Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005AE1498

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie — Raadplegingsdocument inzake staatssteun voor innovatie (COM(2005) 436 final)

    PB C 65 van 17.3.2006, p. 86–91 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    17.3.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 65/86


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie — Raadplegingsdocument inzake staatssteun voor innovatie”

    (COM(2005) 436 final)

    (2006/C 65/16)

    De Europese Commissie heeft op 21 september 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de: „Mededeling van de Commissie — Raadplegingsdocument inzake staatssteun voor innovatie”

    De gespecialiseerde afdeling „Interne markt, productie en consumptie” was door het bureau van het Europees Economisch en Sociaal Comité met de voorbereidende werkzaamheden terzake belast.

    Gezien de dringende aard van de werkzaamheden heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn 422e zitting op 14 en 15 december 2005 (vergadering van 14 december 2005) de heer PEZZINI tot algemeen rapporteur benoemd en het volgende advies uitgebracht, dat met 80 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Samenvatting en aanbevelingen

    1.1

    Het EESC is ingenomen met het raadplegingsdocument over staatssteun voor innovatie, waarin de Commissie zich ten doel stelt een duidelijk rechtskader te schetsen, criteria vast te leggen voor de toekenning van beter toegespitste steun en de regelgeving te vereenvoudigen.

    1.1.1

    Het EESC beseft dat het document van de Commissie voor de eerste keer de gelegenheid biedt tot een diepgaand debat over thans zeer actuele onderwerpen:

    wat moeten we onder innovatie verstaan?

    waar houdt de voor steun in aanmerking komende innovatiefase op en waar begint de commerciële fase?

    welke maatregelen heeft het MKB nodig om de bekende beperkingen op te heffen die hun groei in de weg staan?

    met het oog op de huidige globalisering: wat doen de grootste EU-partners op het gebied van innovatie, en met welke beperkingen heeft de EU te maken in verband met haar WTO-verplichtingen?

    1.2

    Het nieuwe, door de Commissie voor te stellen rechtskader zal ook afhangen van de reacties op deze vragen en van de vraag waarop de inzet van de lidstaten gericht moet zijn om ontwikkeling en vooruitgang enerzijds te verbinden met naleving van de regels, vooral op het gebied van mededinging, anderzijds.

    1.3

    Het ontoereikende concurrentievermogen van Europa is grotendeels te wijten aan de geringe mate van innovatie, die vaak bepaald wordt door tekortkomingen van de markt. In die gevallen kan staatssteun de marktactoren ertoe aanzetten om meer te investeren in de innovatie van producten en processen (1).

    1.4

    Zonder innovatie zal het de Unie op cultureel en economisch gebied slechter vergaan. Het EESC beseft dit terdege en wil er via de invloed van zijn leden in de diverse sectoren van het maatschappelijk middenveld alles aan doen om het volgende te bereiken (ook aan de hand van zinvolle inzet van staatssteun):

    externe marktfactoren worden overwonnen of bijgestuurd,

    het ondernemerschap wordt versterkt,

    er worden op diverse gebieden relevante maatregelen uitgestippeld om micro-ondernemingen en het MKB te helpen en innoverend te maken,

    er komt steun voor ondernemers en actoren op sociaal gebied, om de voortdurende innovatie, ten gevolge van de globalisering van de markten, te begrijpen en toe te passen,

    er worden vormen van „private enforcement” te komen, teneinde te stimuleren dat de Europese regels gerespecteerd en onverkort toegepast worden (2),

    de Europese onderzoeksruimte (EOR) dient gestalte te krijgen, door gecoördineerde actie van de technologische pools en hogescholen, om de resultaten van het onderzoek te verspreiden en concreet toe te passen (3),

    er moet met instrumenten en middelen worden ingegrepen in de begin- en voortgezette opleidingen om de professionele vaardigheden aan te passen aan de steeds meer op innovatie gerichte eisen van de markt; om de samenleving de voortdurende veranderingen te helpen bijbenen en om de beginselen van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) (4) te verspreiden en te consolideren.

    1.5

    Tot nu toe heeft de Commissie geen specifieke regelgeving voor staatssteun voor innovatie uitgevaardigd. Op basis van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag heeft zij aandacht besteed aan innovatie in het kader van andere bestemmingen voor steun, te weten voor de regio's, opleiding, maatregelen voor investeringskapitaal, werkgelegenheid en initiatieven voor het MKB.

