregelen hebben getroffen voor de afschaffing van de doodstraf; betreurt niettemin dat er in de loop van de voorbije jaren weer terechtstellingen zijn ingevoerd in een aantal landen; verzoekt de landen die de doodstraf hebben afgeschaft of sinds lang een moratorium hebben ingesteld op uitvoering van doodvonnissen, standvastig te blijven in hun besluit en de doodstraf niet opnieuw in te voeren;

Vrijheid van godsdienst

18.

herinnert eraan dat vrijheid van denken, geweten, godsdienst en overtuiging een fundamenteel mensenrecht is, zoals erkend in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en gewaarborgd door artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten; herinnert er evenzeer aan dat dit recht nauw samenhangt met andere mensenrechten en fundamentele vrijheden, bestaande uit het recht om te geloven of niet te geloven, de vrijheid om een theïstisch, niet-theïstisch of atheïstisch geloof te belijden en het recht om een geloof naar keuze aan te nemen, te wijzigen en er afstand van te doen of het opnieuw aan te nemen; acht het verontrustend dat sommige landen zich nog steeds niet willen houden aan de VN-normen en hun toevlucht zoeken tot repressie van staatswege, die kan bestaan uit lijfstraffen, gevangenisstraffen, buitensporige boetes en zelfs de doodstraf, in strijd met de vrijheid van godsdienst of overtuiging; maakt zich zorgen over de toegenomen vervolging van minderheden op grond van hun religie of overtuiging, alsook over onrechtmatige vernielingen aan de plaatsen waar zij samenkomen; stelt zich achter het rapport van de speciale VN-rapporteur voor vrijheid van godsdienst en overtuiging over geweld dat door religieuze motieven wordt ingegeven; roept de EU op invulling te geven aan haar aanbevelingen met het oog op initiatieven voor interreligieuze dialoog;

19.

is ingenomen met het engagement van de EU om in internationale fora te ijveren voor de vrijheid van godsdienst of overtuiging, onder meer door het mandaat van de bijzonder VN-rapporteur voor vrijheid van godsdienst en overtuiging te steunen; geeft zijn volledige steun aan de werkwijze van de EU om in de UNHRC en in de Algemene Vergadering van de VN het initiatief te nemen voor thematische resoluties over dit onderwerp; vraagt om concrete actie ter bescherming van religieuze minderheden, niet-gelovigen, geloofsafvalligen en atheïsten die het slachtoffer zijn van wetgeving inzake godslastering; is van oordeel dat er op zowel internationale als regionale fora actie ondernomen moet worden door een open, transparante en regelmatige dialoog in stand te houden met kerkgenootschappen en religieuze gemeenschappen, zoals bepaald in artikel 17 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

Sociale en economische rechten

20.

erkent de inspanningen van de UNHRC om alle mensenrechten middels de aanstelling van mandaathouders voor speciale procedures met betrekking tot economische, sociale en culturele rechten op voet van gelijkheid te behandelen en dezelfde nadruk toe te kennen; benadrukt in dit verband het belang van de ratificatie van het optioneel protocol bij het ICESCR houdende de vaststelling van klachten- en onderzoeksmechanismen;

21.

spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de toename van extreme armoede, waardoor de volledige uitoefening van alle mensenrechten in het gedrang komt; is in dit verband ingenomen met het verslag van de speciale UNHRC-rapporteur over extreme armoede en mensenrechten (A/HRC/29/31) en spreekt zijn steun uit voor diens voorstellen tot uitbanning van extreme armoede; acht het van belang dat de toenemende ongelijkheid wordt aangepakt om de armoede in het algemeen te bestrijden en de sociale en economische rechten in het bijzonder te bevorderen, met name door de toegang tot voedsel, water, onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting te vergemakkelijken;

22.

is van oordeel dat corruptie, belastingontduiking, wanbeheer van openbare goederen en ontbrekende verantwoordingsplicht bedreigingen vormen voor het uitoefenen van gelijke mensenrechten, en democratische processen, de rechtsstaat, een eerlijke rechtsbedeling en openbare diensten zoals onderwijs en basisgezondheidszorg ondermijnen; is van mening dat maatregelen voor de eerbiediging van mensenrechten, met name het recht op informatie, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering, een onafhankelijk gerechtelijk apparaat en democratische deelname aan het openbaar leven, een hulpmiddel zijn in de strijd tegen corruptie;

23.

benadrukt dat minderheidsgroepen in derde landen specifieke behoeften hebben en dat geijverd moet worden voor hun gelijkwaardigheid op alle gebieden van het economische, sociale, politieke en culturele leven;

24.

verzoekt de VN-lidstaten, waaronder de EU-lidstaten, erop aan te dringen dat alle houders van mandaten voor speciale procedures bijzondere aandacht besteden aan problemen waar inheemse vrouwen, jongeren en personen met een handicap mee kampen, en hierover verslag uitbrengen aan de UNHRC; roept de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), de Commissie en de lidstaten op de deelname van inheemse volkeren aan de UNHRC-zittingen te ondersteunen; dringt er bij de EDEO en de lidstaten op aan de ontwikkeling van het op het hele bestel gerichte actieplan inzake inheemse volkeren actief te steunen, in het bijzonder voor wat betreft de regelmatige raadplegingen van inheemse volkeren;

Bedrijfsleven en mensenrechten

25.

