Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016AE3406

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Europese normen voor de 21e eeuw (COM(2016) 358 final)

    PB C 34 van 2.2.2017, p. 86–92 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    2.2.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 34/86


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Europese normen voor de 21e eeuw

    (COM(2016) 358 final)

    (2017/C 034/13)

    Rapporteur:

    Antonello PEZZINI

    Raadpleging

    Commissie, 17.8.2016

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

     

    (COM(2016) 358 final)

    Bevoegde afdeling

    Interne Markt, Productie en Consumptie

    Goedkeuring door de afdeling

    4.10.2016

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    20.10.2016

    Zitting nr.

    520

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    147/0/2

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Een nieuwe visie op de organisatie van een Europees normalisatiesysteem (ENS) dat kan worden aangepast aan de voortdurend veranderende internationale context en dat steeds grotere voordelen kan bieden voor het bedrijfsleven, consumenten, werknemers en het milieu, is volgens het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) van fundamenteel belang.

    1.2.

    In zijn hoedanigheid van „huis van het maatschappelijk middenveld” hecht het EESC bijzonder belang aan verbetering van de transparantie en inclusiviteit van het ENS en vraagt het om zelf een proactieve rol te mogen spelen bij de strategische oriëntatie, de uitvoering en verspreiding van de normen en de totstandkoming van een normalisatiecultuur.

    1.3.

    Het EESC onderstreept dat de strategische rol van de technische normalisatie moet worden versterkt, om te zorgen voor:

    de kwaliteit, veiligheid en prestaties van goederen en diensten;

    een steeds betere bescherming van consumenten, werknemers en het milieu;

    een hoger niveau van innovatie voor het concurrentievermogen van ondernemingen.

    1.4.

    Het EESC is ingenomen met de lancering van het gezamenlijk initiatief inzake normalisatie (GIN) tussen de openbare en particuliere partners in het ENS, dat als doel heeft een gemeenschappelijke aanpak uit te stippelen voor het vaststellen van prioriteiten en de ontwikkeling van gezamenlijke acties ter modernisering en vereenvoudiging van de vaststelling van normen.

    1.5.

    Het maakt zich echter grote zorgen over de beperkte concrete uitvoeringsrichtsnoeren en de ontoereikendheid van de bijbehorende financiële toewijzingen, die essentieel zijn om de gezamenlijke innovatieve visie om te zetten in concrete moderniseringsacties en -strategieën.

    1.6.

    In dit verband beveelt het EESC aan dat het publiek-private partnerschap GIN (1) structureel en financieel wordt ondergebracht in de gezamenlijke technologie-initiatieven van Horizon 2020 (2), teneinde:

    de doelstellingen inzake de vaststelling van technische en regelgevingsnormen voor de industrie-, diensten- en consumptiesector te verwezenlijken;

    de financiële, menselijke en kennisgebaseerde hulpbronnen nog meer en beter te richten op gemeenschappelijke prioriteiten.

    1.7.

    Het EESC steunt de plannen van de Commissie voor de invoering van een geïntegreerd en gestructureerd systeem, om tot een gemeenschappelijke strategie te komen die leidt tot minder versnippering van normen en planningssystemen.

    1.8.

    Het EESC is dan ook voorstander van een beter governancesysteem voor de normalisatiestrategieën dat rekening houdt met de convergentie van technologieën, de automatisering van ondernemingen en diensten en de nieuwe en toenemende sociale en milieu-expertise, en dat steun kan verlenen aan het huidige technische comité voor normalisatie.

    1.9.

    In de Europese interinstitutionele dialoog over normalisatie moet een bevoorrechte rol zijn voorbehouden aan alle representatieve belanghebbenden. Er zouden permanente evaluatie- en stuurgroepen moeten worden opgericht binnen de EU-instellingen, in de eerste plaats met het EESC en het Comité van de Regio’s (CvdR), mede gelet op de verplichte raadpleging krachtens artikel 114 VWEU.

    1.10.

