EUR-Lex L'accesso al diritto dell'Unione europea

Torna alla homepage di EUR-Lex

Questo documento è un estratto del sito web EUR-Lex.

Documento 52004AE1438

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Een doeltreffendere uitvoering van de strategie van Lissabon”

PB C 120 van 20.5.2005, pagg. 79–88 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/79


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Een doeltreffendere uitvoering van de strategie van Lissabon”

(2005/C 120/16)

Op 25-26 maart 2004 heeft de Europese Raad het Europees Economisch en Sociaal Comité in de conclusies van het voorzitterschap verzocht, in overeenstemming met art. 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, om zich in een advies te beraden op middelen en methoden voor „Een doeltreffendere uitvoering van de strategie van Lissabon”.

De gespecialiseerde afdeling „Economische en monetaire unie - economische en sociale samenhang” heeft op grond van het voorbereidende werk door een stuurgroep „Strategie van Lissabon” hierover op 7 oktober 2004 advies uitgebracht (rapporteur: de heer Vever; co-rapporteurs: de heren Ehnmark en Simpson).

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 412e zitting op 27 en 28 oktober 2004 (vergadering van 27 oktober) onderstaand advies uitgebracht dat met 169 stemmen voor en 4 stemmen tegen, bij 8 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité is verheugd over het verzoek van de Europese Raad van 25 en 26 maart 2004 om zich te beraden op middelen en methoden voor een doeltreffendere uitvoering van de strategie van Lissabon, waarvan de looptijd nu voor de helft is verstreken.

1.2

Het herinnert eraan dat op 24 maart 2000 in Lissabon werd besloten dat:

de sociale partners en het maatschappelijk middenveld actief moeten worden betrokken bij de uitvoering van de strategie en dat daarbij gebruik moet worden gemaakt van diverse vormen van partnerschap;

het succes van de strategie in eerste instantie afhankelijk is van publiek-private partnerschappen;

de drie onderdelen van de toen afgesproken strategie (nl. economische groei, sociale samenhang en een duurzaam milieu) in evenwicht met elkaar moeten worden ontwikkeld, en wel door het Europees concurrentievermogen te vergroten en te stimuleren dat meer kwaliteitsbanen worden gecreëerd, met als ruggensteun een adequaat milieubeleid.

1.3

In alle discussies, hoorzittingen en adviezen van de afgelopen jaren heeft het Comité steeds gehamerd op het belang van de Strategie van Lissabon voor de economische en sociale toekomst van de Unie en heeft het alle sociale en beroepskringen ertoe aangespoord om hieraan actief deel te nemen. Zo heeft het Comité onlangs advies uitgebracht over het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen, de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling, betere economische governance (1) en werkgelegenheidsbevorderende maatregelen (2). Het Comité heeft voortdurend beklemtoond dat de doelstellingen van de Strategie van Lissabon niet zullen worden gehaald als het maatschappelijk middenveld geen volwaardige stem in het kapittel heeft.

1.4

Ingevolge het verzoek van de Europese Raad heeft het Comité, onder verwijzing naar zijn recente standpunten inzake de strategie van Lissabon:

al zijn gespecialiseerde afdelingen bij deze taak betrokken,

zijn oor te luisteren gelegd bij de sociaal-economische raden van de lidstaten en de belangrijkste Europese maatschappelijke organisaties,

op 9 en 10 september 2004 in Brussel een hoorzitting rond dit thema gehouden.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

De strategie van Lissabon staat ook wel, bondig samengevat, bekend als „het streven om van Europa de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken”.

2.2

Deze korte omschrijving van de strategie van Lissabon is dikwijls gebruikt, maar men is zich niet altijd bewust van de reikwijdte en van alle consequenties van deze strategie.

2.3

De strategie van Lissabon is een zeer ambitieus streven voor de gehele samenleving van de Europese Unie. De formulering ervan is een herbevestiging van de fundamentele doelstellingen van de Unie, zij het thans in een breder perspectief van een Unie met 25 lidstaten.

2.4

De strategie van Lissabon is niet:

louter een begrip voor economen,

een ambitie die alleen door de gevestigde orde in Brussel wordt gekoesterd,

een beperkte visie waarbij enkel economische verandering wordt beoogd,

een streven dat incompatibel is met duurzame ontwikkeling,

een concept dat voorbijgaat aan de sociale gevolgen van economische groei.

2.5

De strategie van Lissabon is, mits juist voorgesteld en begrepen, wél:

een manier om de toekomst van Europa vorm te geven,

een methode om de levenskwaliteit van de burgers van Europa in stand te houden en te verbeteren,

noodzakelijk om de nieuwe kansen van de kenniseconomie te benutten,

een erkenning van het feit dat behoud van de werkgelegenheid en verbetering van de levensstandaard enerzijds en de vergroting van het concurrentievermogen anderzijds een nieuwe dynamiek vergen,

een strategie voor het bevorderen van synergie-effecten tussen economische, sociale en milieumaatregelen,

een methode om de successen uit het verleden van de Europese Unie te bestendigen,

een mogelijkheid te zorgen voor duurzame economische groei, met meer en betere banen en een grotere sociale samenhang.

2.6

In het kader van de Lissabon-strategie is het streven naar een sterke concurrentiepositie en economische groei een conditio sine qua non voor het verbeteren van het economisch welzijn, het scheppen van werkgelegenheid en het beschermen en verhogen van de levenskwaliteit. Een hogere levenskwaliteit, betere sociale bescherming en een vanuit milieuoogpunt duurzame ontwikkeling leiden op hun beurt ook tot groei. De economische vooruitgang die dankzij de strategie wordt bereikt zal ertoe leiden dat bevolkingsgroepen die onder de armoedegrens leven, beter kunnen worden geholpen, doordat maatregelen voor sociale integratie een bredere toepassing krijgen en de duurzaamheid van deze verworvenheden voor latere generaties in aanmerking wordt genomen.

2.7

Wie beweert dat de strategie van Lissabon alleen over concurrentiekracht gaat, heeft er niets van begrepen.

