This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52005AE1498
Opinion of the European Economic and Social Committee on the Communication from the Commission — Consultation document on state aid for innovation (COM(2005) 436 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie — Raadplegingsdocument inzake staatssteun voor innovatie (COM(2005) 436 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie — Raadplegingsdocument inzake staatssteun voor innovatie (COM(2005) 436 final)
PB C 65 van 17.3.2006, p. 86–91
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
17.3.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 65/86 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie — Raadplegingsdocument inzake staatssteun voor innovatie”
(COM(2005) 436 final)
(2006/C 65/16)
De Europese Commissie heeft op 21 september 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de: „Mededeling van de Commissie — Raadplegingsdocument inzake staatssteun voor innovatie”
De gespecialiseerde afdeling „Interne markt, productie en consumptie” was door het bureau van het Europees Economisch en Sociaal Comité met de voorbereidende werkzaamheden terzake belast.
Gezien de dringende aard van de werkzaamheden heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn 422e zitting op 14 en 15 december 2005 (vergadering van 14 december 2005) de heer PEZZINI tot algemeen rapporteur benoemd en het volgende advies uitgebracht, dat met 80 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Samenvatting en aanbevelingen
1.1 |
Het EESC is ingenomen met het raadplegingsdocument over staatssteun voor innovatie, waarin de Commissie zich ten doel stelt een duidelijk rechtskader te schetsen, criteria vast te leggen voor de toekenning van beter toegespitste steun en de regelgeving te vereenvoudigen. |
1.1.1 |
Het EESC beseft dat het document van de Commissie voor de eerste keer de gelegenheid biedt tot een diepgaand debat over thans zeer actuele onderwerpen:
|
1.2 |
Het nieuwe, door de Commissie voor te stellen rechtskader zal ook afhangen van de reacties op deze vragen en van de vraag waarop de inzet van de lidstaten gericht moet zijn om ontwikkeling en vooruitgang enerzijds te verbinden met naleving van de regels, vooral op het gebied van mededinging, anderzijds. |
1.3 |
Het ontoereikende concurrentievermogen van Europa is grotendeels te wijten aan de geringe mate van innovatie, die vaak bepaald wordt door tekortkomingen van de markt. In die gevallen kan staatssteun de marktactoren ertoe aanzetten om meer te investeren in de innovatie van producten en processen (1). |
1.4 |
Zonder innovatie zal het de Unie op cultureel en economisch gebied slechter vergaan. Het EESC beseft dit terdege en wil er via de invloed van zijn leden in de diverse sectoren van het maatschappelijk middenveld alles aan doen om het volgende te bereiken (ook aan de hand van zinvolle inzet van staatssteun):
|
1.5 |
Tot nu toe heeft de Commissie geen specifieke regelgeving voor staatssteun voor innovatie uitgevaardigd. Op basis van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag heeft zij aandacht besteed aan innovatie in het kader van andere bestemmingen voor steun, te weten voor de regio's, opleiding, maatregelen voor investeringskapitaal, werkgelegenheid en initiatieven voor het MKB. |
1.5.1 |
Innovatie viel, in zekere zin, onder de regeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (5), die verlengd is van 30 juni 2002 tot 31 december 2005 (6). |
1.6 |
Het EESC heeft zich in eerdere adviezen al unaniem of met meerderheid van stemmen uitgesproken over vele van de door de Commissie opgeworpen vragen:
|
1.7 |
Het Comité heeft er al eens op gewezen dat in de staatssteun voor het aanmoedigen van investeringen in innoverende projecten van het MKB de aandacht ook uit moet gaan naar de dimensionale ontwikkeling van ondernemingen en dat daarbij het volgende niet mag worden vergeten:
|
2. Motivering
2.1 Samenvatting van de Mededeling
2.1.1 |
De Commissie wil met deze mededeling een discussie op gang brengen die moet leiden tot een verbetering van de gemeenschappelijke normen voor staatssteun voor innovatieprojecten. |
2.1.2 |
