EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0384

Situatie in de Republiek Moldavië Resolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009 over de situatie in de Republiek Moldavië

PB C 212E van 5.8.2010, p. 54–59 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 212/54


Donderdag, 7 mei 2009
Situatie in de Republiek Moldavië

P6_TA(2009)0384

Resolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009 over de situatie in de Republiek Moldavië

2010/C 212 E/10

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de Republiek Moldavië, in het bijzonder die van 24 februari 2005 over de parlementsverkiezingen in Moldavië (1), alsook die over het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) en de regionale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied,

gezien de slotverklaring en de aanbevelingen die het Parlementaire Samenwerkingscomité EU-Moldavië op 22 en 23 oktober 2008 heeft goedgekeurd,

gezien het in 2004 door de Commissie opgestelde strategiedocument, met inbegrip van het landenrapport over de Republiek Moldavië,

gezien de op 28 november 1994 ondertekende partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Republiek Moldavië en de Europese Unie, die op 1 juli 1998 in werking is getreden,

gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2008 over het Oostelijk partnerschap (COM(2008)0823),

gezien de steun die de Europese Unie aan de Republiek Moldavië heeft verleend in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), met inbegrip van de steun voor het project „Verkiezingsondersteuning voor de Republiek Moldavië”, dat financiële steun verleende om te kunnen zorgen voor vrije en eerlijke verkiezingen in de Republiek Moldavië,

gezien het ENB-actieplan voor de Republiek Moldavië, dat op 22 februari 2005 op de zevende samenwerkingsraad EU-Moldavië is goedgekeurd, en gezien de jaarlijkse voortgangsverslagen over de Republiek Moldavië,

gezien de in 2007 door de EU en de Republiek Moldavië ondertekende overeenkomst inzake de versoepeling van de visumregeling,

gezien de verklaring over de voorlopige bevindingen en conclusies van de internationale waarnemingsmissie bij de parlementsverkiezingen (IEOM) in de Republiek Moldavië van 5 april 2009, alsook het rapport na de verkiezingen van het OVSE-Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten (OVSE/ODIHR) over de periode 6-17 april 2009,

gezien de gezamenlijke verklaring van 9 april 2009 van de Franse, de Tsjechische en de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in de Republiek Moldavië,

gezien de verklaringen van 7 en 8 april 2009 van het Voorzitterschap van de EU over de situatie in de Republiek Moldavië,

gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 27 en 28 april 2009 en gezien de gedachtewisselingen over deze kwestie met het Voorzitterschap van de EU, die op 28 april 2009 werden gehouden binnen de Commissie buitenlandse zaken van het Parlement,

gezien de verklaringen van 7 en 11 april 2009 van Javier Solana, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor het GBVB, over de situatie in de Republiek Moldavië,

gezien de verklaringen van 6, 7 en 11 april 2009 van Benita Ferrero-Waldner, Commissaris voor buitenlandse betrekkingen, over de situatie in de Republiek Moldavië,

gezien de verklaring van 12 april 2009 van het landenteam van de VN over de situatie in de Republiek Moldavië,

gezien resolutie 1280 van de Raad van Europa van 24 april 2002,

gezien het Memorandum over Moldavië van 17 april 2009 van Amnesty International over de situatie in de Republiek Moldavië gedurende en na de gebeurtenissen van 7 april 2009,

gezien het verslag van het bezoek van de ad-hocdelegatie van het Parlement aan de Republiek Moldavië, dat plaatsvond van 26 tot 29 april 2009,

gelet op artikel 103, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat in het ENB en het binnenkort van start gaande Oostelijk partnerschap de Europese aspiraties van de Republiek Moldavië, en het belang van de Republiek Moldavië als een land met verregaande historische, culturele en economische banden met de lidstaten van de Europese Unie, worden erkend,

B.

overwegende dat het actieplan EU-Moldavië tot doel heeft politieke en institutionele hervormingen in de Republiek Moldavië aan te moedigen, onder meer op het gebied van de democratie en de mensenrechten, de rechtsstaat, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de vrijheid van de media, alsook goede nabuurschaprelaties,

C.

overwegende dat het een doelstelling voor juni 2009 is om de onderhandelingen over de nieuwe Overeenkomst tussen de Republiek Moldavië en de EU te starten op de samenwerkingsraad EU-Moldavië,

