Questo documento è un estratto del sito web EUR-Lex.
Documento 52009AE0878
Opinion of the European Economic and Social Committee on the Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on Stage II petrol vapour recovery during refuelling of passenger cars at service stations COM(2008) 812 final — 2008/0229 (COD)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van personenauto’s in benzinestations (COM(2008) 812 definitief — 2008/0229 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van personenauto’s in benzinestations (COM(2008) 812 definitief — 2008/0229 (COD))
PB C 277 van 17.11.2009, pagg. 72–74
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
17.11.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 277/72 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van personenauto’s in benzinestations
(COM(2008) 812 definitief — 2008/0229 (COD))
(2009/C 277/14)
Rapporteur: de heer DAVOUST
De Raad heeft op 20 januari 2009 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 175 van het EG-Verdrag te raadplegen over het
„Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake fase II-benzinedampterugwinning tijdens het bijtanken van personenauto’s in benzinestations”
COM(2008) 812 final – 2008/0229 COD.
De gespecialiseerde afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 17 april 2009 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Davoust.
Het Comité heeft tijdens zijn 453e zitting van 13 en 14 mei 2009 (vergadering van 13 mei 2009) met 194 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 5 onthoudingen, het volgende advies goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. Het EESC is verheugd over het uitgewerkte richtlijnvoorstel, dat gevolg geeft aan de toezeggingen in:
— |
de Thematische strategie inzake luchtverontreiniging; |
— |
het voorstel van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof, waarin wordt gepleit voor het gebruik van biobrandstoffen en bioethanol, met name door een versoepeling van de eisen inzake dampdruk voor benzine. In het besef dat deze maatregel tot een stijging van de uitstoot van vluchtige organische verbindingen zou kunnen leiden, heeft de Commissie fase II van de terugwinning van benzinedamp aangekondigd om deze stijging te compenseren; |
— |
een verklaring bij de nieuwe richtlijn voor kwaliteit van de lucht waarin de Commissie erkent dat luchtvervuiling bij de bron moet worden aangepakt om de doelstellingen inzake luchtkwaliteit te verwezenlijken, en die diverse nieuwe maatregelen voor beperking aan de bron bevat, zoals fase II van de terugwinning van benzinedamp. |
1.2. De bedoeling van Richtlijn 94/63/EG is om benzinedamp die normaal gesproken wordt uitgestoten in de atmosfeer bij de opslag van benzine in opslagplaatsen en het vervoer tussen die plaatsen en tankstations, terug te winnen (de zogenaamde „fase I-benzinedampterugwinning”). De benzinedamp die vrijkomt wanneer benzine wordt geleverd aan een tankstation, wordt teruggevoerd naar de tankwagen of de mobiele tank en vandaar naar de terminal, vanwaar ze opnieuw kan worden gedistribueerd.
1.3. Het EESC is ingenomen met de keuze van de Commissie om fase-II-PVR-apparatuur te installeren in:
a. |
alle nieuwe en uitgebreid gerenoveerde benzinestations met een debiet van meer dan 500 m3 benzine per jaar; |
b. |
alle nieuwe en uitgebreid gerenoveerde benzinestations met een debiet van 500 m3 benzine per jaar en grotere bestaande stations (d.w.z. met een debiet van meer dan 3 000 m3 per jaar); |
c. |
optie b) en benzinestations in of onder woongebouwen; |
d. |
optie c) met automatische bewaking van alle fase II-apparatuur waardoor de verkoop van benzine aan banden wordt gelegd als de apparatuur niet correct werkt. |
1.4. De gedetailleerde evaluatie van deze opties maakt deel uit van de effectrapportage die bij dit voorstel is gevoegd. Deze evaluatie is beschikbaar op de website (1).
1.5. Het EESC bepleit dus de goedkeuring van deze richtlijn, met de voorgestelde wijzigingen voor de artikelen 3, 4 en 5.
2. Algemene opmerkingen
2.1. Dit wetgevingsvoorstel is erop gericht om benzinedamp die tijdens het bijtanken van personenauto’s in de atmosfeer wordt uitgestoten, terug te winnen (Petrol Vapour Recovery - PVR) („fase II van de terugwinning van benzinedampen” of „PVR – fase II”).
2.2. Het EESC beseft terdege dat de uitstoot van vluchtige organische stoffen die in benzine zitten, bijdraagt tot plaatselijke en regionale luchtkwaliteitproblemen (benzeen en ozon); voor die stoffen bestaan communautaire luchtkwaliteitsnormen en -doelstellingen. Ozon in de onderste luchtlagen is een verontreinigende stof die nationale grenzen overschrijdt en die ook het op twee na belangrijkste broeikasgas is. Benzeen is een bekend carcinogeen voor de mens. Koolwaterstoffen worden in families ingedeeld, die onderling van elkaar verschillen in de moleculaire structuur: lineair, cyclisch… Aromatische koolwaterstoffen hebben een onverzadigde cyclische structuur waarvan de kern gevormd wordt door zes koolstofatomen. Benzeen, met de molecuulformule C6H6, is de belangrijkste hiervan. Ter bescherming van de gezondheid bedroeg de door het EP en de Commissie vastgestelde grenswaarde 9 µg/m3 gemiddeld per jaar in 2006, terwijl gestreefd werd naar 5 µg/m3 in 2010. Het EESC is dus bijzonder gespitst op de bescherming van enerzijds de consument die regelmatig tankt, en anderzijds van de werknemers die op de benzinestations aanwezig zijn.
