Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AE1693(01)

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het in de handel brengen van producten en het COM(2007) 37 final — 2007/0029 (COD)

    PB C 120 van 16.5.2008, p. 1–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.5.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 120/1


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het

    „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het in de handel brengen van producten”

    en het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor het in de handel brengen van producten”

    en het „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat legaal in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking 3052/95/EG”

    COM(2007) 37 final — 2007/0029 (COD)

    COM(2007) 53 final — 2007/0030 (COD)

    COM (2007) 36 final — 2007/0028 (COD)

    (2008/C 120/01)

    De Raad heeft op 14 maart 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artt. 95 en 133, lid 3, van het EG-Verdrag te raadplegen over het:

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het in de handel brengen van producten

    en het: Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor het in de handel brengen van producten.

    De Raad heeft op 2 april 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artt. 37 en 95 van het EG-Verdrag te raadplegen over het:

    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat legaal in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking 3052/95/EG.

    De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 november 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer PEZZINI.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 12 en 13 december 2007 gehouden 440e zitting het volgende advies uitgebracht, dat met 68 stemmen voor en 2 stemmen tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Het Comité acht het buitengewoon belangrijk dat het principe van vrij verkeer van goederen, zoals dat bij het Verdrag is vastgelegd en door talrijke uitspraken van het Hof van Justitie is bekrachtigd, volledig wordt nageleefd, zodat producten die in één lidstaat op de markt zijn gebracht, zonder problemen in de hele Unie kunnen worden verhandeld.

    1.2

    Ten behoeve van de rechtszekerheid, transparantie en doelmatigheid in het handelsverkeer is het belangrijk dat dubbele controles en keuringen worden voorkomen, dat consumenten, burgers en bedrijven voldoende worden beschermd en dat de communautaire voorschriften inzake voedselveiligheid actief en op uniforme wijze worden toegepast door middel van coördinatie en intensief markttoezicht.

    1.3

    Het Comité benadrukt dat het vrije verkeer van goederen van essentieel belang is voor het concurrentievermogen en de sociaaleconomische ontwikkeling van de EU en dat consumenten, burgers en bedrijven er alle belang bij hebben dat de voorwaarden voor het in de handel brengen van veilige kwaliteitsproducten worden aangescherpt en gemoderniseerd.

    1.4

    De modernisering en vereenvoudiging van de Europese wetgeving voor goederen dulden geen uitstel meer, gezien:

    de problemen met de toepassing en naleving van de Verdragsbepalingen;

    de verschillen in de opzet van het markttoezichtsysteem in de lidstaten;

    de tekortkomingen bij de conformiteitsbeoordelingsinstanties en de ontoereikende rechtsbescherming van de CE-markering;

    de gebrekkige kennis van rechten en plichten bij bedrijven, bestuurders en burgers.

    1.5

    Het Comité kan zich dan ook vinden in het wetgevingspakket dat de Commissie heeft voorgesteld, aangezien dit een belangrijke stap vooruit betekent naar:

    een effectieve en uniforme naleving van het principe van wederzijdse erkenning;

    een intensiever markttoezicht;

    een gemeenschappelijk Europees accreditatiesysteem dat functioneert als een openbare dienst van algemeen belang;

    gelijke competentieniveaus voor alle geaccrediteerde certificatie-instellingen;

    strengere selectiecriteria en geharmoniseerde selectieprocedures voor de conformiteitsbeoordelingen;

    een duurzame en structurele samenwerking tussen nationale overheden;

    meer rechtsbescherming van de CE-markering en dus minder verwarring als gevolg van de vele andere markeringen;

    een precieze vaststelling en omschrijving van de verantwoordelijkheden van eenieder die producten op de markt brengt;

    een meer uniforme regelgeving, meer samenhang tussen de bestaande wetsteksten, een betere naleving van de voorschriften en minder administratieve rompslomp;

    een gegarandeerde traceerbaarheid van alle producten die op de markt worden gebracht;

    een volledige toepassing van het evenredigheidsprincipe met betrekking tot de certificeringsprocedures en -kosten voor met name kleine ondernemingen, niet standaard of in gelimiteerde oplage geproduceerde goederen;

    volledige betrokkenheid van alle marktpartijen, in het bijzonder de consumenten;

    een concrete regeling voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting met minimale kosten en wachttijden.

    1.6

    Het Comité acht het van groot belang dat bij de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke procedures voor wederzijdse erkenning de transparantie en rechtszekerheid worden gewaarborgd door middel van:

    omkering van de bewijslast en de mogelijkheid om bij de nationale rechtbanken in beroep te gaan;

    eventuele buitengerechtelijke beslechting van geschillen bij de nationale productcontactpunten (ook via internet);

    kortere (buiten)gerechtelijke procedures;

    competente nationale technische instanties die, ook via urgentieprocedures, op korte termijn bewijzen op tafel kunnen leggen;

    een actieve rol van de normeringsinstituten bij het opstellen van een digitaal handboek waarin alle bestaande wetten en regels in de EU kunnen worden opgezocht.

    1.7

    Het Comité staat achter de uitgangspunten van de voorstellen, omdat daarin de positieve elementen van de nieuwe aanpak gecombineerd worden met de globale aanpak van de conformiteitsbeoordeling. Over de hele linie zouden die nu en in de toekomst vertaald moeten worden in communautaire wetgeving die alle facetten van de goederenhandel bestrijkt, met name de aspecten veiligheid, volksgezondheid en milieu.

    1.8

    Of het nu fabrikanten, gevolmachtigde vertegenwoordigers of importeurs zijn, alle marktdeelnemers in de toeleverings- en distributieketen moeten hun verantwoordelijkheid nemen en passende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat ze alleen producten in de handel brengen die aan de geldende wetgeving voldoen.

    1.9

    Voor een goede naleving van de communautaire voorschriften is het zaak dat producten traceerbaar zijn, zodat de marktdeelnemers gemakkelijk kunnen worden opgespoord en op hun verantwoordelijkheden kunnen worden aangesproken.

    1.10

    Omdat de markt van onlineverkoop nog niet volledig is gereguleerd, zou er ook moeten worden gekeken naar de problemen met producten die via internet aan de man worden gebracht.

    1.11

    Het Comité pleit voor duidelijkere richtsnoeren om het kader van de nieuwe aanpak te verbeteren. Het denkt daarbij aan:

    gerechtvaardigde en evenredige verplichtingen voor de marktdeelnemers zonder kostbare bureaucratische en administratieve rompslomp;

    efficiënter markttoezicht en qua competentieniveau meer gelijkwaardige conformiteitsbeoordelingsinstanties (voor een zo groot mogelijke onpartijdigheid en efficiency binnen de hele Europese Economische Ruimte en om alle productenten gelijke concurrentievoorwaarden te garanderen).

    1.12

    Het Comité is het ermee eens dat de CE-markering een hogere status, een concretere functie en een betere rechtsbescherming moet krijgen. Om laatstgenoemde reden pleit het voor registratie als collectief merk, zodat overheden snel kunnen ingrijpen en misbruik kunnen aanpakken.

    1.13

    Het benadrukt de cruciale rol van technische normalisatie bij dit hele vraagstuk. De nieuwe aanpak gaat immers uit van een nauwe relatie tussen essentiële wettelijke vereisten en Europese technische normen die moeten worden ondersteund en toegepast.

    1.14

    Het Europese accreditatiesysteem, dat bedoeld is als een openbare dienst van algemeen belang, moet uitgaan van internationaal erkende normen en heldere definities en dient ervoor te zorgen dat de resultaten van conformiteitsbeoordelingen algemeen worden erkend en dat onnodige overlappingen van beoordelingen worden voorkomen.

    1.15

    De bepalingen van de verordening inzake het Europese accreditatiesysteem moeten gelden voor alle accreditatie-instanties en voor de diensten die zij in de Europese Economische Ruimte leveren, ongeacht het soort conformiteitsbeoordelingen dat zij zelf voor hun eigen klanten verrichten.

    1.16

    Dit moet zorgen voor:

    een coherent geheel van heldere gemeenschappelijke definities die beantwoorden aan de internationale normen en kunnen worden toegepast in alle richtlijnen van de nieuwe aanpak en alle productspecifieke richtlijnen (1), waaronder ook die voor conformiteitsbeoordelingen en conformiteitsbeoordelingsinstanties;

    een publiek accreditatiesysteem dat ongevoelig is voor concurrentie en commerciële belangen;

    een uniforme toepassing van álle relevante communautaire regels en voorschriften, zonder uitzonderingen op het punt van veiligheid en gezondheid en op milieugebied;

    toepassing van de regeling op álle activiteiten waarvoor accreditatie vereist is (waaronder ijking), ongeacht of accreditatie bij wet verplicht is gesteld dan wel noodzakelijk is vanwege contractuele verplichtingen;

    naleving van de normen inzake competentie en onpartijdigheid door de nationale accreditatie-instanties (middels collegiale toetsing onder toezicht van alle bij het accreditatieproces betrokken partijen).

