Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0351

Actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten Resolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2009 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (2008/2335(INI))

PB C 212E van 5.8.2010, p. 23–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 212/23


Woensdag, 6 mei 2009
Actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten

P6_TA(2009)0371

Resolutie van het Europees Parlement van 6 mei 2009 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (2008/2335(INI))

2010/C 212 E/06

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2008 over een aanbeveling van de Commissie inzake de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (COM(2008)0639),

gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in het bijzonder de artikelen 99, 137 en 141 daarvan,

gezien Aanbeveling 2008/867/EG van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (1),

gezien Aanbeveling 92/441/EEG van de Raad van 24 juni 1992 inzake gemeenschappelijke criteria met betrekking tot toereikende inkomsten en prestaties in de stelsels van sociale bescherming (2),

gezien de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 11 en 12 december 2008,

gezien de mededeling van de Commissie van 13 februari 2009 getiteld „Voorstel voor het gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale inclusie 2009” (COM(2009)0058) en het werkdocument van de Commissie van 24 februari 2009 getiteld „Gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale inclusie 2008; Landenprofielen” (SEC(2009)0255),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 30 november 2006 over de situatie van personen met een handicap in de uitgebreide Europese Unie: het Europees Actieplan 2006-2007 (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 september 2006 over de verbetering van de geestelijke gezondheid van de bevolking – Naar een strategie inzake geestelijke gezondheid voor de Europese Unie (4),

gezien de vooruitgang die in de EU is geboekt op het gebied van gelijke kansen en non-discriminatie met betrekking tot de omzetting van de Richtlijnen 2000/43/EG en 2000/78/EG,

gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de status van vluchtelingen,

gelet op het Verdrag van de Raad van Europa inzake acties tegen mensenhandel,

gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de rechten van personen met een handicap,

gelet op Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (5),

gezien de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002,

gezien de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2007 getiteld „De sociale bescherming moderniseren voor meer sociale rechtvaardigheid en economische samenhang: werk maken van de actieve integratie van de mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan” (COM(2007)0620) en onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 oktober 2008 over de bevordering van sociale integratie en bestrijding van armoede, met inbegrip van armoede onder kinderen, in de EU (6),

gezien de aanbevelingen van de Europese sociale partners in het verslag van 18 oktober 2007 getiteld „Key Challenges Facing European Labour Markets: A Joint Analysis of European Social Partners”,

gezien de mededeling van de Commissie van 26 februari 2007 getiteld „Balans van de sociale realiteit – Interimverslag aan de Europese Voorjaarsraad 2007” (COM(2007)0063) en onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 hierover (7),

gezien de mededeling van de Commissie van 2 juli 2008 getiteld „Vernieuwde sociale agenda: kansen, toegang en solidariteit in het Europa van de 21e eeuw” (COM(2008)0412) en onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 mei 2009 hierover (8),

gezien de mededeling van de Commissie van 12 oktober 2006 getiteld „Houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn in de EU” (COM(2006)0574) en onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 november 2008 over de toekomst van socialezekerheidsstelsels en pensioenen: financiering en ontwikkeling in de richting van individualisering (9),

onder verwijzing naar zijn verklaring van 22 april 2008 over het uit de wereld helpen van dakloosheid (10),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 mei 2007 over bevordering van waardig werk voor iedereen (11),

gelet op Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (12),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 februari 2009 over de sociale economie (13),

gezien Aanbeveling 2006/962/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (14),

gezien Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (15),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 januari 2008 over volwasseneneducatie: een mens is nooit te oud om te leren (16),

gezien het Protocol betreffende de diensten van algemeen belang dat is gehecht aan het Verdrag van Lissabon (17),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6-0263/2009),

A.

overwegende dat actieve inclusie niet in de plaats mag komen van sociale inclusie, aangezien kwetsbare groepen die niet op de arbeidsmarkt kunnen participeren recht hebben op een waardig leven en een volwaardige participatie in de samenleving, en dat daarom iedereen over een minimuminkomen moet kunnen beschikken en toegang moet hebben tot betaalbare, hoogwaardige sociale voorzieningen, ongeacht of hij in staat is op de arbeidsmarkt te participeren,

B.

overwegende dat actieve inclusie niet alleen verband houdt met de capaciteiten van mensen, maar ook met de wijze waarop de maatschappij is georganiseerd; overwegende dat daarom ook de structurele oorzaken van uitsluiting, waaronder discriminatie en ontoereikende dienstverlening, moeten worden aangepakt,