    Binnen het ENS en de bevoegde directoraten-generaal van de Commissie moet de capaciteit worden versterkt om op gecoördineerde wijze gebruik te maken van het instrument van technische normalisatie, dat relevant is voor de afzonderlijke sectoren, met name de dienstensector.

    1.11.

    Het EESC acht het van prioritair belang dat de ontwikkeling van een echte Europese normalisatiecultuur op gang wordt gebracht, vanaf het basisonderwijs tot en met het niveau van beleidsmakers en onderhandelaars van internationale overeenkomsten, door een krachtige Europese bewustmakingscampagne op touw te zetten en te ondersteunen.

    1.12.

    Het EESC benadrukt dat een echt innovatief Europees normalisatiebeleid in de eerste plaats moet zijn gericht op de tevredenheid van de klanten — burgers, ondernemingen en werknemers — door een hoog niveau van veiligheid, kwaliteit en doeltreffendheid, nieuwe werkgelegenheid en internationaal concurrentievermogen te verwezenlijken dankzij een evenwichtige en flexibele aanpak, die het midden houdt tussen normen en creativiteit (3).

    2.   Het systeem van technische normalisatie en de Europese en mondiale uitdagingen

    2.1.

    Als strategisch instrument dat de kwaliteit, prestaties en veiligheid van goederen en diensten waarborgt en zorgt voor interoperabiliteit van netwerken en systemen, een verregaande bescherming van bedrijven, werknemers, consumenten en het milieu en meer innovatie en sociale integratie, is technische normalisatie van doorslaggevende betekenis voor de werking van de interne markt en het internationale concurrentievermogen van producten en diensten.

    2.2.

    In het licht van de nieuwe technologische ontwikkelingen, beleidsprioriteiten en wereldwijde tendensen, met name op het gebied van diensten en automatisering, moet het Europese normalisatiesysteem (ENS) worden herzien om zijn vele succesvolle aspecten te behouden en tekortkomingen te corrigeren, waarbij wordt gestreefd naar een juist evenwicht tussen de Europese en de nationale dimensie, maar ook tussen de vrijheid van innovatie, creativiteit en technisch-normatieve interoperabiliteit en — meer in het algemeen — om tegemoet te komen aan de nieuwe vereisten en verwachtingen van het bedrijfsleven, de consumenten, de werknemers en de hele Europese samenleving.

    2.3.

    In zijn hoedanigheid van „huis van het maatschappelijk middenveld” hecht het EESC bijzonder belang aan verbetering van de transparantie en inclusiviteit van het ENS en vraagt het om zelf een steeds proactievere rol te mogen spelen bij de strategische oriëntatie, de uitvoering en verspreiding van de normen en de totstandkoming van een normalisatiecultuur, als sleutel tot het succes van ondernemingen en de toekomstige generaties.

    2.4.

    Het EESC heeft er altijd op gewezen dat „een snel en doeltreffend Europees normalisatieproces waaraan alle belanghebbenden deelnemen, niet alleen een pijler is van de eengemaakte markt — de spil van de Europese integratie en de Europa 2020-strategie (die de eenwording moet voltooien) — maar vooral ook een hoeksteen van het concurrentievermogen van de Europese economie en de drijvende kracht achter innovatie” (4). Juist daarom moeten er duidelijke en transparante regels worden vastgesteld ter bescherming van consumenten en bedrijven, maar ook van het milieu en de samenleving.

    2.5.

    De voornaamste algemene doelstellingen van het ENS zijn de verhoging van de bijdrage van de normen en van het Europese normalisatieproces aan het vrije verkeer van goederen en diensten op de interne markt, ter stimulering van de groei en innovatie en ter bevordering van het concurrentievermogen van Europese ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, en tegelijkertijd een hoge bescherming van consumenten, werknemers en het milieu, dankzij bredere maar ook snellere en meer inclusieve en transparante ontwikkelingsprocessen, zowel op nationaal als Europees niveau, op basis van erkende criteria, zoals die welke in het kader van de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen en Verordening (EU) nr. 1025/2012 worden gehanteerd.

    2.6.

