Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012IE1593

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over coöperaties en ontwikkeling van de agrovoedingssector (initiatiefadvies)

PB C 299 van 4.10.2012, p. 45–48 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

4.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 299/45


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over coöperaties en ontwikkeling van de agrovoedingssector (initiatiefadvies)

2012/C 299/09

Rapporteur: Carlos TRIAS PINTÓ

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens de voltallige vergadering van 19 januari 2012 besloten om overeenkomstig art. 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

Coöperaties en ontwikkeling van de agrovoedingssector

(initiatiefadvies).

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 26 juni 2012.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 11 en 12 juli 2012 gehouden 482e zitting (vergadering van 11 juli 2012) het volgende advies uitgebracht, dat met 144 stemmen vóór en 2 tegen, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Wie op zoek is naar een duurzamer economisch model kan niet voorbijgaan aan het fenomeen van coöperaties, die een concurrerend en doeltreffend alternatief vormen dat nieuwe oplossingen biedt voor het gebrek aan evenwicht in de waardeketen van de agrovoedingssector. Coöperaties zijn bovendien bevorderlijk voor werkgelegenheid, de lokale voedingsketens, voedselzekerheid, participatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

1.2   Er zijn structurele hervormingen van de huidige markten voor agrovoedingsproducten nodig, in overeenkomst met de Europa 2020-strategie en andere EU-initiatieven. De prijsvorming binnen de traditionele afzetkanalen verloopt te weinig transparant, waardoor het onderhandelingsevenwicht tussen de verschillende partijen ernstig wordt verstoord, wat nadelig is voor zowel producenten als consumenten (de eerste en laatste schakels van de keten). Daarbij komen nog de onnodige milieukosten die worden veroorzaakt door een weinig energie-efficiënte distributiesector. Denken we maar aan de koelopslag van verse producten buiten het seizoen en het vervoer naar markten die ver van de plaats van productie liggen.

1.3   De markt moet worden hertekend volgens een circulair ontwerp, dat voorrang geeft aan korte afzetkanalen, zodat vraag en aanbod via netwerken beter op elkaar worden afgestemd, uitgaande van de meest elementaire segmenten in een innovatieve en technologisch geavanceerde context.

1.4   De specifieke beginselen en waarden van de coöperatieve sector dragen bij tot eerlijke handelsverhoudingen en synergie-effecten, waarmee het evenwicht van de waardeketen van de agrovoedingssector wordt hersteld: belangen vullen elkaar aan, gedeelde waarde wordt optimaal benut en duurzame productie- en consumptiemethoden worden geleidelijk aan in het systeem verankerd.

1.5   Het Comité verzoekt de Europese instellingen dan ook om een voedingsbodem tot stand te brengen waarin het coöperatieve model kan gedijen. Hiertoe dient een reeks beleidsmaatregelen te worden goedgekeurd op o.m. juridisch, economisch, fiscaal en technisch gebied, waarbij steeds de harmonische ontwikkeling van dit model voor ogen moet worden gehouden.

2.   Inleiding

2.1   Coöperaties zijn bevorderlijk voor een gezond Europees ondernemingsklimaat en m.n. de economische democratie; het coöperatieve model is immers een stap in de richting van de noodzakelijke verandering van productiemodel.

2.2   2012 is door de VN uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Coöperaties, de gelegenheid bij uitstek dus om na te denken over de vraag hoe coöperaties ertoe kunnen bijdragen dat duurzame en inclusieve groei een nieuwe impuls krijgt, zodat uit de huidige crisis uiteindelijk een sociale markteconomie met een sterke concurrentiepositie (1) ontstaat.

2.3   De coöperatieve sector verschilt enorm van lidstaat tot lidstaat. Er zijn coöperaties die een handelsactiviteit uitoefenen op een manier die in niets verschilt van de werkwijze van hun concurrenten, terwijl andere bij hun voorlichtings- of verkoopsstrategieën kiezen voor een politiek correcte houding t.a.v. consumenten, milieu, enz. Ook moet onderscheid worden gemaakt tussen de coöperaties aan het begin (productie) en die aan het eind (consumptie) van de waardeketen; van onderlinge coördinatie is hier in de meeste gevallen geen sprake.

