Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IE2767

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bijdrage van de houtbewerkingssector aan de koolstofbalans (initiatiefadvies)

    PB C 230 van 14.7.2015, p. 39–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    14.7.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 230/39


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bijdrage van de houtbewerkingssector aan de koolstofbalans

    (initiatiefadvies)

    (2015/C 230/06)

    Rapporteur:

    de heer Ludvík JÍROVEC

    Corapporteur:

    de heer Patrizio PESCI

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 27 februari 2014 overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde besloten een initiatiefadvies op te stellen over de

    Bijdrage van de houtbewerkingssector aan de koolstofbalans”.

    De Adviescommissie industriële reconversie (CCMI), die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 november 2014 goedgekeurd.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 503e zitting van 10 en 11 december 2014 (vergadering van 10 december) het volgende advies met 119 stemmen vóór en 1 tegen, bij 5 onthoudingen, goedgekeurd:

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Om de voordelen van houtproducten voor de koolstofbalans optimaal te benutten en om het concurrentievermogen van de Europese houtbewerkingsindustrie (1) en haar vermogen om innovatie te stimuleren, te verbeteren, heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité de volgende aanbevelingen geformuleerd.

    1.2.

    Het EESC beseft dat Europese en nationale wetgeving van grote invloed is op de houtbewerkingssector. Daarom verzoekt het EESC de lidstaten alle opties te verkennen om hout als milieuvriendelijk materiaal te gebruiken, om het concurrentievermogen van de sector te verbeteren, banen te scheppen en investeringen in onderzoek en innovatie te steunen.

    1.3.

    Het EESC verzoekt de Commissie om na raadpleging van de betrokken partijen Europese richtsnoeren uit te werken om de houtaanvoer te bevorderen en om een duurzaam gebruik van hout als hulpbron te stimuleren. Hiertoe behoren beginselen inzake hulpbronnenefficiëntie. De aanbevelingen van de „Good practice guidance on the sustainable mobilisation of wood in Europe” (2010) zouden moeten worden aangegrepen en eventueel worden uitgebreid.

    1.4.

    Het EESC herinnert aan het belang om „pallets en herwonnen postconsumptiehout” uit te sluiten van de definitie van ‘tertiaire biomassa’.

    1.5.

    Zoals het EESC al had opgemerkt in zijn in oktober 2011 (2) goedgekeurde advies „Een concurrerender Europese sector houtbewerking en meubels: kansen en uitdagingen”, en conform de beginselen die uiteengezet zijn in de recente Commissiemededeling „Naar een circulaire economie: een afvalvrij programma voor Europa”, benadrukt het EESC dat het cascadebeginsel (gebruik, hergebruik, recycling, terugwinnen van energie), mits economisch en technisch haalbaar op grond van specifieke nationale en regionale kenmerken, de optimale manier is om hout efficiënt te gebruiken. Het verheugt het EESC dat na zijn verzoek om het belang te erkennen van het cascadegebruik van hout, dit principe is overgenomen in diverse EU-documenten, zoals „Voor een heropleving van de Europese industrie”, „Een nieuwe EU-bosstrategie” en het werkdocument van de Commissie „A Blueprint for the EU forest-based industries (woodworking, furniture, pulp & paper manufacturing and converting, printing)”, dat is toegevoegd aan de mededeling „Een nieuwe EU-bosstrategie ten bate van de bossen en de houtsector”. Het EESC kan zich echter niet vinden in juridisch bindende regels en is voor een marktgerichte aanpak en contractuele vrijheid van marktdeelnemers.

    1.6.

    Tot de opties voor het beheer van bouwmateriaal zouden maatregelen moeten horen die voorkomen dat recycleerbaar materiaal, zoals hout, op de vuilnisbelt terecht komt. Het EESC verzoekt de Commissie en geïnteresseerde stakeholders om richtsnoeren en aanbevelingen voor de inzameling van houtafval te formuleren, alsook oplossingen voor de behandeling van postconsumptiehout.

    1.7.