    1.17

    De Europese samenwerking voor accreditatie (EA) moet een heldere rechtsgrondslag en een belangrijkere en nauwkeuriger omschreven rol krijgen. Alle nationale accreditatie-instanties zouden zich bij de EA moeten aansluiten, om gelijkheid, transparantie, betrouwbaarheid en doelmatigheid te garanderen. Bovendien zou het EA-netwerk door de lidstaten moeten worden ondersteund.

    1.18

    Om te laten zien dat ze het geschonken vertrouwen waard zijn, zullen de accreditatie-instanties de collegiale toetsing met succes moeten doorstaan.

    1.19

    In de nieuwe verordening zou moeten worden bepaald dat alle partijen een stem in het kapittel moeten krijgen en daarom in de accreditatie-instanties vertegenwoordigd moeten zijn.

    1.20

    Het Comité pleit in dit verband voor adequate initiatieven om de kennis en erkenning van de consumentenrechten binnen de interne markt te vergroten.

    1.21

    De markttoezichtregeling zou ook moeten gelden voor producten die onder Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid vallen, omdat veel van deze producten worden verkocht aan zowel professionele gebruikers als consumenten. Het Comité staat overigens volledig achter het bestaande systeem voor snelle informatie-uitwisseling — RAPEX — omdat dit het markttoezicht een stuk efficiënter maakt.

    1.22

    De douaneautoriteiten moeten binnen een Europees netwerk gaan samenwerken met de markttoezichtautoriteiten, zodat producten aan een scherpe controle worden onderworpen voordat ze op de Europese interne markt verschijnen.

    1.23

    Mede om die reden dienen de douaneautoriteiten te beschikken over gekwalificeerd personeel en voldoende financiële middelen en bevoegdheden, zodat ze hun taken naar behoren kunnen uitvoeren. Daarnaast moeten ze de juiste instrumenten hebben om snel tot actie te kunnen overgaan in het geval van seizoensproducten of artikelen die voor korte tijd op de markt worden gebracht.

    1.24

    Tot slot zou uit de verordening duidelijk moeten blijken dat ook de bij gebrek aan overeenstemming genomen maatregelen voldoen aan het evenredigheidsbeginsel.

    2.   Inleiding

    2.1

    De interne goederenmarkt is niet alleen de voornaamste katalysator van economische groei, maar is ook bepalend voor het Europese concurrentievermogen op de wereldmarkt. Het Comité heeft in een eerder advies benadrukt dat de globalisering „een factor [is] die aan belang heeft gewonnen [en] die zowel gevaren inhoudt als kansen biedt” en dat „de confrontatie (…) alleen [kan] worden aangegaan indien alle mogelijkheden van de interne markt worden aangegrepen” (2).

    2.2

    Vrij verkeer van goederen vormt de hoeksteen van de interne markt. Dankzij artt. 28-30 (3) van het Verdrag is er op cruciale punten vooruitgang geboekt bij de harmonisering van de technische voorschriften en daarmee ook bij het opheffen van technische handelsbelemmeringen. Vooral de „nieuweaanpakrichtlijnen” (ook wel „richtlijnen inzake CE-markering” genoemd) hebben daar aanzienlijk toe bijgedragen.

    2.3

    Toch blijkt er, vooral bij niet-geharmoniseerde producten, nog altijd geen sprake te zijn van een vlekkeloze toepassing en handhaving van de Verdragsbepalingen. Vooral voor het MKB vormen nationale technische voorschriften een belangrijk obstakel voor het vrije goederenverkeer, dat sterk wordt gehinderd door het feit dat de regelgeving nog te versnipperd is en de lidstaten het markttoezicht niet op dezelfde wijze aanpakken.

    2.4

    Het Comité heeft er al eens op gewezen dat „lidstaten een grote verantwoordelijkheid dragen voor de juiste omzetting van Europese maatregelen in nationale wetgeving en de handhaving hiervan” en dat het belangrijk is dat „de uiteindelijke nationale wet- en regelgeving voor bedrijven en voor werknemers, consumenten en alle maatschappelijke organisaties zo evenwichtig en tegelijkertijd zo eenvoudig mogelijk is” (4).

    2.5

    Het staat volledig achter het streven naar meer transparantie en doeltreffendheid in de regelgeving en naar een betere en modernere regeling voor het in de handel brengen van producten met als doel:

    de consumenten meer veiligheid en kwaliteit en een grotere keuzevrijheid te bieden, dankzij conformiteitsbeoordelingen van zowel producten van eigen bodem als geïmporteerde producten;

    de producenten door middel van een uniforme regelgeving en een gemeenschappelijk kader voor industriële producten de nodige duidelijkheid en rechtszekerheid te garanderen, zodat ze waar nodig snel kunnen inspringen op de technologische ontwikkelingen en er een echt vrij verkeer van goederen tot stand kan komen, waarbij de lidstaten de markttoegang niet belemmeren met overbodige technische voorschriften, administratieve controles en verplichte extra keuringen;

    de burgers bescherming te bieden op het punt van volksgezondheid en milieu, hen te bevrijden van zinloze administratieve lasten en hun een tastbaar, vertrouwd en op kwaliteit gericht „Europa van resultaten” te bieden, als cruciaal element van het Europese burgerschap.

    2.6

    In zijn advies over de internemarktstrategie en de daarvoor gestelde prioriteiten voor 2003-2006 (5) benadrukt het Comité dat „de handel met derde landen (…) de afgelopen jaren sneller [is] gestegen dan de handel tussen de lidstaten” en dat dit „onder meer te wijten [is] aan het gebrek aan wederzijdse erkenning, die ertoe strekt om de consument vertrouwen in te boezemen in in andere lidstaten vervaardigde producten. De lidstaten moeten elkaars stelsels vertrouwen. Een degelijk rechtsstelsel, strenge en transparante kwaliteitsnormen en initiatieven ter educatie van consumenten zijn de beste voorwaarden om het goederenverkeer tussen de lidstaten op te voeren.”.

    2.7

    Het Comité wijst daarbij ook op de gebrekkige kennis van de consumentenrechten en op het feit dat het, vooral in het belang van de perifere en de pas toegetreden lidstaten, eerder ook al eens aandacht heeft gevraagd voor deze lacune en voor het misbruik dat de nationale en lokale overheden daar vaak van maken (6).

    2.8

    Voorts merkt het op dat de eerste drie door de Waarnemingspost Interne markt in 2007 vastgestelde belemmeringen voor een soepel functioneren van de interne markt juist te maken hebben met:

    onzekerheid onder de marktdeelnemers en de nationale overheden over de rechten en plichten met betrekking tot de toepassing van het principe van wederzijdse erkenning;

    onvoldoende vertrouwen, transparantie en samenwerking tussen de lidstaten om, met behulp van een duidelijker kader in termen van conformiteitsbeoordelingen, accreditatiesystemen, markttoezicht en bescherming van de CE-markering, wederzijdse erkenning (van keurmerken) en een vrij verkeer van goederen mogelijk te maken;

    een gebrek aan coherente maatregelen om, bij het in de handel brengen van producten, de veiligheid en volksgezondheid optimaal te beschermen.

    2.9

    Het Comité heeft in een recent advies opgemerkt dat „hoewel de Europese integratie inmiddels alweer een jarenlange geschiedenis kent, (…) de EU-wetgeving en het EU-beleid in een aantal lidstaten helaas nog altijd niet een volwaardig politiek en bestuurlijk onderdeel [zijn] van de beleidsvorming op die gebieden waar deze landen zich verplicht hebben tot het uitvoeren van EU-beleid en van EU-besluiten” (7).

    2.10

    Het heeft er ook op gewezen dat „een effectieve en transparante aanpak van EU-aangelegenheden door de lidstaten (…) onontbeerlijk [is]: 25 lidstaten, die elk hun eigen bestuurscultuur en -tradities en procesbeheermethoden hebben, moeten zich houden aan hetzelfde acquis, met dezelfde eisen inzake de ontwikkeling, omzetting, uitvoering en handhaving van EU-wetgeving” (8).