2.8

Het Comité wil eerst en vooral opmerken dat de strategie van Lissabon in de afgelopen vijf jaar toch al een aantal positieve ontwikkelingen in gang heeft gezet, zoals:

bewustwording van de behoefte aan hervorming, over de traditionele scheidslijnen heen,

versnelde expansie van informatietechnologieën en innovatieprocessen,

meer steun voor startende ondernemers en financiering van het MKB,

meer aandacht voor duurzame ontwikkeling die gericht is op vermindering van het overheidstekort, herstel van het evenwicht op de sociale begroting en bescherming van het milieu,

initiatieven van de sociale partners bij de sociale hervormingen,

maatregelen om wettelijke en administratieve procedures te vereenvoudigen, zij het in beperkte mate.

2.9

Ondanks deze positieve punten luidt het algemene oordeel dat de resultaten van de afgelopen vijf jaar teleurstellend zijn gezien de ambities die in Lissabon aan de dag werden gelegd. Europa, dat klem zit tussen zijn concurrenten – de grote industrielanden - en de opkomende lagelonenlanden die steeds meer gebruik maken van nieuwe technologieën, moet het hoofd bieden aan een steeds fellere concurrentie. Er zijn diverse indicatoren die aanleiding geven tot bezorgdheid, zoals:

een geringe binnenlandse vraag, geringe investeringen en een kwijnende economische groei in de Europese Unie, van gemiddeld ongeveer 1 % per jaar tussen 2001 en 2003,

het niet kunnen verwezenlijken van de werkgelegenheidsdoelstellingen, de afnemende kwaliteit van de werkgelegenheid en het verlies van werkzekerheid,

een toenemend aantal bedrijfssluitingen en overplaatsing van Europese productievestigingen,

een significante uittocht naar derde landen van onderzoekers en jonge afgestudeerden,

aanhoudende of zelfs toenemende overheidstekorten in tal van lidstaten,

sterk uiteenlopende belastingvoorschriften en -tarieven voor bedrijven,

de stijgende kosten van sociale bescherming en van de vergrijzing van de bevolking, en de toenemende kwetsbaarheid van bepaalde groepen,

de trend om zich te specialiseren in producten die niets te maken hebben met wat normaliter onder een kenniseconomie wordt verstaan.

2.10

Ook de noodzakelijke hervormingen in het kader van de strategie van Lissabon hebben achterstand opgelopen:

2.10.1

De 25 lidstaten van de Europese Unie hebben zich er weliswaar toe verplicht de interne markt op diverse terreinen te voltooien (energie, diensten, openbare aanbestedingen, trans-Europese netwerken, aanpassing van openbare diensten) maar slagen er niet in de noodzakelijke maatregelen op tijd doorgevoerd te krijgen.

2.10.2

Op nationaal vlak lopen de resultaten uiteen en zijn er de volgende knelpunten:

de structurele complexiteit van regelingen en administratieve procedures,

een constante wanverhouding tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt,

een buitengewoon hoog aantal vervroegd gepensioneerden, ondanks de afspraken daar omtrent,

tekortkomingen in onderwijsstelsels,

onvoldoende mogelijkheden voor levenslang leren,

uitgaven voor onderzoek, die veelal zijn teruggelopen in plaats van verhoogd om de door de top van Lissabon gewenste 3 % van het BBP te bereiken,

onvoldoende aandacht voor maatschappelijke problemen als gevolg van de behoefte aan innovatie.

2.10.3

De nieuwe lidstaten moeten vaak nog extra handicaps overwinnen als gevolg van een ontwikkelingsachterstand, bijv. op het gebied van werkgelegenheid, technologie of milieubescherming, hoewel daar soms aanpassingsmaatregelen tegenover staan die veel drastischer zijn dan maatregelen die in de 15 „oude” lidstaten van de EU worden doorgevoerd. Daarbij valt op dat de noordelijke landen veelal sneller zijn met het doorvoeren van hervormingen dan de zuidelijke lidstaten. Hetzelfde geldt voor lidstaten die hun begrotingen op orde hebben gekregen, in vergelijking met landen die hun tekorten hebben laten oplopen. Zelfs de koplopers onder de lidstaten blijven soms achter bij beter presterende derde landen. Het doel van de hervormingen is niet simpelweg beter presteren dan voorheen, maar beter presteren dan elders.

2.11

De strategie van Lissabon is daarom in een vicieuze cirkel terechtgekomen: lage groei bemoeilijkt de uitvoering van hervormingen, terwijl achterstand van de hervormingen een remmende uitwerking heeft op de groei en de werkgelegenheid. De tot dusverre doorgevoerde hervormingen hebben vooral betrekking op de aanbodzijde. Zij hebben niet het gewenste effect gesorteerd, omdat er geen toereikende vraag was.

2.12

Tijdens de voorjaarsbijeenkomsten hebben de lidstaten kennelijk de voorkeur gegeven aan een nieuwe discussie over de reeds in Lissabon vastgestelde doelstellingen – zelfs al betekent dat nóg meer aanbevelingen - boven een grondige evaluatie van de stand van zaken betreffende de lopende hervormingen en een vaste tijdslimiet voor komende maatregelen. Maar al te vaak vertellen zij in Brussel niet precies wat zij thuis aan het doen zijn of op welke gebieden zij de afgesproken doelstellingen niet hebben gehaald. Het groeiend aantal hervormingsdoelstellingen, toezeggingen en deelnemende landen is gepaard gegaan met een evenredig aantal tekortkomingen op het vlak van medeverantwoordelijkheid, tenuitvoerlegging en coördinatie en een overeenkomstige economische impact en impact op de werkgelegenheid.

2.13

Daarom bestaat het risico dat men de noodzakelijke hervormingen niet voortvarend genoeg aanpakt, in de veronderstelling dat de strategie evengoed wel zal slagen. Het zal waarschijnlijk niet tot 2010 duren voordat een dergelijke zeepbel uiteenspat.