2.4   Een structurele, op duurzame consumptie en productie gerichte hervorming van de markten vereist dat het evenwicht van de agrovoedingswaardeketen (2) wordt hersteld; landbouwverenigingen in het algemeen en coöperaties in het bijzonder dienen in dit verband de rol van bemiddelaar te vervullen, te streven naar integratie en erop toe te zien dat de nodige aanpassingen en veranderingen tot een goed einde worden gebracht, dit alles via dialoog en intersectorale interactie.

2.5   Deze stellingname sluit aan op eerdere standpunten van het Comité en kan de aanzet bieden tot een antwoord op de uitdagingen die het EU-beleid zal moeten aangaan, en die aan bod komen in de Europa 2020-strategie, het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Actieplan voor duurzame productie, consumptie en bedrijven en de Akte voor de interne markt.

2.6   Hierbij zij opgemerkt dat wordt uitgegaan van het beginsel van slimme, duurzame en inclusieve groei, die moet stoelen op kennis, een koolstofarme economie (3), inzetbaarheid en sociale en territoriale samenhang.

2.7   Ten slotte kan dit voorstel een gunstige invloed uitoefenen op andere zeer belangrijke EU-beleidsgebieden waarmee het raakvlakken heeft. We denken dan o.m. aan voedselveiligheid en –soevereiniteit, territoriaal evenwicht, instandhouding van de lokale voedingsketens (4), sociaal ondernemerschap, bescherming van de rechten en belangen van consumenten en directe participatie van maatschappelijke organisaties op agrovoedingsgebied (5).

3.   Opmerkingen van het EESC

3.1   Beeld van de huidige marktsituatie

3.1.1   Een goed werkende markt biedt de producten en kwaliteit waarnaar de consument op zoek is. Dit veronderstelt dat de signalen die de consument uitzendt alle schakels van de waardeketen doorlopen om ten slotte in hun oorspronkelijke staat bij de producent terecht te komen. Jammer genoeg wordt de markt vandaag maar al te vaak gekenmerkt door lineariteit – wat positieve feedback in de weg staat – en door een mate van complexiteit die tot gevolg heeft dat de oorspronkelijke taak van de markt, nl. de bevolking de best mogelijke producten leveren, uit het oog verloren wordt.

3.1.2   De consument vraagt steeds vaker naar veilige, duurzame, innovatieve, verantwoorde en milieuvriendelijke producten en wil garanties inzake arbeidsomstandigheden en dierenwelzijn; in dat verband moet ook worden gekeken naar de goedkoopste producten, omdat de prijs toch nog altijd van doorslaggevend belang is bij een aankoopbeslissing. De verschillende schakels van de waardeketen ((primaire) productie, opslag, distributie en verkoop) laten jammer genoeg na relevante informatie aan elkaar door te geven.

3.1.3   De afzetkanalen, die de kloof tussen leveranciers en consumenten nog verbreden, staan daarnaast ook de transparantie in de weg, zodat de productiekosten worden onderschat en producenten vaak niet eens voldoende krijgen om het hoofd boven water te houden.

3.1.4   Deze spelers die genoegen moeten nemen met te lage prijzen staan zwak tijdens onderhandelingen en zijn aan handen en voeten gebonden, wat het gebrek aan evenwicht in de agrovoedingsketen nog versterkt (6), zodat de verstoring van de markt blijft voortduren.

3.1.5   De analyse van de huidige marktsituatie – noodzakelijk voor een hervorming - levert het volgende beeld op: een versnipperd aanbod, concentratie van de distributie en onvoorspelbaarheid van de vraag. Kortom, de ideale voedingsbodem voor speculatie.

3.1.6   Ten slotte mogen we niet de ogen sluiten voor de sociale en milieu-impact van de distributiesector, die te wijten is aan factoren als het vervoer over lange afstanden, langdurige koelopslag, bedrijfsverplaatsing, enz.