    2.11

    Volgens het rapport Kok (9)„wordt het vrije goederenverkeer binnen de EU nog steeds gehinderd door diverse plaatselijke voorschriften, die vaak willekeurig en in duidelijke tegenspraak met het beginsel van wederzijdse erkenning worden toegepast” (10).

    2.12

    Met het oog op de verdere Europese eenwording, de bescherming van consumenten en burgers en de ontwikkeling van het Europese bedrijfsleven is het dan ook hoog tijd om:

    te zorgen voor een volledige naleving van het principe van vrij verkeer van goederen, zoals dat bij het Verdrag is vastgelegd en door talrijke uitspraken van het Hof van Justitie is bekrachtigd, zodat producten die in één lidstaat op de markt zijn gebracht, zonder problemen in de hele Unie kunnen worden verhandeld;

    rechtszekerheid, transparantie en doelmatigheid te garanderen door dubbele controles en keuringen te voorkomen en consumenten, burgers en bedrijven voldoende te beschermen;

    een einde te maken aan de onzekerheid, de overlappingen, de juridische inconsistenties en de nodeloos ingewikkelde procedures op het vlak van de conformiteitsbeoordeling van producten (die passend, gezaghebbend, onafhankelijk en onpartijdig dient te zijn en moet stroken met het gemeenschappelijk regelgevingskader voor industriële producten);

    te waarborgen dat de communautaire voorschriften inzake voedselveiligheid actief en op uniforme wijze worden toegepast door middel van meer gecoördineerd markttoezicht;

    de CE-markering beter te beschermen, verder te ontwikkelen en een concrete functie te geven door ze om te vormen tot een echt „conformiteitspaspoort” waarmee goederen die voldoen aan de door de EU gestelde veiligheids- en kwaliteitseisen vrij in de Unie kunnen circuleren.

    3.   De Commissievoorstellen

    3.1

    De Commissie gaat uit van de constatering dat „de interne markt nog niet voltooid is”.

    De nationale technische voorschriften vormen nog altijd een ernstige belemmering voor de handel binnen de EU. Uit onderzoek (11) blijkt dat meer dan een derde van de ondernemers problemen ondervindt als gevolg van technische voorschriften en dat ongeveer de helft zijn producten daaraan aanpast.

    Veel EU-voorschriften sluiten niet goed op elkaar aan en zijn nodeloos ingewikkeld. Zo worden er verschillende definities gehanteerd voor hetzelfde product, zitten de conformiteitsbeoordelingsinstanties niet op één lijn en is er sprake van overlappingen in de conformiteitsbeoordelingsprocedures, een versnipperd regelgevingskader en een wirwar van voorschriften en procedures.

    Consumenten, burgers en het MKB zijn nog onvoldoende bekend met of bewust van hun eigen rechten binnen de interne markt; tegelijk wordt de uitoefening daarvan geleidelijk aan bemoeilijkt door nieuwe belemmeringen en omslachtige administratieve formaliteiten.

    3.2

    Om dergelijke problemen het hoofd te bieden heeft de Commissie voorstellen ingediend voor:

    een verordening (COM(2007) 36 final) tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat legaal in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking 3052/95/EG;

    een besluit (COM(2007) 53 final) betreffende een gemeenschappelijk kader voor het in de handel brengen van producten (tegelijkertijd stelt de Commissie voor om de CE-markering als collectief merk te registreren en zo de rechtsbescherming daarvan vast te leggen);

    een verordening (COM(2007) 37 final) tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het in de handel brengen van producten.

    3.3

    Het eerste voorstel voor een verordening (COM(2007) 36 final) beoogt de afschaffing van de huidige procedure voor onderlinge informatie-uitwisseling en voorziet daarnaast ook in de volgende oplossingen voor gebieden waar nog geen sprake is van harmonisatie:

    een nieuwe procedure voor nationale overheden die vasthouden aan hun eigen technische voorschriften en het principe van wederzijdse erkenning niet toepasbaar achten;

    vastlegging, op Europees niveau, van de rechten en plichten van nationale overheden en van bedrijven die producten die in de ene lidstaat al legaal in de handel worden gebracht, in een andere lidstaat willen verkopen;

    oprichting, in iedere lidstaat, van een of meer „productcontactpunten”, waar informatie kan worden ingewonnen over de geldende technische voorschriften en over de bevoegde overheden/instanties bij wie bedrijven terecht kunnen met hun vragen. Ook bestaan er ideeën om, in het kader van het interoperabiliteitsprogramma IDABC, de diverse contactpunten door middel van een telematicanetwerk met elkaar te verbinden, zodat er informatie kan worden uitgewisseld.

    3.4

    Het voorgestelde besluit (COM(2007) 53 final) behelst een algemeen kader voor de toekomstige sectorale wetgeving, en meer in het bijzonder:

    geharmoniseerde definities, gemeenschappelijke verplichtingen voor marktdeelnemers, criteria voor de selectie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, criteria voor de nationale aanmeldende autoriteiten en voorschriften voor de aanmeldingsprocedure;

    voorschriften voor de selectie van conformiteitsbeoordelingsprocedures en een reeks geharmoniseerde procedures ter voorkoming van hinderlijke overlappingen;

    één enkele definitie van CE-markering (met de bijbehorende verantwoordelijkheden en bescherming) als collectief Gemeenschapsmerk, voor die gevallen waarin de richtlijnen daarin reeds voorzien;

    een informatie- en markttoezichtprocedure, als verlengstuk van het algemene productveiligheidssysteem;

    geharmoniseerde bepalingen voor de toekomstige vrijwaringsmechanismen, als aanvulling op die voor het markttoezicht.

    3.5

    Het tweede voorstel voor een verordening (COM(2007) 37 final) voorziet in strengere eisen voor accreditatie en markttoezicht, zodat niet-conforme producten gemakkelijk kunnen worden opgespoord en uit de handel worden genomen. Het voornaamste doel van de verordening is het waarborgen van een vrij verkeer van geharmoniseerde producten door middel van:

    meer Europese samenwerking, zodat accreditatie daadwerkelijk kan fungeren als hoogste controleniveau binnen een goed werkende EU-wetgeving;

    een kader voor de erkenning van de bestaande organisatie „Europese samenwerking voor accreditatie” (EA), waarmee de weg wordt vrijgemaakt voor een grondige collegiale toetsing door de nationale accreditatie-instanties (12);

    een communautair kader voor markttoezicht en controle op in de EU verhandelde producten, dat onder meer voorziet in nauwere samenwerking tussen de binnenlandse instanties en de douane, en in informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de nationale overheden indien producten in meer dan één lidstaat op de markt worden gebracht;

    heldere en gestandaardiseerde voorschriften voor alle wetgevingssectoren, een versterking van de rechtsorde, meer samenhang in de maatregelen, minder zware eisen vóór het in de handel brengen van producten en minder lasten in verband met de conformiteitsbeoordeling;

    financiële steun van de Unie voor de sectorale accreditatieregelingen, voor de activiteiten van het centrale EA-secretariaat, voor de organisatie en coördinatie van markttoezichtprojecten, en voor opleidings- en uitwisselingsprogramma's voor nationale (douane)ambtenaren.

    4.   Algemene opmerkingen

    4.1

    Het Comité is er stellig van overtuigd dat het vrije verkeer van goederen van essentieel belang is voor het concurrentievermogen en de sociaaleconomische ontwikkeling van de EU en dat consumenten, burgers en bedrijven er alle belang bij hebben dat de voorwaarden voor het in de handel brengen van veilige kwaliteitsproducten worden aangescherpt en gemoderniseerd.

    4.2

    De interne goederenmarkt heeft de Europese economieën in de afgelopen vijftig jaar steeds dichter bij elkaar gebracht. Twee derde van al het handelsverkeer in de Unie vindt momenteel plaats tussen de 27 lidstaten.

    4.3

    De ontwikkeling van de intracommunautaire handel valt en staat met de tenuitvoerlegging van de bepalingen van artt. 28 en 30 (13) van het EG-Verdrag, met de harmonisering van de technische voorschriften van de oude en nieuwe aanpak en met een correcte toepassing van het principe van wederzijdse erkenning.