2.14

Het doel dat tijdens de Top van Lissabon is vastgesteld, nl. de concurrentiepositie verbeteren door middel van doelbewuste hervormingen, gekoppeld aan duurzame en werkgelegenheidsbevorderende economische groei en versterking van de maatschappelijke solidariteit, blijft van groot belang voor een Europa dat nu op een cruciaal punt is aangekomen:

enerzijds is Europa de grootste exporteur en grootste interne markt ter wereld (uitgedrukt in BBP) en is het in staat gebleken grootschalige projecten als de invoering van de euro en de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten tot een goed einde te brengen,

anderzijds loopt Europa achter qua economische groei, wordt het verzwakt door bedrijfsverplaatsingen en voelt het zich onzeker en bedreigd door het afbrokkelen van zijn mondiale concurrentievermogen.

2.15

Het doel van de strategie van Lissabon is evenwichtig: economische ambities als een sterke concurrentiepositie worden op een evenredige en interactieve manier gecombineerd met sociale doelstellingen (werkgelegenheid, opleiding, sociale samenhang, leef- en werkomstandigheden) en, zoals beklemtoond tijdens de Top van Götenborg, milieuvereisten.

2.16

De methoden om de strategie van Lissabon uit te voeren, blijven bruikbaar:

een meerjarig tijdschema, dat tot 2010 in verschillende fases is opgedeeld, om de interne markt te voltooien,

jaarlijkse evaluatie door alle lidstaten samen tijdens de voorjaarstop,

een open-coördinatiemethode voor overleg met de lidstaten over gemeenschappelijke doelstellingen, waarbij de aandacht uitgaat naar goede praktijken die de communautaire methode kunnen aanvullen op terreinen waarvoor de lidstaten bevoegd zijn,

nadruk op de centrale rol van de particuliere sector, publiekprivate partnerschappen, raadpleging van het maatschappelijk middenveld door de overheid en dialoog tussen de sociale partners.

2.17

De samenwerking via de open-coördinatiemethode is tot dusverre een intergouvernementele aangelegenheid geweest. Aan een democratische verankering in de nationale parlementen heeft het grotendeels ontbroken. In de lidstaten zou elk jaar een uitgebreid parlementair debat moeten worden gehouden over de vraagstukken die samenhangen met de strategie van Lissabon.

2.18

In veel lidstaten heeft het tot dusver grotendeels ontbroken aan cruciale betrokkenheid en steun van het maatschappelijk middenveld. Dit is een grote lacune in de uitvoering van de strategie van Lissabon en verklaart voor een groot deel waar de bezorgdheid vandaan komt en de tekortkomingen worden gevoeld. De aanhoudend slechte communicatie en gebrekkige vormen van partnerschap zijn hiervan het bewijs.

2.18.1

De slechte communicatie is onmiskenbaar. Lidstaten noch media communiceren met het publiek over de strategie van Lissabon, ondanks de voortdurende nationale discussies over werkgelegenheid, onderwijs, sociale bescherming, bedrijfsverplaatsingen en technologische concurrentie. Wanneer de Europese burgers horen wat er tijdens de Top van Lissabon is afgesproken, begrijpen zij doorgaans niet wat de bedoeling of de reikwijdte ervan is. Veel mensen geloven dat „de meest concurrerende economie in de wereld worden” een onhaalbare doelstelling is of het einde van het Europese sociale model inluidt, omdat de sociale voorzieningen dan naar beneden toe worden bijgesteld, op het niveau van de minst ontwikkelde landen van de Unie. Uit deze reacties blijkt dat nadere toelichting geboden is en dat moet worden uitgelegd dat de EU de concurrentiestrijd in de wereld wil aangaan door een aantal van onze zwakke punten weg te werken en andere te compenseren door meer nadruk te leggen op de sterke punten.

2.18.2

Veel mensen in Europa komen tot de conclusie dat hun sociale verworvenheden op de helling worden gezet, maar dat de voordelen die daarvoor in de plaats moeten komen – qua werkgelegenheid en duurzame sociale bescherming - voor hen een gesloten boek blijven. Mensen maken zich grote zorgen om:

het groeiend aantal bedrijfsverplaatsingen naar rivaliserende landen met lage productiekosten,

de toenemende druk op de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden, en het verlies van werkzekerheid,

de problemen bij het herstel van regio's en sectoren die het meest worden getroffen door werkloosheid,

de uitholling van de sociale zekerheid (uitkeringen in geval van werkloosheid en ziekte, pensioenen).

2.18.3

Té veel mensen in Europa hebben ook de indruk dat zij niets te vertellen hebben over de hervormingen die hen toch rechtstreeks aangaan en die, over het algemeen, eerder verworven waarborgen en rechten in gevaar brengen. Bovendien bevatten rapporten van de Commissie en de lidstaten doorgaans weinig informatie over regelingen om maatschappelijke organisaties te raadplegen om met hen te overleggen of over partnerschappen met de diverse actoren van het maatschappelijk middenveld (de rol van de privé-sector, de rol van de sociale partners, publiek-private partnerschappen, ngo's enz.), ondanks het feit dat hieraan tijdens de Top van Lissabon veel belang werd gehecht.

3.   Het concurrentievermogen verbeteren

3.1

De nadruk op concurrentievermogen bevestigt de noodzaak duurzame mededinging tot stand te brengen in een open wereldeconomie door meer gebruik te maken van nieuwe technologieën, voor doelmatiger beroepsopleidingen en vakkundige arbeidskrachten te zorgen en de productiviteit te verbeteren. Het begrip „kwaliteit” (kwaliteit van goederen, diensten, regulering, bestuur, werkgelegenheid, sociale betrekkingen en het milieu) staat centraal in deze strategie.

3.2

Deze doelstellingen kunnen het best worden bereikt met een eerlijker en efficiënter internationaal kader voor handel en betalingen.

3.3

Behalve aan nieuwe internationale regels heeft de Europese economie thans ook behoefte aan vereenvoudiging van zijn eigen, zowel communautaire als nationale, regelingen. Te veel bureaucratische rompslomp staat het ontplooien van de initiatieven die nodig zijn om te kunnen concurreren, in de weg.