3.2   Naar een meer coöperatieve markt via nieuwe modellen van duurzame productie en consumptie

Waarden als democratie, gelijkheid, rechtvaardigheid, solidariteit, transparantie en maatschappelijke verantwoordelijkheid versterken de coöperatieve identiteit. De Internationale Vereniging van coöperaties heeft zeven beginselen vastgelegd waaraan coöperaties moeten beantwoorden, te weten open en vrijwillige deelname, democratische controle door de leden, economische participatie van de leden, autonomie en onafhankelijkheid, onderwijs, opleiding en voorlichting, samenwerking met andere coöperaties en zorg voor de gemeenschap (7).

Een coöperatieve agrovoedingsmarkt is een markt waarop vraag en aanbod worden geregeld via de basisregels van het coöperatieve model, die beantwoordt aan de beginselen van wederkerigheid of wederzijds voordeel, en streeft naar een eerlijker en efficiëntere waardeketen in economisch, sociaal en milieu-opzicht. Streefdoel is m.a.w. een markt die fungeert als een spel met positieve som, alle partijen winst oplevert en zoveel mogelijk gedeelde waarde creëert via partnerschappen en langetermijnverbintenissen tussen de belangrijkste deelnemers (producenten en consumenten), waarbij steeds een aantal regels inzake eerlijke concurrentie in acht wordt genomen. Hieronder volgt een concreet overzicht van de voorwaarden voor herstructurering van de markt, conform de uitgangspunten die in onderhavig advies worden belicht.

3.2.1

Omkering van de "productiepiramide", waarbij de klemtoon komt te liggen op een coöperatieve sector over de grenzen heen, met voldoende kritische massa om de vereiste omvang en reikwijdte te verzekeren. Er moet worden uitgegaan van de individuele producenten en familiebedrijfjes, om zo consortia en basiscoöperaties – cruciaal om de plattelandseconomie nieuw leven in te blazen – tot stand te brengen. Deze moeten deel uitmaken van een ruimere structuur van regionale netwerken en concurrentiepolen, waardoor de landbouwers dichter bij de segmenten van de afzetkanalen met de grootste toegevoegde waarde komen te staan. Een dergelijke coöperatieve structuur maakt het mogelijk de opbrengst te maximaliseren en tegemoet te komen aan de diversiteit van de vraag: de afzetkanalen worden immers korter en de afstand tussen producent en consument wordt kleiner (8). Voorts kan coöperatieve integratie (9) de traceerbaarheid over de hele lijn verbeteren, zowel op het vlak van kwaliteit als van prijsvorming, wat op zijn beurt kan leiden tot een beter gebruik van de middelen en verhoogde efficiëntie.

3.2.2

Maatschappelijke opbrengst van coöperaties De winst die het netwerk van coöperaties genereert komt de deelnemende coöperaties zelf ten goede, zodat zij hun marktpositie kunnen verbeteren; een en ander bevordert de inzetbaarheid, brengt een universele toegang tot essentiële hulpmiddelen dichterbij en creëert gunstiger voorwaarden voor producenten en consumenten; een dergelijk nieuw handelsklimaat zal uiteindelijk ook een synergie-effect teweegbrengen.

3.2.3

Concentratie van de vraag  (10) Coöperaties van consumenten en consumentennetwerken, die de wensen van de burger op een rijtje zetten, zijn erop gericht de toegang tot producten te vergemakkelijken en voordeligere prijs- en kwaliteitsvoorwaarden tot stand te brengen. Direct contact met de producenten kan tot stand komen via lokale en buurtmarkten en komt uiteindelijk ook de koop en verkoop via internet ten goede. Een dergelijke benadering strookt met de doelstellingen van de voornaamste organisaties van landbouwers en agrovoedingscoöperaties van de EU: Bedoeling is landbouwers die hun producten rechtstreeks aan de consument willen verkopen, aan te moedigen (bv. door directe verkoop op het bedrijf, via landbouwcoöperaties, of door verkoop op lokale markten, via collectieve platforms of bedrijven die worden gecontroleerd door de producent) (11).