De Commissie zet nu al haar standpunt uiteen ten aanzien van de volgende zes vraagstukken:
|
2.1.3 |
Voorwaarden:
|
2.2 De huidige situatie
2.2.1 |
In eerdere adviezen heeft het EESC steeds op het belang gewezen van toezicht op staatssteun voor de totstandbrenging van het volgende binnen de EU:
|
2.2.2 |
Enerzijds mededingingsbeleid (9) essentieel voor een correcte werking van de interne markt, opdat deze zich vrij ontwikkelt, zonder te worden gehinderd door discriminatoire regels, anderzijds kan ingrijpen door de staat juist en noodzakelijk blijken om de grenzen van de markt en de feilen ervan op te heffen. |
2.2.2.1 |
De in het voorjaar van 2005 (10) herijkte en van nieuw pragmatisme voorziene Lissabonstrategie vraagt in het bijzonder aandacht voor:
|
2.2.3 |
In de laatste jaren is de staatssteun licht gedaald (11) en is vooral besteed aan horizontale doelstellingen. In 2003 bedroeg de horizontale steun 79 % van alle steun; van dit percentage was 14 % bestemd voor onderzoek en ontwikkeling (12). Hiervan heeft ook de Europese Raad van maart 2005 nota genomen, die er nog eens op heeft gewezen dat er afwijkingen moeten worden toegestaan om tekortkomingen van de markt te ondervangen. |
2.2.3.1 |
Ook het Europees Parlement toont zich in zijn resolutie: „De Europese concurrentiepositie versterken: gevolgen van de industriële veranderingen voor het beleid en de rol van het MKB” (13) verheugd over de gedaalde omvang van de totale steun en wijst daarin opnieuw op het nut van hulp voor onderzoek, ontwikkeling, opleiding en advisering voor kleine ondernemingen. |
2.2.4 |
In het kader van de hervorming van de steunregeling (14), waarover ook het EESC zich heeft uitgesproken (15), wijst het Europees Parlement er nog eens op dat er een duidelijke actielijn moet worden uitgewerkt voor de hervorming van de staatssteun voor innovatie, opgevat in de breedste zin des woords en niet beperkt tot technologische aspecten (16), die horizontaal, in alle sectoren kan worden toegepast, inclusief de handel en dienstensector, die concreet kunnen bijdragen aan de Lissabonstrategie. |
2.2.5 |
Het EESC herinnert eraan dat de Commissie in 2004 diverse gestructureerde voorstellen heeft gedaan voor de algemene hervorming van de steun, waarin rekening is gehouden met de tekortkomingen van de markt. Deze voorstellen, waarmee ook het Comité kon instemmen, worden geleidelijk bewaarheid, aan de hand van de inmiddels gepubliceerde mededelingen. |
2.2.6 |
Anderzijds beseft het EESC terdege dat de materie zeer dynamisch is, omdat ze afhangt van veranderingen op politiek, sociaal, economisch en juridisch gebied en van de versnelde globalisering van de markten. Maatregelen moeten dus om de zoveel tijd gewijzigd kunnen worden (17), zonder dat dit ten koste gaat van de duidelijkheid en transparantie van het juridisch referentiekader. |
2.2.7 |
In verband met de globalisering van de markten moet de aandacht vooral uitgaan naar enerzijds het WTO multilateraal referentiekader, en anderzijds naar het referentiekader van de belangrijkste handelspartners van Europa. |
2.2.8 |
In de VS kent de United States Small Busines Administration (SBA), via een bepaald aantal programma's van de federale overheid, het MKB steun voor innovatie toe. Hier komt nog bij: de steun van de federale staten, nog afgezien van het federale initiatief Small Busines Innovation Research Program — SBIR. |
2.2.8.1 |
De SBA biedt een reeks programma's aan:
|
2.2.8.2 |
Het SBIR-initiatief, bestemd voor de toekenning van staatssteun voor innovatie en onderzoek in kleine ondernemingen, voorziet in steun met startkapitaal voor haalbaarheidsstudies, tot 100.000 dollar in de beginfase; bijdragen tot 750.000 dollar in de vervolgfase voor de ontwikkeling van prototypen; voor de derde fase zijn er geen bijdragen uit de SBIR-fondsen voorzien, maar voor de commercialisering treden regelingen voor het zoeken naar publieke en particuliere fondsen in werking. |
2.2.9 |
In recente aanbevelingen van de EURAB, een adviesorgaan van de Europese Commissie waarin Europese universiteiten en ondernemingen vertegenwoordigd zijn, wordt gepleit voor de invoering van een soortgelijk mechanisme zowel op EU-, als op lidstaatniveau, in aanvulling op de maatregelen van het Kaderprogramma voor OTOD. Daaraan voegt de EURAB toe: „Dit vergt wellicht een wijziging van de regels voor staatssteun” (18). |