3.4

In tegenstelling tot Raad en Commissie is het Comité van mening dat de interne belemmeringen voor duurzaam en conjunctureel herstel binnen de EU slechts kunnen worden geëlimineerd door een fundamenteel nieuwe oriëntatie van het (vooral macro-) economische beleid. De Unie moet van haar eigen sterke punten uitgaan om de Europese economie weer in de richting van groei en volledige werkgelegenheid te duwen. Daarvoor is een uitgebalanceerd economisch beleid geboden, dat zich onomwonden richt op de doelstellingen van de strategie van Lissabon, met name volledige werkgelegenheid en versterking van het concurrentievermogen, en dat daadwerkelijk rekening houdt met duurzame ontwikkeling, overeenkomstig de conclusies van de Top van Göteborg.

3.5

Het monetair beleid moet erop gericht zijn om evenwicht tussen prijsstabiliteit, economische groei en werkgelegenheid tot stand te brengen. In de door de Raad aanbevolen beleidsmix ontbreekt echter een duidelijk verzoek aan de ECB om ook haar verantwoordelijkheid buiten de monetaire sfeer (groei en werkgelegenheid) op zich te nemen. Daarom zou het zinvol zijn de ECB aan te zetten tot een „brede” stabiliteitsdoelstelling die niet alleen betrekking heeft op de stabiliteit van de munt, maar ook op stabiele groei, volledige werkgelegenheid en sociale samenhang. Het Comité heeft er al herhaaldelijk op gewezen dat het monetair beleid aan de verwezenlijking van de doelstelling van groei en volledige werkgelegenheid moet bijdragen (bijvoorbeeld in zijn resolutie voor de Europese Conventie van 19 september 2002).

3.6

Het beleid om startende ondernemers te helpen met het opzetten en ontwikkelen van hun activiteiten moet worden uitgebreid en moet o.m. maatregelen omvatten die de benodigde kosten en tijd voor het starten van een bedrijf reduceren, de toegang tot risicokapitaal verbeteren, meer opleidingsprogramma's voor ondernemers beogen en het netwerk van ondersteunende diensten voor kleine ondernemers uitbreiden.

3.7

Alle burgers in alle lidstaten moeten, ongeacht hun leeftijd, de kans krijgen om hun leven lang te leren en moeten worden aangespoord om dat ook te dóen.

3.8

Het potentieel van de interne markt moet worden benut. De Europese Unie zou nu de vruchten moeten plukken van een markt die groter is dan die van de VS of China, ware het niet dat:

te veel richtlijnen niet volledig in nationale wetgeving zijn omgezet,

de standaardisering en wederzijdse erkenning van het dienstenaanbod nog niet voldoende van de grond is gekomen,

de marktliberalisering, óók in de publieke sector, vertraging heeft opgelopen,

er problemen zijn ontstaan rond de invoering van een bruikbaar stelsel van Europese intellectuele-eigendomsrechten,

de verhoudingen worden scheefgetrokken door belastingverschillen van uiteenlopende aard.

3.9

Communautaire steun moet worden verbonden aan verbeteringen in lidstaten waar „structurele” tekortkomingen de omzetting van richtlijnen belemmeren.

3.10

De handel en het betalingsverkeer moeten worden versoepeld door betere administratieve samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op een reeks terreinen als douaneformaliteiten, overheidscontracten en grensoverschrijdende openbare dienstverlening.

3.11

Bovendien lopen de lidstaten achter op de volgende terreinen:

het onderling verbinden en moderniseren van de transportinfrastructuur, met alle gevolgen vandien voor de voltooiing van trans-Europese netwerkprojecten,

de toegang tot risicokapitaal voor het MKB,

overheidstekorten in sommige landen,

de uitgaven voor onderzoek (die in het algemeen eerder zijn afgenomen dan toegenomen in verhouding tot het BBP: 1,9 % van het BBP in tegenstelling tot 2,6 % in de VS) zijn ver onder de beoogde 3 % blijven steken,

een hoog aantal vervroegd gepensioneerden, ondanks de in 2002 in Barcelona gemaakte afspraken daaromtrent,

onderwijsstelsels die niet op de economische omstandigheden en arbeidsperspectieven zijn afgestemd.

3.12

Het Europese bedrijfsleven heeft achterstand opgelopen op de volgende gebieden:

onderzoek en ontwikkeling: in 2002 is hierin in de VS 100 miljard euro méér particulier kapitaal gestoken dan in Europa. De in Lissabon bijeengekomen Europese Raad heeft als doelstelling voor de EU vastgelegd dat 3 % van het BBP aan onderzoek en ontwikkeling moet worden uitgegeven, waarvan twee derde van particuliere ondernemingen moet komen. Momenteel neemt de particuliere sector niet meer dan 56 % daarvan voor zijn rekening;

levenslang leren: sinds de strategie van Lissabon werd goedgekeurd, is het aantal volwassenen dat door het volgen van cursussen of (bij)scholing meedoet met „levenslang leren” maar met een halve procentpunt gestegen (van 8 naar 8,5 %). Die ontwikkeling belooft niets goeds als het gaat om het in de strategie van Lissabon vastgestelde streefpercentage van 12,5 % vóór eind 2010.

4.   Oog voor de sociale dimensie

4.1

Er is behoefte aan een uitgesproken strategie om de concurrentiepositie te verbeteren zonder de sociale samenhang te ondermijnen: hier ligt een kans voor het sociaal beleid. De contouren van dit beleid moeten worden geschetst door de sociale partners, in samenwerking met de Commissie en de regeringen van de lidstaten. De sociale dimensie van de strategie van Lissabon moet ten volle worden erkend als een sleutelfactor voor de totstandbrenging van welvaart, productiviteit en sociale integratie en zal de komende vijf jaar voortdurend moeten worden bijgesteld.

4.2

Het Comité roept de nationale overheden ertoe op om de vooruitgang in kaart te brengen die nodig is om de gewenste economische ontwikkeling te stimuleren. Dit is alleszins wenselijk om een „New Deal” voor de Europese samenleving uit te werken, gericht op de volgende vier terreinen:

uitbreiding van de werkgelegenheid en verbetering van de kwaliteit en de veiligheid ervan,

ouderen in het arbeidsproces,

een actiever beleid op het gebied van sociale integratie,

gezondheidszorg en het verband tussen gezondheid en milieu.

4.3

Ook de sociale partners, ngo's en regeringen moeten de handen ineenslaan om, op een veel hoger niveau dan thans het geval is, vormen van voortgezette beroepsopleiding te ontwikkelen en hiervoor de middelen vrij te maken en wel voor een veel groter aantal werklozen, vooral in sectoren die op geavanceerde kennis drijven.

