EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AE1176

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa” (COM(2009) 591 definitief)

PB C 48 van 15.2.2011, p. 145–149 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/145


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa”

(COM(2009) 591 definitief)

2011/C 48/25

Rapporteur: Pedro NARRO

Corapporteur: József KAPUVÁRI

De Europese Commissie heeft op 28 oktober 2009 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa

COM(2009) 591 final.

De afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 31 augustus 2010 goedgekeurd.

Tijdens zijn op 15 en 16 september 2010 gehouden 465e zitting (vergadering van 15 september) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité onderstaand advies uitgebracht, dat met 121 stemmen vóór en 0 tegen, bij 5 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   De Commissie heeft de laatste jaren in tal van verslagen en mededelingen de vinger gelegd op de tekortkomingen en zwakke plekken van de waardeketen. Prijsschommelingen, speculatie, verkoop onder de kostprijs, gebrek aan transparantie, verbreiding van oneerlijke praktijken en concurrentievervalsing, en ongelijke machtsverhoudingen aan de onderhandelingstafel zijn stuk voor stuk problemen die de toekomst van de voedingssector en het voortbestaan van het „Europese landbouwmodel” in gevaar brengen.

1.2   De Commissie heeft in haar mededeling „Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa” goed afgebakend welke actiegebieden prioriteit moeten krijgen. Het Comité betreurt echter dat de goedkeuring van voorstellen zoveel tijd in beslag neemt en verzoekt de Commissie sneller knopen door te hakken omdat er dringend behoefte is aan daadkrachtig optreden en tastbare maatregelen. De vernieuwde groep op hoog niveau inzake het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie zou haar werkzaamheden zo snel mogelijk moeten hervatten. Deze groep zou een pijler moeten worden van een nieuw levensmiddelenbeleid, waarmee nog maar net een begin is gemaakt.

1.3   Of vooruitgang wordt geboekt zal in grote mate afhankelijk zijn van de inzet van de Commissie, de lidstaten en alle schakels van de keten. De aanzienlijke verschillen tussen de afzonderlijke producten en tussen de nationale markten maken coördinatie en samenwerking noodzakelijk. De Europese Unie moet hierbij resoluut het voortouw nemen: zij moet ervoor zorgen dat de beschikbare instrumenten worden aangepast en dat nieuwe maatregelen worden genomen om de ontwikkeling van de keten evenwichtiger te doen verlopen en het concurrentievermogen te versterken.

1.4   Onderzoek naar de initiatieven die tot nu toe op het gebied van de voedselvoorzieningsketen zijn ontplooid, toont aan dat zelfregulering en vrijwillige overeenkomsten niet erg efficiënt zijn. Het Comité is voorstander van vrijwillige regelingen, maar stelt vast dat er, bij gebrek aan controle-instanties en doeltreffende sancties, geen eind kan worden gemaakt aan de stelselmatige niet-naleving ervan door de machtigste schakels in de keten.

1.5   De mentaliteitswijziging in het bedrijfsleven moet hand in hand gaan met regulering van de markten, zodat de levensmiddelensector een nieuwe koers kan gaan varen. Om het systeem transparanter te maken, is er op het vlak van contracten nog heel wat werk aan de winkel; per sector moet worden nagegaan of het mogelijk is bindende clausules op te nemen en het aangaan van schriftelijke contracten verplicht te stellen. Tal van doelstellingen uit de Commissiemededeling kunnen alleen worden verwezenlijkt via proportionele en adequate wetgeving.

1.6   Bij het vastleggen van goede handelspraktijken moet de EU kijken naar nationale initiatieven; zij moet een efficiënt mechanisme voor controle en sancties opzetten via de aanstelling van een ombudsman voor de Europese burgers. Niet alleen de inhoud van de codes van goede praktijken telt echter, het is evenzeer van belang dat wordt toegezien op de doeltreffendheid en de naleving ervan.

1.7   Zowel het nationale als het EU-mededingingsrecht moeten ingrijpende wijzigingen ondergaan om een degelijke reorganisatie van de sector mogelijk te maken, de flexibiliteit van de bevoorradingsketens te garanderen en de partijen rechtszekerheid te bieden, wat in het voordeel zou zijn van de consument. De conclusies van de groep op hoog niveau voor de zuivelsector (1) en de conclusies van het Spaanse voorzitterschap over de mededeling betreffende de voedselvoorzieningsketen (2) stroken met het pleidooi van het Comité om bij de toepassing van het mededingingsrecht de nodige flexibiliteit aan de dag te leggen, teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van de landbouwsector.