D.

overwegende dat de Republiek Moldavië lid is van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en zich daarmee heeft verplicht tot de echte bevordering van de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten, onder meer op het vlak van het voorkomen en bestrijden van foltering, mishandeling en andere onmenselijke en vernederende behandelingen,

E.

overwegende dat er op 5 april 2009 parlementsverkiezingen hebben plaatsgevonden in de Republiek Moldavië, en overwegende dat deze verkiezingen werden gevolgd door een IEOM, samengesteld uit vertegenwoordigers van de OVSE/ODIHR en van het Europees Parlement, de Parlementaire Vergadering van de OVSE en de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa,

F.

overwegende dat er tijdens de periode voorafgaand aan de verkiezingen ernstige bezorgdheid werd geuit over regeringstoezicht op de publieke media, het intimideren en lastigvallen van oppositieleiders en de particuliere media en het misbruiken van bestuurlijke middelen ten behoeve van de regeringspartij,

G.

overwegende dat 500 000 tot 1 miljoen Moldaviërs in het buitenland wonen en overwegende dat verschillende verzoeken, die werden ondertekend door een groot aantal ngo's en organisaties van de Moldavische diaspora, voorafgaand aan de verkiezingen van 5 april 2009 naar de Moldavische autoriteiten werden gestuurd, en werden genegeerd; dat zo onder meer in februari 2009 een verzoek betreffende de ontneming van het stemrecht van Moldaviërs die in het buitenland wonen, werd gericht aan de president van de Republiek Moldavië, de voorzitter van het parlement en de eerste minister van de Republiek Moldavië; overwegende dat het aantal Moldavische kiezers (22 000) buiten de Republiek Moldavië zeer beperkt is,

H.

overwegende dat de feitelijke autoriteiten van het afgescheiden gebied Transnistrië een groot aantal Moldavische burgers hebben verhinderd aan de verkiezingen deel te nemen,

I.

overwegende dat de IEOM in een voorlopige verklaring heeft geconcludeerd dat deze verkiezingen voldeden aan vele internationale normen en verbintenissen, maar dat er verdere verbeteringen nodig zijn om een verkiezingsproces dat vrij is van ongepaste bestuurlijke inmenging te verzekeren en het vertrouwen bij het publiek te vergroten,

J.

overwegende dat de oppositiepartijen en de groepering bekend als „Coalition 2009” hebben geklaagd over grootschalige onregelmatigheden tijdens de verkiezingen van 5 april 2009 met betrekking tot het opstellen van de kieslijsten en aanvullende lijsten en de telling en het tabelleren van de stemmen,

K.

overwegende dat na een hertelling de einduitslag van de verkiezingen op 21 april 2009 is gepubliceerd door de centrale kiescommissie en op 22 april 2009 geldig is verklaard door het grondwettelijke hof,

L.

overwegende dat de gebeurtenissen na de verkiezingen werden gekenmerkt door geweld en een grootscheepse gewelddadige intimidatiecampagne van de Moldavische regering, waardoor twijfel is ontstaan over de verbintenis van de Moldavische autoriteiten om de democratische waarden en de mensenrechten te eerbiedigen en over het bestaan van vertrouwen bij het publiek in deze autoriteiten,

M.

overwegende dat de vredevolle protesten werden aangewakkerd door twijfel aangaande de eerlijkheid van de verkiezingen en wantrouwen jegens de openbare instellingen, met inbegrip van de instellingen die het verkiezingsproces hebben geleid, en overwegende dat de autoriteiten betreurenswaardige gewelddadigheden en daden van vandalisme hebben aangegrepen om het maatschappelijk middenveld te intimideren, door er op een gewelddadige en buitensporige manier op te reageren en door de reeds kwetsbare grondrechten en fundamentele vrijheden van de Moldavische burgers verder te beperken,

N.

overwegende dat algemeen wordt aanvaard dat ten minste 310 personen werden aangehouden en opgesloten, en dat een aantal van de gearresteerden nog steeds wordt vastgehouden; overwegende dat de gevangenen systematisch werden mishandeld op de politiebureaus toen ze waren aangehouden, in dergelijke mate dat er sprake kan zijn van foltering,