C.

overwegende dat uitsluiting van de arbeidsmarkt niet zozeer het gevolg is van een gebrek aan inspanningen van het individu, als wel van het ontbreken van voldoende mogelijkheden om waardig werk te vinden,

D.

overwegende dat het recht op een minimuminkomen en toegang tot sociale voorzieningen van hoge kwaliteit niet afhankelijk moeten worden gesteld van integratie in de arbeidsmarkt; overwegende dat het hebben van een minimuminkomen en toegang tot sociale voorzieningen van hoge kwaliteit een eerste vereiste zijn voor integratie in de arbeidsmarkt,

E.

overwegende dat degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan vaak mensen zijn die meerdere en complexe behoeften, problemen en nadelen hebben, zoals langdurig moeten rondkomen met een laag of ontoereikend inkomen, langdurige werkloosheid, een laag opleidingsniveau en analfabetisme, opgroeien in een kwetsbaar gezin, handicaps, een zwakke gezondheid, onzekere of helemaal geen huisvesting, een woonomgeving die wordt gekenmerkt door vele vormen van achterstand,en racisme en discriminatie, en dat strategieën voor inclusie daarom een afspiegeling moeten vormen van de verscheidenheid van de mensen die zijn uitgesloten,

F.

overwegende dat sociale uitsluiting en uitsluiting van de arbeidsmarkt ernstige gevolgen hebben voor de geestelijke gezondheid van de betrokken personen en gelet op het feit dat langdurig werklozen een groter risico lopen op depressies of andere psychische aandoeningen,

G.

overwegende dat personen die ver van de arbeidsmarkt af staan een grote behoefte hebben aan beroepsopleiding omdat zij ofwel niet voldoende schoolopleiding hebben genoten, ofwel deze opleiding niet meer kunnen benutten vanwege hun lange afwezigheid van de arbeidsmarkt,

H.

overwegende dat de meest kwetsbare groepen vaak worden benadeeld door de voorwaarden van het activeringsbeleid en dat deze effecten in het oog moeten worden gehouden en voorkomen moet worden dat kwetsbare groepen daardoor negatieve gevolgen ondervinden,

I.

overwegende dat maatregelen gericht op actieve inclusie gepaard moeten gaan met de ontwikkeling van EU- en nationale doelstellingen op het gebied van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting,

J.

overwegende dat de meeste gezinshoofden, de meeste alleenstaande ouders en de meeste verzorgers vrouw zijn; overwegende dat voor een beleid gericht op actieve inclusie daarom een veelomvattend pakket maatregelen nodig is dat juist die vrouwen die het verst van de arbeidsmarkt af staan daadwerkelijk in staat stelt om van dat beleid te profiteren; overwegende dat de arbeidsmarktsituatie van vrouwen rechtstreeks verband houdt met leeftijdsgerelateerde armoede, waarvan met name vrouwen het slachtoffer zijn,

K.

overwegende dat in tijden van economische neergang en groeiende werkloosheid het risico bestaat dat werknemers in groten getale worden ontslagen, zodat het aantal mensen dat reeds armoede lijdt en van de arbeidsmarkt is uitgesloten, nog toeneemt, vooral de meest kwetsbare groepen, zoals vrouwen, ouderen en gehandicapten; dat het daarom van essentieel belang is dat een beleid gericht op sociale inclusie en een daaraan gerelateerd arbeidsmarktbeleid via een geïntegreerde en coherente aanpak worden uitgevoerd in het kader van het Europees economisch herstelplan; overwegende dat een deel van de openbare middelen gebruikt zou moeten worden voor het handhaven en verbeteren van de investeringen in de sociale sector, de gezondheidszorg, het onderwijs en andere essentiële sociale diensten en diensten van algemeen belang,

L.

overwegende dat de opvatting dat de beste manier om uit een situatie van uitsluiting te geraken het hebben van werk is, alleen juist is wanneer het gaat om duurzaam, kwalitatief hoogwaardig werk dat adequaat wordt beloond; overwegende dat het beginsel van gelijke beloning voor gelijk werk nog steeds slecht wordt nageleefd,

M.