    1.5.1

    Innovatie viel, in zekere zin, onder de regeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (5), die verlengd is van 30 juni 2002 tot 31 december 2005 (6).

    1.6

    Het EESC heeft zich in eerdere adviezen al unaniem of met meerderheid van stemmen uitgesproken over vele van de door de Commissie opgeworpen vragen:

    passende staatssteun toestaan om marktfalen te ondervangen,

    ingrijpen om de door externe factoren opgelegde beperkingen te compenseren,

    algemene criteria vaststellen voor de ex-ante evaluatie, vooral voor het MKB,

    innovatieve processen opvatten als een belangrijke ontwikkeling, niet alleen voor de technologie, maar ook op het gebied van diensten, handel en administratie; innovatie van producten en processen,

    meer steun voor innovatie, voor de cohesieregio's en voor de gebieden met geografische moeilijkheden (berggebieden, eilanden en afgelegen plattelandsgebieden), ook via de billijke toepassing van „belastingvoordelen” (gunstiger behandeling door de fiscus), van regionale aard (7),

    nieuwe vormen van financiële steun voor het MKB uitwerken en toepassen, zoals de ontwikkeling van microkredieten en steun voor beheerkredieten, naast de effectisering van kredieten en fiduciaire achterborgen voor micro- en kleine ondernemingen, waarvoor vormen van risicokapitaal moeilijk toegankelijk zijn, gezien hun ondernemingsvorm die over het algemeen persoonsgebonden is,

    de organen steunen die met raad en daad de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen bijstaan bij hun innovatietraject,

    ook met overheidshulp professionals/deskundigen opleiden op diverse kennisgebieden, die de micro- en kleine ondernemingen kunnen begeleiden bij besluiten over innovatie,

    de Centra van vakbekwaamheid uitbreiden, met publieke/private investering en de contacten van die centra met ondernemingen en met de „academische wereld” stimuleren.

    1.7

    Het Comité heeft er al eens op gewezen dat in de staatssteun voor het aanmoedigen van investeringen in innoverende projecten van het MKB de aandacht ook uit moet gaan naar de dimensionale ontwikkeling van ondernemingen en dat daarbij het volgende niet mag worden vergeten:

    steun voor regionale en transregionale netwerken voor innovatie,

    bevordering van het beleid voor technologische industrieparken en -districten,

    inschakeling van business angels en tussenpersonen voor dienstverlening, zoals venture technologists, brokers en octrooi-adviseurs,

    oprichting van centra voor de overdracht van technologie en risicokapitaal,

    opleiding en indienstneming van technisch gekwalificeerd personeel (8).

    2.   Motivering

    2.1   Samenvatting van de Mededeling

    2.1.1

    De Commissie wil met deze mededeling een discussie op gang brengen die moet leiden tot een verbetering van de gemeenschappelijke normen voor staatssteun voor innovatieprojecten.

    2.1.2

    De Commissie zet nu al haar standpunt uiteen ten aanzien van de volgende zes vraagstukken:

    steun voor de oprichting van innoverende ondernemingen en de groei ervan in de startfase;

    het gebruik van risicokapitaal,

    mogelijkheden voor integratie, binnen de huidige regels, van innovatie in O&O-projecten,

    steun aan het MKB zodat het gebruik kan maken van de dienstverlening door organisaties die gespecialiseerd zijn in bemiddeling voor innovatie,

    steun voor het MKB, zodat het voordeel kan trekken uit de medewerking van hooggekwalificeerde onderzoekers en ingenieurs en een doeltreffende uitwisseling met universiteiten en grote ondernemingen mogelijk wordt gemaakt,

    bevordering en ontwikkeling van centra van vakbekwaamheid, die zinvol zijn voor alle ondernemingen, en interessant voor particuliere investeerders.

    2.1.3

    Voorwaarden:

    de hulp moet bestemd zijn om een specifieke tekortkoming van de markt op te heffen,

    de hulp moet het meest in aanmerking komende instrument zijn,

    de hulp moet de begunstigden aansporen om te innoveren en moet in verhouding staan tot het nagestreefde doel,

    de concurrentiestoring moet binnen de perken worden gehouden.