2.2.10 |
In Japan biedt het Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen uiteenlopende vormen van overheidssteun voor innovatie, zoals:
|
2.2.11 |
In de Multilaterale akkoorden van het WTO wordt „specifieke staatssteun” omschreven als subsidie die alleen kan worden toegekend aan één onderneming, één industrietak of één groep van ondernemingen in het subsidieverlenende land. De WTO-voorschriften zijn uitsluitend van toepassing op dit soort steun, met uitzondering van de landbouwsector; er zijn twee categorieën: verboden steun en steun die kan worden verstrekt. |
2.2.12 |
Verboden is steun ter bevordering van uitvoer of begunstiging van nationale goederen ten koste van ingevoerde goederen, hetgeen de internationale handel verstoort en dus ook de handel van derde landen belemmert: deze steun is ter beoordeling van de WTO via een versnelde procedure voor de afschaffing van de steunmaatregel of voor tegenmaatregelen via douanerechten die het (de) getroffen land(en) moet(en) nemen. |
2.2.13 |
Steun die kan worden verstrekt: het land dat een klacht indient tegen steun die in een ander land wordt toegekend, moet aantonen dat deze steun een negatief effect heeft gehad op zijn legitieme belangen, uitgaande van drie vormen van „schade” (19). Zo niet, dan is de staatssteun toegestaan. Als de schade is aangetoond en dit wordt erkend door het geschillenbeslechtingorgaan van de WTO, dan moet het land dat de steun heeft toegekend, die steun stopzetten; anders mag het benadeelde land compenserende douanerechten invoeren. |
2.3 Algemene opmerkingen
2.3.1 |
Het Comité is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de huidige relatie — die overigens verbeterd kan worden — tussen staatssteun en innovatie in Europa in kaart te brengen. Het spreekt vanzelf dat het achterblijvende concurrentievermogen van de EU ten opzichte van andere handelsmachten in de wereld goeddeels zijn oorzaak vindt in gebrekkige innovatie, een zwakte die nog eens benadrukt wordt door de globalisering. |
2.3.1.1 |
Het is er ook over te spreken dat er over het gevoelige vraagstuk van staatssteun en innovatie een openbare raadpleging wordt gehouden, waarbij rechtstreeks betrokkenen hun oordeel kunnen geven. |
2.3.1.2 |
De in de mededeling gestelde vragen zijn veelomvattend en duidelijk geformuleerd, en betreffen het grootste deel van de problematiek, variërend van de tekortkomingen van de markt tot de mogelijkheden voor vereenvoudiging van procedures. Vanwege het gebrek aan tijd en het feit dat hierover niet in de studiegroepen is gediscussieerd, kan de rapporteur niet inhoudelijk ingaan op de afzonderlijke vragen en hierop een gemotiveerd antwoord geven. |
2.3.2 |
Het Comité beseft dat staatssteun voor innovatie alléén geen soelaas biedt voor het kwakkelende concurrentievermogen van de EU. Uit tal van documenten van de Unie en adviezen van het Comité komen de grenzen naar voren waarbinnen de Europese Unie opereert:
|
2.3.3 |
Dit heeft geleid tot een bepaalde mate van juridische onzekerheid, waaraan slechts een einde kan worden gemaakt door een grondig onderzoek naar de beperkingen van staatssteun en naar de kansen die staatssteun in deze sector biedt. |
2.3.4 |
Innovatie heeft in alle opzichten, of het nu om producten of processen gaat, (21) uiteindelijk haar weerslag op de markt en kan dus van invloed zijn op activiteiten die op hun beurt de concurrentie en de handel kunnen beïnvloeden, ook in omvangrijke mate. |
2.3.5 |
Om ex-ante staatssteun voor innovatie toe te staan, dient er dus een specifiek, transparant en gemeenschappelijk referentiekader te worden afgebakend, in een geest van partnerschap en proactieve samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten. |
2.3.6 De definitie van innovatie en het innovatieproces
2.3.6.1 |
Het EESC beseft dat de destijds in het Groenboek gegeven definitie van het begrip innovatie moet worden bijgesteld, gezien de veranderingen in de laatste tien jaar. Verder dienen ook de fases tussen de innovatie en het moment waarop de commerciële fase begint, te worden verduidelijkt. Zulks om de concurrentieregels niet te veel geweld aan te doen. |