overwegende dat mantelzorgers essentiële diensten op het vlak van zorg, onderwijs en ondersteuning bieden buiten de arbeidsmarkt om, zonder inkomen of sociale rechten, en dat zij geen aanspraak kunnen maken op herintreding op de arbeidsmarkt of erkenning van de vaardigheden die zij tijdens het verlenen van mantelzorg hebben verworven of ontwikkeld,

1.

verwelkomt het feit dat de Commissie haar Aanbeveling 2008/867/EG baseerde op Aanbeveling 92/441/EEG, waarin het fundamentele recht van personen op voldoende inkomsten en bijstand om een menswaardig bestaan te kunnen leiden, wordt erkend en gemeenschappelijke beginselen worden omschreven voor het verwezenlijken van dat recht; onderschrijft de gemeenschappelijke beginselen en praktische richtsnoeren als gepresenteerd in Aanbeveling 2008/867/EG over de strategie voor actieve inclusie die gebaseerd is op drie pijlers, namelijk passende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten, en wijst er inzonderheid op dat elke strategie voor actieve inclusie op de volgende beginselen moet zijn gestoeld: eerbiediging van de rechten van het individu, en de menselijke waardigheid, non-discriminatie, gelijke kansen en gendergelijkheid, alsook op het bevorderen van arbeidsmarktintegratie in combinatie met volledige participatie in de samenleving; en het verwezenlijken van de beginselen kwaliteit, toereikendheid en toegankelijkheid voor alle drie pijlers;

2.

is het met de Raad eens dat de uitvoering van Aanbeveling 92/441/EEG met betrekking tot minimuminkomsten en sociale overdrachten moet worden verbeterd, dat de sociale bijstand in een minimuminkomen dient te voorzien dat volstaat om een waardig leven te kunnen leiden, ten minste op een niveau dat boven de „armoedegrens” ligt en voldoende is om mensen uit de armoede te halen, en dat het gebruik van uitkeringen moet worden verbeterd;

3.

is ingenomen met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2008 in zaak C-303/06 betreffende verzorgers die op grond van hun band met een gehandicapte worden gediscrimineerd; verzoekt de Commissie en de lidstaten passende maatregelen te nemen om verzorgers tegen dergelijke discriminatie bij de toegang tot de arbeidsmarkt te beschermen en moedigt de lidstaten aan de nodige stappen te ondernemen om de naleving van het arrest van het Hof te waarborgen;

4.

verzoekt de lidstaten voor passende inkomenssteun te zorgen, teneinde armoede en sociale uitsluiting te bestrijden; wijst op de noodzaak van passende inkomenssteun op basis van de Aanbevelingen 92/441/EEG en 2008/867/EG, die adequaat, transparant, voor iedereen toegankelijk en betaalbaar op lange termijn moet zijn;

5.

acht het van essentieel belang dat de Commissie en de lidstaten zorg dragen voor de uitvoering van Richtlijn 2000/78/EG, die een algemeen kader voor gelijke behandeling op de arbeidsmarkt creëert, teneinde discriminatie in arbeid en beroep op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid doeltreffend te bestrijden;

6.

herhaalt zijn verzoek aan de Raad om in te stemmen met een EU-doelstelling voor minimuminkomensregelingen en ondersteunende uitkeringsregelingen waarbij inkomenssteun wordt verschaft die minstens 60 % van het nationale gemiddelde inkomen bedraagt, alsook met een tijdschema voor de verwezenlijking van deze doelstelling in alle lidstaten;

7.

erkent dat de interactie tussen sociale bijstand en activiteit op de arbeidsmarkt complex is; met name wanneer het gaat om kortetermijn-, seizoens-, onzeker of deeltijdwerk en wanneer de uitkeringsvoorwaarden en socialezekerheidsstelsels of marginale belastingtarieven een ontmoedigend effect kunnen hebben op het aanvaarden van betaald werk en het stelsel van de sociale bijstand niet flexibel genoeg is; verzoekt daarom met klem om het ontwikkelen van systemen die personen die zich in een overgangsfase bevinden op doeltreffende wijze de helpende hand bieden, in plaats van ze te „straffen” of te ontmoedigen of de bijstand te snel stop te zetten wanneer ze weer aan het arbeidsproces gaan deelnemen;

8.

benadrukt het belang van het bieden van sociale bijstandsuitkeringen voor arbeidsgeschikte personen met een handicap; wijst er evenwel op dat deze taak in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel binnen de bevoegdheden van de lidstaten valt;

9.