1.8   De sterke concentratie van de vraag, met name in de sector grootwinkelbedrijven, staat in schril contrast met het versnipperde aanbod en beïnvloedt de goede werking van de waardeketen. De ontwikkeling en versterking van de rol van brancheorganisaties zou verbetering kunnen brengen in de schamele organisatie van de productiesector. Deze problematiek vereist een diepgaand debat, niet over de omvang van de producentenorganisaties maar over de vraag hoe zij de landbouwers kunnen helpen hun afzet doeltreffend te verbeteren. Producentenorganisaties mogen niet het enige geschikte middel zijn om de economische organisatie van het landbouwaanbod te verbeteren.

1.9   Het Comité zou graag zien dat de Commissie niet alleen nadenkt over de concentratie van het aanbod, maar ook in de vraagsector daadkrachtig optreedt door toezicht te houden op misbruik van machtsposities en op bepaalde oneerlijke, concurrentieverstorende praktijken die door nationale en Europese autoriteiten dikwijls niet doeltreffend worden gecontroleerd.

1.10   De Europese consument heeft behoefte aan correcte, voorspelbare en stabiele prijzen en prijsstructuren. De in de mededeling voorgestelde maatregelen zullen meer effect sorteren als ze op ruime schaal worden toegepast en de keuze van de consument niet wordt beknot. De waarnemingscentra voor prijzen hebben pas nut als zij zich er niet toe beperken prijzen op te tekenen maar snel kunnen ingrijpen als de prijsevolutie verstoord dreigt te raken.

2.   Samenvatting van de Commissiemededeling

2.1   De Commissie heeft oog voor de sleutelrol die de voedselvoorzieningsketen - landbouwers, industrie en distributie - in de Europese economie speelt (3). Zo staat het toezicht op de werking van de voedselvoorzieningsketen vandaag bovenaan de beleidsagenda van de EU. De mededeling „Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa” is er gekomen omdat de Europese wetgever zich terecht zorgen maakt. Bedoeling van de Commissie is op nationaal en EU-niveau concrete maatregelen voor te stellen om de voedselvoorzieningsketen beter te doen functioneren.

2.2   De Commissie geeft aan dat de voedselvoorzieningsketen met drie grote problemen te kampen heeft en formuleert voor elk daarvan een reeks concrete voorstellen. Om de verhouding tussen de verschillende partijen duurzamer te maken wil de Commissie oneerlijke handelspraktijken bestrijden en mededingingsaspecten goed in de gaten houden. Daarnaast wil zij trachten de transparantie – een kwestie die steeds prioriteit krijgt – te verbeteren door speculatie tegen te gaan en het Europees instrument voor de bewaking van de voedselprijzen van start te doen gaan. Ten slotte is de Commissie voornemens het concurrentievermogen te versterken; daartoe wil zij de milieunormen en -etikettering herzien, territoriale leveringsbeperkingen aan banden leggen en de onderhandelingspositie van de landbouwers versterken met behulp van de producentenorganisaties.

2.3   In november 2010 zou de Commissie een verslag moeten voorleggen over de follow-up van de belangrijkste voorgestelde maatregelen, dat zal worden aangevuld met een nieuwe mededeling over de doorlichting van de detailmarkt. Ook heeft de Commissie besloten het mandaat en de samenstelling van de groep op hoog niveau inzake het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie uit te breiden en de groep om te smeden tot een echt discussieforum over de voedselvoorzieningsketen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1   Met deze mededeling en een aantal andere initiatieven van de laatste jaren heeft de EU de situatie in de voedingssector bovenaan haar beleidsagenda gezet. De consument en de productiesector hebben de negatieve gevolgen ondervonden van de prijsschommelingen en de ongelijke machtsverhoudingen. Alle studies en actievoorstellen van de laatste jaren ten spijt, heeft de sector vandaag nog steeds af te rekenen met tal van misstanden die het streefdoel van een duurzaam Europees model voor de levensmiddelensector serieus in de weg staan.