spreekt zijn steun uit voor de daadwerkelijke en brede tenuitvoerlegging van de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten; dringt er bij alle VN-lidstaten, waaronder de EU-lidstaten, op aan nationale actieplannen uit te werken en ten uitvoer te leggen; is van mening dat handel en mensenrechten hand in hand kunnen gaan en dat voor het bedrijfsleven een belangrijke rol is weggelegd wat de bevordering van mensenrechten en democratie betreft; bevestigt dat het van belang is dat Europese en multinationale ondernemingen de leiding nemen in de bevordering van internationale normen inzake bedrijfsleven en mensenrechten;

26.

verzoekt de VN en de EU tevens zich samen met multinationale en Europese ondernemingen te buigen over de kwestie van landroof en landrechtenverdedigers, die het slachtoffer zijn van vergeldingsmaatregelen zoals bedreigingen, pesterijen, willekeurige arrestaties, geweld en moord;

27.

is verheugd over het initiatief van de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN ter versterking van het project voor verantwoordingsplicht en rechtsmiddelen, teneinde bij te dragen aan een eerlijk en doeltreffender stelsel van nationale rechtsmiddelen, met name in het geval van grove mensenrechtenschendingen in het bedrijfsleven; verzoekt alle regeringen hun plicht te doen met betrekking tot het waarborgen van de eerbiediging van mensenrechten en toegang tot de rechter voor slachtoffers die bij die toegang op nationaal en internationaal niveau praktische en juridische problemen ondervinden in het geval van mensenrechtenschendingen door bedrijven;

28.

wijst erop dat in juli 2015 een eerste bijeenkomst is gehouden van een bij de UNHRC-resolutie van 26 juni 2014 ingestelde open, intergouvernementele werkgroep voor het uitwerken van een internationaal bindend instrument voor transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de rechten van de mens; dringt er bij de EU op aan de inspanningen om haar beleid af te stemmen op de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen te ondersteunen en pleit ervoor dat de EU en haar lidstaten op constructieve wijze deelnemen aan het debat over een internationaal juridisch bindend instrument in het kader van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten;

Migratie en vluchtelingen

29.

maakt zich zorgen over de meest ernstige humanitaire crisis sinds de Tweede Wereldoorlog, die is ontstaan doordat een steeds groter aantal mensen gedwongen is hun huis te verlaten ten gevolge van vervolging, gewapende conflicten, alomtegenwoordig geweld en klimaatverandering, en doordat mensen op zoek zijn naar bescherming en een beter leven, waarbij ze met gevaar voor hun leven gevaarlijke tochten ondernemen; dringt aan op doeltreffende en gecoördineerde internationale maatregelen om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken; dringt daarnaast aan op verdere inspanningen op VN-niveau om de huidige en toekomstige uitdagingen op het gebied van migratie aan te pakken door voor passende financiering te zorgen voor de Hoge Commissaris voor vluchtelingen, het Wereldvoedselprogramma en andere VN-organen die betrokken zijn bij het verstrekken van basisdiensten voor vluchtelingen binnen en buiten conflictgebieden; benadrukt het belang van het werk van de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten van migranten, met inbegrip van zijn aanbevelingen;

30.

verzoekt alle landen om met betrekking tot migratie een op mensenrechten gebaseerde benadering te hanteren, waarbij de rechten van migranten en vluchtelingen worden gewaarborgd in het migratiebeleid en -beheer, met bijzondere aandacht voor de situatie van gemarginaliseerde en benadeelde groepen onder de migranten en vluchtelingen, zoals vrouwen en kinderen; verzoekt alle landen om gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en meisjes aan te pakken, en benadrukt hoe belangrijk het is een migratiebeleid te ontwikkelen vanuit een genderperspectief om aan de specifieke behoeften van deze groep te kunnen beantwoorden;

31.

herinnert eraan dat alle landen verplicht zijn de mensenrechten van alle personen binnen hun rechtsgebied te eerbiedigen en te beschermen, ongeacht hun nationaliteit of herkomst en ongeacht hun immigratiestatus; herinnert eraan dat een wereldwijde strategie inzake migratie nauw verbonden is met het humanitaire en ontwikkelingsbeleid, met inbegrip van de totstandbrenging van humanitaire corridors en de afgifte van humanitaire visa; herhaalt zijn verzoek om ervoor te zorgen dat alle samenwerkings- en overnameovereenkomsten met derde landen op het gebied van migratie stroken met het internationaal recht; herinnert eraan dat de terugkeer van migranten met volledige eerbiediging van hun rechten moet verlopen, op basis van beslissingen met kennis van zaken en alleen wanneer de bescherming van hun rechten gewaarborgd is in hun land; verzoekt regeringen een einde te maken aan de willekeurige arrestatie en willekeurige opsluiting van migranten; spreekt zijn bezorgdheid uit over de discriminatie van migranten en vluchtelingen, alsook over de schendingen van hun rechten; roept de VN-lidstaten, waaronder de EU-lidstaten, in dit verband op tot de eerbiediging van het recht om asiel aan te vragen en te genieten;

Klimaatverandering en mensenrechten

32.

is verheugd over de Overeenkomst van Parijs in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (United Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC), waarin aandacht wordt besteed aan aanpassing, mitigatie, ontwikkeling en overdracht van technologie en capaciteitsopbouw; roept alle verdragsluitende landen op hun toezeggingen gestand te doen; betreurt dat in het UNFCCC niet wordt verwezen naar de Universele Verklaring van de rechten van de mens en dringt erop aan dat al het UNFCCC-beleid en alle UNFCCC-maatregelen op mensenrechten worden gebaseerd;