4.4

De sociale partners moeten nagaan hoe het arbeidsmilieu kan worden verbeterd en hoe het werk kan worden georganiseerd om een hogere productiviteit te koppelen aan een hogere toegevoegde waarde per werknemer. Om een aantal van de problemen van de vergrijzende beroepsbevolking (en het dalend aantal jongeren dat de arbeidsmarkt betreedt) te verhelpen, zullen de regeringen, ondernemingen en arbeidsorganisaties zich over deze demografische verschijnselen moeten buigen.

4.5

Aangezien er bepaalde zaken zijn die gevolgen hebben voor de mensen die van alle veranderingen nadeel ondervinden, zullen er richtsnoeren nodig zijn om een actiever beleid t.b.v. sociale integratie te voeren.

4.6

De algemene doelstellingen voor het sociaal beleid in het kader van de strategie van Lissabon zijn nog steeds relevant, een enkele wijziging daargelaten. Daar staat tegenover dat de aard en omvang van de uitdagingen waarmee de wereld wordt geconfronteerd, in de afgelopen vier jaar ingrijpend zijn veranderd. De opkomst van snel groeiende economieën als China en India heeft rechtstreekse gevolgen voor de strategie van Lissabon: steeds meer hightechproducten en –diensten worden tegen zeer aantrekkelijke prijzen op de markt gebracht. De aanhoudend hoge productiviteitsgroei in de Verenigde Staten heeft tot gevolg dat met de strategie van Lissabon een zeer beweeglijk doel wordt nagestreefd. De toename van de productiviteit (per uur) in Europa is niet langer groter dan in de VS, zoals in de jaren negentig het geval was.

4.7

Een positieve en uitdagende factor is de uitbreiding van de Europese Unie. De nieuwe lidstaten zijn goed voor een enorm belangrijke groei van de interne markt, van de koopkracht en van gekwalificeerde werknemers. Maar de nieuwe lidstaten zorgen ook voor nieuwe uitdagingen op het vlak van sociale integratie. Wat het menselijk kapitaal betreft is het belangrijk dat onderwijs en opleiding een hoog hightechgehalte krijgen; dit geldt overigens ook voor de vijftien „oude” lidstaten.

4.8

Het Comité heeft de voordelen van een eventueel handvest voor duurzame maatschappelijke ontwikkeling overwogen, waarin bovenstaande onderdelen van sociaal beleid en de relevante grondrechten van burgers aan de orde komen. Op grond van deze overwegingen stelt het voor een handvest voor duurzame maatschappelijke ontwikkeling op te nemen in het werkprogramma voor sociaal beleid. Een handvest zou aangevuld moeten worden met een EU-actieprogramma om de diverse maatregelen te coördineren en de lidstaten te helpen prioriteiten te stellen.

5.   Duurzame ontwikkeling

5.1

De EU-strategie voor duurzame ontwikkeling wordt herzien en een besluit over het resultaat ervan wordt verwacht tijdens de Europese Top van maart 2005. Deze strategie omvat maatregelen op economisch, sociaal en milieugebied, en wordt met onderlinge steun ten uitvoer gelegd.

5.1.1

De strategie van Lissabon omvat gelijktijdige maatregelen op economisch, sociaal en milieugebied, zo bleek na de Europese Raad in het voorjaar van 2002. Het onderdeel milieu werd eraan toegevoegd door de Europese Raad van Göteborg.

5.2

De Lissabonstrategie is zeker niet in strijd met het beginsel dat aan de strategie voor duurzame ontwikkeling ten grondslag ligt. De strategie van Lissabon heeft een duidelijk tijdpad, nl. tot het jaar 2010. De strategie voor duurzame ontwikkeling heeft een onbeperkte looptijd en betreft zaken die elkaar opvolgende generaties aangaan.

5.3

Gezien het voornemen van de Europese Raad om beide strategieën in maart 2005 te evalueren, dient op de volgende drie punten te worden gewezen:

De strategie van Lissabon moet in de resterende vijf jaar worden gericht op kwesties die ook na 2010 nog aan de orde zijn. Deze kwesties en maatregelen moeten worden beoordeeld aan de hand van de criteria die in de strategie voor duurzame ontwikkeling worden gehanteerd. Op deze manier biedt de strategie van Lissabon de mogelijkheid om concreet projecten te lanceren die ook als acties in het kader van duurzame ontwikkeling kunnen worden beschouwd.

Het is van doorslaggevend belang dat bij het vaststellen van langetermijndoelstellingen en –acties voor de herziene strategie voor duurzame ontwikkeling rekening wordt gehouden met de rol van de strategie van Lissabon en dat, waar mogelijk, relevante acties en programma's op elkaar worden afgestemd.

De strategie van Lissabon streeft weliswaar een niet onaanzienlijk aantal doelstellingen en acties na, maar haalt het per definitie niet bij de reikwijdte van de doelstellingen en acties van de strategie voor duurzame ontwikkeling. Deze zullen echter slechts één voor één zichtbaar worden. In beide gevallen is het cruciaal dat de nationale en lokale instanties een beslissende rol kunnen spelen. Geen van beide strategieën kan functioneren indien de aanpak hoofdzakelijk top-down is; in beide gevallen moet de benadering bottom-up zijn.

6.   Partnerschappen

6.1

De ambitieuze voorstellen voor een dynamischere aanpak van het Lissabon-proces bestrijken diverse terreinen. Hoewel geen enkel beleidsterrein of actieplan de boventoon voert, is er toch één aspect dat de aandacht trekt. Voor een doeltreffende uitvoering van de strategie van Lissabon is interactie van veel mensen, regeringen, agentschappen, organisaties en de Europese instellingen nodig.

6.2

Positief uitgedrukt betekent dit: een nieuwe dynamiek vergt een veelzijdig „partnerschap voor verandering” (Partnership for Change). Het partnerschapsconcept kan verduidelijken dat de doelstellingen van Lissabon niet top-down zijn, noch veraf staan van wat de burgers dagelijks bezighoudt.