3.2   Naast een betrouwbare voedselvoorziening is ook de kwaliteit een kwestie van strategisch belang; het is dan ook absoluut noodzakelijk om producten te beschermen met kwaliteitslabels. Een gebrek aan efficiëntie in de voedselvoorzieningketen zou de productkeuze op de interne markt beperken en het Europees landbouwmodel ondermijnen. De Commissie heeft de tegenstrijdigheden die de voedselvoorzieningsketen in de EU kenmerken al herhaaldelijk aan de kaak gesteld, maar in deze mededeling komt dit niet tot uiting.

3.3   De scheve verhoudingen in de Europese voedselvoorzieningsketen druisen tevens regelrecht in tegen de belangen van de Europese burgers. De verschillen tussen de prijzen van grondstoffen en van consumptiegoederen hebben geleid tot weinig realistische prijsstructuren die op lange termijn negatieve gevolgen kunnen hebben voor alle schakels van de waardeketen en het hele economische en sociale bestel van de EU. De detailhandel is bijzonder geconcentreerd en georganiseerd en oefent voortdurend druk uit op de consumentenprijzen van voedingsmiddelen. De grote supermarktketens kunnen zich dat veroorloven omdat zij hun winst dankzij bepaalde handelspraktijken niet alleen halen bij de consument, maar ook bij de leveranciers, zoals blijkt uit de explosie van de landbouwprijzen in 2007 en 2008. Handelsbeleid dat is gebaseerd op de techniek van de „dubbele winstmarge” brengt consumenten en leveranciers zwaar in de problemen.

3.4   De toenemende spanningen tussen de verschillende bij de voedselvoorzieningsketen betrokken partijen leiden tot grote verschillen in economische dynamiek. Vooral de landbouwsector, die door de diepe algemene economische crisis toch al te lijden heeft onder ongekende problemen, heeft met een negatieve economische dynamiek te maken.

3.5   Het Comité en de Commissie zijn het ook dit keer eens over de prioritaire actiegebieden en de dringende noodzaak van nieuwe maatregelen en concrete instrumenten om de Europese voedselvoorzieningsketen beter te doen functioneren. Om een nieuwe koers te kunnen varen zijn ingrijpende veranderingen nodig. Het Comité wil de belangrijkste uitdagingen in de levensmiddelensector aanpakken door in te zetten op meer diversifiëring van de productie, kostenbeperking door bedrijven grootschaliger te maken, en verbetering van afzetstrategieën.

3.6   Het Comité kan zich vinden in de voornaamste conclusies van de groep op hoog niveau inzake het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie, die stroken met zijn eigen recente bevindingen over de landbouwproblematiek (4):

Geheel volgens het vrijemarktdenken bepaalt momenteel alleen de markt zelf wie welk aandeel in de waardeketen krijgt. De uitkomst van dit proces is allesbehalve bevredigend, met name voor de landbouwers die, terwijl zij vaak met hogere productiekosten te maken hebben, steeds minder voor hun producten krijgen. In reactie daarop nemen deze boeren vaak maatregelen die tegen de doelstellingen van het Europees landbouwmodel indruisen. Omdat in de EU-27 slechts 15 winkelketens al 77 % van de levensmiddelenmarkt controleren, pleit het EESC ervoor om, net als nu in de VS gebeurt, na te gaan of dominante machtsposities en dubieuze contractvoorwaarden met alleen het mededingingsrecht kunnen worden tegengegaan. Belangrijk is dat alle belanghebbenden hierbij worden betrokken.

3.7   Of vooruitgang wordt geboekt zal in grote mate afhangen van de inzet van de Commissie, de lidstaten en alle schakels van de keten. De verschillende instanties moeten de handen ineenslaan en de toepassing van het mededingingsrecht moet opnieuw worden bekeken. Het gros van de door de Commissie voorgestelde maatregelen is op nationaal niveau al in praktijk gebracht (5). Het zou dan ook nuttig zijn na te gaan hoe de verschillende landen deze problematiek hebben aangepakt en een studie te maken van de verschillende nationale initiatieven, die uiteindelijk vaak weinig zoden aan de dijk zetten. Dat is bv. het geval met de waarnemingscentra voor prijzen of de gedragscodes, die geen eind hebben gemaakt aan de misstanden omdat doeltreffende instrumenten voor handhaving en controle ontbreken.