    Het EESC verzoekt de Commissie een norm in te voeren die de akoestische kenmerken van gesloten ruimten adequaat weergeeft, aangezien hout een essentiële rol kan spelen in akoestische isolatie. In feite kan hout ruimten akoestisch voor extern geluid afsluiten en de nagalmtijd verminderen. De opties in verband met houttoepassingen zouden verkend moeten worden.

    1.8.

    Het EESC verzoekt de lidstaten en geïnteresseerde stakeholders om nationale actieplannen op te stellen voor een ruimere toepassing van hout in de bouw en groene infrastructuur. Lokale overheden moeten rechtstreeks betrokken worden bij de uitvoering van deze actieplannen.

    1.9.

    Het EESC ziet in dat hout onder bouwers en architecten niet zo populair is als andere materialen; daarom verzoekt het de lidstaten initiatieven te ontplooien om een houtcultuur te promoten. Voorts zouden vertegenwoordigers van de Europese houtbewerkingssector en de Europese sociale partners gecoördineerde nationale campagnes kunnen opzetten om het imago van de sector op te vijzelen.

    2.   Beschrijving van de Europese houtbewerkingssector Uitdagingen en kansen Eventuele gevolgen van EU-wetgeving voor het concurrentievermogen van de sector

    2.1.

    De Europese houtbewerkingssector behaalt jaarlijks een omzet van circa 122 miljard EUR op basis van een productiewaarde van ruim 115 miljard EUR. Volgens Eurostat omvatte deze sector in 2012 meer dan 3 11  000 ondernemingen. Ook zijn er circa 1 26  000 ondernemingen actief in de meubelbranche. In de houtbewerkingssector in strikte zin zijn er ongeveer 40  000 houtzagerijen, terwijl andere subsectoren voor houtbewerking goed zijn voor circa 1 45  000 ondernemingen. Ondanks verbeteringen geven deze cijfers misschien niet de feitelijke situatie weer, omdat niet alle kleine ondernemingen meegerekend worden, afhankelijk van de rapporterende lidstaat. Ook de meubel- en bouwelementensector telt een aanzienlijk aantal kleine ondernemingen. Daarom kan het feitelijke aantal ondernemingen geraamd worden op ruim 3 75  000.

    2.2.

    In de gehele EU heeft de houtbewerkingssector in 2012 het aantal banen fors zien dalen. De gemiddelde daling bedroeg 4,4 %, maar de cijfers varieerden van 3,2 % in Duitsland tot liefst 13,7 % in Spanje. In Kroatië en Denemarken steeg het aantal banen het meest, terwijl Spanje (13,7 %), Cyprus (13,1 %) en Slowakije (11,5 %) in 2012 met de grootste daling te kampen hadden.

    Het Europese en nationale beleid is van grote invloed op het concurrentievermogen van de sector. Zoals uiteengezet in het EU-verslag over concurrentievermogen van 2014 liggen productie-, arbeids- en grondstofkosten in Europa meestal veel hoger dan in andere regio’s, waardoor grote delen van de sector naar elders dreigen uit te wijken. Daarom zou Europa moeten eisen dat producten die op de Europese markt komen, aan dezelfde sociale, milieu- en veiligheidsnormen voldoen als in Europa vervaardigde producten. Voorts benadrukt het EESC dat de Europese houtbewerkingssector blijft kampen met stijgende productiekosten, met name wat betreft harsen en energie. De energie kost in Europa drie keer zoveel als in de VS.

    2.3.