    Het EESC heeft onlangs nog benadrukt dat „Europese normalisatie […], dankzij de bijdrage van alle sociale partners en stakeholders, de processen die zich voltrekken in de wereldeconomie steeds meer [moet] helpen aanvullen en verrijken, zowel om de meerwaarde van Europa als sociale markteconomie te benadrukken, als om de Europese economie in de mondialiseringsprocessen te ondersteunen” (5), onder meer dankzij een betere communicatie, toegankelijkheid en betaalbaarheid.

    2.6.1.

    Het is tevens van belang een gepast evenwicht in stand te houden tussen normalisatie en creativiteit (6), door ook ambachtslieden en kleine ondernemingen de mogelijkheid te bieden om zich vrij te uiten en producten en diensten te verbeteren binnen de in de normen vastgestelde grenzen.

    2.7.

    De Europese normalisatie speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming en de werking van de interne markt voor producten en diensten via de geleidelijke harmonisering op EU-niveau van de nationale regels, die vaak technische barrières opwerpen voor de toegang tot nationale markten en voor de handel en uitwisseling binnen de EU.

    2.8.

    Met de convergentie van technologieën en de automatisering van de samenleving, het bedrijfsleven en de openbare diensten gaat de traditionele scheiding tussen algemene normalisatie en digitale normalisatie stilaan verloren, zoals ook is aangetoond in een ander advies (7) van het EESC. Dit vraagt om een coherente aanpak binnen de Commissie voor het ontwerpen en vaststellen van normalisatieprioriteiten.

    2.9.

    Gezien de voorkeuren die verschillende economische en industriële actoren van de EU hebben uitgesproken voor internationale ISO/IEC-normen, is het van het grootste belang dat het ENS wordt versterkt om te garanderen dat de internationale normen zijn afgestemd op een snelle en doeltreffende Europese normalisatie met de participatie van alle belanghebbende partijen, met name vertegenwoordigers van kleine bedrijven, consumenten en andere belanghebbenden.

    2.10.

    Een toename van de ontwikkeling van vrijwillige Europese normen in de dienstensector zou ook bevorderlijk kunnen zijn voor de werkgelegenheid en groei, met meer grensoverschrijdende dienstverlening en een betere integratie van de dienstenmarkten. Dit zou helpen om het potentieel van deze sector voor de Europese economie optimaal te benutten, met respect voor de plaatselijke werk- en leefomstandigheden, en om de hinderpalen weg te nemen die het gevolg zijn van het gebruik van nationale certificeringsregelingen.

    2.11.

    Als reactie op de snel evoluerende technologiecycli, de toegenomen complexiteit en interactie van industriële systemen en de vervaging van de grenzen tussen producten, diensten en ICT heeft de Europese Commissie (EC) een gezamenlijk initiatief inzake normalisatie gelanceerd onder de openbare en particuliere partners van het ENS — zoals bepleit door het EESC. Dit heeft geleid tot de vaststelling van een gezamenlijke visie van alle partners en een gemeenschappelijk proces, waarbij de aandacht wordt gericht op een aantal initiatieven met het oog op de modernisering, prioritering, versnelling en stroomlijning van de vaststelling van normen tegen eind 2019, door middel van:

    bewustmaking, onderwijs en goed begrip met betrekking tot het ENS;

    tijdigheid, kwaliteit en afstemming van de normalisatieprioriteiten en -plannen op het O&O-regelgevingskader;

    coördinatie, samenwerking, transparantie en inclusiviteit, ook van kleinere belangenvertegenwoordigers;

    de actieve en transparante betrokkenheid van alle belanghebbenden;

    concurrentievermogen en internationale dimensie, met de ontwikkeling van gemeenschappelijke normalisatiemodellen.

    3.   De voorstellen van de Commissie

    3.1.