    2.2   De huidige situatie

    2.2.1

    In eerdere adviezen heeft het EESC steeds op het belang gewezen van toezicht op staatssteun voor de totstandbrenging van het volgende binnen de EU:

    een mededingingsbeleid dat tot convergentie leidt tussen de diverse economieën van de lidstaten;

    ondernemerschap dat gekenmerkt wordt door innovatie en ondernemersinitiatief;

    een cohesiebeleid dat alert is op minder begunstigde regio's,

    duurzame groei met aandacht voor verbetering van de arbeidsmarkt, het bedrijfsleven en het milieu.

    2.2.2

    Enerzijds mededingingsbeleid (9) essentieel voor een correcte werking van de interne markt, opdat deze zich vrij ontwikkelt, zonder te worden gehinderd door discriminatoire regels, anderzijds kan ingrijpen door de staat juist en noodzakelijk blijken om de grenzen van de markt en de feilen ervan op te heffen.

    2.2.2.1

    De in het voorjaar van 2005 (10) herijkte en van nieuw pragmatisme voorziene Lissabonstrategie vraagt in het bijzonder aandacht voor:

    marktfalen,

    economische en sociale cohesie,

    duurzame ontwikkeling,

    innovatie.

    2.2.3

    In de laatste jaren is de staatssteun licht gedaald (11) en is vooral besteed aan horizontale doelstellingen. In 2003 bedroeg de horizontale steun 79 % van alle steun; van dit percentage was 14 % bestemd voor onderzoek en ontwikkeling (12). Hiervan heeft ook de Europese Raad van maart 2005 nota genomen, die er nog eens op heeft gewezen dat er afwijkingen moeten worden toegestaan om tekortkomingen van de markt te ondervangen.

    2.2.3.1

    Ook het Europees Parlement toont zich in zijn resolutie: „De Europese concurrentiepositie versterken: gevolgen van de industriële veranderingen voor het beleid en de rol van het MKB” (13) verheugd over de gedaalde omvang van de totale steun en wijst daarin opnieuw op het nut van hulp voor onderzoek, ontwikkeling, opleiding en advisering voor kleine ondernemingen.

    2.2.4

    In het kader van de hervorming van de steunregeling (14), waarover ook het EESC zich heeft uitgesproken (15), wijst het Europees Parlement er nog eens op dat er een duidelijke actielijn moet worden uitgewerkt voor de hervorming van de staatssteun voor innovatie, opgevat in de breedste zin des woords en niet beperkt tot technologische aspecten (16), die horizontaal, in alle sectoren kan worden toegepast, inclusief de handel en dienstensector, die concreet kunnen bijdragen aan de Lissabonstrategie.

    2.2.5

    Het EESC herinnert eraan dat de Commissie in 2004 diverse gestructureerde voorstellen heeft gedaan voor de algemene hervorming van de steun, waarin rekening is gehouden met de tekortkomingen van de markt. Deze voorstellen, waarmee ook het Comité kon instemmen, worden geleidelijk bewaarheid, aan de hand van de inmiddels gepubliceerde mededelingen.

    2.2.6

    Anderzijds beseft het EESC terdege dat de materie zeer dynamisch is, omdat ze afhangt van veranderingen op politiek, sociaal, economisch en juridisch gebied en van de versnelde globalisering van de markten. Maatregelen moeten dus om de zoveel tijd gewijzigd kunnen worden (17), zonder dat dit ten koste gaat van de duidelijkheid en transparantie van het juridisch referentiekader.

    2.2.7

    In verband met de globalisering van de markten moet de aandacht vooral uitgaan naar enerzijds het WTO multilateraal referentiekader, en anderzijds naar het referentiekader van de belangrijkste handelspartners van Europa.

    2.2.8

    In de VS kent de United States Small Busines Administration (SBA), via een bepaald aantal programma's van de federale overheid, het MKB steun voor innovatie toe. Hier komt nog bij: de steun van de federale staten, nog afgezien van het federale initiatief Small Busines Innovation Research Program — SBIR.