    De ontwikkeling van hernieuwbare energie en desbetreffende subsidies vermindert de hoeveelheid houtgrondstof en doet de prijs daarvan stijgen. In 2012 was circa 15 % ofwel 182 miljoen m3 van de totale hoeveelheid geoogst hout in de ECE-regio brandhout. Uit de meest recente Joint Wood Energy Enquiry (JWEE 2011) van de ECE/FAO blijkt dat hout als energiebron het belangrijkste bestanddeel is van hernieuwbare energie en goed is voor een aandeel van 38,4 %. Volgens de recente Europese „Study on the wood raw material supply and demand for the EU wood-processing industries”, uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie door Indufor (3), zou de hoeveelheid voor energiedoeleinden gebruikt hout in de EU gelijk zijn aan de huidige totale hoeveelheid geoogst hout, als de doelstelling voor hernieuwbare energie tegen 2020 gehaald wordt. Tegen 2016 verwachten de lidstaten een tekort van 63 miljoen m3 hout in vergelijking met de behoefte aan hout, zoals geraamd in hun nationale plannen voor hernieuwbare energie.

    2.4.

    Gelet op de nieuwe Mededeling over het energie- en klimaatkader 2030 en de eis om het aandeel van hernieuwbare energie in 2030 te laten stijgen tot ten minste 27 %, meent het EESC dat er diverse manieren bekeken moeten worden om de houtmobilisatie in de EU te verbeteren — door bijvoorbeeld te kijken naar de aanbevelingen van de in 2010 gepubliceerde „Good practice guidance on the sustainable mobilisation of wood in Europe” — en om oplossingen te vinden om oneerlijke concurrentieverhoudingen tussen de verschillende gebruikers van hulpbronnen voor biomassa te vermijden.

    2.5.

    Daarom roept het EESC de lidstaten op om na te gaan hoeveel houtbiomassa er per land of regio expliciet als energiebron gebruikt kan worden en welke hoeveelheid de houtindustrie nu al als grondstof gebruikt.

    2.6.

    Voorts betreurt het EESC het dat diverse lidstaten nog steeds bepalingen hanteren die het gebruik van hout in gebouwen met diverse verdiepingen beperken, alsook discriminerende brandweervoorschriften. Op grond van brandweervoorschriften vormen de belangrijkste belemmering voor het gebruik van hout in gebouwen in veel landen. Er zijn Europese normen voor brandveiligheid in gebouwen overeengekomen, maar brandveiligheid blijft wel een verantwoordelijkheid van de lidstaten. Deze voorschriften zouden direct opgeheven moeten worden, omdat ze de ruimere toepassing van houtproducten in de bouwsector duidelijk belemmeren (4).

    2.7.

    Tot slot is het teleurstellend dat de Europese houtpaneel- en zagerijsectoren niet meer op de lijst staan van sectoren die kwetsbaar geacht worden voor koolstoflekkage. Het schrappen van deze sectoren van de lijst zal het reeds plaatsvindende proces van verplaatsing van deze productiesectoren naar landen buiten de EU hoogstwaarschijnlijk in de hand werken. Handhaving van beide sectoren op de lijst is vitaal om de negatieve impact te beperken van de concurrentiedruk die alle ondernemingen ondervinden vanwege de houtprijzen, die enorm gestegen zijn door de concurrentie met de sector voor biomassa-energie. Tussen 2008-2013 gingen er in de Europese sector voor houtpanelen alleen al 51 vestigingen dicht, wat leidde tot een verlies van 10  386 miljoen m3. Sommige van deze vestigingen zijn ontmanteld en buiten de Europese Unie weer opgebouwd. Het behoud van productie-industrieën in Europa moet voor alle beleidsmakers een prioriteit zijn, met name voor de Commissie. Daarom zouden de betrokken algemene directoraten van de Commissie maatregelen moeten nemen om het concurrentievermogen van de Europese industrieën te waarborgen en om overplaatsing van de productiesector te vermijden.

    2.8.

    Een doeltreffende maatregel om het concurrentievermogen van de Europese industrie veilig te stellen en om productieverplaatsing te voorkomen is een nieuwe energie-/koolstofbelasting die een einde zou maken aan de discriminatie van Europese producenten.

    3.   Stimulering van het gebruik van houtproducten met het oog op een lagere CO2-uitstoot om klimaatverandering tegen te gaan

    3.1.