33.

herinnert eraan dat de nadelige gevolgen van klimaatverandering een onmiddellijke en mogelijk onomkeerbare wereldwijde bedreiging vormen voor de volledige uitoefening van mensenrechten, en dat de gevolgen voor kwetsbare groepen, die zich nu al in een onzekere situatie bevinden, aanzienlijk zijn; stelt met bezorgdheid vast dat klimaatgerelateerde incidenten zoals de stijging van de zeespiegel en extreme weersveranderingen die droogte en overstromingen veroorzaken naar verwachting nog meer levens zullen vergen en nog meer tot verplaatsing van de bevolking en tot voedsel- en watertekorten zullen leiden;

34.

verzoekt de internationale gemeenschap zich te buigen over de juridische lacunes met betrekking tot de term „klimaatvluchteling”, met inbegrip van een mogelijke internationale definitie van dit begrip;

Vrouwenrechten

35.

is verheugd over de recente resolutie 2242 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, waarin vrouwen een centrale rol toebedeeld krijgen in alle inspanningen voor het aanpakken van wereldwijde uitdagingen, waaronder toenemend gewelddadig extremisme, klimaatverandering, migratie, duurzame ontwikkeling, vrede en veiligheid; prijst de bevindingen van het wereldwijde VN-onderzoek over de tenuitvoerlegging van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid, waarin het belang van vrouwelijk leiderschap en de deelname van vrouwen aan conflictoplossing en vredesopbouw worden benadrukt, alsook de bijdrage van vrouwelijke betrokkenheid aan de verbetering van humanitaire hulp, de versterking van de inspanningen van vredeshandhavers, de afronding van vredesbesprekingen en de strijd tegen gewelddadig extremisme; verzoekt de VN en alle lidstaten concrete acties te ondernemen om de autonomie van vrouwen te waarborgen en ervoor te zorgen dat ze op een betekenisvolle manier worden betrokken bij het voorkomen en oplossen van conflicten, alsook bij het proces van vredesonderhandelingen en vredesopbouw, door middel van een grotere vrouwelijke vertegenwoordiging op alle besluitvormingsniveaus, met inbegrip van nationale, regionale en internationale instellingen en mechanismen;

36.

stelt met afgrijzen vast dat geweld tegen vrouwen sinds de opkomst van gewelddadige extremistische groeperingen als Da'esh in Syrië en Irak en Boko Haram in West-Afrika een nieuwe dimensie heeft gekregen omdat seksueel geweld een integraal onderdeel is geworden van de doelstellingen, ideologie en inkomstenbronnen van deze extremistische groeperingen, en de internationale gemeenschap hierdoor met een cruciale nieuwe uitdaging wordt geconfronteerd; verzoekt alle regeringen en de VN-instellingen zich bij de strijd tegen deze afschuwelijke misdaden nog voortvarender te tonen en zich er nog meer voor in te spannen dat deze vrouwen hun waardigheid terugvinden zodat ze gerechtigheid, schadeloosstelling en passende steun krijgen;

37.

is van mening dat het waarborgen van de autonomie van vrouwen door iets te doen aan de onderliggende ongelijke behandeling van vrouwen en mannen, die vrouwen en meisjes in tijden van conflict kwetsbaar maakt, een van de manieren is om extremisme te bestrijden; benadrukt dat meisjes in vluchtelingenkampen, in conflictgebieden die worden getroffen door extreme armoede en extreme milieuomstandigheden zoals droogte en overstromingen onderwijs moeten blijven krijgen;

38.

benadrukt hoe belangrijk het is dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het „acquis” van het Platform voor Actie van Beijing op de gebieden toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, als een fundamenteel mensenrecht; onderstreept dat de universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten de zuigelingen- en moedersterfte helpt terugdringen; wijst erop dat gezinsplanning, de gezondheid van moeders, een gemakkelijke toegang tot anticonceptie en toegang tot het volledige scala aan seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten belangrijke factoren zijn om vrouwenlevens te redden en om vrouwen te helpen hun leven weer op te pakken als ze het slachtoffer zijn geweest van verkrachting; beklemtoont dat deze beleidsmaatregelen centraal moeten staan in de ontwikkelingssamenwerking met derde landen;

39.

onderstreept het belang van maatregelen die ervoor zorgen dat meer vrouwen in leidinggevende posities terechtkomen en meer participeren in de besluitvorming op alle niveaus; verzoekt landen te waarborgen dat vrouwen gelijk vertegenwoordigd zijn in openbare instellingen en het openbare leven, met een bijzondere aandacht voor de inclusie van vrouwen uit minderheidsgroepen;

40.

verzoekt de Commissie, de EDEO en de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger (VV/HV) te blijven ijveren voor de politieke en economische versterking van de positie van vrouwen en meisjes door gendergelijkheid te integreren in al hun buitenlandse beleidslijnen en programma's, onder meer door gestructureerde dialogen te voeren met derde landen, door gendergerelateerde kwesties in het openbaar te bespreken en door hiervoor voldoende middelen uit te trekken;

Rechten van het kind

41.

ondersteunt de inspanningen van de EU om de rechten van het kind te bevorderen, met name door er mee voor te zorgen dat kinderen toegang hebben tot water, sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en onderwijs, door voor de rehabilitatie en re-integratie te zorgen van kinderen die ingelijfd zijn bij gewapende groeperingen, door kinderarbeid, foltering, het probleem van kinderen die van hekserij worden beschuldigd, kinderhandel, kindhuwelijken en seksuele uitbuiting uit te bannen, alsook door kinderen bijstand te bieden in gewapende conflicten en te waarborgen dat ze in conflictgebieden en vluchtelingenkampen toegang krijgen tot onderwijs;