    2.2.8.1

    De SBA biedt een reeks programma's aan:

    Basic Loan Program, dat voorziet in garanties (tot 75 %) voor leningen die kunnen oplopen tot 2 miljoen dollar per onderneming,

    SBA Investment Program, voor investeringen van Angels Capital en risicokapitaal,

    Certified Development Company „504” Loan Program, met bijdragen voor innovatie en modernisering, tot 4 miljoen dollar,

    Microloan Program, met maatregelen op korte termijn, tot 35 000dollar, via tussenpersonen,

    Prequalification Loan Program, met bijdragen tot 250 000 dollar, ook hier via tussenpersonen,

    Export Working Capital Program, met een garantie tot 90 %, met een maximum van anderhalf miljoen dollar,

    SBA Express, met bijdragen tot 350 000 dollar en een garantie tot 50 %,

    SBA Community Express, met bijdragen tot 250 000 dollar, gegarandeerd tot 75 %,

    SBA Secondary Market Program en SBA Asset Sales Program, voor een vlotte toegang tot de aandelenmarkt,

    SBA Women's Network for Entrepeneurial Training Initiative, voor ondernemingen van vrouwen.

    2.2.8.2

    Het SBIR-initiatief, bestemd voor de toekenning van staatssteun voor innovatie en onderzoek in kleine ondernemingen, voorziet in steun met startkapitaal voor haalbaarheidsstudies, tot 100.000 dollar in de beginfase; bijdragen tot 750.000 dollar in de vervolgfase voor de ontwikkeling van prototypen; voor de derde fase zijn er geen bijdragen uit de SBIR-fondsen voorzien, maar voor de commercialisering treden regelingen voor het zoeken naar publieke en particuliere fondsen in werking.

    2.2.9

    In recente aanbevelingen van de EURAB, een adviesorgaan van de Europese Commissie waarin Europese universiteiten en ondernemingen vertegenwoordigd zijn, wordt gepleit voor de invoering van een soortgelijk mechanisme zowel op EU-, als op lidstaatniveau, in aanvulling op de maatregelen van het Kaderprogramma voor OTOD. Daaraan voegt de EURAB toe: „Dit vergt wellicht een wijziging van de regels voor staatssteun (18).

    2.2.10

    In Japan biedt het Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen uiteenlopende vormen van overheidssteun voor innovatie, zoals:

    het programma Start Up, dat deels de kosten vergoedt voor de praktische toepassing van O&O, voor technologische evaluatie en voor de aanvraag van octrooien (korting van 50 % van de kosten voor registratie en verlenging met 3 jaar),

    het O&O-programma voor Creatieve Technologieën,

    het programma voor het lokaal stimuleren van O&O,

    het programma voor de bevordering van samenwerking tussen industrie, universiteiten, publieke actoren en de regering,

    het Small Business Innovation Research System, de Japanse tegenhanger van het SBIR-initiatief, bestemd voor de ontwikkeling van de technologische vaardigheden van het MKB, de toekenning van overheidssteun voor zijn creatieve activiteit en de financiering van de commerciële fase van de onderzoeksresultaten,

    het programma dat met overheidsmiddelen de invoering en ontwikkeling steunt van informatietechnologie in ondernemingen,

    het programma „Subsidies voor bedrijfsinnovatie in het MKB”,

    het programma „Subsidies voor versterking van bedrijfsmiddelen in het MKB”,

    het programma voor „Vrijstelling van de verplichting tot kredietgaranties”,

    maatregelen voor de verlaging van de rentevoeten voor leningen bij via de Japan Finance Corporation for Small and Medium Enterprise (JASME), de National Life Finance Corporation (NLFC) en de Shoko Chukin Bank,

    het plan voor fiscale voordelen voor het MKB,

    het plan voor investeringen tot maximaal 300.000 yen, via de „Small and Medium Business Investment and Consultation Companies”,

    het aanmoedigingsplan, uit hoofde van de wet ter stimulering van een beter werkgelegenheidsbeheer in het MKB voor personeelsbehoud en het scheppen van hoogwaardige arbeidsplaatsen.

    2.2.11

    In de Multilaterale akkoorden van het WTO wordt „specifieke staatssteun” omschreven als subsidie die alleen kan worden toegekend aan één onderneming, één industrietak of één groep van ondernemingen in het subsidieverlenende land. De WTO-voorschriften zijn uitsluitend van toepassing op dit soort steun, met uitzondering van de landbouwsector; er zijn twee categorieën: verboden steun en steun die kan worden verstrekt.