    4.4

    De Europese wetgeving voor goederen dient zo snel mogelijk te worden gemoderniseerd en aangepast gezien de problemen met de toepassing en handhaving van de Verdragsbepalingen, de verschillen in de opzet van het markttoezichtsysteem in de lidstaten, de tekortkomingen bij de conformiteitsbeoordelingsinstanties, de ontoereikende rechtsbescherming van de CE-markering, de gebrekkige kennis van de rechten en plichten bij bedrijven, overheden en burgers, en de inconsistenties in de ingewikkelde EU-wetgeving met haar vele overlappingen en wirwar aan procedures.

    4.5

    Het Comité kan het initiatief van de Commissie alleen maar toejuichen, want dit sluit naadloos aan bij wat het in diverse eerdere adviezen over de interne markt (14) heeft bepleit. Het staat ook achter de concrete voorstellen, voorzover deze aansluiten op de commentaren in het onderhavige advies.

    4.6

    Om te beoordelen of deze voorstellen passen in het bestaande communautaire kader, zouden de volgende vier criteria moeten worden gehanteerd:

    de mate van transparantie, vereenvoudiging, betrouwbaarheid, rechtszekerheid en toegankelijkheid voor de gebruiker (consument, bedrijfsleven, overheid en „de gewone man”);

    de samenhang met de andere doelstellingen en met het EU-beleid;

    de mate waarin de verschillende partijen met elkaar communiceren en informatie uitwisselen over rechten en plichten;

    de hoeveelheid administratieve rompslomp en de bijbehorende lasten voor met name de kleinere belanghebbenden, zoals kleine en middelgrote bedrijven, consumenten en gewone burgers.

    4.7

    De Commissievoorstellen zijn een belangrijke stap vooruit, omdat ze onder meer voorzien in:

    een verscherping van het markttoezicht;

    een gemeenschappelijk accreditatiesysteem;

    gelijke competentieniveaus voor alle geaccrediteerde certificatie-instellingen;

    strengere selectiecriteria en geharmoniseerde selectieprocedures voor de conformiteitsbeoordelingen;

    meer samenwerking en meer informatie-uitwisseling tussen nationale overheden;

    meer rechtsbescherming van de CE-markering als collectief merk van de Unie.

    4.8

    Het Comité is het er volledig mee eens dat het systeem voor accreditatie van de aangemelde instanties moet worden verbeterd en dat er voor de selectie, werking en controle van dergelijke instanties strengere criteria moeten worden gehanteerd op basis van een juridisch kader dat de consistentie, vergelijkbaarheid, coördinatie en betrouwbaarheid van het decentrale systeem waarborgt en daarmee het onderlinge vertrouwen versterkt.

    4.9

    Het markttoezichtsysteeem dient, vooral vanwege de steeds verdergaande globalisering, te voorzien in een gemeenschappelijk regelgevingskader dat zorgt voor een efficiënte en consistente toepassing van de wetgeving binnen de hele EU.

    4.10

    Zoals ook in het RAPEX-jaarverslag 2006 (RAPEX is het systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke consumentenproducten) valt te lezen, mogen niet-conforme en mogelijk gevaarlijke producten onder geen beding op de markt komen (15).

    4.11

    Wat de CE-markering betreft, is het buitengewoon belangrijk om het vertrouwen in conformiteitsmarkeringen terug te winnen. De CE-markering, die als conformiteits- en niet als kwaliteitsmarkering is bedoeld, moet weer in ere worden hersteld, zodat het veel gemakkelijker wordt om schendingen daarvan aan te pakken en om de rechtsbescherming te waarborgen van een instrument dat juridisch gezien de basis vormt van alle richtlijnen van de nieuwe aanpak, waaronder inmiddels twintig productiesectoren vallen.

    4.12

    De achilleshiel van het bestaande systeem zijn wellicht de inconsistenties, de dubbele voorschriften en de juridische onduidelijkheden, waarvan consumenten, bedrijven, burgers en het maatschappelijk middenveld veel schade ondervinden.

    4.13

    De gelaagdheid in de wet- en regelgeving en het gebrek aan noodzakelijke consistentie, waardoor initiatieven niet aansluiten op het EU-beleid en andere doelstellingen, hebben geleid tot een hoop administratieve rompslomp en tot aanzienlijk tijdverlies bij het doorlopen van de diverse procedures. De hele samenleving, maar vooral kleine en middelgrote bedrijven, de consumenten en de individuele burgers ondervinden daar de negatieve gevolgen van.

    4.14

    Het Comité staat dan ook geheel achter het voorstel voor een gemeenschappelijk referentiekader voor het in de handel brengen van producten (16). Behalve definities zouden daarin ook gemeenschappelijke elementen en procedures voor toekomstige aanpassingen van de diverse richtlijnen moeten worden vastgelegd, om zo de leemten in het bestaande juridische kader op te vullen en de overbodige administratieve rompslomp weg te nemen.

    4.15

    De interne markt zou zeer gediend zijn met een praktische digitale gids voor het in de handel brengen van producten (17) waarin per sector een handig overzicht wordt gegeven van alle wetgeving en alle procedures, met inbegrip van de rechten en plichten, de toegangsprocedures, de tijdschema's en de kosten van productlanceringen.

    5.   Bijzondere opmerkingen

    5.1   Voorstel voor een verordening over wederzijdse erkenning en productcontactpunten — COM(2007) 36 final

    5.1.1

    Het principe van wederzijdse erkenning, zoals dat is vastgelegd bij artt. 28 en 30 van het Verdrag, vormt de hoeksteen van het vrije verkeer van goederen en diensten in de interne markt. Gezien de geleidelijke uitbreiding van de Unie en de steeds verdergaande globalisering van de markten, is het na vijftig jaar hoog tijd om de rol en de beschermende functie van dit principe meer te verankeren, om de rechtszekerheid en de uniforme toepassing ervan te waarborgen en om al zijn mogelijkheden voor marktdeelnemers, Europese bedrijven en nationale overheden ten volle te benutten.

    5.1.2

    Bovengenoemd voorstel vormt een stap in de goede richting, omdat het voorziet in:

    een procedure om afwijkingen van de algemene regel aan te vechten;

    een gemeenschappelijk kader van rechten en plichten voor nationale overheden en bedrijven;

    een systeem voor informatie-uitwisseling en administratieve samenwerking op het gebied van nationale voorschriften.

    5.1.3

    Toch is het Comité is van mening dat er in het voorstel meer aandacht zou moeten worden besteed aan de volgende knelpunten:

    Toepassing van het principe van wederzijdse erkenning kan niet los worden gezien van het vertrouwen van de lidstaten in elkaars mechanismen voor markttoezicht (die een doorslaggevende rol spelen bij het verlenen van toestemming voor het in de handel brengen van producten op de Europese interne markt), in de doeltreffendheid van de conformiteitsbeoordelingsprocedures, in de rol van de onderzoekslaboratoria en in de deskundigheid van de certificerende instellingen en de normalisatie-instituten.

    In het onderhavige voorstel voor een verordening is voor de Commissie een minder belangrijke rol weggelegd dan in Besluit 3052/95/EG.

    De mechanismen voor administratieve samenwerking voorzien niet in horizontale samenwerking tussen overheidsinstanties en productcontactpunten, maar beperken zich tot verticale samenwerking tussen bedrijven en nationale overheden.

    Er wordt niet verwezen naar mechanismen voor probleemoplossing, zoals Solvit (18), waarmee bedrijven direct om een snelle en beproefde procedure kunnen vragen.

    De bewijslast wordt omgekeerd, ook voor producten uit derde landen die door Europese bedrijven worden geïmporteerd.

    Het zal bijzonder moeilijk zijn om een positieve lijst van producten op te stellen, aangezien het principe van wederzijdse erkenning van toepassing is op alle producten die niet onder de geharmoniseerde wetgeving vallen.

    5.1.4

    Het Comité pleit ervoor om in het voorstel expliciet aan te geven op welke rechtsgronden uit het Verdrag het principe van wederzijdse erkenning teruggrijpt en om daarbij te onderstrepen dat de bescherming van vermeende nationale voorschriften slechts een uitzondering is.

    5.1.5

    Het Comité hecht veel belang aan transparantie, rechtszekerheid en vereenvoudiging bij de tenuitvoerlegging van het principe van wederzijdse erkenning en pleit daarom voor het volgende:

    Nationale overheden die willen afwijken van dit principe, moeten via eenvoudige procedures en binnen de gestelde termijnen de bewijslast kunnen omkeren, om snel een duidelijke oplossing te vinden voor heikele kwesties.

    Er zou een mogelijkheid moeten worden geschapen om zonder veel extra kosten, inspanningen en tijdverlies in beroep te gaan bij de nationale rechtbanken.