2.3.6.2 |
Ooit was een mensenleven te kort om te beseffen hoe de maatschappij evolueerde. Nu gaan ontwikkelingen zo snel dat het haast niet is bij te benen. De samenleving in haar geheel, maar vooral de ondernemingen, administratie en dienstensector ondergaan tegenwoordig een indrukwekende reeks veranderingen, waardoor verworven kennis op losse schroeven lijkt te komen staan. |
2.3.6.3 |
Innovatie wordt dus een sociaal proces waardoor mensen, instanties en organen die over de meeste kennis beschikken, (omdat hun opdracht is onderzoek naar innovatie te doen) de „anderen” helpen om de implicaties ervan te begrijpen en deze toe te passen in hun beroepsactiviteit en in hun wederzijdse betrekkingen. |
2.3.6.4 |
Als een utopie een plan is dat in de toekomst zal worden verwezenlijkt, dan is vooruitgang de verwezenlijking „van het een Utopia na het andere” (22). |
2.3.6.5 |
Na het Groenboek heeft de Commissie innovatie te gelegener tijd omschreven als: „nieuwigheid produceren, integreren en met succes exploiteren op economisch en sociaal gebied” (23). |
2.3.6.6 |
Innovatie is een complex proces. Naast de ontwikkeling van onderzoeksactiviteiten en een betere toepassing van de technologie zijn er bij innovatie tal van andere, soms veranderende factoren en voorwaarden in het spel. Hiertoe behoren onder andere:
|
2.3.6.7 |
Het Comité heeft al eerder gesteld dat innovatie een sociaal proces is (24), dat leeft van onderzoek, gestalte krijgt door concurrentie en een hoge vlucht neemt als een positieve instelling tegenover veranderingen en risico's wijd verspreid is. Het resultaat is een toename van het concurrentievermogen, meer cohesie en een groter sociaal-economisch welzijn. |
2.3.6.8 |
Om zijn oordeel te kunnen baseren op objectieve criteria, verzoekt het Comité de Commissie om, met behulp van de representatieve organisaties uit het maatschappelijk middenveld en met coördinatie door Eurostat, nader te omschrijven welke productie- en dienstenactiviteiten thans kunnen worden opgevat als innovatief. Het zou immers zeer nuttig zijn om te kunnen beschikken over richtsnoeren voor deze complexe en aan veranderingen onderhevige sector. |
2.3.6.9 |
Steun voor innovatie (volgens de definitie van het Groenboek (25)). Volgens het Comité, dat zich al in deze zin heeft uitgelaten (26), dient de bestaande regeling te worden uitgebreid tot nieuwe vormen van steun voor innovatie die geen deel uitmaken van de huidige richtsnoeren. Voorts zouden er meer criteria inzake verenigbaarheid moeten komen die de lidstaten meer handelingsruimte bieden, zonder aanmeldingsverplichting. |
2.3.6.10 |
In de mededeling ligt het accent op de bijzondere behoeften van het MKB, waarop meer dan eens is gewezen in documenten van het Europees Parlement, de Raad, het EESC en van de Commissie zelf. Ook is het EESC ervan overtuigd dat met name concrete en op innovatie toegespitste maatregelen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen een daadwerkelijke impuls voor het concurrentievermogen kunnen opleveren. |
2.3.6.11 |
Voor innovatieprocessen in zowel kleine als grote ondernemingen is de instemming van het gehele personeel nodig, dat zich op elk niveau daarvoor dient in te zetten. Dit is mogelijk indien die werksfeer bevorderlijk is voor samenwerking en als het personeel open staat voor vernieuwing. Om dit te bereiken, is bijscholing van fundamenteel belang. |
2.3.6.12 |
Volgens het EESC dienen alle lidstaten zich meer in te zetten om wetenschap begrijpelijker te maken en om meer jongeren hiervoor te interesseren (27). Ook televisieprogramma's kunnen sterk bijdragen tot een cultuur van innovatie (28). Opleiding, ook via de televisie, biedt de mogelijkheid om het vermogen tot communicatie en de informatie te verbeteren, en dus ook het vermogen om te innoveren en te concurreren. Doelgerichte informatie in begrijpelijke bewoordingen draagt ertoe bij dat mensen zich meer bewust worden van de mogelijkheden die wetenschap biedt, en dat er meer geïnnoveerd wordt. |
Brussel, 14 december 2005.