42.

herinnert eraan dat in het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat in 1989 is aangenomen en het mensenrechtenverdrag is dat door het grootste aantal landen is geratificeerd, een aantal kinderrechten worden beschreven, zoals het recht op leven, gezondheid, onderwijs en spel, het recht op familie-en gezinsleven, op bescherming tegen geweld en discriminatie en het recht om gehoord te worden; verzoekt alle ondertekenaars van dit verdrag hun verplichtingen na te komen;

43.

is verheugd over het geplande wereldwijde onderzoek dat door de VN zal worden opgestart om via een analyse op basis van toezicht en beoordeling in kaart te brengen hoe bestaande internationale wetgeving en normen in de praktijk ten uitvoer worden gelegd en om concreet na te gaan hoe landen hun beleid en reacties kunnen verbeteren; dringt er bij alle landen op aan actief steun te verlenen en deel te nemen aan het onderzoek;

44.

stelt bezorgd vast dat in 2015 in een aantal landen mensen ter dood zijn veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten vóór het bereiken van de 18-jarige leeftijd en zijn geëxecuteerd, ondanks het verbod op de doodstraf voor minderjarigen in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

Rechten van LGBTI's

45.

toont zich bezorgd over het feit dat er in diverse landen nog steeds sprake is van discriminerende wetten en praktijken en van geweld tegen personen op grond van hun seksuele geaardheid en genderidentiteit; pleit ervoor dat de situatie van LGBTI's op de voet wordt gevolgd in landen waar onlangs anti-LGBTI-wetten zijn ingevoerd; toont zich uitermate verontrust over de zogeheten „antipropagandawetten” waarmee de vrijheid van meningsuiting en vergadering wordt ingeperkt, ook in landen op het Europese continent;

46.

bekrachtigt zijn steun aan de niet-aflatende werkzaamheden van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten om de vrije uitoefening van alle mensenrechten door LGBTI te bevorderen en te beschermen, voornamelijk met behulp van verklaringen, verslagen en de „vrij & gelijk”-campagne; spoort de Hoge Commissaris aan zijn strijd tegen discriminerende wetten en praktijken voort te zetten; maakt zich zorgen over de inperking van de fundamentele vrijheden van activisten die zich voor mensenrechten van LGBTI's inzetten, en roept de EU op hen meer steun te betuigen; merkt op dat LGBTI's meer kans maken om geëerbiedigd te worden in hun grondrechten indien zij toegang hebben tot alle rechterlijke instanties;

Integratie van mensenrechten in de EU en samenhang

47.

verzoekt de EU de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten, waaronder burgerrechten en politieke, economische, sociale en culturele rechten, te bevorderen overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de algemene bepalingen inzake het extern optreden van de Unie;

48.

dringt er nogmaals bij de EU op aan een op rechten gebaseerde benadering te kiezen en eerbiediging van de mensenrechten te integreren in handels- en investeringsbeleid, overheidsdiensten en ontwikkelingssamenwerking, alsmede in haar gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid; onderstreept voorts dat het EU-beleid op het gebied van de mensenrechten de garantie moet bieden dat interne en externe beleidsmaatregelen samenhangend zijn en aansluiten bij de verplichtingen van het EU-Verdrag;

49.

herhaalt voorts hoe belangrijk het is dat de EU actief en consequent deelneemt aan de mensenrechtenmechanismen van de VN, met name de Derde Commissie, de Algemene Vergadering (AVVN) en de UNHRC; erkent de inspanningen van de EDEO, de EU-delegaties in New York en Genève en de lidstaten om door middel van tijdig en inhoudelijk overleg de samenhang van het EU-optreden inzake mensenrechtenkwesties op VN-niveau te vergroten en met één stem naar buiten te treden; spoort de EU aan de inspanningen op te voeren om haar stem te laten horen, onder meer door de toenemende praktijk van regio-overschrijdende initiatieven te versterken en door steun te verlenen aan en het initiatief te nemen voor resoluties; herhaalt zijn oproep voor een grotere zichtbaarheid van het EU-optreden in alle multilaterale fora;

50.

spoort de speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten aan om de doeltreffendheid, samenhang en zichtbaarheid van het EU-mensenrechtenbeleid in de context van de UNHRC te vergroten, en een nauwe samenwerking tot stand te brengen met het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) en de speciale procedures;

51.

beklemtoont uitdrukkelijk de noodzaak om verbeteringen aan te brengen in de voorbereiding en coördinatie van EU-standpunten voor de UNHRC-zittingen en om zich te buigen over de samenhang tussen het externe en interne mensenrechtenbeleid van de EU;

52.

herinnert eraan hoe belangrijk het is de geïnstitutionaliseerde praktijk om parlementaire delegaties naar de UNHRC en de AVVN te sturen in stand te houden;

53.

dringt er bij de EU-lidstaten op aan zich in de UNHRC meer dan tot nu toe het geval is geweest door principes te laten leiden en minder selectief te zijn;

Drones en autonome wapens

54.