wijst erop dat de ontvangers van passende inkomenssteun en hun gezinsleden in staat zullen worden gesteld om het risico van armoede te voorkomen en actieve burgers te worden die een bijdrage leveren aan het sociale en economische leven en de solidariteit tussen de generaties;

10.

doet de lidstaten de aanbeveling om de invoering van een minimumloonbeleid actief te overwegen als middel tegen het groeiende aantal „werkende armen” en om degenen die ver van de arbeidsmarkt af staan, daadwerkelijk uitzicht op werk te bieden;

11.

is van oordeel dat het voor actieve inclusie noodzakelijk is om de verschillen tussen regio's en streken, binnen de Gemeenschap te verminderen, middels versnelling van het proces van herstel van de door de economische crisis getroffen gebieden en van ontwikkeling van plattelandsgebieden;

12.

verzoekt de lidstaten maatregelen te nemen ter bestrijding van de zwarte markt of „ondergrondse” arbeidsmarkt, aangezien dit verschijnsel de betrokkenen uitsluit van bepaalde sociale diensten en voorzieningen;

13.

verzoekt om een beleid gericht op actieve inclusie dat:

in overeenstemming is met de levenscyclusbenadering die in het beleid op het gebied van onderwijs, levenslang leren, sociale zaken en werkgelegenheid wordt gehanteerd;

op maat is gesneden en gericht op een specifiek doel en concrete behoeften;

is gebaseerd op een geïntegreerde en participatieve benadering; en

de voorwaarden die essentieel zijn voor participatie eerbiedigt en geen voorwaarden stelt die het gevaar inhouden dat mensen geen minimuminkomen hebben om van te leven;

14.

verzoekt de Commissie om op het terrein van actieve en sociale inclusie een methode van kostprijsberekening te hanteren waarbij alle kosten in aanmerking worden genomen, omdat de ervaring leert dat door vroege investeringen en preventieve actie de totale kosten voor de maatschappij op de lange termijn lager kunnen uitvallen; verwelkomt in dit verband het voorstel in Aanbeveling 2008/867/EG om meer in sociale inclusie te investeren;

15.

is van oordeel dat de lidstaten achtergestelde groepen (zoals mensen met een handicap of chronisch zieken, alleenstaande ouders of huishoudens met een groot aantal kinderen) gerichte aanvullende uitkeringen moeten bieden waarmee extra kosten kunnen worden gedekt voor onder meer persoonlijke hulp, het gebruik van specifieke faciliteiten en medische en maatschappelijke zorg, door onder andere betaalbare geneesmiddelenprijzen vast te stellen voor minder bedeelde sociale groepen; hamert op de noodzaak van een behoorlijk niveau van invaliditeits- en pensioenuitkeringen;

16.

is het ermee eens, vooral gezien de vaak complexe behoeften van mensen, dat het noodzakelijk is op maat gesneden maatregelen gericht op actieve inclusie te ontwikkelen en uit te voeren waarbij tegelijkertijd wordt gekeken naar het minimuminkomen van mensen, hun integratie in de arbeidsmarkt en de toegang tot sociale voorzieningen, dat het zwaartepunt moet liggen bij vroegtijdige herkenning en preventieve actie en dat de meest kwetsbare personen prioriteit moeten hebben;

17.

is van oordeel dat bij het ontwikkelen en uitvoeren van dergelijke maatregelen rekening moet worden gehouden met de mening van degenen waarop de maatregelen zijn gericht; verzoekt de lidstaten de versterking van de rol van sociale non-gouvernementele organisaties te ondersteunen teneinde hun betrokkenheid bij de formulering en uitvoering van het beleid te bevorderen;

18.

verzoekt de lidstaten een meer constructieve beleidsaanpak inzake drugs te ontwikkelen, waarbij de nadruk wordt gelegd op preventie, voorlichting en de behandeling van verslaving in plaats van strafrechtelijke sancties;

19.

wenst dat personen met psychische gezondheidsproblemen en personen met leermoeilijkheden niet langer worden gestigmatiseerd en roept op tot bevordering van geestelijke gezondheid en welzijn, preventie van psychische aandoeningen en beschikbaarstelling van meer middelen voor behandeling en zorg;

20.