6.3

Het Comité beklemtoont dat de uitvoering van de strategie van Lissabon op één punt ernstig tekortschiet, nl. dat men er niet in slaagt het maatschappelijk middenveld adequaat bij het proces te betrekken ondanks de nadrukkelijke, tijdens de Top van Lissabon geuite wens hiertoe. Deze tekortkoming kan uiteindelijk fataal blijken te zijn voor het succes van de strategie. Het Comité is verheugd dat de Europese Raad hiervoor op 24 maart 2004 een oplossing suggereerde in de vorm van „partnerschappen voor verandering”. Het Comité heeft toegezegd hieraan te zullen meewerken door een actieplan op te stellen.

6.4

Het Comité is van plan om samen te werken met de sociaal-economische raden van de lidstaten en met alle sociale en beroepskringen die betrokken willen zijn bij het opzetten van een netwerk van initiatieven van het maatschappelijk middenveld om het succes van de hervormingen te bevorderen.

6.5

Dit wordt een interactief, decentraal netwerk van websites van deelnemers, dat tot doel heeft:

zowel bestaande als toekomstige initiatieven van sociale en beroepskringen die de Europese, nationale of regionale hervormingen in het kader van de strategie van Lissabon helpen doorvoeren, verder te plannen;

de beste werkwijzen op dit gebied, ook als het gaat om grensoverschrijdende vraagstukken, onder de aandacht te brengen;

de actoren van het maatschappelijk middenveld van gedachten te laten wisselen over hun ervaringen en analyses;

hoorzittingen en forumdiscussies te organiseren over de hervormingen.

6.6

Er zal een gedragscode worden opgesteld en worden toegepast door de mensen die bij het netwerk zijn betrokken, om dit soort initiatieven te promoten.

6.7

Jaarlijks zal, aan de vooravond van de voorjaarstop, een conferentie met de netwerkpartners worden georganiseerd om alle initiatieven van het maatschappelijk middenveld in kaart te brengen.

6.8

Het Comité is van plan te fungeren als Europees gespreksforum voor „partnerschappen voor verandering”, waar Europese en nationale ervaringen kunnen worden geventileerd.

6.9

Door dit contact met nationale vertegenwoordigende instanties kan het Comité zich een goed beeld vormen van wat er speelt en kan het een nuttigere bijdrage leveren aan de jaarlijkse evaluaties tijdens de voorjaarstop van de Raad.

7.   De eerste vereisten voor een doeltreffende uitvoering van de strategie van Lissabon

7.1

Met nadruk op het feit dat de hervormingen van Lissabon moeten stroken met de belangen van het Europees maatschappelijk middenveld, wijst het Comité erop dat de aanpassingen die noodzakelijk zijn om de strategie van Lissabon uit te voeren, aan vier voorwaarden moeten voldoen:

7.2

Ten eerste kan de uitvoering van de strategie van Lissabon geen dag worden uitgesteld. De internationale concurrentie wordt met de dag heviger. Gevolg daarvan is dat bedrijven hun vestigingen verplaatsen, een verschijnsel dat in steeds meer regio's en sectoren de kop opsteekt omdat zij moeten concurreren met lagelonenlanden waar de productiekosten laag liggen en waar vaak de meest geavanceerde en innovatieve technologieën worden gebruikt. Effectieve langetermijnmaatregelen om Europa weer aantrekkelijk te maken als vestigingsplaats voor bedrijven dulden geen uitstel.

7.3

De strategie van Lissabon is een strategisch concept. In die zin is zij vergelijkbaar met eerdere strategische concepten, die de integratie op ingrijpende wijze verder hebben gebracht. In die gevallen was er sprake van een planning met een tijdshorizon en een strak geregisseerd stappenplan in nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten. Eind jaren zestig was dit het geval met de in het Verdrag verankerde douane-unie. Het succes van „Europa '92” was eveneens het resultaat van een soortgelijke planning. Ook de Monetaire Unie is daarvan een geslaagd voorbeeld. In deze gevallen werd ófwel de communautaire methode met succes gehanteerd, zoals bij de douane-unie en Europa '92, ófwel het gewenste resultaat, nl. deelname aan de EMU, werd bereikt dankzij de positieve medewerking van de lidstaten. De complicatie is dat geen van deze beide situaties zich thans voordoet. Bevredigende voortgang hangt nu écht helemaal van de politieke wil af.

7.4

Ten tweede heeft de strategie van Lissabon geen kans van slagen zonder internationale regels. Europese werkgevers en werknemers willen de strijd niet aanbinden met ongebreidelde concurrentie die hen in een neerwaartse spiraal van prijsverlagingen doet belanden, waarbij zaken als gezondheid, veiligheid, sociale vooruitgang, milieubescherming en evenwichtige en duurzame ontwikkeling in het gedrang komen. Zo hebben de hervormingen van Lissabon dus enkel kans van slagen als de Unie zich samen met de WTO, het IMF, de WIPO, de IAO en andere internationale organisaties sterk maakt voor een eerlijker en doeltreffender regelgeving die de globalisering in goede banen moet leiden. Het is essentieel dat er een internationaal erkend referentiekader voor concurrentievermogen komt, dat minimumregels bevat voor mededinging, veiligheid, kwaliteitsnormen, sociale rechten, bescherming van kinderen, milieubescherming en intellectuele eigendom. Het zou irrealistisch zijn om te proberen de Europese publieke opinie gunstig te stemmen zonder dergelijke waarborgen te verschaffen.

7.5

Ten derde mag de uitvoering van de strategie van Lissabon niet in strijd zijn met het Europees sociaal model – om te voorkomen dat de operatie slaagt maar de patiënt overlijdt.

7.5.1

Het is van vitaal belang dat de angst omtrent de omvang en de sociale kosten van de hervormingen wordt weggenomen. Mensen moeten zich ervan bewust zijn dat deze hervormingen essentieel zijn voor de duurzaamheid van het Europees ontwikkelingsmodel als onderdeel van een open economie. De strategie van Lissabon moet er in eerste instantie voor zorgen dat het Europees sociaal model waaraan onze burgers zo zijn gehecht en dat wordt omschreven in het Handvest van de grondrechten, ook in de toekomst overeind blijft en dat dit model in overeenstemming wordt gebracht met de mededingingsvereisten.