    Geschillen zouden buitengerechtelijk moeten kunnen worden beslecht met behulp van procedures die in EU-verband goed blijken te werken.

    Het vrije verkeer van goederen en diensten zou moeten worden uitgebreid en verbeterd, onder meer door middel van gezamenlijke voorlichtingscampagnes en opleidingen voor bedrijven, consumenten en openbare diensten.

    De procedures moeten minder lang duren. Indien het conflict niet binnen de daarvoor gestelde termijn is opgelost, moeten bedrijven, nadat ze van de nationale overheid een schriftelijke en met redenen omklede kennisgeving hebben ontvangen, binnen twintig dagen hun tegenbewijs kunnen overleggen en zich tot de nationale rechtbanken kunnen wenden.

    De productcontactpunten in de diverse lidstaten moeten via een Europees netwerk en de EU-website met elkaar worden verbonden om alle nodige informatie te kunnen verschaffen over de rechten en plichten inzake wederzijdse erkenning.

    5.1.6

    Voor het aantekenen van beroep zouden maximale termijnen moeten worden gesteld, zodat zaken voor het Gerecht van eerste aanleg kunnen worden beslecht.

    5.1.7

    De lidstaten moeten adequate technische structuren in het leven roepen om op korte termijn (zo nodig door middel van een urgentieprocedure) eventuele bewijzen van inbreuken op het principe van wederzijdse erkenning te kunnen aandragen. Art. 30 van het EG-Verdrag biedt hun namelijk de mogelijkheid om „maatregelen te treffen met gelijke werking als kwantitatieve beperkingen wanneer deze worden gerechtvaardigd door een niet-economisch algemeen belang (goede zeden, openbare orde, openbare veiligheid, bescherming van de gezondheid en het leven van mensen en dieren, instandhouding van de plantenwereld, bescherming van de nationale rijkdommen en bescherming van het industriële en commerciële eigendom)” (19).

    5.1.8

    In een eerste poging om geschillen te beslechten zouden de productcontactpunten gebruik moeten maken van mechanismen als Solvit, zodat ook bedrijven van deze buitengerechtelijke procedure voor administratieve samenwerking tussen de lidstaten, waarbij binnen tien weken een antwoord moet worden geformuleerd, kunnen profiteren als hun producten aan de grens worden tegengehouden (20).

    5.1.9

    De productcontactpunten dienen zich proactief op te stellen door praktische informatie over procedurele aangelegenheden te verstrekken en een nationale website op te zetten (met links naar soortgelijke websites in andere landen en naar relevante websites van de EU) waarop uitspraken over eerder afgehandelde geschillen staan vermeld en lijsten van wederzijds erkende producten zijn opgenomen. Het Comité pleit verder ook voor het opzetten van een databank ten behoeve van alle potentiële gebruikers, die in het kader van het interoperabiliteitsprogramma IDABC door middel van een telematicanetwerk met de diverse contactpunten zou moeten worden verbonden (21).

    5.1.10

    Het opzetten van dergelijke instrumenten mag niet aan de „goodwill” van de bevoegde instanties worden overgelaten, maar dient als een verplichte maatregel in de verordening te worden vermeld. Bovendien zouden de productcontactpunten op gezette tijden, samen met de Commissie, voorlichtingsbijeenkomsten en trainingen moeten organiseren om marktdeelnemers, ambtenaren, douanemedewerkers en consumenten goed te wijzen op hun bij het Verdrag vastgelegde rechten en plichten.

    5.1.11

    Verder zou er een digitaal handboek moeten komen waarin op basis van een horizontale indeling per sector alle bestaande wetten en regels in de EU kunnen worden opgezocht.

    5.1.12

    Het Comité is geen voorstander van het opstellen van een positieve lijst van producten die onder de verordening vallen, noch van een restrictief gebruik van de urgentieprocedure op basis van de richtlijn over algemene productveiligheid.

    5.1.13

    De Commissie dient door middel van direct toezicht het functioneren van de meldingssystemen nauwgezet te controleren. Daarom moeten de lidstaten worden verplicht om elke melding door te geven en om jaarlijks verslag uit te brengen over de overeenkomstig de verordening getroffen maatregelen, zodat de Commissie hierover verslag kan uitbrengen aan het Parlement, de Raad, het Comité c.q. de Waarnemingspost Interne markt.

    5.2   Voorstel voor een besluit betreffende een gemeenschappelijk kader voor het in de handel brengen van producten en de CE-markering — COM(2007) 53 final

    5.2.1

    Het Comité staat achter de uitgangspunten van de voorstellen, omdat daarin de positieve elementen van de nieuwe aanpak gecombineerd worden met de globale aanpak (22) van de conformiteitsbeoordeling. Over de hele linie zouden die nu en in de toekomst vertaald moeten worden in communautaire wetgeving die alle facetten van de goederenhandel bestrijkt, met name de aspecten veiligheid, volksgezondheid en milieu. Het grondbeginsel van de interne markt — gelijke behandeling voor alle marktdeelnemers — moet in de wetgeving worden verankerd en door de lidstaten onverkort worden toegepast.

    5.2.2

    Of het nu fabrikanten, gevolmachtigde vertegenwoordigers of importeurs (23) zijn, „alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend producten op de markt aanbieden die aan de toepasselijke wetgeving voldoen” (24).

    5.2.3

    Het is van essentieel belang dat producten traceerbaar zijn om iedere marktdeelnemer op zijn verantwoordelijkheid te kunnen aanspreken en te kunnen garanderen dat alle relevante EU-voorschriften in acht zijn genomen. Het Comité vindt niet dat de conformiteitsverplichtingen van de diverse betrokken partijen „beperkt moeten blijven tot bepaalde controles”, zoals de Commissie voorstelt (25).

    5.2.4

    Wat het onderwerp en het toepassingsgebied van het besluit betreft, is het Comité van oordeel dat uitzonderingen moeten worden vermeden en dat het voorgestelde gemeenschappelijk kader voor de hele EU-wetgeving dient te gelden — wat verderop ook met betrekking tot de verordening inzake het Europees accreditatiesysteem en de accreditatie-instanties wordt bepleit (zie par. 5.3.3). Op het gebied van veiligheid, volksgezondheid of milieubescherming zijn uitzonderingen absoluut uit den boze. Het nieuwe kader moet worden toegepast op alle bestaande regels en er mag niet worden gewacht op een eventuele algemene herziening van afzonderlijke richtlijnen en verordeningen.

    5.2.5

    Van groot belang voor de marktdeelnemers zijn de in hoofdstuk 1 van het voorgestelde besluit opgenomen definities, want maar al te vaak worden in richtlijnen over dezelfde producten verschillende definities gebruikt.

    5.2.6

    Het Comité pleit voor:

    duidelijkere regels, in termen van verplichtingen voor de marktdeelnemers, om het kader van de nieuwe aanpak te verbeteren;

    een efficiënter markttoezicht;

    qua competentieniveau meer gelijkwaardige conformiteitsbeoordelingsinstanties.

    5.2.7

    De aan de marktdeelnemers op te leggen verplichtingen moeten gerechtvaardigd en evenredig zijn en mogen geen kostbare bureaucratische en administratieve rompslomp met zich meebrengen. Dat geldt voor de steekproeven op de in de handel gebrachte producten, het klachtenregister (art.7, lid 4, tweede alinea) en de kennisgevingsplicht, die alleen van toepassing zou moeten zijn op gevaarlijke producten (zoals bepaald bij de richtlijn over algemene productveiligheid).

    5.2.7.1

    De conformiteitsbeoordelingsinstanties dienen altijd uit te gaan van het evenredigheidsbeginsel. Als het gaat om kleine en middelgrote ondernemingen en om niet standaard of in gelimiteerde oplage geproduceerde goederen dienen ze hun methoden daaraan aan te passen.

    5.2.8

    De aangemelde instanties dienen binnen de hele Europese Economische Ruimte blijk te geven van competentie, onpartijdigheid en efficiency. Om alle producenten dezelfde concurrentievoorwaarden te kunnen bieden, moet de accreditatiebeoordeling, overeenkomstig de in de verordening onder art. 3 e.v. vastgelegde verplichting, door de nationale accreditatie-instantie worden verricht en moet zij worden goedgekeurd door de aanmeldende autoriteit. Dit voorkomt onnodige en kostbare overlappingen.