is van mening dat, aangezien aan uitsluiting gerelateerde problemen zich in veel gevallen al in de vroegste levensjaren voordoen, het absoluut noodzakelijk is dat preventieve actie wordt ondernomen om ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren die het grootste risico lopen al in een vroeg stadium, ruim voordat ze zonder diploma de school of de opleiding verlaten, als zodanig worden herkend; merkt op dat jongeren die van school worden uitgesloten een grotere kans maken om bij asociale of criminele handelingen betrokken te raken, waardoor het voor hen nog moeilijker wordt om later de arbeidsmarkt te betreden; is van mening dat een brede dialoog tussen belanghebbenden en steun voor preventieve actie en sociale voorzieningen om kwetsbare kinderen en jongvolwassenen meer kansen te bieden, onmisbaar zijn voor het welslagen van elk integratiebeleid; beklemtoont voorts het belang van de uitsluitingsproblematiek rond ouderen die hun baan kwijt raken en vervolgens de arbeidsmarkt niet meer op kunnen;

21.

is van oordeel dat zorgvuldig rekening dient te worden gehouden met de behoeften van jongeren die een eerste baan zoeken en dat op nationaal niveau een beleid moet worden ontwikkeld en maatregelen moeten worden genomen om de overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt te bevorderen; is voorts van oordeel dat jongerenorganisaties via een gestructureerde dialoog voortdurend dienen te worden betrokken bij de werkzaamheden van de EU-instellingen en de lidstaten;

22.

verzoekt de lidstaten meer te doen om de problemen van mantelzorgers aan te pakken en in het bijzonder aandacht te besteden aan het recht van personen om te bepalen of zij mantelzorger willen zijn en in welke mate zij mantelzorg wensen te bieden, aan de mogelijkheid om zorgtaken te combineren met betaald werk en een baan, alsmede aan de toegang tot socialezekerheidsstelsels en pensioenen, teneinde armoede als gevolg van het verlenen van mantelzorg te voorkomen;

23.

verwelkomt de erkenning van de noodzaak van universele toegang tot betaalbare sociale voorzieningen van hoge kwaliteit als een fundamenteel recht en een essentieel element van het Europees sociaal model en als een middel om mensen aan het werk te houden, evenals de erkenning van de beginselen zoals die zijn neergelegd in Aanbeveling 2008/867/EG; is van mening dat tot dergelijke sociale voorzieningen moeten worden gerekend een stabiele, betaalbare huisvesting, toegankelijk openbaar vervoer, een basisniveau van beroepsopleiding, gezondheidszorg alsmede toegang tot betaalbare energie- en andere netwerkdiensten; merkt op dat wat betreft het waarborgen van universele-dienstverplichtingen op het gebied van diensten van algemeen belang vooruitgang moet worden geboekt; is van mening dat een actieplan moet worden ontwikkeld tot vaststelling van een kaderrichtlijn van de EU inzake diensten van algemeen belang ten einde deze verplichtingen te waarborgen; merkt op dat nog onvoldoende vooruitgang wordt geboekt bij het bereiken van de Barcelonadoelstellingen voor betaalbare kinderopvang van hoge kwaliteit, een voorziening die beschikbaar moet zijn voor alle kinderen in het basisonderwijs; merkt tevens op dat ook aan de zorgbehoeften van andere afhankelijke personen onvoldoende tegemoet wordt gekomen en dat deze aan een vergelijkbaar proces moeten worden onderworpen;

24.

is van mening dat het tegengaan van de discriminatie van personen in verband met de toegang tot goederen, diensten en faciliteiten van centraal belang is voor integratie en is derhalve verheugd over het voorstel voor een algemene richtlijn ter bestrijding, buiten de sfeer van het werk, van discriminatie op grond van leeftijd, handicap, seksuele geaardheid en godsdienst of overtuiging;

25.

spoort de lidstaten aan te bekijken in hoeverre standaardtarieven voor minder draagkrachtige huishoudens kunnen worden ingesteld voor kwetsbare groepen, bijvoorbeeld op het gebied van de energievoorziening en openbaar vervoer, alsook voorzieningen voor het verkrijgen van microkredieten om actieve integratie te bevorderen, evenals gratis gezondheidszorg en onderwijs voor personen met problemen van materiële aard;

26.

roept de lidstaten op de bevoegdheden van kredietverenigingen uit te breiden, zodat mensen in een veilige en gereguleerde omgeving geld kunnen sparen en lenen, en een oplossing te zoeken voor de steeds problematischer wordende persoonlijke schulden; roept de lidstaten op ervoor te zorgen dat iedereen het recht heeft om een bankrekening te openen tegen redelijke tarieven, aangezien een bankrekening een belangrijk middel is om te kunnen deelnemen aan het economische en sociale leven;