    2.2.12

    Verboden is steun ter bevordering van uitvoer of begunstiging van nationale goederen ten koste van ingevoerde goederen, hetgeen de internationale handel verstoort en dus ook de handel van derde landen belemmert: deze steun is ter beoordeling van de WTO via een versnelde procedure voor de afschaffing van de steunmaatregel of voor tegenmaatregelen via douanerechten die het (de) getroffen land(en) moet(en) nemen.

    2.2.13

    Steun die kan worden verstrekt: het land dat een klacht indient tegen steun die in een ander land wordt toegekend, moet aantonen dat deze steun een negatief effect heeft gehad op zijn legitieme belangen, uitgaande van drie vormen van „schade” (19). Zo niet, dan is de staatssteun toegestaan. Als de schade is aangetoond en dit wordt erkend door het geschillenbeslechtingorgaan van de WTO, dan moet het land dat de steun heeft toegekend, die steun stopzetten; anders mag het benadeelde land compenserende douanerechten invoeren.

    2.3   Algemene opmerkingen

    2.3.1

    Het Comité is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de huidige relatie — die overigens verbeterd kan worden — tussen staatssteun en innovatie in Europa in kaart te brengen. Het spreekt vanzelf dat het achterblijvende concurrentievermogen van de EU ten opzichte van andere handelsmachten in de wereld goeddeels zijn oorzaak vindt in gebrekkige innovatie, een zwakte die nog eens benadrukt wordt door de globalisering.

    2.3.1.1

    Het is er ook over te spreken dat er over het gevoelige vraagstuk van staatssteun en innovatie een openbare raadpleging wordt gehouden, waarbij rechtstreeks betrokkenen hun oordeel kunnen geven.

    2.3.1.2

    De in de mededeling gestelde vragen zijn veelomvattend en duidelijk geformuleerd, en betreffen het grootste deel van de problematiek, variërend van de tekortkomingen van de markt tot de mogelijkheden voor vereenvoudiging van procedures. Vanwege het gebrek aan tijd en het feit dat hierover niet in de studiegroepen is gediscussieerd, kan de rapporteur niet inhoudelijk ingaan op de afzonderlijke vragen en hierop een gemotiveerd antwoord geven.

    2.3.2

    Het Comité beseft dat staatssteun voor innovatie alléén geen soelaas biedt voor het kwakkelende concurrentievermogen van de EU. Uit tal van documenten van de Unie en adviezen van het Comité komen de grenzen naar voren waarbinnen de Europese Unie opereert:

    achterblijvende innovatie, en niet alleen in technologisch opzicht,

    tekortschietende gemeenschappelijke regels en acties,

    gebrekkige, nog te veel versnipperde financiële markten,

    te lage arbeidsparticipatie,

    slechte werking van de markt voor producten,

    te weinig coördinatie van beleid,

    moeilijke toegang tot diensten voor de markt,

    te weinig steun voor nieuwe productievormen of productcombinaties die meerwaarde genereren en kwaliteitsvolle nieuwe arbeidsplaatsen met zich meebrengen en Europa een vergelijkend voordeel moeten bieden (20).

    2.3.3

    Dit heeft geleid tot een bepaalde mate van juridische onzekerheid, waaraan slechts een einde kan worden gemaakt door een grondig onderzoek naar de beperkingen van staatssteun en naar de kansen die staatssteun in deze sector biedt.

    2.3.4

    Innovatie heeft in alle opzichten, of het nu om producten of processen gaat, (21) uiteindelijk haar weerslag op de markt en kan dus van invloed zijn op activiteiten die op hun beurt de concurrentie en de handel kunnen beïnvloeden, ook in omvangrijke mate.

    2.3.5

    Om ex-ante staatssteun voor innovatie toe te staan, dient er dus een specifiek, transparant en gemeenschappelijk referentiekader te worden afgebakend, in een geest van partnerschap en proactieve samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten.

    2.3.6   De definitie van innovatie en het innovatieproces

    2.3.6.1

    Het EESC beseft dat de destijds in het Groenboek gegeven definitie van het begrip innovatie moet worden bijgesteld, gezien de veranderingen in de laatste tien jaar. Verder dienen ook de fases tussen de innovatie en het moment waarop de commerciële fase begint, te worden verduidelijkt. Zulks om de concurrentieregels niet te veel geweld aan te doen.