O.

overwegende dat de mishandelingen en ongerechtvaardigde arrestaties van burgers door niet-geïdentificeerde politie-eenheden niet tot doel leken te hebben de rust te doen weerkeren, maar eerder leidden tot doelbewuste repressie,

P.

overwegende dat ernstige schendingen van de mensenrechten door de Moldavische autoriteiten, het ongerechtvaardigd lastigvallen van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en demonstranten, alsook het niet eerbiedigen van de rechtsstaat en de relevante Europese conventies die door de Republiek Moldavië werden ondertekend, blijven aanhouden in dit land,

Q.

overwegende dat de Moldavische regering Roemenië heeft beschuldigd van betrokkenheid bij de demonstraties na de verkiezingen en de Roemeense ambassadeur het land heeft uitgewezen; overwegende dat de Moldavische regering tevens opnieuw de visumverplichting voor de burgers van deze EU-lidstaat heeft ingesteld,

R.

overwegende dat moet worden benadrukt dat er geen ernstige aanwijzingen of bewijzen aan het licht zijn gekomen op grond waarvan een EU-lidstaat ervan zou kunnen worden beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor de gewelddadige gebeurtenissen van de afgelopen weken,

S.

overwegende dat een werkelijk en evenwichtig partnerschap alleen kan ontstaan op basis van gemeenschappelijke waarden, met name ten aanzien van democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden,

T.

overwegende dat de Europese Unie via haar programma voor een Oostelijk partnerschap een grotere stabiliteit, beter bestuur en economische ontwikkeling in de Republiek Moldavië en in andere landen aan haar oostgrens tracht te bevorderen,

1.

wijst op het belang van nauwere betrekkingen tussen de EU en de Republiek Moldavië en bevestigt dat er samengewerkt moet worden om bij te dragen aan een vergroting van de stabiliteit, veiligheid en welvaart op het Europese continent en te voorkomen dat er nieuwe scheidslijnen ontstaan;

2.

bevestigt zijn toezegging een betekenisvolle en doelgerichte dialoog te willen onderhouden met de Republiek Moldavië, maar acht het zeer belangrijk dat er strenge bepalingen worden ingevoerd met betrekking tot de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten; benadrukt dat de verdere consolidatie van de betrekkingen, onder meer door de sluiting van een nieuwe en versterkte overeenkomst, afhankelijk moet worden gesteld van de echte en duidelijke verbintenis van de Moldavische autoriteiten zich in te zetten voor de democratie en de mensenrechten;

3.

benadrukt dat het voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Republiek Moldavië en de Europese Unie van het grootste belang is dat vóór, gedurende en na de verkiezingen wordt voldaan aan de internationale democratische normen;

4.

veroordeelt met klem het op grote schaal lastigvallen van burgers, de ernstige schendingen van de mensenrechten en alle andere illegale acties die de Moldavische regering heeft ondernomen in de nasleep van de parlementsverkiezingen;

5.

dringt er bij de Moldavische autoriteiten op aan onmiddellijk een einde te maken aan alle illegale aanhoudingen en dringt erop aan dat alle maatregelen van de regering worden genomen in overeenstemming met de internationale toezeggingen en verplichtingen van het land op het vlak van democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten;

6.

is met name bezorgd over de onwettige en willekeurige arrestaties en grootschalige schendingen van de mensenrechten van aangehouden personen, in het bijzonder van het recht om te leven, het recht niet te worden onderworpen aan fysieke mishandeling, onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op een eerlijk proces en het recht op de vrijheid van vereniging, meningsuiting en vergadering; is eveneens bezorgd over het feit dat deze misbruiken nog steeds aanhouden;

7.

benadrukt dat er een nationaal overleg moet worden opgestart met deelname van de regering en de oppositiepartijen, in een serieuze poging om de democratische procedures en de werking van de democratische instellingen in de Republiek Moldavië fundamenteel te verbeteren, en dat in het kader van dit overleg de tekortkomingen die zijn geconstateerd in de bevindingen van de IEOM onmiddellijk moeten worden aangepakt;

8.