herhaalt zijn oproep aan de Raad van de EU een gemeenschappelijk EU-standpunt over het gebruik van gewapende drones te formuleren en daarin prioritair belang toe te kennen aan eerbiediging van mensenrechten en het internationaal humanitair recht en aandacht te besteden aan kwesties zoals het rechtskader, evenredigheid, verantwoordingsplicht, de bescherming van burgers en transparantie; dringt er nogmaals bij de EU op aan een verbod uit te vaardigen op de productie, ontwikkeling en het gebruik van volledig autonome wapens, waarmee aanvallen zonder menselijke tussenkomst kunnen worden uitgevoerd; vindt dat mensenrechten aan de orde moeten komen in alle dialogen met derde landen over terrorismebestrijding;

Terrorismebestrijding

55.

neemt met tevredenheid kennis van de richtsnoeren voor terrorismebestrijding, die door de EDEO en de Commissie zijn opgesteld om de eerbiediging van de mensenrechten te waarborgen bij het plannen en uitvoeren van projecten met derde landen inzake bijstand op het gebied van terrorismebestrijding; herinnert er in dit verband aan dat de eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele vrijheden de basis vormt van een geslaagd beleid inzake terrorismebestrijding, met inbegrip van het gebruik van digitale bewakingstechnologieën; onderstreept de behoefte aan effectieve communicatiestrategieën waarmee terroristische en extremistische propaganda en rekruteringsmethoden moeten worden tegengegaan, met name online;

Democratisering

56.

pleit ervoor dat de EU haar inspanningen opvoert voor de ontwikkeling van een bredere benadering van democratiseringsprocessen, waarvan vrije en eerlijke verkiezingen slechts één dimensie uitmaken, om een positieve bijdrage te leveren aan de versterking van democratische instellingen; is van mening dat de uitwisseling van overgangservaringen in het kader van het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid moet worden gebruikt voor ondersteuning en consolidering van andere democratiseringsprocessen over de hele wereld;

Ontwikkeling en mensenrechten

57.

onderstreept het belang van duurzame-ontwikkelingsdoelstelling (SDG) 16 van Agenda 2030, over vrede en recht, die een van de prioriteiten behoort te zijn voor elk extern en intern optreden, vooral waar het gaat om financiering van de ontwikkelingssamenwerking;

Sport en mensenrechten

58.

maakt er zich ernstige zorgen over dat een aantal grootschalige sportmanifestaties wordt georganiseerd door autoritaire staten waar mensenrechten worden geschonden; verzoekt de VN en de EU-lidstaten dit probleem aan de orde te stellen en met nationale sportbonden, het bedrijfsleven en organisaties van het maatschappelijk middenveld in discussie te gaan over de praktische details van hun deelname aan dergelijke evenementen, bijvoorbeeld de wereldkampioenschappen voetbal in Rusland in 2018, respectievelijk Qatar in 2022, en de Olympische Spelen in Beijing in 2022;

Internationaal Strafhof

59.

herhaalt zijn volledige steun voor de werkzaamheden van het ICC die erop gericht zijn een einde te maken aan de straffeloosheid ten aanzien van plegers van de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap met zorg vervullen, en gerechtigheid te bieden aan slachtoffers van oorlogsmisdaden, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide; blijft alert op pogingen om de legitimiteit of de onafhankelijkheid van het ICC te ondermijnen; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan samen te werken met het ICC en het krachtige diplomatieke, politieke en financiële steun te bieden, ook in het kader van de VN; dringt er bij de EU, haar lidstaten en haar speciale vertegenwoordigers op aan actief steun te betuigen aan het ICC, de handhaving van zijn beslissingen en de strijd tegen straffeloosheid met betrekking tot misdrijven die onder het Statuut van Rome vallen, onder meer door de betrekkingen met de Veiligheidsraad te versterken en uit te breiden en de universele ratificatie van het Statuut van Rome en de amendementen van Kampala te bevorderen;

Landen die het voorwerp vormen van een universele periodieke doorlichting (UPR)

Georgië

60.

is ingenomen met het lidmaatschap van Georgië van de UNHRC en de recente UPR over Georgië; neemt kennis van de wetswijzigingen die geleid hebben tot een zekere vooruitgang en verbetering op gebieden als justitie en wetshandhaving, het openbaar ministerie, de strijd tegen slechte behandeling, de rechten van het kind, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, en interne ontheemden;

61.

stelt overigens vast dat er op het vlak van de volledige onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat en van de strijd tegen slechte behandeling, met name in het stadium van voorlopige hechtenis en wat rehabilitatie van slachtoffers betreft, van de verantwoordingsplicht voor misstanden door wetshandhavingsinstanties, van onderzoeken naar misstanden door regeringsfunctionarissen in het verleden en van rechten van minderheden en vrouwen nog verdere inspanningen nodig zijn; benadrukt de plicht van de regering uit hoofde van het internationaal humanitair recht om alle kinderen te beschermen tegen geweld, en dringt aan op toetsing van alle charitatieve instellingen voor kinderen; pleit ervoor te voorzien in de rehabilitatie van slachtoffers; blijft bezorgd over de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid en over het feit dat waarnemers geen toegang krijgen tot de bezette gebieden Abchazië en Tsinvali/Zuid-Ossetië, waar mensenrechtenschendingen schering en inslag blijven; roept de regering van Georgië op adequate maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de in het UPR-proces gedane aanbevelingen worden opgevolgd;

Libanon

62.