7.5.2

De strategie van Lissabon moet ook ten volle aandacht besteden aan het milieu. De afspraken die in 2001 in Göteborg zijn gemaakt, bevestigen en bekrachtigen duidelijk de wens die in Lissabon werd geuit om een concurrerende economie te combineren met een goede kwaliteit van het bestaan.

7.6

Ten vierde is duidelijk dat het succes van de strategie van Lissabon afhankelijk is van sterkere Europese, nationale en regionale partnerschappen, zowel tussen landen onderling als met vertegenwoordigers van sociale en beroepskringen en van de sociale partners. In de eerste jaren van de uitvoering van de strategie van Lissabon zijn té veel landen er niet in geslaagd om de sociale partners ten volle te betrekken bij het plannen en uitvoeren van de hervormingen; zij werden nauwelijks geraadpleegd en slechts terloops genoemd in de jaarlijkse voortgangsverslagen. In de vijf jaar die ons nog resten om het doel van Lissabon te bereiken, mogen dergelijke fouten niet nóg eens worden gemaakt. Het doel zal niet worden bereikt als het maatschappelijk middenveld niet op de hoogte wordt gebracht en gehouden, bij het proces wordt betrokken en daadwerkelijk participeert.

8.   Acht voorstellen van het EESC om de uitvoering van de strategie van Lissabon te verbeteren

Op grond van een analyse van de situatie en van uitgebreid overleg zou het Comité de volgende voorstellen willen formuleren om aan het verzoek van de Europese Raad tegemoet te komen:

8.1   Duidelijker omarming van de strategie van Lissabon

8.1.1

De regeringen van de lidstaten moeten duidelijk hun verantwoordelijkheid nemen en actiever optreden om de agenda van de strategie van Lissabon te verwezenlijken. Het is van essentieel belang dat de lidstaten, de regeringen en de nationale parlementen deze strategie omarmen. Zij moeten met duidelijke plannen komen met tijdpaden voor de door hen voorgenomen acties om de doelstellingen te bereiken die tijdens de follow up-bijeenkomsten van de top van Lissabon werden overeengekomen.

8.1.2

De strategie van Lissabon moet op haar juiste waarde worden geschat: een zeer ambitieus plan om een Europese samenleving tot stand te brengen waar welvaart, welzijn, concurrentiekracht, sociale integratie en een groot milieubewustzijn hoog in het vaandel staan. Met het oog hierop moet actiever overleg worden gepleegd met de sociale partners en de organisaties van het maatschappelijk middenveld. De strategie van Lissabon wordt veel te vaak als een louter economische aangelegenheid beschouwd.

8.1.3

De open-coördinatiemethode moet slagvaardiger worden: de jaarlijkse vergelijkende analyse moet meer details bevatten en de lidstaten moeten duidelijker aantonen dat er structurele of andere obstakels zijn die de verwezenlijking van de onderling overeengekomen doelstellingen in de weg staan.

8.2   Meer groei en grotere samenhang

8.2.1

Van het stabiliteits- en groeipact moet een instrument worden gemaakt voor groei en verbetering van de productiviteit, waarbij stabiliteitsdoelstellingen voor een volledige conjunctuurcyclus en niet per jaar worden vastgesteld. Ter ondersteuning van de vraag is een spanningsvrije macro-economische beleidsmix noodzakelijk.

8.2.2

De ECB dient meer oog te hebben voor de verregaande economische impact van haar besluiten en, voor zover het anti-inflatiebeleid het toelaat, meer rekening te houden met de doelstellingen van Lissabon bij haar optreden.

8.2.3

Bij de coördinatie van het economisch beleid tussen (en binnen) de lidstaten moeten de regeringen prestatiedoelstellingen vaststellen en de belangrijkste indicatoren op de voet volgen om aan te tonen wat de resulaten zijn.

8.2.4

Het cohesiebeleid moet gericht zijn op actieve maatregelen ter verbetering van het concurrentievermogen, wat de inkomenskloof in de gehele Gemeenschap zal helpen verkleinen. Als onderdeel van het cohesiebeleid moet een gedragscode voor het verlenen van staatssteun worden ingevoerd.

8.3   Doeltreffender toepassing van de interne marktregelgeving

8.3.1

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het tijdpad voor de toepassing van de regelgeving voor de interne markt, die thans 25 landen omvat. De Europese Commissie moet in de jaarlijkse evaluaties van de strategie van Lissabon een gedetailleerd overzicht opnemen van de onderdelen die nog niet zijn afgerond.

8.3.2

Voor tal van maatregelen inzake de interne markt is de termijn al lang verstreken en is onmiddellijke goedkeuring geboden: de afschaffing van dubbele belastingheffing op de interne markt; de onmiddellijke invoering van een eenvoudig, doeltreffend en redelijk geprijsd Gemeenschapsoctrooi; nieuwe maatregelen ter voltooiing van een echte, evenwichtige, interne markt voor diensten.

8.4   Bevordering van innovatie en kwaliteit

8.4.1

De EIB en het EIF moeten zich meer gaan bezighouden met het onderkennen, prioriteit geven aan en begeleiden van innovatieve investeringsprojecten en –programma's van zowel publieke als private oorsprong, een en ander in samenwerking met de Commissie en de lidstaten. Het EIF moet blijven inspelen op de behoeften van snel groeiende en innovatieve KMO's door risicokapitaal en ondersteunende diensten te verschaffen en door meer ruchtbaarheid te geven aan de financieringsmogelijkheden van de EIB.

8.4.2

Het begrip „kwaliteit” (kwaliteit van goederen, diensten, regulering, governance, werkgelegenheid, sociale betrekkingen en het milieu) is essentieel voor de uitvoering van de strategie en zou integraal deel moeten uitmaken van de jaarlijkse voortgangsverslagen op nationaal en Europees niveau.

8.5   Een nieuw sociaal beleid

8.5.1

Sociaal beleid moet worden erkend als conditio sine qua non voor concurrentiekracht en productiviteit en omgekeerd. Er moet een nieuwe sociale agenda worden opgesteld voor de uitgebreide Europese Unie. Dit zou in de vorm van een handvest voor duurzame maatschappelijke ontwikkeling moeten gebeuren, waarin de belangrijkste onderdelen van het sociaal beleid en de grondrechten van de burgers aan de orde komen.