benadrukt echter dat de interne spanningen in de Republiek Moldavië zeer hoog oplopen en is er daarom ten stelligste van overtuigd dat er dringend nood is aan de oprichting van een onafhankelijke onderzoekscommissie, met deelname van de EU, het Comité van de Raad van Europa voor de voorkoming van foltering, en onafhankelijke deskundigen, met als doel te zorgen voor een onpartijdig en transparant verloop van het onderzoek;

9.

dringt erop aan dat al degenen van wie de verantwoordelijkheid voor het brute geweld tegen de arrestanten komt vast te staan, voor het gerecht worden gebracht; dringt er voorts op aan dat de bevindingen van de onderzoekscommissie ook zullen leiden tot een waarachtige hervorming van het juridisch systeem en de politiemacht in de Republiek Moldavië;

10.

roept op een speciaal onderzoek in te stellen naar de gevallen van degenen die zijn overleden in de nasleep van de verkiezingen, alsook naar alle vermoedelijke gevallen van verkrachting en mishandeling tijdens de opsluiting, en van door politieke motieven ingegeven aanhoudingen, zoals die van Anatol Mătăsaru en Gabriel Stati;

11.

veroordeelt de intimidatiecampagne die door de Moldavische autoriteiten werd opgestart tegen journalisten, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de oppositiepartijen, en met name de arrestaties en uitwijzingen van journalisten, het afsluiten van de toegang tot websites en televisiezenders, het uitzenden van propaganda op openbare zenders en het niet toelaten van vertegenwoordigers van de oppositie tot de openbare media; is van oordeel dat deze acties erop gericht zijn de Republiek Moldavië af te sluiten van binnenlandse en internationale media en openbare controle; betreurt en veroordeelt de voortzetting van deze censuur door middel van de brieven die de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie hebben verstuurd naar ngo's, politieke partijen en de massamedia;

12.

betreurt ten zeerste het besluit van de Moldavische autoriteiten om de Roemeense ambassadeur het land uit te zetten en een visumverplichting in te voeren voor de burgers van deze lidstaat van de Europese Unie; dringt erop aan dat discriminatie van EU-burgers op grond van hun nationaliteit onaanvaardbaar is, en roept de Moldavische autoriteiten op de visumvrije regeling voor de Roemeense burgers te herstellen;

13.

dringt er bij de Raad en de Commissie op aan tegelijkertijd een herziening van het visumbeleid van de EU ten aanzien van de Republiek Moldavië aan te pakken om de voorwaarden voor het verlenen van een visum aan Moldavische burgers te versoepelen, en met name de financiële voorwaarden, en om beter gereguleerde reisvoorzieningen mogelijk te maken; hoopt echter dat de Moldavische burgers een betere visum- en reisregeling niet zullen aangrijpen om hun land massaal te verlaten, maar zich gestimuleerd zullen voelen om actief bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van hun eigen land;

14.

neemt er kennis van dat beweringen dat een EU-lidstaat betrokken zou zijn geweest bij de gebeurtenissen, niet gefundeerd lijken te zijn en ook niet werden besproken of herhaald tijdens de vergaderingen van de ad-hocdelegatie in de Republiek Moldavië;

15.

vraagt onmiddellijk en substantieel bewijs van de aantijgingen van de Moldavische regering met betrekking tot de vermeend criminele acties van de demonstranten en de betrokkenheid van buitenlandse regeringen;

16.

neemt kennis van de verklaringen van de Moldavische autoriteiten met betrekking tot het openen van een strafdossier betreffende de „poging tot usurpatie van de macht van de staat op 7 april 2009” en vraagt dat het onderzoek op een transparante manier wordt gevoerd en meer licht zal werpen op alle beschuldigingen van de Moldavische autoriteiten aan het adres van één of meerdere derde landen met betrekking tot hun mogelijke betrokkenheid bij deze gebeurtenissen;

17.

is, hoewel het alle geweld en vandalisme veroordeelt, van mening dat het onaanvaardbaar is alle protesten voor te stellen als criminele feiten en als deel uitmakend van een vermeende „ongrondwettelijke samenzwering”; is ervan overtuigd dat de vredevolle demonstraties in aanzienlijke mate werden aangewakkerd door twijfel over de eerlijkheid van de verkiezingen, wantrouwen van de openbare instellingen en ontevredenheid met de sociale en economische toestand in de Republiek Moldavië;