    De mededeling van de Commissie bevat een visie die vergezeld gaat van een pakket normalisatiemaatregelen, met een reeks doelstellingen voor de modernisering van het Europese normalisatiesysteem:

    het gezamenlijk initiatief inzake normalisatie (GIN): een innovatief partnerschap tussen Europese en nationale normalisatieorganisaties, de bedrijfstak en brancheorganisaties, het midden- en kleinbedrijf (mkb), consumentenorganisaties, vakbonden, milieuorganisaties, de lidstaten, de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) en de Europese Commissie, met als doel concrete maatregelen te ontwikkelen ter versnelling en stroomlijning van de technische normalisatiewerkzaamheden;

    Europese technische normen voor de dienstensector: een gids om de ontwikkeling van Europese vrijwillige normen voor de dienstensector te bevorderen, de belemmeringen die het gevolg zijn van nationale normen en certificeringsvoorschriften terug te dringen, en de informatie aan dienstverleners te verbeteren;

    gestructureerde interinstitutionele dialoog tussen de Commissie, het Europees Parlement, de Raad, het EESC en het CvdR: een jaarlijkse verslaglegging en feedback over de uitvoering van het EU-beleid inzake normalisatie;

    presentatie van jaarlijkse werkprogramma’s: in het werkprogramma 2017 worden de jaarlijkse prioriteiten voor het ENS vastgesteld.

    3.2.

    Met betrekking tot de dienstensector plant de Commissie de volgende maatregelen:

    analyseren van conflictgebieden of overlappingen tussen nationale normen;

    criteria overeenkomen voor het vaststellen van prioriteiten voor Europese dienstennormen;

    een doelgerichte evaluatie van de informatieverzameling over de bestaande nationale normen en de goedkeuringspraktijken voor normen en certificaten;

    CEN verzoeken om jaarlijks een lijst op te stellen van potentiële conflictgebieden of overlappingen tussen nationale dienstennormen of potentiële tekortkomingen in de ontwikkeling van normen;

    rekening houden met de Europese dimensie alvorens over te gaan tot de ontwikkeling van een nationale norm;

    de lidstaten aanbevelen onderzoek te doen naar het gebruik van Europese dienstennormen.

    3.2.1.

    De Commissie stelt ook voor om de beschikbaarheid van informatie over geharmoniseerde Europese normen te vergemakkelijken door een betere toegang tot één digitale toegangspoort, zoals voorgesteld in de strategie voor de eengemaakte markt.

    4.   Algemene opmerkingen

    4.1.

    Het EESC stemt — nog maar eens (8) — in met de dringende noodzaak van een echte en doeltreffende modernisering van het Europese normalisatiesysteem, waarover al meer dan vijf jaar wordt gediscussieerd, en acht het absoluut noodzakelijk dat een nieuwe gemeenschappelijke visie en concrete maatregelen worden uitgestippeld waarmee, altijd op vrijwillige basis, de mondiale uitdagingen op het gebied van normalisatie kunnen worden aangegaan met een innovatieve, op consensus gebaseerde samenwerking, zodat tijdig normen kunnen worden ontwikkeld in een snel veranderende technologische omgeving.

    4.2.

    Volgens het EESC moet het normalisatieproces al tijdens de fase van onderzoek en ontwikkeling op gang worden gebracht met co- en pre-normalisatieactiviteiten, en moeten de mechanismen voor de overdracht van Europese normen op internationaal niveau worden versterkt, met steun van de industrie en de vertegenwoordigende organisaties van het mkb, consumenten, de sociale partners, milieuorganisaties en belanghebbende partijen uit het maatschappelijk middenveld.

    4.3.

    Om de in het GIN-document genoemde maatregelen ter modernisering van het ENS doeltreffend en efficiënt te laten zijn, zowel binnen als buiten de EU, moet volgens het EESC prioriteit worden gegeven aan:

    het op één lijn brengen van de systemen voor programmering, vaststelling en follow-up van de verschillende Europese referentiekaders, en een versterking van de coördinatie;

    zorgen voor een versterkt meerjarig financieel kader voor de toewijzing van middelen aan de Europese normalisatieorganisaties om concreet gevolg te geven aan de geplande maatregelen (9);

    financiële en organisatorische steun bieden aan een inclusieve participatie van de zwakste en minst goed uitgeruste organisaties en belangenbehartigers met de ontwikkeling van technische normen, „bewustmaking, onderwijs en goed begrip”, „Europese” inclusiviteit en de „internationale dimensie”.