27.

verzoekt de lidstaten om mensen met een handicap zowel de noodzakelijke extra steun te geven zowel voor het betreden van de arbeidsmarkt als tijdens het werk; dringt er bij de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan op aan over te gaan tot ondertekening en ratificatie van het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de rechten van personen met een handicap en het bijbehorende Facultatief Protocol; merkt op dat de lidstaten passende procedures en structuren moeten vaststellen voor effectieve tenuitvoerlegging van dat verdrag op hun grondgebied;

28.

is van mening dat jongeren te kampen hebben met specifieke obstakels voor actieve integratie, waaronder ongerechtvaardigde discriminatie op grond van leeftijd en moeilijkheden wat betreft de toegang tot betaalbare beroepsopleidingen;

29.

is verheugd dat mensen met een handicap steeds minder vaak in tehuizen terechtkomen, maar merkt op dat hiervoor een toereikend niveau van hoogwaardige extramurale diensten nodig is waardoor zij zelfstandig kunnen wonen, alsmede het recht op persoonlijke bijstand, het recht op economische onafhankelijkheid en volledige deelname aan de maatschappij in de lidstaten;

30.

roept de Commissie en de lidstaten op voldoende middelen beschikbaar te stellen om de toegang te vergemakkelijken tot programma's voor levenslang leren om de uitsluiting van onder meer ouderen van werkgelegenheid te beperken en hun voortdurende deelname aan het sociale en culturele leven en hun betrokkenheid bij de maatschappij te bevorderen;

31.

is van mening dat meer maatregelen dienen te worden genomen om huiselijk geweld en misbruik van kinderen en ouderen tegen te gaan;

32.

verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de bestaande communautaire wetgeving inzake gendergelijkheid, gelijkheid in het algemeen en non-discriminatie volledig, naar behoren en doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd; roept op tot de uitbreiding en handhaving van die wetgeving teneinde structurele belemmeringen voor de toegang tot de arbeidsmarkt, beroepsonderwijs en -opleidingen weg te nemen;

33.

gelooft dat hoogwaardig onderwijs een essentiële voorwaarde is voor succesvolle toekomstige arbeidsparticipatie en integratie; roept de lidstaten op om de wetgeving inzake openbaar onderwijs uit te breiden teneinde alle barrières voor onderwijs uit de wereld te helpen, om zo voor integraal onderwijs en gelijke toegang voor iedereen te zorgen; is van mening dat personen die lange tijd van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, met voorrang in aanmerking moeten komen voor financiering van een leven lang leren, vooral als het gaat om sleutelcompetenties;

34.

verzoekt de Commissie en de lidstaten het beginsel van gender mainstreaming toe te passen in alle onderdelen van de strategie voor actieve inclusie;

35.

is van mening dat bij opleidingen die worden aangeboden rekening moet worden gehouden met de specifieke behoeften van de betreffende personen, en dat die opleidingen geschikt voor hen moeten zijn; verzoekt om gerichte in plaats van standaardopleidingen en -integratiemaatregelen, waarbij vaak geen rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van mensen met een handicap, met zorgverantwoordelijkheden of met gezondheidsproblemen; wijst op de „best practices” van het Europees Sociaal Fonds (ESF) en EQUAL op het terrein van opleidingsmethoden waarbij een aanpak wordt gehanteerd die specifiek is gericht op degenen die het verst af staan van de arbeidsmarkt, welke aanpak uitgaat van hun concrete behoeften en ook niet-gedocumenteerde vaardigheden en in het kader van informeel onderwijs opgedane vaardigheden erkent;

36.

doet de aanbeveling de kwaliteit in het onderwijs te verhogen en de onderwijssystemen te correleren aan de arbeidsmarkt en de vereisten van maatschappelijke participatie, alsmede de polarisatie te verminderen, zowel vanuit het oogpunt van toegang tot alle vormen van onderwijs als vanuit het oogpunt van kwaliteit van het te geven onderwijs;

37.

is van mening dat personen in het kader van hun opleiding ook bewust moeten worden gemaakt van hun rechten en plichten op het werk, met inbegrip van een gedegen voorbereiding in gezondheids- en veiligheidsaspecten en hun rechten om lid van een vakbond te zijn, hun recht op voorlichting en raadpleging en op levenslang leren en scholing;