    De opwarming van de aarde is een punt van grote politieke zorg. Deze heeft zeker ernstige gevolgen voor de menselijke gezondheid en de natuurlijke hulpbronnen. De materiaalkeuzes die we maken, kunnen van grote invloed zijn op de uitstoot van koolstofdioxide, één van de belangrijkste oorzaken van de opwarming van de aarde. De termen „groene” en/of „milieuvriendelijke” producten vinden onder producenten en consumenten steeds meer ingang. Tegelijkertijd wordt nationaal en Europees beleid uitgewerkt om deze producten te promoten. Het EESC beschouwt LCA (Life Cycle Assessments) (5) als het geschikte instrument voor het milieubeheer van de toekomst.

    3.2.

    Europa kan de CO2-uitstoot drastisch verminderen door de door bossen geschapen koolstofput te vergroten (door optimaal bosbeheer) en door meer gebruik te maken van duurzaam geproduceerde houtproducten. Het is wetenschappelijk bewezen dat het gebruik van houtproducten in de bouw en het dagelijks leven het klimaat positief beïnvloedt. De hoeveelheid in bomen en aanverwante houtproducten opgeslagen koolstof hangt af van de boomsoort, de groeicondities omgevingsfactoren), de leeftijd van de boom en de omringende boomdichtheid. Toch is aangetoond dat als er een kubieke meter hout wordt gebruikt ter vervanging van een ander bouwmateriaal, dit leidt tot een gemiddelde besparing van 0,75-1 ton CO2. Eén m3 hout is bovendien goed voor een opslag van 0,9 ton CO2.

    3.3.

    Uit een recent onderzoek van de Universiteit van Yale, getiteld „Carbon, fossil fuel and biodiversity mitigation with wood and forests” (6), bleek dat het gebruik van meer hout in gebouwen en bruggen de mondiale CO2-uitstoot en het verbruik van fossiele brandstof fors zou terugdringen. De onderzoekers stelden vast dat optrekking van het gebruik van houtproducten tot 34 % of meer van de jaarlijkse houtaanwas ingrijpende en positieve gevolgen zou hebben. De mondiale CO2-uitstoot kan 14 à 31 % dalen door CO2 op te slaan in de cellulose en lignine van houtproducten.

    3.4.

    Het EESC verzoekt de Commissie om de lidstaten en de Europese bosbouw te steunen bij de formulering en invoering van maatregelen en eventuele stimuli voor het gebruik van geoogste houtproducten met een lange levenscyclus (7). Hoe langer hout wordt (her)gebruikt, hoe langer koolstofdioxide blijft opgeslagen. Houtafval in strikte zin kan vrijwel vermeden worden, vooral omdat alle houten delen efficiënt kunnen worden (her)gebruikt. Uiteindelijk kan het altijd verbrand worden om energie te leveren (8). Wil Europa de klimaatverandering serieus aanpakken, dan moeten de lidstaten en de Europese instellingen het gebruik van houtproducten bevorderen en een politiek gunstige context scheppen waarin hout zo lang mogelijk meegaat.

    4.   Hout in de bouwsector

    4.1.

    Het construeren en beheren van gebouwen heeft grote milieuvoordelen. Wereldwijd zijn gebouwen verantwoordelijk voor 20 % van al het waterverbruik, 25-40 % van het energieverbruik en 30-40 % van de uitstoot van broeikasgas. De keuze van producten voor de bouw of renovatie heeft aanzienlijke gevolgen voor het milieu. Daarom ziet het EESC in dat hout een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van duurzame en milieuvriendelijke gebouwen. De kansen in verband met het gebruik van hout in de bouw worden niet allemaal aangegrepen; dit beïnvloedt het concurrentievermogen van de houtbewerkingsindustrie. Het EESC wil nagaan hoe iets aan deze situatie kan worden gedaan zonder nadelige gevolgen voor andere materialen te scheppen.

    4.2.