18.

is ervan overtuigd dat een constructieve dialoog met de oppositiepartijen, het maatschappelijk middenveld en vertegenwoordigers van internationale organisaties de enige oplossing is voor de huidige situatie in de Republiek Moldavië;

19.

benadrukt dat de oppositie en de regering het bij nieuwe verkiezingen eens moeten worden over concrete verbeteringen die in het verkiezingsproces moeten worden aangebracht;

20.

herhaalt het belang van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de media en roept op tot meer maatregelen om te zorgen voor onafhankelijke berichtgeving door alle media, met inbegrip van Radio Televisie Moldavië; roept verder op alle intimidatie aan het adres van de zender ProTV Channel en alle dreigementen die te maken hebben met de verlenging van zijn vergunning te staken, alsook te zorgen voor aanzienlijke verbeteringen van de Moldavische kieswet; meent dat dit cruciale elementen zijn van elk toekomstig verkiezingsproces en de consolidatie van de democratie in de Republiek Moldavië;

21.

betreurt het feit dat de Moldavische regering zich geen moeite heeft gegeven om voor de Moldavische burgers in het buitenland de gang naar de stembus te vergemakkelijken, conform de aanbevelingen van de Venetië-commissie van de Raad van Europa; vraagt de Moldavische autoriteiten dringend de nodige maatregelen te nemen zodat dit te zijner tijd alsnog gebeurt;

22.

beklemtoont de grote discrepanties tussen het tussentijds verslag van het OVSE/ODIHR over het verloop van de verkiezingen en de beweringen van een aanzienlijk aantal Moldavische ngo's dat er op grote schaal onregelmatigheden zijn voorgekomen; wijst erop dat rekening moet worden gehouden met dergelijke discrepanties bij een toekomstige evaluatie van de verkiezingswaarneming door het OVSE/ODIHR en een herziening van de bijdrage van de EU aan IEOM's bij verkiezingen;

23.

is ervan overtuigd dat de EU, wil ze haar geloofwaardigheid bij de burgers van de Republiek Moldavië niet verliezen, op een proactieve, diepgaande en omvattende manier betrokken moet zijn bij het beheer van de huidige situatie; dringt er bij de Raad op aan na te denken over de mogelijkheid een rechtsstaatmissie naar de Republiek Moldavië te zenden, om de rechtshandhavingsautoriteiten bij te staan in hun hervormingsproces, en met name op het vlak van politie en justitie;

24.

benadrukt dat de Raad, de Commissie en de lidstaten het ENB en in het bijzonder het nieuwe programma voor het Oostelijke partnerschap ten volle moeten benutten om een grotere stabiliteit, beter bestuur en evenwichtige economische ontwikkeling in de Republiek Moldavië en in de andere landen aan de oostgrens van de Unie te bevorderen;

25.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de EU-middelen die voor de Republiek Moldavië beschikbaar zijn op het gebied van mensenrechten en fundamentele vrijheden meer effect sorteren, met name door volledig gebruik te maken van het Europese instrument voor democratie en mensenrechten en de bepalingen van het ENPI; verzoekt de Commissie bij het Europees Parlement een gedetailleerd verslag in te dienen over het gebruik van alle EU-middelen in de Republiek Moldavië, met specifieke nadruk op de middelen die worden toegewezen voor goed bestuur en democratische ontwikkeling;

26.

dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de missie van de speciale vertegenwoordiger van de EU bij de Republiek Moldavië te versterken, zowel wat inhoud als middelen betreft;

27.

herhaalt zijn steun voor de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië en meent dat de EU een belangrijker rol moet spelen bij het vinden van een oplossing voor de kwestie Transnistrië;

28.

dringt er eens te meer op aan dat de Europese Unie alles moet doen wat in haar macht ligt om de bevolking van de Republiek Moldavië een werkelijk Europese toekomst te bieden; dringt er bij alle politieke groeperingen in de Republiek Moldavië en de partners van het land op aan geen misbruik te maken van de huidige instabiele situatie om Moldavië van het pad naar de Europese toekomst af te brengen;

29.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementaire vergaderingen van de Raad van Europa en de OVSE en de regering en het parlement van de Republiek Moldavië.


(1)  PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 398.


Top