38.

merkt op dat het risico bestaat dat bij de toewijzing van financiële middelen voor het voorbereiden op de arbeidsmarkt van degenen die het verst van die arbeidsmarkt af staan, meer enge benaderingen die op gemakkelijk kwantificeerbare resultaten zijn gebaseerd de voorkeur krijgen boven meer creatieve benaderingen; verzoekt de Commissie daarom om een betere financiering van bottom-upbenaderingen uit de Structuurfondsen, en vooral uit het ESF, en om de ontwikkeling van indicatoren voor het meten van de vorderingen inzake sociale en actieve inclusie, zodat de aandacht wordt gericht op innovatieve basisinitiatieven voor het bevorderen van actieve inclusie, als onderdeel van de doelstellingen van sociale inclusie die zijn benadrukt bij het oormerken, in het kader van de Lissabondoelstellingen, van de Structuurfondsen, de voorgestelde financiering voor sociale innovatie en andere financieringsstromen;

39.

wijst erop dat demografische veranderingen naar verwachting tegen 2030 tot een verhouding tussen actieven en niet-actieven van 2:1 zullen leiden; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan dat zij beleid inzake actieve inclusie ontwikkelen om ervoor te zorgen dat mantelzorgers die hun baan zullen moeten opgeven hiervan op latere leeftijd niet de dupe worden;

40.

wijst op de noodzaak van het creëren van een inclusieve arbeidsmarkt als de kern van elke strategie gericht op actieve inclusie, een arbeidsmarkt met fatsoenlijke arbeidsomstandigheden waarop alle werkenden uit verschillende banen kunnen kiezen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende werkplekbehoeften, de individuele behoeften van werknemers, werkpatronen, arbeidstijdmodellen, uiteenlopende kwalificatieniveaus en verschillende behoeften wat betreft de combinatie van gezins-, privé- en beroepsleven; merkt op dat hoogwaardig werk van essentieel belang is voor de bevordering van baanbehoud;

41.

verzoekt de lidstaten een concurrerende arbeidsmarkt te ontwikkelen, die het opzetten van publieke en particuliere socialezekerheidssystemen tegen redelijke kosten, dient aan te moedigen, zodat belanghebbenden, met inbegrip van degenen die tot etnische minderheden behoren, ervoor kunnen kiezen om de risico's op uitsluiting van de arbeidsmarkt te verkleinen;

42.

verzoekt de lidstaten middelen en instrumenten te gebruiken om alle actoren te motiveren inclusieve arbeidsmarkten te creëren en de participatie te vergroten van degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan; wijst in dit verband in het bijzonder op instrumenten in de context van de plaatselijke sociale dialoog, financiële prikkels, belastingvoordelen en de ontwikkeling van de sociale economie; is verheugd over de aanbeveling van de Commissie om steun te verlenen voor de sociale economie als cruciale bron voor startersbanen voor personen met een handicap;

43.

wijst erop dat lokale en regionale autoriteiten een drievoudige rol toekomt bij het stimuleren van actieve inclusie: als werkgever, als bevorderaar van economische ontwikkeling en werkgelegenheid en als verlener van openbare diensten, met inbegrip van diensten voor de meest kwetsbare groepen van de samenleving; roept de lidstaten op om op regionaal en lokaal niveau netwerken op te bouwen om mensen naar gelang hun specifieke situatie te adviseren over en te verwijzen naar instanties die hen bij de toegang tot de arbeidsmarkt helpen en specifieke sociale diensten verlenen (zoals sociale uitkeringen, gezondheidszorg, geestelijke gezondheidszorg, sociale zorg en beroepsopleiding);

44.

wijst er met klem op dat er meer moet worden ondernomen om de barrières voor sociale inclusie weg te nemen waarmee asielzoekers zich geconfronteerd zien; roept de lidstaten op stappen te ondernemen om een eind te maken aan de afhankelijkheid van asielzoekers van uitkeringen door hun toe te staan te werken, en de mogelijkheden te bezien om meer legale immigratieroutes te ontwikkelen;

45.

dringt er bij alle lidstaten op aan een op de mensenrechten gebaseerd asielbeleid te waarborgen dat in overeenstemming is met het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en andere relevante mensenrechtenwetgeving;

46.