    2.3.6.2

    Ooit was een mensenleven te kort om te beseffen hoe de maatschappij evolueerde. Nu gaan ontwikkelingen zo snel dat het haast niet is bij te benen. De samenleving in haar geheel, maar vooral de ondernemingen, administratie en dienstensector ondergaan tegenwoordig een indrukwekende reeks veranderingen, waardoor verworven kennis op losse schroeven lijkt te komen staan.

    2.3.6.3

    Innovatie wordt dus een sociaal proces waardoor mensen, instanties en organen die over de meeste kennis beschikken, (omdat hun opdracht is onderzoek naar innovatie te doen) de „anderen” helpen om de implicaties ervan te begrijpen en deze toe te passen in hun beroepsactiviteit en in hun wederzijdse betrekkingen.

    2.3.6.4

    Als een utopie een plan is dat in de toekomst zal worden verwezenlijkt, dan is vooruitgang de verwezenlijking „van het een Utopia na het andere” (22).

    2.3.6.5

    Na het Groenboek heeft de Commissie innovatie te gelegener tijd omschreven als: „nieuwigheid produceren, integreren en met succes exploiteren op economisch en sociaal gebied”  (23).

    2.3.6.6

    Innovatie is een complex proces. Naast de ontwikkeling van onderzoeksactiviteiten en een betere toepassing van de technologie zijn er bij innovatie tal van andere, soms veranderende factoren en voorwaarden in het spel. Hiertoe behoren onder andere:

    een op innovatie gerichte bedrijfscultuur,

    het netwerk van betrekkingen met en tussen andere ondernemingen, organen en overheidsdiensten, die essentieel zijn voor het scheppen en verspreiden van kennis en innovatie,

    het referentiekader voor wet- en regelgeving, met name wat betreft de intellectuele eigendom,

    de toegang tot de kapitaalmarkt, in het bijzonder risicokapitaal, en vooral in de startfase,

    onderwijs- en opleidingsdiensten en de betrekkingen tussen universiteiten, wetenschappers en ondernemingen,

    ondersteunende structuren (zoals startercentra, districtsnetwerken, industrie- en technologieparken) en bemiddelende structuren voor innovatie.

    2.3.6.7

    Het Comité heeft al eerder gesteld dat innovatie een sociaal proces is (24), dat leeft van onderzoek, gestalte krijgt door concurrentie en een hoge vlucht neemt als een positieve instelling tegenover veranderingen en risico's wijd verspreid is. Het resultaat is een toename van het concurrentievermogen, meer cohesie en een groter sociaal-economisch welzijn.

    2.3.6.8

    Om zijn oordeel te kunnen baseren op objectieve criteria, verzoekt het Comité de Commissie om, met behulp van de representatieve organisaties uit het maatschappelijk middenveld en met coördinatie door Eurostat, nader te omschrijven welke productie- en dienstenactiviteiten thans kunnen worden opgevat als innovatief. Het zou immers zeer nuttig zijn om te kunnen beschikken over richtsnoeren voor deze complexe en aan veranderingen onderhevige sector.

    2.3.6.9

    Steun voor innovatie (volgens de definitie van het Groenboek (25)). Volgens het Comité, dat zich al in deze zin heeft uitgelaten (26), dient de bestaande regeling te worden uitgebreid tot nieuwe vormen van steun voor innovatie die geen deel uitmaken van de huidige richtsnoeren. Voorts zouden er meer criteria inzake verenigbaarheid moeten komen die de lidstaten meer handelingsruimte bieden, zonder aanmeldingsverplichting.

    2.3.6.10

    In de mededeling ligt het accent op de bijzondere behoeften van het MKB, waarop meer dan eens is gewezen in documenten van het Europees Parlement, de Raad, het EESC en van de Commissie zelf. Ook is het EESC ervan overtuigd dat met name concrete en op innovatie toegespitste maatregelen voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen een daadwerkelijke impuls voor het concurrentievermogen kunnen opleveren.

    2.3.6.11

    Voor innovatieprocessen in zowel kleine als grote ondernemingen is de instemming van het gehele personeel nodig, dat zich op elk niveau daarvoor dient in te zetten. Dit is mogelijk indien die werksfeer bevorderlijk is voor samenwerking en als het personeel open staat voor vernieuwing. Om dit te bereiken, is bijscholing van fundamenteel belang.