    Hout wordt allang erkend als een milieuvriendelijk materiaal voor een brede reeks van producten. Wereldwijd onderzoek naar beoordelingen van levenscycli toont aan dat houtproducten grote milieuvoordelen bieden. Hout is een van de weinige bouwmaterialen die geheel hernieuwbaar zijn, CO2 opslaan en van nature isolerend zijn dankzij de luchtzakjes in de celstructuur. Het is een veilig, stevig en betrouwbaar materiaal; zelfs onder extreme omstandigheden zoals wervelstormen, aardbevingen en brand.

    4.3.

    Tot de opties voor afgedankt bouwmateriaal behoren hergebruik, recycling en herwinning. Op dit moment blijkt veel bouwafval op de vuilnisbelt te belanden, wat een extra belasting inhoudt, ook voor het beheer. Materialen zoals hout kunnen direct tot hetzelfde product worden gerecycleerd of opnieuw worden samengesteld tot een ander bruikbaar product. Het EESC merkt op dat recyclage een vorm van herverwerking vereist die gewoonlijk economisch niet haalbaar is, tenzij bij de materiaalbron efficiënte inzameling plaatsvindt. Daarom verzoekt het EESC de Commissie en geïnteresseerde stakeholders om goede praktijken op nationaal niveau te verzamelen om richtsnoeren en aanbevelingen voor de inzameling van houtafval te formuleren, alsook oplossingen voor de behandeling van postconsumptiehout. Terugdringing en recyclage van bouw- en sloopafval kan ook de totale kosten voor de bouw en de verwerking doen dalen.

    4.4.

    De bouwindustrie is de grootste afnemer van houtproducten. In Finland bijvoorbeeld wordt circa 70-80 % van de Finse houtproducten in de bouwsector gebruikt. Bouwen met houten panelen heeft recentelijk in diverse Europese landen terrein gewonnen, met name in het VK, Ierland en Frankrijk. Niettemin beseft het EESC dat het gebruik van hout de ontwikkeling van de groene economie kan stimuleren. Daarom zou het gebruik gestimuleerd moeten worden.

    4.5.

    Het EESC ziet in dat de kennis van de voordelen van houtgebruik in de bouw tamelijk beperkt is. Dit geldt niet alleen voor architecten; ook eindgebruikers weten niet genoeg over de eigenschappen van hout. Deze beperkte kennis leidt vaak tot minder gebruik van hout en dus tot problemen die het imago van hout negatief beïnvloeden. Bovendien is het gebrek aan personeel dat ervaring heeft met woningbouw met houtpanelen fnuikend voor de ontwikkeling van deze bouwmethode in tal van Europese landen.

    4.6.

    Voorts dringt het EESC er bij de Europese houtbewerkingssector en de betrokken sociale partners op aan om gecoördineerde nationale campagnes op te zetten om het imago van de sector op te vijzelen. Jongeren moeten aangemoedigd worden om onderwijs en opleidingen te volgen die hen degelijk voorbereiden op een loopbaan in de houtbewerkingssector.

    5.   Sociale aspecten in verband met een ruimer gebruik van houtmateriaal en een groter aandeel van de houtbewerkingssector in de economie  (9)

    5.1.

    Het EESC benadrukt dat de meeste houtbewerkers op de werkplaats worden opgeleid en informeel vaardigheden opdoen van ervaren werknemers. De meesten leren de basisvaardigheden voor het omgaan met machines en andere essentiële taken in een paar maanden, maar een ervaren houtbewerker worden, vergt vaak twee of meer jaar. Werkgelegenheid wordt ook gecreëerd door werknemers opleiding en onderwijs te verstrekken die zijn afgestemd op de behoeften en de vraag van de arbeidsmarkt. Verder herhaalt het EESC dat onderzoeks- en innovatieprogramma’s voor meer banen en groei in de EU zullen zorgen. Daarom wordt de houtbewerkingssector aangemoedigd om de mogelijkheden van het Horizon 2020-programma te bekijken.

    5.2.

    Het CvdR pleit ervoor dat de lidstaten de recente Mededeling van de Commissie over hulpbronnenefficiëntie in de bouwsector voortvarend uitvoeren om te zorgen voor investeringen in gebouwenrenovatie en nieuwe werkgelegenheid.