erkent dat de mensenhandel onnoemelijk veel leed en sociale uitsluiting veroorzaakt en roept de lidstaten op zich sterker in te spannen om de wetgeving op het vlak van de bestrijding van mensenhandel en discriminatie te handhaven, de slachtoffers van mensenhandel in de samenleving te re-integreren en in het bijzonder het Verdrag inzake de bestrijding van mensenhandel te ondertekenen, te ratificeren en ten uitvoer te leggen;

47.

dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan zich uit te spreken tegen de misleidende vervaging van het onderscheid tussen economische migratie en het aanvragen van asiel, en tussen economische migratie en het aanvragen van asiel enerzijds en illegale immigratie anderzijds;

48.

is van mening dat detentie zonder passende reclassering en scholing de inclusie van de betrokkenen belemmert en vaak alleen tot verdere sociale uitsluiting, werkloosheid en criminaliteit leidt;

49.

is van mening dat het vasthouden aan een verplichte pensioenleeftijd een belemmering vormt voor actieve inclusie en velen die eventueel zouden willen blijven werken, onnodig van de arbeidsmarkt uitsluit;

50.

verzoekt de Commissie het beleidsproces met betrekking tot actieve inclusie, in het bijzonder wat hoogwaardige sociale diensten betreft, nauw te coördineren met de lopende ontwikkeling van een vrijwillig kader van hoogwaardige sociale diensten van algemeen belang, en onverwijld alle mogelijkheden te onderzoeken om de juridische context te verduidelijken waarin sociale diensten van algemeen belang worden verricht en voor dergelijke diensten een juridisch kader op te stellen dat als referentiepunt dient, met name door middel van de vaststelling van wetgevingsinstrumenten, waaronder een kaderrichtlijn;

51.

herhaalt met klem zijn recente verzoek aan de Commissie en de Raad om doelstellingen te formuleren voor het reduceren van armoede (armoede in het algemeen, van kinderen, onder mensen met een baan en hardnekkige langdurige armoede), voor een minimuminkomenniveau door middel van pensioenen, en voor toegang tot en de kwaliteit van gezondheidszorg (vermindering van de kindersterfte, verbetering van de gezondheid en verlenging van de levensverwachting, enz.); herhaalt zijn verzoek om als EU-doelstelling te formuleren dat kinderarmoede tegen 2012 met 50 % is verminderd en dat dakloosheid onder kinderen, jongeren en volwassenen tegen 2015 is uitgebannen;

52.

verzoekt om een concreet stappenplan voor de uitvoering van strategieën voor actieve inclusie die zijn gebaseerd op de participatie van het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, met inbegrip van mensen die in armoede leven; is van mening dat dit stappenplan tijdschema's en realistische kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen moet bevatten die zijn gebaseerd op specifieke indicatoren en dienen te worden vastgesteld na een uitvoerige dialoog met de belanghebbenden; is tevens van mening dat daarin moet worden aangeven hoe actieve inclusie moet worden gerealiseerd en gemonitord via de open coördinatiemethode voor sociale zekerheid en sociale inclusie, met name op lokaal, regionaal en nationaal niveau; is derhalve ingenomen met het initiatief van de Commissie om de lokale overheden te betrekken bij het toezicht op de uitvoering van strategieën voor actieve inclusie, door de financiering van een netwerk van lokale waarnemingscentra inzake actieve inclusie uit middelen van het Progress-programma; verzoekt de Commissie en de lidstaten deze waarnemingscentra een sterke rol te geven in het toekomstige beleidsvormingsproces en de belangrijkste programma's inzake actieve inclusie in het kader van nationale hervormingsprogramma's van de herziene Lissabon-strategie en met name de Europese werkgelegenheidsstrategie;

53.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.


(1)  PB L 307 van 18.11.2008, blz. 11.

(2)  PB L 245 van 26.8.1992, blz. 46.

(3)  PB C 316 E van 22.12.2006, blz. 370.

(4)  PB C 305 E van 14.12.2006, blz. 148.

(5)  PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

(6)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0467.

(7)  PB C 282 E van 6.11.2008, blz. 463.

(8)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0370.

(9)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0556.

(10)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0163.

(11)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 321.

(12)  PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20.

(13)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0062.

(14)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

(15)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45.

(16)  PB C 41 E van 19.2.2009, blz. 46.

(17)  PB C 306 van 17.12.2007, blz. 158.


Top