    5.2.9

    Voor de conformiteitsbeoordeling zou bij voorkeur gebruik moeten worden gemaakt van module A voor interne productiecontrole, te meer daar de verantwoordelijkheid voor het product hoe dan ook geheel en al bij de fabrikant of importeur in de Europese Economische Ruimte ligt. Overigens zou er, met name voor het MKB en in gelimiteerde oplage geproduceerde goederen, tussen verschillende eenvoudige modules moeten kunnen worden gekozen.

    5.2.10

    Kern van de regelgeving is de CE-markering, die aangeeft dat een product aan de geldende voorschriften voldoet en die meer bescherming zou moeten genieten van de lidstaten. Met behulp van adequate en evenredige (straf)maatregelen zouden zij elke vorm van misbruik moeten uitbannen. De nieuwe regelgeving bepaalt dat de fabrikant aansprakelijk blijft voor alle schade die zijn product veroorzaakt, ook al is de conformiteit aangetoond en is er een CE-markering aangebracht.

    5.2.11

    Het Comité is het er volledig mee eens dat een gebrek aan vertrouwen in de CE-markering neerkomt op een „gebrek aan vertrouwen in het hele systeem, dus in de markttoezichtautoriteiten, de producenten, de fabrikanten, de certificerende instellingen en uiteindelijk ook in de adequaatheid van de wetgeving van de nieuwe aanpak” (26).

    5.2.12

    De beste manier om de bij Besluit 93/465/EEG van de Raad (27) vastgelegde status en functie van de CE-markering te verbeteren, is een radicale hervorming waarbij:

    duidelijk wordt gemaakt dat de markering niet moet worden gebruikt of gezien als een markerings- of etiketteringssysteem voor de consumptie (28), noch als waarborg voor de kwaliteit of de certificering dan wel goedkeuring door een derde, maar alleen als een conformiteitsverklaring met bijbehorende technische informatie die de fabrikant of importeur de overheden en de consument dient voor te leggen en waarvoor hij volledig verantwoordelijk is;

    de verschillende procedures voor conformiteitsbeoordeling worden gestroomlijnd;

    de CE-markering meer rechtsbescherming krijgt door middel van registratie als collectief merk, zodat overheden snel kunnen ingrijpen en misbruik kunnen aanpakken, terwijl er tegelijkertijd ruimte overblijft voor aanvullende nationale markeringen;

    de markttoezichtmechanismen en de grenscontroles worden verbeterd;

    producenten en consumenten zich buigen over de eventuele voor- en nadelen van een vrijwillige gedragscode voor een effectieve ontwikkeling van al dan niet verplichte Europese en nationale keurmerken en etiketten en over de vraag hoe die zich zouden moeten verhouden tot de CE-markering.

    5.2.13

    Ofschoon het punt van de markttoezichtmechanismen uitgebreid aan bod komt in paragraaf 5.3.13 e.v., wil het Comité hier reeds onderstrepen dat het veel belang hecht aan de betrokkenheid van de Commissie, niet alleen in het geval van conforme producten, maar ook bij producten die een risico met zich meebrengen voor de veiligheid en de volksgezondheid, en in gevallen van formele non-conformiteit, zoals bepaald bij art. 38 van het voorstel voor een besluit.

    5.2.14

    Het Comité wijst op de cruciale rol van technische normalisatie in dit hele vraagstuk. De nieuwe aanpak gaat immers uit van een nauwe relatie tussen minimale wettelijke voorschriften en Europese technische normen die moeten worden ondersteund en toegepast. Daarom moet de betrokken normalisatie-instelling onmiddellijk worden gewaarschuwd als er formeel bezwaar wordt aangetekend tegen geharmoniseerde voorschriften (29), zodat zij daar rekening mee kan houden bij het opstellen van voorschriften.

    5.3   Voorstel voor een verordening voor een Europees accreditatiesysteem en markttoezichtmechanismen — COM(2007) 37 final

    5.3.1

    Het Comité steunt het voorstel voor een op wederzijds vertrouwen en onderlinge samenwerking gebaseerd Europees accreditatiesysteem met bindende regels voor zowel marktdeelnemers als overheden, dat voorziet in eenvoudigere en snellere procedures, de regelgeving en de tenuitvoerlegging daarvan voor alle Europese consumenten en marktdeelnemers gelijktrekt en voor alle op de markt te brengen producten een hoge mate van bescherming van de veiligheid en volksgezondheid van de consument garandeert.

    5.3.2

    Het Europese accreditatiesysteem moet ervoor zorgen dat er niet meerdere beoordelingen naast elkaar worden uitgevoerd en dat de resultaten van conformiteitsbeoordelingen internationaal worden erkend. Hiertoe is het zaak dat de conformiteitsbeoordeling en de daarvoor bevoegde instanties voldoen aan internationaal erkende normen en dat in de verordening een definitie van de begrippen „conformiteitsbeoordeling”, „conformiteitsbeoordelingsinstanties”, „aanwijzing van de instantie” en „aanmelding” wordt opgenomen.

    5.3.3

    De bepalingen van de verordening moeten gelden voor alle accreditatie-instanties en de diensten die zij in de Europese Economische Ruimte leveren, ongeacht het soort conformiteitsbeoordelingen dat zij zelf voor hun eigen klanten verrichten. Dit moet zorgen voor:

    een coherent geheel van heldere gemeenschappelijke definities die beantwoorden aan de internationale normen en kunnen worden toegepast in alle richtlijnen van de nieuwe aanpak en alle productspecifieke richtlijnen, waaronder ook die voor conformiteitsbeoordelingen en conformiteitsbeoordelingsinstanties;

    een publiek accreditatiesysteem dat ongevoelig is voor concurrentie en commerciële belangen;

    een uniforme toepassing van álle relevante communautaire regels en voorschriften, zonder uitzonderingen op het punt van veiligheid en gezondheid en op milieugebied; de nieuwe regeling moet meer lijn brengen in de steeds complexere communautaire regelgeving op dit gebied, zodat alle producenten, zowel binnen als buiten de EU, weten waaraan ze zich hebben te houden;

    toepassing van de regeling op álle activiteiten waarvoor accreditatie vereist is (waaronder ijking), ongeacht of accreditatie bij wet verplicht is gesteld dan wel noodzakelijk is vanwege contractuele verplichtingen;

    de naleving door de nationale accreditatie-instanties van de normen inzake competenties en onpartijdigheid (middels collegiale toetsing onder toezicht van alle bij het accreditatieproces betrokken partijen);

    kosteneffectiviteit, evenredigheid, betrouwbaarheid en wederzijds vertrouwen in het gemeenschappelijke accreditatiesysteem, zowel voor het gereglementeerde als het niet-gereglementeerde gedeelte.

    5.3.4

    De definitie van accreditatie zou zodanig moeten worden verruimd, dat ook activiteiten als ijking, keuring, certificering, inspectie en andere vormen van conformiteitsbeoordeling daaronder vallen.

    5.3.5

    Wil men komen tot een uniforme regelgeving waarin alle procedures voor conformiteitsbeoordeling zijn vastgelegd, dus ook die voor kwaliteitsborging, ijking en ISO-43-audits, dan zouden er geen uitzonderingen moeten worden toegestaan en zouden alle accreditatie-instanties en al hun in de Europese Economische Ruimte geleverde diensten, ongeacht het soort conformiteitsbeoordeling dat ze voor hun klanten uitvoeren, onder de verordening moeten vallen.

    5.3.6

    Zoals in art. 4, lid 6, van de voorgestelde verordening wordt voorgesteld, mogen de nationale accreditatie-instanties geen winstoogmerk nastreven. De huidige bewoording brengt echter het risico met zich mee dat er geen startkapitaal kan worden gevormd en er dus ook geen solide financiële basis kan worden gelegd voor een efficiënte en hoogwaardige dienstverlening. Naar het oordeel van het Comité zouden de nationale accreditatie-instanties in zoverre non-profit moeten zijn dat ze, zoals internationaal is vastgelegd in ISO/IEC 17011 (30), geen winst uitkeren.

    5.3.7

    Het Europese accreditatiesysteem zou als het hoogste accreditatiesysteem moeten worden beschouwd en zou, als openbare dienst van algemeen belang, geen concurrentie te duchten moeten hebben. Het Comité staat achter de bepaling dat de lidstaten over niet meer dan één nationale accreditatie-instantie mogen beschikken, dat de competentie en onpartijdigheid daarvan middels collegiale toetsing moeten worden vastgesteld en dat kleinere lidstaten onder bepaalde voorwaarden (31) een beroep moeten kunnen doen op de nationale accreditatie-instantie van een naburige lidstaat.