3.2.4

Circulair marktmodel  (12) op basis van kortere afzetkanalen. Om een tegenwicht te bieden tegen de schakels die geen waarde toevoegen aan de afzetketen, moet vaker worden gekozen voor afzetkanalen waarbij de afstand tussen productie en consumptie, d.w.z. tussen primaire producenten en eindgebruikers, zo klein mogelijk wordt gehouden (13). Op die manier zullen sneller "lussen" ontstaan op de markt, zodat de behoeften van de bevolking en de productiesector qua middelen en kosten naadloos op elkaar aansluiten, en zowel overschotten als tekorten, die bovendien nog als nadeel hebben dat zij de prijzen kunstmatig kunnen doen schommelen, worden vermeden. Dit alles zal leiden tot een eerlijker, transparante en evenwichtige werking van de voedselbevoorradingsketen, zodat oneerlijke praktijken en misbruik, die de eerlijke concurrentie tenietdoen, aan banden worden gelegd.

3.2.5

Nieuwe technologieën  (14) Technologische innovatie is de hoeksteen van een meer coöperatieve markt; dat geldt zowel voor de innovatieve ontwikkeling van de agrovoedingsproductietechnieken als voor de logistieke opzet die aan de basis ligt van efficiënte communicatieprocessen bij de totstandkoming van intelligente productie-, distributie- en consumptienetwerken (organisatievormen met een hoog niveau van zelfbestuur en evolutieve flexibiliteit, die in staat zijn zich aan te passen om hun doelstellingen sneller te bereiken). Het virale karakter van deze netwerken en hun interoperabiliteit en connectiviteit in een digitale omgeving maken dat zij een goede vervanging zijn voor nutteloze tussenschakels. De nieuwe technologieën moeten m.a.w. worden ingezet om uiteindelijk tot een grotere collectieve efficiëntie te komen; dit houdt in dat innovatie wordt toegepast op de voedselketen en de verwerking.

3.3   Hoe de markt meer op coöperatieve leest te schoeien?

De wereldwijde overgang naar duurzame en verantwoorde productie en consumptie is een "multistakeholder"-proces, waarbij alle belanghebbenden invloed kunnen uitoefenen op het coöperatieve model maar daardoor ook zelf beïnvloed kunnen worden ("coöperatieve maatschappelijke medeverantwoordelijkheid"). Van strategisch belang bij het streven naar een coöperatief en intercoöperatief productie- en consumptiemodel, is de ontwikkeling van de nodige instrumenten en institutionele mechanismen om dit model op gelijke voet met de traditionele waardeketen te doen concurreren. Het zou nuttig zijn tijdens het besluitvormingsproces rekening te houden met o.m. de volgende overwegingen.

3.3.1

Goedkeuring van EU-beleidsmaatregelen. Een hervorming van het wetgevend kader en een degelijk stimuleringsbeleid moeten het mogelijk maken steunmaatregelen voor coöperaties in te voeren; daarbij kan gebruik worden gemaakt van ontwikkelingsagentschappen, leningen, enz.; daarnaast zijn maatregelen nodig voor integratie en coöperatieve internationalisatie, voor samenhang en sociale innovatie, en ter versterking van partnerschappen tussen openbare instellingen en kleine en middelgrote bedrijven, coöperaties, consumentenverenigingen en andere organisaties.

3.3.2

Coöperatieve openbare aanbestedingen.  (15) De laatste jaren is vooruitgang geboekt op het vlak van groene aanbestedingen, en meer recent ook wat het hanteren van ethische criteria bij de toekenning van overheidsopdrachten betreft. Dat heeft een sterk positief effect gehad op de sociale en economische weerklank van de acties ter bevordering van duurzaamheid en samenwerking. Deze exemplarische benadering van overheidsopdrachten en de grote aantallen die hiermee gemoeid zijn, zijn een uitstekende manier om de beoogde doelen te bereiken. Het stimuleren van marktstromen tussen overheid en coöperatieve netwerken kan van doorslaggevend belang zijn voor een nieuw model van duurzame productie en consumptie.

3.3.3

Kwaliteitskeurmerken.  (16) Kwaliteitskeurmerken zijn een indirecte manier om producten te promoten door hun oorspong en specifieke kenmerken aan te geven; zo kan ook worden aangetoond dat coöperatieve productie een maatschappelijke meerwaarde heeft ("coöperatiekeurmerk"). Dankzij dergelijke keurmerken krijgt een product meer zichtbaarheid en kunnen landbouwverenigingen zich meer gaan richten op de markt i.p.v. op productie.