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Anne-Marie SIGMUND
(1) In 2003 bedroeg de uitvoer van hoogtechnologische producten, als percentage van de totale uitvoer: voor de EU-25 17,8 %; voor Japan 22,7 %; voor de VS 26,9 % (bron: Eurostat, Wetenschap en technologie, 8/2005).
(2) INT. 268.
(3) De „Europese paradox” moet overwonnen worden: Europa bevindt zich in de voorhoede van het onderzoek, maar blijft achter in de commerciële toepassing van de onderzoeksresultaten.
(4) Zie het Groenboek over MVO.
(5) PB C 45 van 17.2.1996, gewijzigd bij PB C 48 van 13.2.1998.
(7) Vgl. financiële instrumenten en de sociale functie van kredieten.
(8) INT. 268.
(9) Verdrag, Titel VI, Tweede afdeling: Regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen.
(10) (COM)2005 24 final van 2.2.2005: Lidstaten moeten de staatssteun verminderen en anders aanwenden om de gebreken van de markt in sectoren met groeipotentieel op te heffen en innovatie te stimuleren.
(11) In de periode 1999-2001 kwam staastssteun overeen met 0,61 % van het BBP in de EU. In de periode 2001-2003 0,59 %. COM (2005) 147 final van 20.4.2005.
(12) Bron: COM (2005) 147 final, van 20.4.05, tabel 7: 23 % voor milieu en zuinig energiegebruik; 21 % voor regionale ontwikkeling; 13 % voor het MKB; 3 % voor opleidingen; 3 % voor werkgelegenheid; 2 % voor cultuur en behoud van erfgoed.
(13) Resolutie PE_6TA(2005)0230 (Verslag EP A6-0148/2005 van 12.5.05, punt 36).
(14) COM (2005) 107 final „Actieplan voor de hervorming van het staatssteunbeleid”.
(15) INT. 268.
(16) Zie noot 5, EP-resolutie, punt 50.
(17) Zie SEC (2005) 795 van 7.6.2005.
(18) EURAB – European Research Advisory board, 02.053 final, „improving innovation”, 2005.
(19) In de overeenkomst staan drie vormen van mogelijke schade als gevolg van een steunmaatregel omschreven: de subsidies van het ene land kunnen de binnenlandse industrie in een invoerland benadelen; ze kunnen concurrerende exporteurs uit een ander land schaden als beide landen op een derde markt concurreren; binnenlandse subsidies kunnen nadelig zijn voor exporteurs die willen concurreren op de binnenlandse markt van het subsidiërende land.
(20) EP, commissie Werkgelegenheid en sociale zaken. Advies voor de Commissie ITRE A-6 0148/2005, punt 4.
(21) Zie het Groenboek over innovatie, COM(95) 688 final
(22) „Progress is the realisation of utopias”, Oscar Wilde, The Soul of Man under Socialism, 1891 (Individualisme en Socialisme, vert. P.C. Boutens).
(23) COM (2003) 112 final, punt 2
(24) Zie het EESC-advies over het Groenboek over innovatie, Sirkeinen, Konitzer, PB C 212/1996.
(25) COM(1995) 688 final
(26) INT. 268.
(27) In 2003 werkte 27 % van de beroepsbevolking, d.w.z. circa 50 miljoen mensen, in de EU-25 op een specialistisch en technisch gebied, de zgn. HRST-beroepen (bron: Eurostat, wetenschap en technologie, 11/2004).
(28) Volgens de statistieken is voor 7 van de 10 personen televisie de bron van informatie.