    5.3.8

    De Europese samenwerking voor accreditatie (EA) moet een heldere rechtsgrondslag en een belangrijkere en nauwkeuriger omschreven rol krijgen. Alle nationale accreditatie-instanties zouden zich bij de EA moeten aansluiten, om gelijkheid, transparantie, betrouwbaarheid en doelmatigheid te garanderen. Bovendien zou het EA-netwerk door de lidstaten moeten worden ondersteund.

    5.3.9

    Om de Europese samenwerking voor accreditatie verder op te voeren, zouden de accreditatie-instellingen de in het kader van de EA opgestelde multilaterale verdragen moeten ondertekenen. Behalve voor de EA zou de door de verordening voorziene financiering ook moeten worden aangewend voor campagnes ter ondersteuning van het markttoezicht en van gezamenlijke cursussen voor de medewerkers van de betrokken nationale overheden.

    5.3.10

    De in art. 9, lid 1, van de voorgestelde verordening genoemde collegiale toetsing, die tot doel heeft om het functioneren van de interne markt te verbeteren door het vertrouwen te vergroten, dient binnen het Europese accreditatiesysteem te worden georganiseerd en volgens geharmoniseerde en in het kader van de EA opgestelde regels te worden uitgevoerd. De resultaten van de toetsing moeten openbaar worden gemaakt en aan alle lidstaten alsook aan de Commissie worden meegedeeld.

    5.3.11

    Om duidelijk te laten zien dat ze het geschonken vertrouwen waard zijn, zullen de accreditatie-instanties de collegiale toetsing met succes moeten doorstaan.

    5.3.12

    Het Comité is van oordeel dat in de nieuwe verordening zou moeten worden bepaald dat alle partijen een stem in het kapittel dienen krijgen en daarom in de accreditatie-instanties vertegenwoordigd moeten zijn.

    5.3.13

    Het Comité acht het van groot belang dat de nationale wet- en regelgevingen worden geharmoniseerd en de lidstaten nauwer met elkaar samenwerken om de diverse markttoezichtmechanismen beter op elkaar te laten aansluiten en de coherentie en efficiëntie van het markttoezicht te vergroten. Het is van oordeel dat de voorschriften en richtlijnen op het gebied van algemene productveiligheid (waaronder Richtlijn 2001/95/EG) zodanig dienen te worden aangepast dat de regeling volledig voldoet aan het principe „beter wetgeven”. Het Comité pleit voor een uitbreiding van de regeling voor markttoezicht tot de producten die onder Richtlijn 2001/95/EG vallen, omdat veel daarvan worden verkocht aan zowel professionele gebruikers als consumenten. Het vindt het daarom onaanvaardbaar dat het in art. 13, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG genoemde toepassingsgebied wordt uitgesloten. In plaats van meer samenhang in het toezicht op de interne markt, schept dit alleen maar meer verwarring en meer problemen voor de marktdeelnemers.

    5.3.14

    Het Comité acht het overigens volledig legitiem dat het bestaande systeem voor snelle informatie-uitwisseling — RAPEX (32) — wordt ingezet, aangezien daarmee het markttoezicht op doeltreffende wijze kan worden ondersteund. Wel moeten de lidstaten, douaneautoriteiten en overheidsinstanties er op een meer uniforme en gecoördineerde wijze gebruik van maken.

    5.3.15

    Het is noodzakelijk dat de douaneautoriteiten binnen een Europees netwerk gaan samenwerken met de markttoezichtautoriteiten om ervoor te zorgen dat producten aan een scherpe controle worden onderworpen voordat ze op de Europese interne markt verschijnen. De douaneautoriteiten dienen derhalve te beschikken over gekwalificeerd personeel en voldoende financiële middelen en bevoegdheden, zodat ze hun taken naar behoren kunnen uitvoeren.

    5.3.16

    De markttoezicht- en douaneautoriteiten dienen vooral over de juiste instrumenten te beschikken om snel te kunnen ingrijpen in het geval van seizoensproducten of artikelen die als speciale aanbiedingen voor een korte periode en vaak onder een tijdelijke fantasienaam op de markt worden gebracht. De importeur van dergelijke producten in de Unie moet ervoor zorgen dat alle Europese voorschriften, met name op het gebied van veiligheid en milieu, worden nageleefd.

    5.3.17

    Tot slot zou in de verordening ook moeten worden bepaald dat, wanneer conform art. 19, lid 1, maatregelen worden genomen omdat een product niet aan de conformiteitsvoorschriften voldoet, het evenredigheidsbeginsel in acht dient te worden genomen. Art. 17 zou dienovereenkomstig moeten worden aangepast.

    Brussel, 13 december 2007.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    D. DIMITRIADIS


    (1)  In de communautaire wetgeving worden er voor een aantal concepten meerdere definities gehanteerd. De definitie van sommige concepten — „milieubewust ontwerpen”, „productveiligheid”, „aansprakelijkheid voor producten met gebreken”, „afvalverwerking”, „energie-efficiëntie” — varieert namelijk naar gelang van de regeling. Dit leidt tot verwarring onder de betrokken partijen, zeker als op hetzelfde product verschillende richtlijnen van toepassing zijn.

    (2)  Advies Herziening van de interne markt, PB C 93 van 27 april 2007 (rapporteur: de heer Cassidy).

    (3)  Zie ook artt. 94-95 van het EU-Verdrag.

    (4)  Advies Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap, PB C 309 van 16 december 2006 (rapporteur: de heer Cassidy).

    (5)  PB C 234 van 30 september 2003 (rapporteur: de heer Cassidy).

    (6)  PB C 208 van 3 september 2003 (rapporteur: de heer Pezzini).

    (7)  PB C 325 van 30 december 2006 (rapporteur: de heer Van Iersel).

    (8)  Ibidem.

    (9)  Facing the challenge, the Lisbon strategy for growth and employment, verslag van de Groep op Hoog Niveau onder voorzitterschap van Wim Kok, november 2004 — Europese Commissie.

    (10)  SEC(2007) 113 van 14 februari 2007.

    (11)  Tweede tweejaarlijks verslag over de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in de interne markt — COM(2002) 419 final.

    (12)  Momenteel telt de EU circa 1 700 aangemelde instanties.

    (13)  Zie ook artt. 94-95 van het EU-Verdrag.

    (14)  Lijst van recente adviezen over vereenvoudiging, betere wetgeving en prioriteiten van de interne markt:

    1)

    Herziening van de interne markt, PB C 93 van 27 april 2007 (rapporteur: de heer Cassidy).

    2)

    Advies over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving (COM(2005) 535 final), PB C 309 van 16 december 2006 (rapporteur: de heer Cassidy).

    3)

    Verkennend advies op verzoek van het Britse voorzitterschap over Beter wetgeven, goedgekeurd op 28 september 2005, PB C 24 van 31 januari 2006 (rapporteur: de heer Retureau).

    4)

    Initiatiefadvies over Verbetering van de tenuitvoerlegging en handhaving van de Europese wetgeving, goedgekeurd op 28 september 2005, PB C 24 van 31 januari 2006 (rapporteur: de heer Van Iersel).

    5)

    Advies over Modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire (COM(2003) 71 final), goedgekeurd op 31 maart 2004, PB C 112 van 30 april 2004 (rapporteur: de heer Retureau).

    6)

    Initiatiefadvies over Vereenvoudiging, goedgekeurd op 26 maart 2003, PB C 133 van 6 juni 2003 (rapporteur: de heer Simpson).

    7)

    Verkennend advies over de Mededeling van de CommissieVereenvoudiging en verbetering van de regelgeving (COM(2001) 726 final), goedgekeurd op 21 maart 2002, PB C 125 van 27 mei 2002 (rapporteur: de heer Walker).

    8)

    Initiatiefadvies over Vereenvoudiging, goedgekeurd op 29 november 2001, PB C 48 van 21 februari 2002 (rapporteur: de heer Walker).

    9)

    Initiatiefadvies over De vereenvoudiging van de regelgeving voor de interne markt, goedgekeurd op 19 oktober 2000, PB C 14 van 16 januari 2001 (rapporteur: de heer Vever).

    10)

    Initiatiefadvies over de Prioriteiten van de interne markt 2005-2010, goedgekeurd op 7 april 2005, PB C 255 van 14 oktober 2005 (rapporteur: de heer Cassidy).

    11)

    Advies over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's InternemarktstrategiePrioriteiten 2003-2006, goedgekeurd op 16 juli 2003, PB C 234 van 30 september 2003 (rapporteur: de heer Cassidy).