3.3.4

Transparantie en consumentenvoorlichting.  (17) Transparantie, m.n. op het vlak van kwaliteit en traceerbaarheid, is een factor die niet los mag worden gezien van voorlichtings- en bewustwordingscampagnes die de burger ertoe moeten aanzetten vaker bij coöperaties te kopen. Transparantie zorgt voor evenwicht in de waardeketen, zodat informatieverstrekking meer een tweerichtingsverkeer wordt en productie en consumptie beter op elkaar worden afgestemd - een conditio sine qua non voor de efficiëntie van een op duurzaamheid gebaseerd model -, door vraag en aanbod in het kader van de integratie van de afzet qua ruimte en tijd met elkaar in verband te brengen. Voorts dient voorrang te worden verleend aan het oprichten van consumentenverenigingen en het uitstippelen van wegen die naar de noodzakelijke concentratie van de eindvraag naar agrovoedingsproducten leiden.

3.3.5

Maatschappelijk ondernemen en coöperaties: onderwijs en opleiding.  (18) Hoewel het gaat om een proactief instrument waarvan de effecten niet onmiddellijk waarneembaar zijn, is onderwijs van fundamenteel belang om de veranderingen op de markt te verankeren. Door leerlingen op school kennis en begrip van de coöperatieve beginselen bij te brengen, gaan zij niet alleen al vroeg positief aankijken tegen het coöperatieve model en samenwerking als bron van vertrouwen, maar zullen zij die houding ook overbrengen op hun ouders en trachten hun consumptiepatroon te doen aansluiten op het hier beschreven model. In dit verband is het ook cruciaal dat de ondernemingszin van jongeren wordt aangewakkerd en zij ertoe worden aangezet coöperaties op te richten of het coöperatieve model te versterken, hetzij in de productie- of afzetfase, hetzij in het kader van consumptie. De kennis, uitwisseling en verspreiding van goede praktijkvoorbeelden op het gebied van coöperaties kunnen ongetwijfeld bijdragen tot dit alles.

3.3.6

Specifieke fiscale regelingen.  (19) Er zijn billijkere belastingregelingen nodig om de consument aan te zetten tot een efficiënt gebruik van middelen (20), zodat mensen meer rekening gaan houden met de sociaaleconomische impact van producten en met de maatschappelijke meerwaarde van coöperaties. Fiscale stimulansen en compensatiesteun zijn de kortste en meest efficiënte weg om de beoogde doelen te bereiken. De ervaring in verschillende lidstaten leert ons dat een gedifferentieerde belastingregeling goed is voor de financiële autonomie, wat niet wegneemt dat van te voren een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd, net als voor een aantal andere van de hier voorgestelde initiatieven.

3.3.7

Gebruik van technologie. De technologische vooruitgang en universele toegang tot die vooruitgang zijn de beste manier om de doelstellingen te bereiken. De volgende initiatieven verdienen in dit verband extra aandacht: toepassing van onderzoek en innovatie op agrovoedingsproductie, het creëren van nieuwe afzetmogelijkheden en –kanalen, en ten slotte de certificering van kwaliteitsverbetering, waarbij extra punten worden toegekend op grond van de voedingswaarde, garanties inzake bevoorrading en andere voordelen vanuit het oogpunt van openbaar belang, en punten worden afgetrokken voor o.m. negatieve sociale en milieu-effecten. Op die manier kunnen criteria als gezondheid, voedselveiligheid, de ecologische voetafdruk en de sociale gevolgen worden meegewogen, en door de consument worden afgezet tegen de prijs en de productie- en distributiekosten. Om een dergelijke certificeringsregeling in praktijk te kunnen brengen moet gebruik worden gemaakt van o.m. intelligente telefonie, specifieke informaticatoepassingen en sociale netwerken.