prijst Libanon om zijn beleid van open grenzen en opvang dat het land al jarenlang tentoonspreidt ten aanzien van vluchtelingen uit Palestina, Irak en Syrië, onderstreept dat dit land -waar een op de vier mensen vluchteling is- gerekend naar inwoneraantal de hoogste vluchtelingenconcentratie ter wereld kent, en spoort de Europese Unie aan meer middelen beschikbaar te stellen en nauw samen te werken met de Libanese autoriteiten om het land te helpen de bescherming van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers te handhaven; spreekt in dit verband zijn bezorgdheid uit over het naar verluidt grote aantal gevallen van kindhuwelijken en/of gedwongen huwelijken onder Syrische vluchtelingen; raadt de Libanese regering aan een hervorming van de wettelijke regeling inzake in- en uitreis en verblijf in overweging te nemen;

63.

steunt de aanbevelingen van het VN-comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen (CEDAW) door op te roepen tot maatregelen om onder in de huishouding werkende vrouwelijke migranten meer besef te kweken van hun mensenrechten volgens het CEDAW-verdrag, waarbij Libanon partij is; benadrukt met name de noodzaak om het 'Kafala-systeem' af te schaffen en voor in de huishouding werkende vrouwelijke migranten doeltreffende toegang tot de rechter te waarborgen, onder meer door hun veiligheid en verblijf tijdens juridische en administratieve procedures betreffende hun status te garanderen;

Mauritanië

64.

onderstreept dat de Mauritaanse regering weliswaar vooruitgang heeft geboekt door wettelijke maatregelen te nemen ter bestrijding van alle vormen van slavernij en op slavernij lijkende praktijken, maar dat dergelijke praktijken blijven voortbestaan bij gebrek aan een doeltreffende tenuitvoerlegging van deze maatregelen; roept de autoriteiten op een antislavernijwet in te voeren, in het hele land stelselmatig en volgens dezelfde regels gedifferentieerde gegevens over alle vormen van slavernij te gaan verzamelen en een grondig, op bewijsmateriaal gebaseerd onderzoek in te stellen naar de geschiedenis en de aard van slavernij, teneinde deze praktijk uit te roeien;

65.

dringt er bij de Mauritaanse autoriteiten op aan vrijheid van meningsuiting en van vergadering toe te staan, in overeenstemming met internationale verdragen en de eigen nationale wetgeving; dringt tevens aan op de vrijlating van Biram Dah Abeid, Bilal Ramdane en Djiby Sow, zodat zij hun geweldloze campagne tegen het voortbestaan van slavernij kunnen voortzetten zonder pesterij of intimidatie te hoeven vrezen;

Myanmar

66.

is verheugd dat er op 8 november 2015 competitieve verkiezingen werden gehouden, hetgeen voor het land een belangrijke mijlpaal is in het proces van overgang naar democratie; is positief gestemd over de wijze waarop de kiezers in Myanmar het voortgaande democratiseringsproces in het land omarmen; wijst evenwel met bezorgdheid op het grondwettelijk kader voor deze verkiezingen, dat voorschrijft dat 25 % van de parlementszetels bestemd is voor het leger; erkent dat er vooruitgang is geboekt wat betreft de mensenrechten, maar ziet nog steeds een aantal punten van grote zorg, zoals de rechten van minderheden en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering;

67.

veroordeelt de ernstige en wijdverbreide discriminatie jegens de Rohingya, die nog verergerd wordt door het feit dat deze gemeenschap geen wettelijke status heeft, en door de toenemende haatzaaiende uitlatingen tegen niet-boeddhisten; dringt aan op een grondig, transparant en onafhankelijk onderzoek naar alle berichten van mensenrechtenschendingen jegens de Rohingya en is van mening dat de vier door het parlement in 2015 aangenomen wetten 'ter bescherming van ras en religie' discriminerende aspecten bevatten wat geslacht betreft; herhaalt zijn verzoek om het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR) toestemming te verlenen een kantoor in het land te openen, en spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat dit nog niet is gebeurd; benadrukt dat er een grondige duurzaamheidseffectbeoordeling moet worden uitgevoerd voordat de onderhandelingen over de investeringsovereenkomst tussen de EU en Myanmar worden afgerond;

Nepal

68.

is ingenomen met de inwerkingtreding op 20 september 2015 van de nieuwe grondwet van Nepal, die het fundament moet vormen van de toekomstige politieke stabiliteit en economische ontwikkeling van het land; hoopt dat de resterende vragen betreffende de politieke vertegenwoordiging van minderheden, waaronder de Dalits, en de wetgeving inzake burgerschap in de nabije toekomst zullen worden aangepakt;

69.

betreurt dat voor de mensenrechtenschendingen die tijdens de burgeroorlog door beide partijen werden begaan amper personen ter verantwoording zijn geroepen, ondanks de in mei 2014 aangenomen wet inzake waarheid, verzoening en verdwijningen; dringt er bij de regering van Nepal op aan toe te treden tot het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning; veroordeelt de beperkingen die aan de fundamentele vrijheden van Tibetaanse vluchtelingen worden gesteld; dringt er bij India op aan zijn onofficiële blokkade van de Nepalese economie op te heffen die in combinatie met de verwoestende aardbeving van april 2015 tot een humanitaire crisis heeft geleid en nog eens bijna een miljoen Nepalezen in een armoedeval heeft gedreven;

Oman

70.

prijst Oman om het feit dat er van overheidswege een nationale mensenrechtencommissie (NHRC) in het leven is geroepen en een uitnodiging is uitgegaan die het historische bezoek van de speciaal VN-rapporteur voor het recht op vreedzame vergadering in september 2014 mogelijk maakte; spreekt de hoop uit dat deze constructieve stappen tot een intensiever contact tussen Oman, VN-vertegenwoordigers voor mensenrechtenkwesties en onafhankelijke mensenrechtenorganisaties zullen leiden;