3.8   De Commissie geeft in haar mededeling een algemeen overzicht van bepaalde aspecten van de voedselvoorzieningsketen die op nationaal of sectoraal niveau tot in detail bestudeerd zijn. De inspanningen van Frankrijk om de verhoudingen binnen de voedselvoorzieningsketen recht te trekken, hebben andere EU-lidstaten geïnspireerd. De Franse wet inzake de modernisering van de landbouw gaat verder dan de Commissiemededeling: Frankrijk legt een verplicht contractueel kader vast voor hoeveelheden en prijzen, eist de invoering van verplichte clausules, breidt de taken van de brancheorganisaties uit en stelt met het oog op potentiële geschillen een regeling in voor bemiddeling en sancties.

3.9   Wat het sectorale niveau aangaat heeft de Commissie erkend dat de melksector dringend actie behoeft. De groep op hoog niveau voor de zuivelsector, die werd opgericht in oktober 2009, gaat dan ook verder dan de inhoud van de Commissiemededeling en richt zich op de afbakening van een standaardkader voor contracten, de ontwikkelingsmogelijkheden van de branche- en producentenorganisaties en de realisatie van futuresmarkten voor de zuivelsector. Het Comité is zich ervan bewust dat het hier om een complexe en brede problematiek gaat. In het licht van de talloze initiatieven op EU-, nationaal en sectoraal niveau wil het dan ook onderstrepen dat een degelijk Europees basisraamwerk nodig is. Ook wil het de uitwisseling van ervaringen aanmoedigen en dringt het erop aan dat de bevoegde autoriteiten nauwer gaan samenwerken.

3.10   Het Comité heeft er al herhaaldelijk op gewezen dat de wetgeving moet worden aangepast aan de huidige situatie in de levensmiddelensector. Niet alleen zijn ingrijpende veranderingen nodig in de nationale en de EU-regelgeving, ook is het zaak om voor de onderlinge verhoudingen een nieuw kader te scheppen dat de samenwerking, de transparantie en een rechtvaardige verdeling van de winsten in de gehele waardeketen ten goede komt. Zelfregulering in de sector moet gestimuleerd worden, maar tegelijkertijd dienen er bindende instrumenten te worden ingevoerd. Het systeem kan pas doeltreffend worden toegepast als er resoluut wordt ingezet op transparantie. Dit vereist controlemechanismen waarmee wordt gewaarborgd dat vrijwillige overeenkomsten tussen de verschillende schakels in de keten ook daadwerkelijk worden nageleefd.

3.11   De Commissie schetst in haar mededeling en de bijbehorende werkdocumenten een correct beeld van de prijsschommelingen. Het zou echter nuttig zijn ook de laatste wijzigingen van het GLB, zoals terug te vinden in de „health check”, kritisch tegen het licht te houden en te kijken welke impact zij hebben op het evenwicht in de voedselvoorzieningsketen. De afschaffing van het instrumentarium voor de ordening van de landbouwmarkten (quota, interventie, opslag) heeft ongunstig uitgewerkt op de prijsschommelingen en het beheer van de markten; dit aspect mag in de analyse van de Commissie niet ontbreken.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1   Bevorderen van duurzame verhoudingen

4.1.1   De Commissie legt de vinger op de „asymmetrie” tussen de verschillende schakels van de keten. Deze ongelijkheid leidt tot oneerlijke handelspraktijken en concurrentievervalsing. Bij bederfelijke waren is er minder onderhandelingsruimte en worden de verhoudingen nog verder scheefgetrokken. De Commissie pleit voor een steviger basis voor contractuele betrekkingen en wil daartoe een aantal gemeenschappelijke Europese regels vastleggen; het Comité sluit zich daarbij aan. Hoewel contracten in principe vrijwillig worden gesloten moet toch worden nagegaan of het in bepaalde gevallen niet aangewezen is de partijen wettelijk te verplichten een contract met een aantal specifieke clausules voor te leggen.

4.1.2   De Commissie moet er in elk geval op toezien dat geen landbouwproducten worden verhandeld zonder documenten waarin de verkoop wordt geboekstaafd. Alleen op die manier kan een eind worden gemaakt aan schadelijke maar gangbare praktijken als „waardebepaling achteraf”, waarbij de prijs die de landbouwer ontvangt a posteriori wordt bepaald aan de hand van de verkoopprijs die de tussenhandelaar heeft verkregen. Naast een contractuele regeling is het Comité ook voorstander van de invoering van een gedragscode (6) en de oprichting van een toezichtcomité, dat zou worden belast met de controle op de naleving van die code. Een dergelijke gedragscode is bedoeld om de kwaliteit van de onderhandelingen tussen de verschillende bij de waardeketen betrokken partijen te garanderen, wat uiteindelijk de consument ten goede zou komen. De Europese wetgever met een eind maken aan de praktijk waarbij er, om klanten te lokken, met verlies wordt verkocht. Ook moet hij nagaan welke gevolgen het toenemende gebruik van huismerken heeft voor de mededinging, de keuze van de consument en het promoten van kwaliteitsproducten uit de EU.