    12)

    Informatief rapport over Vereenvoudiging.

    13)

    Informatief rapport over Co- en zelfregulering in de interne markt: huidige stand van zaken, goedgekeurd op 11 januari 2005, CESE 1182/2004 fin (rapporteur: de heer Vever).

    (15)  Het op 19 april 2007 door de Commissie gepubliceerde jaarverslag is te vinden op: http://ec.europa.eu/rapex. Uit het verslag blijkt dat het aantal meldingen de laatste jaren gestaag is gegroeid. Het aantal meldingen inzake de veiligheid van non-food consumentenproducten in Europa is tussen 2004 en 2006 gestegen van 388 naar 924, hetgeen meer dan een verdubbeling is. Tussen 2005 en 2006 bedroeg de stijging 32 %. De meldingen hadden vooral betrekking op speelgoed, elektrische apparaten, motorvoertuigen, lampen en cosmetica. Verwondingen, elektrische schok, brand en brandwonden, verstikkingsgevaar en chemische risico's waren de meest gehoorde klachten.

    (16)  In dat gemeenschappelijke kader zou ook rekening moeten worden gehouden met het aspect „diensten”, die steeds vaker bij producten worden geleverd.

    (17)  Zie par. 5.1.11.

    (18)  http://ec.europe.eu/solvit/

    (19)  Europees Parlement — Feiten over de Europese Unie, 3.2.1 Vrij verkeer van goederen. Laatste herziening: 22 oktober 2001.

    http://www.europe-info.de/facts/nl/3_2_1.htm.

    (20)  Werkdocument van de Commissie „Development and Performance of the Solvit network in 2006” (Ontwikkeling en prestaties van het Solvit-netwerk in 2006) van 30 april 2007 (SEC(2007) 585):

    „Alle lidstaten en ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein hebben, veelal bij het ministerie van Buitenlandse Zaken of Economische Zaken, een SOLVIT-centrum in het leven geroepen.

    Via een onlinedatabase werken deze centra gezamenlijk aan snelle en praktische oplossingen voor problemen die door burgers en bedrijven worden aangekaart. De voorschriften voor de samenwerking binnen SOLVIT zijn vastgelegd in een door de conclusies van de Raad bevestigde aanbeveling van de Commissie uit 2001. SOLVIT is sinds juli 2002 operationeel. Om binnen het hele netwerk een hoge kwaliteit van dienstverlening te kunnen garanderen, hebben de SOLVIT-centra in december 2004 uit eigen beweging een aantal gemeenschappelijke kwaliteits- en prestatienormen opgesteld.”.

    (21)  PB C 80 van 30 maart 2004 (rapporteur: de heer Pezzini).

    (22)  De globale aanpak heeft gezorgd voor een modulaire benadering waarbij de conformiteitsbeoordeling naar gelang de ontwikkelingsfase van het product (bijv. ontwerp, prototype, in productie), het soort beoordeling (controle van de documentatie, typegoedkeuring, kwaliteitsborging) en de beoordelende instantie (de fabrikant of een derde) is onderverdeeld in een aantal verschillende stappen of „modules”.

    De globale aanpak werd voltooid met Besluit 90/683/EEG van de Raad, en vervangen en bijgewerkt door Besluit 93/465/EEG. In beide besluiten zijn algemene richtsnoeren en gedetailleerde procedures voor conformiteitsbeoordeling vastgelegd die in de richtlijnen van de nieuwe aanpak moeten worden gebruikt.

    (23)  Met inbegrip van importeurs van zogeheten „naamloze” producten uit derde landen die voor korte tijd en vaak onder een fantasienaam (volgens het principe „verkopen en wegwezen”) in de handel worden gebracht.

    (24)  Overweging 14 van het voorstel voor een besluit COM(2007) 53 final.

    (25)  Overweging 7 van het voorstel voor een besluit COM(2007) 53 final.

    (26)  The role and significance of the CE marking, European Commission, Draft Certif. DOC 2005 — 11 van 30 augustus 2005.

    (27)  Besluit 93/465/EG inzake modules: „De CE-markering geeft aan dat is voldaan aan alle verplichtingen die met betrekking tot het product aan de fabrikanten zijn opgelegd krachtens de communautaire richtlijnen die in het aanbrengen daarvan voorzien”.

    (28)  BEUC 298/2007 van 5 juni 2007 over het „Pakket voor het goederenverkeer in de interne markt”, Jim Murray, hoorzitting EP van 5 juni 2007.

    (29)  Art. 14 van het voorstel voor een besluit COM(2007) 53 final.

    (30)  ISO/IEC 17011: „De accreditatie-instantie moet aan de hand van de boekhouding en/of documenten kunnen laten zien dat zij over voldoende financiële middelen beschikt om haar activiteiten uit te voeren”.

    (31)  Zie art. 6, lid 1, van het voorstel tot een verordening COM(2007) 37 final.

    (32)  Naast RAPEX is er het waarschuwingssysteem voor de voedingsmiddelensector RASFF, het waarschuwingssysteem voor ziekten bij de mens EWRS en het meldingssysteem voor dierziekten ADNS. Zie Besluit 2004/478/EG en Verordening 2230/2004/EG.


    BIJLAGE

    bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    De volgende wijzigingsvoorstellen, die tijdens de beraadslagingen werden verworpen, hebben minstens een kwart van de stemmen behaald:

    Par. 5.2.12

    Aan het slot van de tekst achter het eerste puntje het volgende toevoegen:

    „—

    duidelijk wordt gemaakt dat de markering niet moet worden gebruikt of gezien als een markerings- of etiketteringssysteem voor de consumptie, noch als waarborg voor de kwaliteit of de certificering dan wel goedkeuring door een derde, maar alleen als een conformiteitsverklaring met bijbehorende technische informatie die de fabrikant of importeur de overheden en de consument dient voor te leggen en waarvoor hij volledig verantwoordelijk is”.

    Motivering

    Conform de vigerende voorschriften dienen alle producten van een bepaalde soort, b.v. speelgoed, voorzien te zijn van een CE-markering. Deze zegt niets over de kwaliteit van het product in vergelijking met die van andere producten, maar geeft alleen aan dat het product in de handel mag worden gebracht omdat het aan de veiligheidsnormen voldoet.

    Voor sportartikelen als rolschaatsen en/of skateboards is er geen CE-markering vereist als de artikelen bedoeld zijn voor kinderen van meer dan 20 kilogram. Kinderen zullen misschien denken dat ze er met meerdere tegelijk op mogen staan en de consument zal misschien denken dat de artikelen mét CE-markering beter zijn dan de andere.

    Uit tal van enquêtes is gebleken dat de consument de CE-markering niet begrijpt of erdoor wordt misleid. Zo blijken velen te denken dat de producten in kwestie niet alleen veilig maar ook van een bepaalde kwaliteit zijn, of dat zij door derden zijn getest of in de EU zijn geproduceerd.

    Het is goed te begrijpen dat de consument het systeem niet door heeft. Levensmiddelen hoeven niet allemaal een speciaal keurmerk te hebben, maar dienen wel allemaal aan de EU-regels te voldoen. De Europese consumentenorganisaties BEUC en ANEC zijn van oordeel dat het voldoende is dat de CE-markering — het „veiligheidspaspoort” voor de markt — op de begeleidende documenten wordt aangebracht, zodat het door de bevoegde instanties kan worden gecheckt.

    Stemuitslag

    Stemmen voor: 24 Stemmen tegen: 27 Onthoudingen: 10

    Par. 5.2.12

    Een als volgt luidend zesde puntje toevoegen:

    „—

    de Commissie, de producenten en de consumenten ertoe worden aangezet met elkaar in discussie gaan over de invoering van een echt kwaliteitskeurmerksysteem, met certificering door derden en een breder scala aan criteria dan alleen maar de basisveiligheidsnormen die in de huidige richtlijnen zijn vastgelegd.”.

    Motivering

    Te denken valt aan de invoering — naast de bestaande veiligheidsnormen — van kwaliteitsnormen, milieunormen en ethische normen om de producenten in staat te stellen hun producten desgewenst ook op andere punten te laten testen.

    Als dit wijzigingsvoorstel wordt goedgekeurd, moet hoofdstuk 1 („Conclusies en aanbevelingen”) dienovereenkomstig worden aangepast (b.v. par. 1.5, 7e puntje).

    Stemuitslag

    Stemmen voor: 25 Stemmen tegen: 29 Onthoudingen: 12


    Top