71.

moedigt Oman aan de nodige maatregelen te treffen om verandering te brengen in wat door de speciale VN-rapporteur werd omschreven als een alomtegenwoordig klimaat van angst en intimidatie in het land; blijft bezorgd over het verbod op alle politieke partijen en verzoekt de regering dit te heroverwegen; roept de EU-instellingen en de EU-lidstaten op technische en juridische bijstand te bieden om Oman te helpen een veilige en vruchtbare omgeving te creëren voor organisaties van het maatschappelijk middenveld;

Rwanda

72.

spreekt zijn verontrusting uit over de mensenrechtensituatie in Rwanda, zoals de beperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, de krimpende democratische ruimte voor politieke oppositiepartijen en onafhankelijke activiteiten van het maatschappelijk middenveld, en het ontbreken van een gunstig klimaat voor een onafhankelijke rechterlijke macht; roept de Rwandese regering op een democratisch speelveld te scheppen waarop alle geledingen van de maatschappij vrij kunnen opereren;

73.

is bezorgd over de recente grondwetswijzigingen waardoor het de zittende president mogelijk is gemaakt zich kandidaat te stellen voor een derde ambtstermijn; verzoekt de regering van Rwanda het Afrikaans handvest inzake democratie, verkiezingen en bestuur na te leven;

Zuid-Sudan

74.

is verheugd over het op 28 augustus 2015 door de oorlogvoerende partijen ondertekende vredesakkoord, dat bedoeld is om een einde te maken aan de burgeroorlog, waarin wordt voorzien in een overgangsregeling voor de verdeling van de macht, veiligheidsregelingen en de oprichting van een hybride rechtbank voor de berechting van alle misdaden die sinds de start van het conflict zijn gepleegd; herinnert eraan dat het conflict duizenden levens geëist heeft en geleid heeft tot honderdduizenden ontheemden en vluchtelingen;

75.

roept alle partijen op geen mensenrechtenschendingen te plegen en geen inbreuk te maken op het internationaal humanitair recht, met inbegrip van schendingen die neerkomen op internationale misdaden, zoals buitengerechtelijke executies, etnisch gemotiveerd geweld, conflictgerelateerd seksueel geweld, waaronder verkrachting, alsook gendergerelateerd geweld, het ronselen en inzetten van kinderen, gedwongen verdwijningen en willekeurige arrestaties en opsluiting;

76.

is ingenomen met de resolutie van de UNHRC van juni 2015 en de organisatie van een OHCHR-missie om toezicht te houden op en verslag uit te brengen over de situatie van de mensenrechten in Zuid-Sudan; verzoekt de Mensenrechtenraad de benoeming van een speciale rapporteur voor Zuid-Sudan te steunen, die als mandaat heeft toezicht te houden op schendingen en daarover verslag uit te brengen, de regering te helpen bij de uitvoering van de aanbevelingen die de OHCHR-missie moet doen, en aanbevelingen te doen voor doeltreffende verantwoordingsmechanismen;

Venezuela

77.

spreekt zijn bezorgdheid uit over de barre mensenrechtensituatie in dit land als gevolg van het in de afgelopen jaren verslechterde economische, politieke en sociale klimaat; wijst er nogmaals op dat de vrijheid van meningsuiting, een onafhankelijke rechterlijke macht en rechtsstatelijkheid essentiële onderdelen uitmaken van elke democratische samenleving; dringt er bij de Venezolaanse autoriteiten op aan de oppositieleiders, en alle vreedzame betogers die willekeurig gevangen worden gehouden vanwege de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting en grondrechten, onmiddellijk vrij te laten;

78.

is verheugd over de organisatie van de verkiezingen op 6 december 2015 en de installatie van de nieuwe Nationale Vergadering; veroordeelt alle pogingen om de handhaving van de verkiezingsuitslag, die de wil van het Venezolaanse volk tot uitdrukking brengt, te ondermijnen, zoals bijvoorbeeld door schorsing van sommige democratisch gekozen parlementsleden; herinnert eraan dat de nieuwe regering een breed scala van mensenrechtenkwesties zal moeten aanpakken, zoals straffeloosheid, verantwoording voor buitengerechtelijke executies, willekeurige arrestaties en opsluiting, eerlijke processen, de onafhankelijkheid van de rechter, de vrijheid van vergadering en vereniging, alsmede de mediavrijheid; benadrukt dat het UNHRC-lidmaatschap van Venezuela voor de periode van drie jaar die ingaat op 1 januari 2016 een bijzondere verplichting tot eerbiediging van de mensenrechten met zich meebrengt;

Syrië

79.

spreekt zijn bezorgdheid uit over de dramatische veiligheids- en humanitaire situatie in Syrië; benadrukt het belang van het werk dat is uitgevoerd door de onafhankelijke internationale onderzoekscommissie van de VN over Syrië; veroordeelt de gerichte acties tegen de burgerbevolking, lukrake en disproportionele aanvallen, aanvallen op burgerdoelen en beschermd cultureel erfgoed en het opleggen van belegeringen en blokkades als strafmaatregel; benadrukt dat er bijzondere aandacht en steun moet uitgaan naar vrouwelijke slachtoffers van geweld, vrouwenorganisaties en participatie van vrouwen in humanitaire hulpverlening en conflictoplossing; verzoekt de EU en haar lidstaten er mee voor te zorgen dat de onderzoekscommissie voldoende middelen krijgt om haar mandaat uit te voeren, dat bestaat uit het vaststellen van de feiten en omstandigheden van alle ernstige mensenrechtenschendingen en, waar mogelijk, het aanduiden van de verantwoordelijken, teneinde te garanderen dat de daders van schendingen, met inbegrip van schendingen die mogelijk als misdaden tegen de menselijkheid kunnen worden beschouwd, ter verantwoording worden geroepen, onder meer voor Internationaal Strafhof;