    4.3.1.

    In dit verband beveelt het EESC aan een publiek-privaat partnerschap op te richten in het kader van de gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI’s) van Horizon 2020, waarmee de weg die reeds is ingeslagen met het gezamenlijk initiatief inzake normalisatie (GIN) wordt voortgezet. Wel dringt het aan op een toereikende financiële toewijzing en een gestructureerd systeem voor het vaststellen van strategieën en prioriteiten.

    4.4.

    Het EESC maakt zich ook zorgen over het ontbreken van een krachtige en vernieuwende architectuur voor het op elkaar afstemmen van prioriteiten, zowel op het niveau van afzonderlijke EU-beleidslijnen als van de verschillende directoraten-generaal die deze uitvoeren, en van programmeringsinstrumenten die verder gaan dan het Comité voor normen en de — overigens lovenswaardige — initiatieven van het GIN en de gestructureerde dialoog.

    4.4.1.

    Daarom is er volgens het EESC een nieuw governanceorgaan nodig voor de formulering van en het toezicht op normalisatiestrategieën waarin alle aspecten van normalisatie verenigd zijn, gaande van wetenschappelijke en technologische aspecten tot sociale en milieuaspecten, en dat naast het bestaande technische comité voor normalisatie opereert.

    4.4.2.

    Gelet op de dringende noodzaak om het ENS eindelijk te moderniseren en te verbeteren, kan niet worden volstaan met een „business as usual”-aanpak op de dringende verzoeken die de Raad in maart 2015 ter zake heeft geformuleerd. De Europese gestructureerde interinstitutionele dialoog over normalisatie zou moeten zorgen voor een proactieve en geprivilegieerde rol voor representatieve organisaties, met name het CvdR en het EESC, dat op grond van artikel 114 VWEU verplicht moet worden geraadpleegd.

    5.   Specifieke opmerkingen

    5.1.

    Snelheid en timing van de Europese technische normen. Er spelen uiteenlopende belangen wat betreft de snelheid en de moeilijkheden om een „one-size-fits-all”-oplossing toe te passen om vertragingen en tekortkomingen in de follow-up terug te dringen. Een goede timing is belangrijker dan snelheid, aangezien snelheid het ontstaan van consensus kan bemoeilijken.

    5.2.

    Ondersteuning van het concurrentievermogen van Europese bedrijven. Er moet iets worden gedaan aan de belemmeringen voor de deelname van het mkb aan de opstelling/toepassing van normen, en de zwakke banden tussen normalisatie, innovatie en onderzoeksprojecten moeten worden versterkt, onder meer met maatregelen op het gebied van capaciteitsopbouw voor kleine bedrijven.

    5.3.

    Ondersteuning van EU-wetgeving en -beleid. Er is een groeiende vraag naar normen ter ondersteuning van de EU-wetgeving en -beleid, om de gevraagde normen te verkrijgen. Daarom moeten de capaciteiten op het stuk van coördinatie en communicatie tussen de verschillende belanghebbende actoren worden verbeterd.

    5.4.

    Een groter anticiperend vermogen. Het is zaak om tijdig te kunnen reageren op normalisatiebehoeften die zich laten gevoelen bij de vaststelling van Europese normalisatieprocessen, onder meer om te voorkomen dat nationale normen de algehele doeltreffendheid van het ENS kunnen afzwakken.

    5.5.

    Inclusiviteit. De vertegenwoordiging van actoren van het maatschappelijk middenveld en kleinere organisaties moet worden verbeterd, met activiteiten op het stuk van capaciteitsopbouw. Het EESC heeft reeds eerder gewezen op „het belang van een betere toegang tot het normalisatieproces voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) en maatschappelijk belanghebbenden” en van „een grondige follow-up […] van de inspanningen van de belangrijkste actoren van de normalisatie, teneinde het inclusieve karakter van het ENS te versterken” (10). Er moet voor worden gezorgd dat de in bijlage III van de verordening genoemde organisaties de bijzondere status van leden/partner krijgen, met duidelijke rechten en plichten, met name wat het adviesrecht betreft.