3.4   Concurrentievoordelen van de coöperatieve markt

De voordelen van een model dat gebaseerd is op duurzaamheid en economische en sociale samenwerking zijn duidelijk, maar daarnaast brengt de coöperatieve markt nog een aantal concurrentievoordelen mee die gunstig zijn voor bepaalde cruciale aspecten van de volgende EU-beleidsgebieden.

3.4.1

Op economisch vlak: stabiele en veilige markttoegang voor landbouwproducten, duurzame financiering, maatschappelijk verantwoorde investeringen, een nieuwe marktdynamiek, instandhouding van concurrentie, bescherming van de rechten en belangen van consumenten, enz.

3.4.2

Op sociaal vlak: ruimtelijke ordening, plattelandsontwikkeling en integratie, cultureel patrimonium en lokale en regionale identiteit, voedselveiligheid en –soevereiniteit, voorkomen van overproductie, toegang tot voedsel, sociale traceerbaarheid van producten, voorkomen van bedrijfsverplaatsing, gegarandeerd fatsoenlijk loon en betere arbeidsvoorwaarden, maatschappelijke verantwoordelijkheid en verantwoord consumeren, gezondheid en gezonde manier van leven, rechtstreekse betrokkenheid van de burger bij de besluitvorming door de representatieve instellingen, enz.

3.4.3

Om milieuvlak: energiebesparing, instandhouding van de ecosystemen, ecologische voetafdruk en agro-ecologie; rationeel en verantwoord gebruik van grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen, de levenscyclus van agrovoedingsproducten, de creatie van groene werkgelegenheid als strategie voor marktverspreiding, enz.

Brussel, 11 juli 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Mededeling van de Commissie "Akte voor de interne markt", COM(2011) 206 final.

(2)  Mededeling van de Commissie over het actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid, COM(2008) 397 final.

(3)  EESC-advies “Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050”PB C 376 van 22.12.2011, blz. 110-116.

(4)  Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, rapport van de speciale rapporteur over het recht op voedsel, Olivier de Schutter (A/HRC/19/59 – 26 december 2011).

(5)  Conclusies van voorzitter Nilsson ter afronding van de conferentie "Food for everyone: towards a global deal".

(6)  EESC-advies “Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa”PB C 48 van 15.2.11, blz. 145.

(7)  EESC-advies "Coöperaties en herstructurering".PB C 191 van 29.6.2012, blz. 24-30.

(8)  Mededeling van de Commissie "Geïntegreerd productbeleid", COM(2003)302 final.

(9)  Er ontstaan nieuwe ondernemingsvormen, zoals integratiecoöperaties en coöperatieve ondernemingen van gezamenlijk belang, die goederen produceren of diensten verlenen waarmee zij tegemoet willen komen aan de collectieve behoeften van een bepaald gebied; alle partijen worden bij dit proces betrokken.

(10)  Mededeling van de Commissie "Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten", COM(2010) 672 final.

(11)  Het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013. Reactie van de landbouwers en landbouwcoöperaties van de EU op de wetgevingsvoorstellen van de Commissie (COPA-COGECA, 2012).

(12)  Salcedo Aznal, Alejandro. “¿Sociedad de consumo o redes de consumidores? Esbozo para un análisis social del consumidor actual” (Consumptiemaatschappij of netwerken van consumenten? Blauwdruk van een maatschappelijke analyse van de huidige consument) (2008).

(13)  Mededeling van de Commissie over het actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid, COM(2008) 397 final.

(14)  EESC-advies “Het Europees landbouwmodel: productkwaliteit en consumentenvoorlichting als concurrentiefactoren”PB C 18 van 19.1.2011, blz. 5.

(15)  Mededeling van de Commissie "Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen", COM(2011) 681 final.

(16)  Mededeling van de Commissie "Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten", COM(2010) 672 final

(17)  Mededeling van de Commissie over het "Aactieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid", COM(2008) 397 final.

(18)  Mededeling van de Commissie "Initiatief voor sociaal ondernemerschap - Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie" COM(2011) 682 final.

(19)  EESC-advies "De diversiteit van ondernemingsvormen"PB C 318 van 23.12.2009, blz. 22-28

(20)  COM(2011) 571 final en advies ”Meer duurzame productie en consumptie in de EU”PB C 191 van 29.06.2012, blz. 6.


Top