    2.3.6.12

    Volgens het EESC dienen alle lidstaten zich meer in te zetten om wetenschap begrijpelijker te maken en om meer jongeren hiervoor te interesseren (27). Ook televisieprogramma's kunnen sterk bijdragen tot een cultuur van innovatie (28). Opleiding, ook via de televisie, biedt de mogelijkheid om het vermogen tot communicatie en de informatie te verbeteren, en dus ook het vermogen om te innoveren en te concurreren. Doelgerichte informatie in begrijpelijke bewoordingen draagt ertoe bij dat mensen zich meer bewust worden van de mogelijkheden die wetenschap biedt, en dat er meer geïnnoveerd wordt.

    Brussel, 14 december 2005.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Anne-Marie SIGMUND


    (1)  In 2003 bedroeg de uitvoer van hoogtechnologische producten, als percentage van de totale uitvoer: voor de EU-25 17,8 %; voor Japan 22,7 %; voor de VS 26,9 % (bron: Eurostat, Wetenschap en technologie, 8/2005).

    (2)  INT. 268.

    (3)  De „Europese paradox” moet overwonnen worden: Europa bevindt zich in de voorhoede van het onderzoek, maar blijft achter in de commerciële toepassing van de onderzoeksresultaten.

    (4)  Zie het Groenboek over MVO.

    (5)  PB C 45 van 17.2.1996, gewijzigd bij PB C 48 van 13.2.1998.

    (6)  PB C 111 van 8.5.2002.

    (7)  Vgl. financiële instrumenten en de sociale functie van kredieten.

    (8)  INT. 268.

    (9)  Verdrag, Titel VI, Tweede afdeling: Regels betreffende de mededinging, de belastingen en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen.

    (10)  (COM)2005 24 final van 2.2.2005: Lidstaten moeten de staatssteun verminderen en anders aanwenden om de gebreken van de markt in sectoren met groeipotentieel op te heffen en innovatie te stimuleren.

    (11)  In de periode 1999-2001 kwam staastssteun overeen met 0,61 % van het BBP in de EU. In de periode 2001-2003 0,59 %. COM (2005) 147 final van 20.4.2005.

    (12)  Bron: COM (2005) 147 final, van 20.4.05, tabel 7: 23 % voor milieu en zuinig energiegebruik; 21 % voor regionale ontwikkeling; 13 % voor het MKB; 3 % voor opleidingen; 3 % voor werkgelegenheid; 2 % voor cultuur en behoud van erfgoed.

    (13)  Resolutie PE_6TA(2005)0230 (Verslag EP A6-0148/2005 van 12.5.05, punt 36).

    (14)  COM (2005) 107 final „Actieplan voor de hervorming van het staatssteunbeleid”.

    (15)  INT. 268.

    (16)  Zie noot 5, EP-resolutie, punt 50.

    (17)  Zie SEC (2005) 795 van 7.6.2005.

    (18)  EURAB – European Research Advisory board, 02.053 final, „improving innovation”, 2005.

    (19)  In de overeenkomst staan drie vormen van mogelijke schade als gevolg van een steunmaatregel omschreven: de subsidies van het ene land kunnen de binnenlandse industrie in een invoerland benadelen; ze kunnen concurrerende exporteurs uit een ander land schaden als beide landen op een derde markt concurreren; binnenlandse subsidies kunnen nadelig zijn voor exporteurs die willen concurreren op de binnenlandse markt van het subsidiërende land.

    (20)  EP, commissie Werkgelegenheid en sociale zaken. Advies voor de Commissie ITRE A-6 0148/2005, punt 4.

    (21)  Zie het Groenboek over innovatie, COM(95) 688 final

    (22)  „Progress is the realisation of utopias”, Oscar Wilde, The Soul of Man under Socialism, 1891 (Individualisme en Socialisme, vert. P.C. Boutens).

    (23)  COM (2003) 112 final, punt 2

    (24)  Zie het EESC-advies over het Groenboek over innovatie, Sirkeinen, Konitzer, PB C 212/1996.

    (25)  COM(1995) 688 final

    (26)  INT. 268.

    (27)  In 2003 werkte 27 % van de beroepsbevolking, d.w.z. circa 50 miljoen mensen, in de EU-25 op een specialistisch en technisch gebied, de zgn. HRST-beroepen (bron: Eurostat, wetenschap en technologie, 11/2004).

    (28)  Volgens de statistieken is voor 7 van de 10 personen televisie de bron van informatie.


    Top