    5.3.

    Het EESC beseft dat geluidsoverlast in openbare ruimten de menselijke gezondheid ernstig beïnvloedt (10). Hout is niet alleen een milieuvriendelijk materiaal, maar kan diverse sociale en gezondheidsvoordelen opleveren bij gebruik als isolatiemateriaal. Hout kan dus een essentiële rol vervullen voor geluidsisolatie en als absorberend materiaal. Hout kan ruimten akoestisch voor extern geluid afsluiten en de nagalmtijd verminderen. Het EESC verzoekt de Commissie een norm in te voeren die de akoestische kenmerken van gesloten ruimten adequaat weergeeft. Aangezien hout geluid kan produceren (door erop te slaan) en geluidsgolven van andere lichamen kan versterken of absorberen, zouden de opties in verband met houttoepassingen verkend moeten worden. Hout heeft tevens wetenschappelijk bewezen positieve gevolgen voor de luchtkwaliteit/het luchtcomfort in gesloten ruimten.

    5.4.

    Op nationaal niveau zijn er diverse initiatieven om mensen voor te lichten over de mogelijkheden om hout als milieuvriendelijk materiaal te gebruiken, maar het schort aan echte coördinatie. Stijging van het gebruik van houtproducten is zeker gerelateerd aan voorlichtingscampagnes, die op nationaal niveau gevoerd moeten worden. Voorlichtingscampagnes voor hout zijn in de eerste plaats bedoeld om — technisch en cultureel — een positieve houding t.o.v. hout te bewerkstelligen.

    5.5.

    Het EESC wijst op het initiatief „WOODDAYS” als interessant voorbeeld van een goede praktijk. Het evenement (11) werd op 21 maart 2014 te Milaan gelanceerd. Dit was een tiendaags programma, gericht op groeiende steden en slimme, efficiënte aanplant van hout in de stad. Het evenement moest hout als bouwmateriaal met tot nu toe onbekende mogelijkheden in de schijnwerpers zetten, in een context waar houten constructies in de toekomst een grote rol zullen spelen, pal in het centrum van onze steden. Dit evenement wordt herhaald in andere Europese steden: Bratislava, Ljubljana en Brussel.

    5.6.

    Het EESC wil erop wijzen dat het gebruik van houtproducten in de belangrijkste groene bouwprogramma’s enigszins varieert. Soms ligt de nadruk op prestaties in plaats van op het gebruikte materiaal. Andere programma’s leggen „beperkingen” op aan hout als aanvaardbaar materiaal (zonder dergelijke „eisen” op te leggen aan andere bouwproducten). Verder zou ruimere toepassing van hout de EU-economie op diverse manieren positief beïnvloeden. Het EESC pleit dan ook voor verplichte doelstellingen voor het gebruik van hout in de bouw, in navolging van Frankrijk.

    6.   Houtmobilisatie

    6.1.

    Het stijgende gebruik van hout in de bouw en het dagelijks leven vereist oplossingen en maatregelen voor meer houtmobilisatie (inclusief oplossingen om meer hout, houtproducten en restafval van industrieel en postconsumptiehout terug te winnen voor hergebruik en recycling) en voor verlenging van de levensduur van houtproducten.

    6.2.

    Een duurzame en permanente aanvoer van ruw hout is cruciaal voor het behoud van een competitieve industrie voor houtproducten. De aanbevelingen van de „Good practice guidance on the sustainable mobilisation of wood in Europe” (2010) zouden moeten worden aangegrepen en eventueel worden uitgebreid.

    6.3.

    De laatste jaren is de aanvoer van hout sterk onder druk komen te staan, voornamelijk vanwege Europese en nationale maatregelen voor meer gebruik van hernieuwbare energiebronnen, wat soms leidde tot het verbranden van hout. Het EESC herinnert aan het belang om „pallets en herwonnen postconsumptiehout” uit te sluiten van de definitie van „tertiaire biomassa”. Het gaat hier om belangrijke grondstoffen voor verschillende typen producten van houtpaneelfabrieken; soms is dit materiaal goed voor 95 % van de houtbijdrage (12).