2.3. De benzinedampen die uit de tanks van auto's of tijdens het tanken ontsnappen, zijn de belangrijkste bron van deze uitstoot. De recente veranderingen in de richtlijn inzake de kwaliteit van benzine, waarbij het mogelijk wordt om een grotere hoeveelheid ethanol met de benzine te mengen, verergeren het probleem van deze uitstoot: een en ander leidt immers tot een hogere dampdruk in de opslagtanks. Het is dus hoog tijd voor oplossingen om deze uitstoot te verminderen
2.4. Het EESC verzoekt de Commissie met klem te kijken naar de mogelijkheid om voertuigen zo te veranderen dat de benzinedampen in de tanks blijven en teruggewonnen worden, zoals dat in de VS al verplicht is, en om zo snel mogelijk met desbetreffende voorstellen te komen.
2.5. Intussen onderschrijft het EESC de huidige voorstellen van de Commissie om de uitstoot van benzinedampen tijdens het tanken terug te dringen.
2.6. Momenteel lopen de in de lidstaten gehanteerde praktijken om benzinedampen die tijdens het tanken vrijkomen terug te winnen aanzienlijk uiteen. Het EESC staat dus achter het voorstel van de Commissie om beroep te doen op artikel 175 om Europese minimumnormen te garanderen voor de terugwinning van benzinedampen, terwijl het de lidstaten vrijstaat om strengere normen op te leggen indien zij dat willen.
2.7. Terugwinning van benzinedampen tijdens de opslag van benzine voor de distributie naar benzinestations (fase I van de benzinedampterugwinning) is al een feit sinds Richtlijn 94/63/EG van kracht werd.
2.8. Fase II van de bezinedampterugwinning is een logische stap op weg naar een betere luchtkwaliteit.
2.9. Verder stelt het EESC vast dat het voorstel strookt met het 6e milieuactieprogramma van de Gemeenschap, maar ook aansluit op de drie pijlers van de Lissabonstrategie, aangezien hierdoor de vraag naar en de ontwikkeling van fase II-dampterugwinningstechnologieën worden gestimuleerd.
3. Bijzondere opmerkingen
Artikel 3
Benzinestations
3.1. Lid 1
3.1.1. In de eerste zin het woord „voorziene” toelichten. Volgens het EESC is het immers vrijwel onmogelijk om er bij de opening van een benzinestation zeker van te zijn dat het feitelijke debiet gelijk zal zijn aan het aanvankelijk voorziene debiet.
3.1.2. Het EESC wil de tekst na „500 m3 per jaar bedraagt” als volgt aanvullen: „Het benzinestation dient dit debiet drie maanden na opening te melden”.
3.1.3. Volgens het EESC moeten alle nieuwe benzinestations met een volume van minder dan 500 m3 een overschrijding van dit volume op jaarbasis melden, en wel uiterlijk drie maanden na het begin van het volgende jaar waarin de feitelijke overschrijding plaatsvond. In dit geval moet de apparatuur uiterlijk na zes maanden van datzelfde jaar aangebracht zijn.
3.1.4. In de tweede zin na de woorden „of werkruimten” het volgende toevoegen: „afgezien van de kantoren van de onderneming”. Er kunnen immers kantoren nodig zijn voor het functioneren van het benzinestation die deel uitmaken van het gebouw.
3.1.5. Lid 1 komt er dus als volgt uit te zien:
De lidstaten zorgen ervoor dat alle nieuwe benzinestations worden voorzien van een fase II-benzinedampterugwinningssysteem wanneer het feitelijke of het voorziene debiet daarvan meer dan 500 m3 per jaar bedraagt. Het benzinestation dient dit debiet drie maanden na opening te melden. Alle nieuwe benzinestations met een debiet van minder dan 500 m3 moeten een stijging melden als het debiet meer dan 500 m3 per jaar bedraagt. Melding dient plaats te vinden uiterlijk drie maanden na begin van het jaar volgend op de overschrijding. In dat geval moet de apparatuur binnen zes maanden van dat jaar zijn aangebracht . Alle nieuwe benzinestations onder permanente woon- of werkruimten, afgezien van de kantoren van de onderneming , worden voorzien van een fase II-benzinedampterugwinningssysteem, ongeacht het feitelijke of voorziene debiet ervan.
3.2. Lid 2
3.2.1. De uitdrukking „die uitgebreid worden gerenoveerd” moet volgens het EESC worden verduidelijkt. Het moet volgens het Comité gaan om een ingrijpende verandering, zoals een stijging van het debiet van de distributie- of brandstofvulapparatuur met meer dan 20 % ten opzichte van het aanvankelijke debiet of de overstap van een bewaakte naar een onbewaakte zelfbedieningsinstallatie.