    5.6.

    Ondersteuning van Europese normen op wereldniveau. Er is behoefte aan een grotere impact, een betere vertegenwoordiging, meer bekwaamheid en een grotere samenhang, met name in het kader van ISO/IEC/ITU — voor kleine bedrijven, consumenten en het milieu — en in multilaterale fora en vrijhandelsovereenkomsten.

    5.7.

    Governance. Het is zaak om:

    efficiënte governance- en coördinatiestructuren op te zetten;

    de interoperabele netwerken van de EC voor communicatie over het normalisatieproces te verbeteren;

    de werkmethoden te harmoniseren en te zorgen voor transparante en inclusieve planningsstructuren van publiek-private partnerschappen en mechanismen voor een interactieve dialoog.

    5.8.

    Meerjarige financiële ondersteuning. Er is absoluut behoefte aan een meerjarig financieel kader, niet alleen voor pre- en co-normatief onderzoek (11), voor de acties Science & Society en Social Sciences & Humanities en voor de vorming van een wijdverbreid normalisatiebewustzijn en dito cultuur, maar ook ter ondersteuning van normalisatiestrategieën en concrete proefprojecten in topsectoren, met gebruik van medefinanciering in het algemene en regelgevende kader van Horizon 2020.

    5.9.

    Prioriteiten en strategieën voor de toekomst. Er is behoefte aan studies naar de impact van de toekomstige internationale normen op de Europese markt, naast sectorale en sectoroverschrijdende prospectieve analyses. Ook is er behoefte aan een periodieke beoordeling en follow-up van doeltreffendheid van de ondernomen acties. Hieraan moet worden deelgenomen door specifieke organen binnen de instellingen, zoals een permanente groep voor normalisatie in het EESC en soortgelijke organen in het CvdR en het Europees Parlement.

    5.10.

    Normalisatie als instrument van EU-beleid. Voor alle takken van EU-beleid geldt dat de capaciteiten van het ENS en de bevoegde directoraten-generaal van de Commissie om op gecoördineerde wijze gebruik te maken van de voor hun sector relevante technische normalisatie moeten worden versterkt.

    5.11.

    Gestructureerde interinstitutionele dialoog. Dit instrument moet volgens het EESC volledig interactief en proactief zijn, en voortbouwen op de activiteiten van de permanente groepen binnen de Europese instellingen. Het CvdR en het Europees Economisch en Sociaal Comité moeten hier al vanaf de programmeringsfase bij worden betrokken, gezien de bevoegdheden die krachtens het VWEU (12) worden toegekend aan beide instellingen — maar met name het EESC — op het gebied van de interne markt, waarvan de normalisatie een integrerend onderdeel uitmaakt.

    Brussel, 20 oktober 2016.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    (1)  Gezamenlijk initiatief inzake normalisatie.

    (2)  Bijvoorbeeld P2P op het gebied van metrologie.

    (3)  Zie advies TEN/593 over normalisatieprioriteiten op ICT-gebied voor de digitale eengemaakte markt (PB C 487 van 28.12.2016, blz. 92).

    (4)  PB C 376 van 22.12.2011, blz. 69.

    (5)  PB C 177 van 18.5.2016, blz 1.

    (6)  Zie voetnoot 3.

    (7)  Zie voetnoot 5.

    (8)  Zie voetnoot 4.

    (9)  Zie bijlage 1 bij het GIN in de strategie voor de eengemaakte markt, Amsterdam, 13.6.2016.

    (10)  „Europese normalisatie voor 2016” (PB C 303 van 19.8.2016, blz. 81).

    (11)  Zie het EMPIR-programma voor metrologie 2014-2020.

    (12)  Zie in het bijzonder artikel 114 VWEU.


    Top