    6.4.

    Het EESC wil hier benadrukken dat het beginsel van „cascadegebruik” (gebruik, hergebruik, recycling, terugwinnen van energie) — indien economisch en technisch haalbaar op grond van specifieke nationale en regionale kenmerken en gelet op de balans tussen vraag en aanbod van hout — de beste manier is voor een optimaal hulpmiddelenefficiënt gebruik van hout als natuurlijke grondstof. Het EESC kan zich echter niet vinden in juridisch bindende regels en is voor een marktgerichte aanpak en contractuele vrijheid van marktdeelnemers. Hout toepassen via „cascadegebruik”’ waarborgt niet alleen een optimaal economisch gebruik van de grondstof, maar levert ook grote klimaatvoordelen op door de permanente koolstofopslag en het vervangingseffect voordat het hout als energiebron wordt gebruikt.

    Brussel, 10 december 2014.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  Het EESC volgt de definitie van „houtbewerkingssector” van de Europese Classificatie van economische activiteiten (NACE), afdeling C16: Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen; vervaardiging van artikelen van riet en van vlechtwerk. Zagen en schaven van hout. Vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet of vlechtwerk. Vervaardiging van fineer en van panelen op basis van hout. Vervaardiging van parketvloeren. Vervaardiging van ander schrijn- en timmerwerk. Vervaardiging van houten emballage. Vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet of vlechtwerk.

    (2)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een concurrerender Europese sector houtbewerking en meubels: kansen en uitdagingen (initiatiefadvies) (PB C 24 van 28.1.2012, blz. 18).

    (3)  Indufor is een onafhankelijk internationaal adviesbureau met vestigingen in Finland en Nieuw-Zeeland. Het verleent advies aan zowel particuliere als publieke opdrachtgevers. Hun benadering omvat alle aspecten van duurzame ontwikkeling: het economische, sociale en milieuaspect. Hun werkterrein omvat duurzaam bosbeheer, hout- en plantage-investeringen, waardebepaling van bossen en zorgvuldigheidsonderzoeken, hout- en vezelindustrie, bioproducten, evaluatie en in kaart brengen van bosbestanden, klimaatverandering en ecosysteemdiensten in bosgebieden, bosbouwbeleid en strategische studies, alsmede duurzaamheids- en ontwikkelingsadvies in verband met duurzaam bosbeheer en grondgebruik.

    (4)  In veel landen is op grond van nationale bouwvoorschriften het gebruik van houten panelen in gebouwen met diverse verdiepingen slechts beperkt mogelijk. Veel landen zijn gestopt met de toepassing van brandbaar materiaal vanwege het brandgevaar in gebouwen. Uitgebreid onderzoek en ontwikkeling tonen aan dat materiaalneutrale bouwvoorschriften de voorkeur verdienen en dat in veel landen al meer dan tien jaar functionele voorschriften in gebruik zijn. Hout brandt, maar op een beheerste manier; na een uur branden is het zelfs mogelijk om te schatten hoeveel van de doorsnede niet door het vuur is aangetast. Timmerhout is zeer goed bestand tegen brand. Brandt het, dan ontstaat er een laag houtskool, die de sterkte en structurele integriteit van het binnenste hout beschermt, waardoor de kans op volledig instorten afneemt.

    (5)  LCA is een instrument om emissies in het milieu in kaart te brengen en de daaraan gelieerde gevolgen, veroorzaakt door een proces, product of activiteit, te beoordelen. Het is ook zinvol voor de industrie, die zoekt naar praktische en gebruiksvriendelijke modellen voor besluitvorming voor ecologisch verantwoorde productontwikkeling.

    (6)  Journal of Sustainable Forestry 33: 248-275, 2014.