3.2.2. Het EESC zou graag zien dat de volgende renovaties/wijzigingen niet als ingrijpend beschouwd worden: de verandering van reclame-/uithangborden van een tankstation, de overstap van een traditionele installatie naar een bewaakte zelfbedieningsinstallatie, aanpassingen van de installatie aan de bestaande regelgeving.
3.2.3. Lid 2 komt er dus als volgt uit te zien:
De lidstaten zorgen ervoor dat alle bestaande benzinestations met een debiet van meer dan 500 m3 per jaar die uitgebreid worden gerenoveerd, bij die renovatie worden voorzien van een fase II-bezinedampterugwinningssysteem. Onder uitgebreide renovatie wordt onder meer het volgende verstaan: een stijging van het debiet van de brandstofdistributie- en –vulapparatuur met meer dan 20 % ten opzichte van het aanvankelijke debiet of de overschakeling van een bewaakte naar een onbewaakte zelfbedieningsinstallatie. Daarentegen is er geen sprake van uitgebreide renovatie in de volgende voorbeelden: de verandering van reclame-/uithangborden van een benzinestation, de overschakeling van een traditionele installatie naar een bewaakte zelfbedieningsinstallatie, aanpassingen van de installatie aan de bestaande regelgeving .
3.3. Lid 3
3.3.1. Het EESC zou graag het volgende toevoegen: „Elk benzinestation met een debiet van minder dan 3 000 m3 per jaar moet een overschrijding hiervan in het lopende kalenderjaar melden”. In dit geval moet de apparatuur binnen zes maanden van dat jaar zijn aangebracht.
3.3.2. Lid 3 komt er dus als volgt uit te zien:
De lidstaten zorgen ervoor dat bestaande benzinestations met een debiet van meer dan 3 000 m3 per jaar uiterlijk op 31 december 2020 zijn voorzien van een fase II-bezinedampterugwinningssysteem. Alle benzinestations met een debiet van minder dan 3 000 m3 per jaar moeten melding maken van een eventuele overschrijding van dit debiet binnen het kalenderjaar. In dat geval moet de apparatuur uiterlijk na zes maanden van dat jaar aangebracht zijn .
Artikel 4
Toegestaan minimumniveau van benzinedampterugwinning
3.4. Lid 1
3.4.1. Het EESC stelt voor om 85 % te vervangen door 90 %. Bepaalde lidstaten hanteren dit percentage immers al.
3.4.2. Lid 1 komt er dus als volgt uit te zien:
De lidstaten zorgen ervoor dat het koolwaterstofafvangrendement van fase II-benzinedampterugwinningssystemen ten minste 85 % 90% bedraagt.
3.5. Nieuw lid
3.5.1. Het EESC beveelt aan om de omschrijving van de apparatuur voor de fase II-dampterugwinning te verduidelijken.
Artikel 5
Periodieke inspecties en naleving
3.6. Lid 1
3.6.1. Volgens het EESC is de jaarlijkse controle van benzinestations met automatische bewakingssystemen des te noodzakelijker aangezien gebreken zonder menselijk toezicht optreden.
3.6.2. Lid 1 luidt dan als volgt:
De lidstaten zorgen ervoor dat het koolwaterstofafvangrendement ten minste eenmaal per jaar wordt getest indien er een automatisch bewakingssysteem geïnstalleerd is.
3.7. Lid 2
3.7.1. Het EESC stelt voor de eerste zin te schrappen.
3.7.2. In de tweede zin is het aan te raden om de woorden „en de benzinetoevoer naar de defecte pomp automatisch stoppen als de storing niet binnen 7 dagen is verholpen” te vervangen door „Het signaal dat aangeeft dat het fase-II-terugwinningssysteem slecht werkt, leidt er toe dat de benzinetoevoer stopt als de storing niet binnen 72 uur is verholpen”.
3.7.3. De voorgestelde termijn van 7 dagen is veel te lang. Een en ander geldt ook voor bewaakte stations.
3.7.4. Lid 2 komt dus als volgt te luiden:
Wanneer een automatisch bewakingssysteem is geïnstalleerd, zorgen de lidstaten ervoor dat het koolwaterstofafvangrendement ten minste eens in de drie jaar wordt getest . Het automatische bewakingssysteem moet storingen van het juiste functioneren van het fase II-benzinedampterugwinningssysteem en van het automatische bewakingssysteem zelf automatisch kunnen opsporen, en deze fouten aan de benzinestationhouder melden en de benzinetoevoer naar de defecte pomp automatisch stoppen als de storing niet binnen 7 dagen is verholpen. Het signaal dat aangeeft dat het fase-II-terugwinningssysteem slecht werkt, leidt er toe dat de benzinetoevoer stopt als de storing niet binnen 72 uur is verholpen .
Brussel, 13 mei 2009.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
M. SEPI
(1) http://ec.europa.eu/environment/air/transport/petrol.htm