80.

herhaalt zijn overtuiging dat een duurzame oplossing voor de crisis in Syrië alleen kan worden bereikt middels een inclusieve politieke oplossing die leidt tot een echte politieke overgang die voldoet aan de legitieme verwachtingen van de Syrische bevolking en haar in staat stelt op onafhankelijke en democratische wijze de eigen toekomst te bepalen; is ingenomen met de slotverklaring van 30 oktober 2015 over de resultaten van de gesprekken over Syrië in Wenen; is ingenomen met de aanneming van resolutie 2254 (2015) van de VN-Veiligheidsraad op 18 december 2015;

81.

maakt zich zorgen over de vervolging van religieuze en etnische minderheden in Syrië, die worden gedwongen zich te bekeren en belasting te betalen, en worden aangevallen, verwond, verkocht als slaaf of beroofd van hun organen, uitsluitend vanwege hun geloof;

Burundi

82.

maakt zich ernstig zorgen over de gerichte aanvallen op mensenrechtenactivisten, journalisten en hun familieleden; veroordeelt met klem het politieke geweld, de standrechtelijke executies en andere mensenrechtenschendingen; roept de autoriteiten van Burundi op prioritair een eind aan deze schendingen en dit geweld te maken en grondige, onpartijdige en onafhankelijke onderzoeken te verrichten om de daders ter verantwoording te roepen en de slachtoffers de mogelijkheid te bieden verhaal te halen;

83.

blijft zeer bezorgd over de humanitaire gevolgen van de crisis voor de burgerbevolking in het land en de hele regio; verzoekt de EU zich te blijven inspannen om een consensus te bereiken tussen de regering en de oppositie, teneinde opnieuw een inclusief en democratisch politiek stelsel tot stand te brengen;

84.

is ingenomen met het feit dat op 17 december 2015 een speciale zitting van de Mensenrechtenraad heeft plaatsgevonden over het voorkomen van een verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in Burundi, maar betreurt het dat het zo lang heeft geduurd voordat de zitting werd georganiseerd; dringt erop aan de missie van onafhankelijke deskundigen zo snel mogelijk uit te zenden, en verzoekt de Burundese autoriteiten met klem met deze missie samen te werken;

Saudi-Arabië

85.

maakt zich onverminderd ernstige zorgen over de stelselmatige mensenrechtenschendingen in het land; uit zijn ernstige bezorgdheid over het alarmerende tempo waarin rechtbanken in Saudi-Arabië in 2015 de doodstraf hebben uitgesproken en voltrokken; betreurt de massa-executies die de afgelopen weken zijn voltrokken; verzoekt Saudi-Arabië een moratorium op de doodstraf in te stellen;

86.

verzoekt de Saudische autoriteiten alle gewetensgevangenen, onder wie Raif Badawi, winnaar van de Sacharovprijs 2015, in vrijheid te stellen; verzoekt de EU dit specifieke geval nauwgezet te volgen;

87.

herhaalt dat de leden van de UNHRC verkozen moeten worden uit de groep landen die de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en de democratie eerbiedigen, hetgeen momenteel niet het geval is in Saudi-Arabië; verzoekt de autoriteiten van Saudi-Arabië hun volledige medewerking te verlenen aan de speciale procedures van de UNHRC en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten;

Belarus

88.

is ingenomen de vrijlating van de laatste politieke gevangenen in augustus 2015 en verzoekt de Belarussische regering de vrijgelaten politieke gevangenen te rehabiliteren en volledig in hun politieke en burgerrechten te herstellen; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de voortdurende beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, van vereniging en vredelievende vergadering; veroordeelt de intimidatie van onafhankelijke en oppositiejournalisten en de pesterijen en opsluiting van mensenrechtenactivisten; dringt erop aan dat Belarus zich achter een wereldwijd moratorium op de voltrekking van de doodstraf schaart als eerste stap naar de definitieve afschaffing ervan; verzoekt de regering volledig samen te werken met de speciale rapporteur en zich te verbinden tot hervormingen ter bescherming van de mensenrechten, onder meer door de aanbevelingen van de speciale rapporteur en van andere mensenrechtenmechanismen uit te voeren;

Vredesproces in het Midden-Oosten

89.

neemt kennis van de conclusies van de VV/HV en de Raad van 18 januari 2016 over het vredesproces in het Midden-Oosten; is het ten zeerste met de Raad eens dat inachtneming van het internationaal humanitair recht en mensenrechtenrecht door iedereen, inclusief het aspect verantwoordingsplicht, een absolute voorwaarde is voor vrede en veiligheid, en dat de Israëlische nederzettingen in strijd zijn met het internationaal recht en de levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing ondermijnen; betreurt ten zeerste dat de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechtensituatie in de Palestijnse gebieden, Makarim Wibisono, ontslag heeft genomen;

o

o o

90.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de VN-Veiligheidsraad, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de voorzitter van de 69e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad, de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN en de secretaris-generaal van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.


(1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0470.


Top