    (7)  Zoals erkend wordt in het Europees Besluit COM(2012) 93 final inzake boekhoudregels met betrekking tot broeikasgasemissies en -verwijderingen als gevolg van activiteiten met betrekking tot landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw en inzake informatie betreffende acties met betrekking tot deze activiteiten, kan een ruimer duurzaam gebruik van geoogste houtproducten fors bijdragen aan beperking van de uitstoot in de atmosfeer, alsook aan de verwijdering van broeikasgassen daaruit.

    (8)  . Uit de gegevens van de recente Italiaanse studie „Analyse van de evaluatie van de levenscyclus (LCA) en vergelijking tussen het gebruik van postconsumptiehout voor de productie van spaanplaat en voor hernieuwbare energie” komt naar voren dat, wat betreft de impact op de klimaatverandering, gebruik van gerecycled onbewerkt houtmateriaal in een onderneming die panelen maakt, voordeliger is dan verbranding in een biomassacentrale. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Italiaanse onderzoeksinstituut „eAmbiente-c/o Parco Scientifico Tecnologico VEGA”. De resultaten werden gepresenteerd tijdens de EESC-hoorzitting over de bijdrage van de houtbewerkingssector aan de koolstofbalans, gehouden in Mestre (Italië) op 19 september 2014.

    (9)  . Het EESC meent dat de sociale aspecten en opmerkingen uit het EESC-advies over „Een concurrerender Europese sector houtbewerking en meubels: kansen en uitdagingen” nog steeds geldig zijn.

    (10)  . „Gezondheidseffecten van geluid zijn te wijten aan hoge geluidsniveaus. Veel lawaai op de werkplaats of ander lawaai kan gehoorschade opleveren en leiden tot hoge bloeddruk, ischemische hartziekte, irritatie en slaapproblemen. Veranderingen in het immuunsysteem en geboorteafwijkingen zijn toegeschreven aan de blootstelling aan lawaai.” (Vermeld in Passchier-Vermeer W, Passchier WF (2000). Noise exposure and public health. Environ. Health Perspect. 108 Suppl 1: 123–31. doi:10.2307/3454637. JSTOR 3454637. PMC 1637786. PMID 10698728).

    (11)  „WOODDAYS” is een initiatief van pro-Holz Austria, in samenwerking met de afdeling Houtconstructies van de Technische Universiteit München en met steun van de European Organisation of the Sawmill Industry (EOS) en de European Panel Federation (EPF).

    (12)  De Italiaanse groep Saviola — bekend van de slogan „Help ons de bomen redden” — is wereldwijd leider in de verwerking van houtafval, met een jaarlijkse recyclecapaciteit van 1,5 miljoen ton postconsumptiehout. De productiefilosofie gaat uit van herwinning en hergebruik van secundaire grondstoffen die opnieuw bruikbaar zijn zonder nieuwe bomen te kappen via een economisch en ecologisch duurzaam proces. Typen hout die de groep verzamelt, zijn pallets, fruitkratten en verzenddozen.


    BIJLAGE

    bij het CCMI-advies

    Onderstaande paragraaf uit het CCMI-advies is door de CCMI verworpen ten gunste van het ingediende wijzigingsvoorstel ter zake, maar kreeg wel meer dan een kwart van de uitgebrachte stemmen.

    Paragraaf 6.4

    6.4.

    Het EESC wil hier benadrukken dat het beginsel van „cascadegebruik” (gebruik, hergebruik, recycling, terugwinnen van energie) — indien economisch en technisch haalbaar conform specifieke regionale kenmerken — de beste manier is voor een optimaal hulpmiddelenefficiënt gebruik van hout als natuurlijke grondstof. Geschikte houtassortimenten zouden fysiek, en niet als brandstof, gebruikt moeten worden. Hout toepassen via ‘cascadegebruik’ waarborgt niet alleen een optimaal economisch gebruik van de grondstof, maar levert ook grote klimaatvoordelen op door de permanente koolstofopslag en het vervangingseffect voordat het hout als energiebron wordt gebruikt.


    Top