4.1.3   De toepassing van de mededingingsregels verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat. De nationale mededingingsautoriteiten in de verschillende lidstaten hebben elk hun eigen opvattingen over het optreden van de brancheorganisaties. Initiatieven van de productiesector die bedoeld zijn om het aanbod in goede banen te leiden, vallen in veel landen niet in goede aarde. Die situatie is niet nieuw: alle inspanningen om de samenwerking met het Europees Mededingingsnetwerk te verbeteren ten spijt, zijn de maatregelen van de verschillende mededingingsautoriteiten nog steeds niet op elkaar afgestemd.

4.1.4   Het Comité pleit ervoor de relatie tussen consument en producent op een nieuwe leest te schoeien: daarbij zou voorrang worden gegeven aan de lokale markten (eventueel met invoering van verplichte minimumquota) en zou worden gewerkt met korte afzetkanalen of producten zonder „voedselkilometers”, zodat de tussenhandel kan worden uitgeschakeld. Initiatieven van producenten die met hun streven naar een grotere meerwaarde en behoud van de culturele en regionale kenmerken van levensmiddelen aansluiting zoeken bij de consument, verdienen steun van de Commissie.

4.1.5   De herziening van de richtlijn betreffende betalingsachterstand heeft op Europees niveau een interessant debat op gang gebracht over de vraag of de betalingstermijnen voor landbouwproducten moeten worden teruggebracht. Voor bederfelijke waren zou het nuttig zijn een termijn van 30 dagen in te stellen, te rekenen vanaf het moment waarop de handelswaar aan de klant wordt overgedragen, en niet vanaf de datum van afgifte van de factuur. Niet alleen moet scherper worden toegezien op betalingsachterstanden, er moet ook een duidelijke definitie van misleidende handelspraktijken en clausules worden opgenomen en worden aangegeven hoe daaraan op doeltreffende wijze een eind kan worden gemaakt.

4.2   Transparantie in de voedselvoorzieningsketen

4.2.1   Transparante prijzen staan bovenaan de prioriteitenlijst van het Comité (7). De oprichting van een nieuw Europees instrument voor bewaking van de voedselprijzen moet gepaard gaan met nieuwe bevoegdheden inzake controle en sancties. Het Comité is van oordeel dat het niet bij toezicht mag blijven, maar dat moet worden overgegaan tot actie, zodat de betrokken organen snel en doeltreffend kunnen reageren als de prijzen dreigen te ontsporen.

4.2.2   De Commissie wil het de consument gemakkelijker maken om prijzen te vergelijken. Het Comité wijst er evenwel op dat zulks niet automatisch neerkomt op meer transparantie. Transparantie en voorspelbaarheid zijn maar enkele van de vele factoren die een rol spelen in de prijsvorming.

4.2.3   De inspanningen van de Commissie om de verschillende nationale instrumenten voor prijsbewaking op elkaar af te stemmen zijn lovenswaardig, maar gedoemd te mislukken als de referentieniveaus voor de prijstransmissie niet gelijk worden getrokken. Wordt bij de verzameling van gegevens steeds uitgegaan van hetzelfde referentieniveau? Bestaan er gemeenschappelijke normen voor de oprichting en het functioneren van de waarnemingscentra voor prijzen? Beschikt de EU over organen die bevoegd zijn om in te grijpen bij sterk uiteenlopende prijzen, anomalieën of ongerechtvaardigde schommelingen? De gegevens die de lidstaten doorgeven aan de Commissie zijn vaak opgesteld aan de hand van uiteenlopende criteria. Zo slaan de door de Commissie gepubliceerde gegevens m.b.t. de producentenprijzen van citrusvruchten in werkelijkheid op de prijzen op het moment van uitslag, waarin de afzetkosten niet zijn meegerekend. Dergelijke verschillen kunnen een vertekend beeld van de werkelijkheid geven, wat het streven naar transparantie in de weg staat.

4.2.4   De maatregelen uit de Commissiemededeling zullen alleen vruchten afwerpen als ze voldoende bekendheid krijgen. Dat is van cruciaal belang in het licht van de noodzaak om de consument de juiste informatie te verschaffen. Een gevolg van de toenemende concentratie in de levensmiddelen- en de distributiesector is dat merken sneller imagoschade oplopen, met alle risico's van dien voor de bedrijven.

4.3   Verbetering van de concurrentiepositie en integratie van de voedselvoorzieningsketen

4.3.1   De inspanningen van de Commissie om een interne markt voor levensmiddelen op te richten zijn bijzonder waardevol. Het feit dat de prijzen van land tot land sterk uiteenlopen houdt echter direct verband met de verschillen in koopkracht. De nieuwe lidstaten (EU-12) blijven niet alleen achter bij de rest, de kloof wordt ook nog steeds groter. De Commissie moet daarom de nodige steun verlenen aan deze landen, zodat de verschillen kunnen worden teruggebracht en de interne markt beter gaat functioneren. Als we er niet in slagen het tij te keren dan zal het marktaandeel van de producten uit de EU-15 in de nieuwe lidstaten langzaam maar zeker afbrokkelen.

4.3.2   De voedselvoorzieningsketen wordt gekenmerkt door een vergaande versnippering van de productiesector en een sterke concentratie in de distributiesector, wat de verhoudingen ernstig verstoort. Veel van de problemen die een goede werking van de voedselvoorzieningsketen in de weg staan, zijn naar de mening van het Comité het gevolg van het feit dat de bedrijven aan het eind van de keten sneller blijven groeien en er sprake is van steeds grotere concentratie. De Commissie is zich daarvan bewust en wil de ontwikkeling van producentenorganisaties aanzwengelen (daarbij een voorbeeld nemend aan de GMO voor de sector groenten en fruit), om zo de versnippering van het aanbod tegen te gaan. Het Comité wil er echter op wijzen dat het geen zin heeft meer en grotere producentenorganisaties in het leven te roepen, wél om het beheer en de afzetmogelijkheden van die organisaties te verbeteren, zodat de landbouwers een echt hulpmiddel in handen krijgen. Het Comité verzoekt de Commissie nieuwe maatregelen te nemen om de crisis te bestrijden en meer stabiliteit te bewerkstelligen; het denkt dan bv. aan een regeling voor inkomensverzekering. Gezien de positieve ervaringen op dit vlak in Canada en de VS zouden in Europa vergelijkbare maatregelen kunnen worden toegepast; de WTO heeft hiervoor overigens al groen licht gegeven.

4.3.3   Een gemeenschappelijk actiekader zou de brancheorganisaties sterker en dynamischer moeten maken. Er is behoefte aan Europese wetgeving om de brancheorganisaties in de afzonderlijke lidstaten op basis van gelijke regels zodanig te harmoniseren en te ontwikkelen dat zij niet louter als instanties ter algemene bevordering van de sector fungeren. Om deze organisaties niet langer te hinderen in hun pogingen om de markten te stabiliseren, moeten regelgevende obstakels die hun rechtszekerheid ondermijnen worden weggewerkt. In dit verband dienen zij bij de vaststelling van intersectorale overeenkomsten meer rechten te krijgen, zodat zij niet langer met arbitraire besluiten van de nationale mededingingsautoriteiten te maken krijgen.

Brussel, 15 september 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  Conclusies van de groep op hoog niveau voor de zuivelsector, aangenomen op 15 juni 2010.

(2)  Conclusies van het voorzitterschap, met meerderheid van stemmen goedgekeurd tijdens de Raad van ministers van landbouw op 29 maart 2010.

(3)  De levensmiddelensector is goed voor 7 % van de werkgelegenheid en 5 % van de toegevoegde waarde van de EU.

(4)  De hervorming van het GLB in 2013, PB C 354 van 28.12.2010, blz. 35.

(5)  Spanje heeft hierbij het voortouw genomen met de oprichting van een waarnemingscentrum voor de prijzen van levensmiddelen. Frankrijk heeft de discussie over het verplicht stellen van contracten meer diepgang gegeven en het Verenigd Koninkrijk heeft een ombudsman ingesteld die toeziet op de naleving van de gedragscodes.

(6)  PB C 175 van 28.7.2009

(7)  PB C 128 van 18.5.2010, blz. 111


Top