8.5.2

Vier terreinen van sociaal beleid zijn van bijzonder belang voor het verbeteren van de concurrentiepositie: werkgelegenheidsbeleid, ouderen in het arbeidsproces, een actiever beleid op het gebied van sociale integratie en gezondheidszorg, waaronder ook het verband tussen gezondheid, sociale bescherming en milieu wordt verstaan. Er is behoefte aan nieuwe initiatieven op al deze terreinen, in combinatie met nauw overleg tussen de EU, nationale regeringen en de sociale partners.

8.5.3

De totstandbrenging van een kenniseconomie vergt aanzienlijke middelen voor zowel basis- als voortgezet onderwijs en opleidingen. Levenslang leren, dat weliswaar in alle lidstaten in opkomst is, moet verder worden ontwikkeld, óók op voortgezet niveau. De Europese Commissie moet in overleg met de sociale partners de mogelijkheden om een Europees handvest voor levenslang leren op te stellen onderzoeken, en moet daarbij ook alternatieve financiële opties in overweging nemen.

8.5.4

De EU moet een actiever gemeenschappelijk immigratiebeleid voeren, zoals is afgesproken op de Top van Tampere en die van Thessaloniki. Om demografische en sociaal-economische redenen zal immigratie in Europa de komende jaren een heel belangrijk onderwerp blijven. De strategie van Lissabon vereist dat de EU over een transparante wetgeving inzake de toelating van legale immigranten beschikt, voor een goede coördinatie van het immigratiebeleid en de werkgelegenheidsstrategie zorgt en nieuwe beleidsmaatregelen neemt op het vlak van integratie en discriminatiebestrijding.

8.6   Bevordering van publiek/private partnerschappen voor onderzoek

8.6.1

Onderzoek, zowel fundamenteel als toegepast, is één van de steunpilaren van de kennismaatschappij. Het Europese bedrijfsleven blijft achter, in plaats van de streefcijfers voor hogere onderzoeksuitgaven te halen en hetzelfde geldt voor de regeringen. Via publiek/private partnerschappen kunnen er meer middelen ter beschikking komen voor onderzoek. Europa moet een actief beleid voeren om buitenlandse onderzoekers aan te trekken en de terugkeer van Europese onderzoekers die elders werken, te bevorderen.

8.6.2

De Europese Commissie moet een plan opstellen voor meer investeringen in onderzoek, een betere coördinatie van Europese en nationale programma's en de oprichting van een Europese onderzoeksraad.

8.6.3

De overdracht van kennis uit onderzoek naar bedrijfstoepassingen verloopt in de Europese Unie moeizamer en stroever dan in de Verenigde Staten. De Europese Commissie zou een concreet actieplan moeten voorstellen om de overdracht van kennis naar bedrijfstoepassingen te verbeteren.

8.6.4

Met name kleine en middelgrote ondernemingen hebben behoefte aan onderzoeksmogelijkheden en aan steun bij de invoering van geavanceerde technische oplossingen. De EIB moet samen met de Europese Commissie middelen en methoden ontwikkelen voor de verdere verbetering van deze kennisoverdracht.

8.7   Een doortastendere bescherming van het milieu

8.7.1

De strategie van Lissabon steunt nog op een derde pijler, nl. het milieu. De ontwikkeling van milieuvriendelijke technologieën moet actiever worden gestimuleerd. Er moeten meer gezamenlijke publiekprivate initiatieven worden ontplooid op het gebied van energievoorziening en transport. Op langere termijn kunnen via de zorg voor het milieu belangrijke synergie-effecten worden behaald.

8.7.2

Duurzame ontwikkeling maakt de komende vijf jaar – en ook nog lang daarná - noodzakelijkerwijs integraal deel uit van de strategie van Lissabon. De nieuwe strategie voor duurzame ontwikkeling moet concrete maatregelen bevatten die passen bij de tweede helft van de strategie van Lissabon.

8.8   De steun van de burgers verwerven

8.8.1

Geef de strategie van Lissabon terug aan de burgers van Europa! De maatschappelijke organisaties en sociale partners moeten een duidelijker en meeromvattende rol spelen bij de uitvoering van die strategie. Het Comité staat vierkant achter de uitspraken die de Europese Raad hierover heeft gedaan.

8.8.2

Willen de doelstellingen van Lissabon praktisch haalbaar zijn, dan moet de Europese Unie een samenhangende, dynamische en vooruitstrevende aanpak voorstaan, zowel bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor de Unie als waar het gaat om de institutionele dynamiek. Hiertoe moet de Europese ontwerpgrondwet, als mogelijkerwijs belangrijkste belichaming van deze doelstellingen, met verve worden toegelicht, worden goedgekeurd door de lidstaten en de steun van de Europese burgers verkrijgen.

8.8.3

Het EESC bepleit dus dat in een „strategie van Lissabon nieuwe stijl” wordt aangehaakt bij de methodiek van „Europa '92”. Voortbouwend op de bestaande praktijk houdt dit in dat de rapporten over de beleidsrichtsnoeren, de interne markt, de werkgelegenheid en het Lissabon-proces in één duidelijk stappenplan met tijdschema worden samengevat en dat daarin duidelijk wordt gemaakt op grond van welke besluitvorming, welke actie van wie (Commissie, Raad, lidstaten) op welke termijn verwacht wordt.

8.8.4

Op nationaal niveau kunnen de sociaal-economische raden, samen met de sociale partners en de verschillende organisaties van het maatschappelijk middenveld, een zeer belangrijke rol spelen. De uitvoering van de strategie van Lissabon kan de raden een zeer specifieke rol toebedelen.

8.8.5

Op EU-niveau is het Comité bereid de uitvoering en follow-up van de strategie van Lissabon actief te ondersteunen, een en ander in nauw contact met de sociale partners en de organisaties van het maatschappelijk middenveld op Europees niveau.

8.8.6

Geef de burgers van Europa informatie over de strategie van Lissabon! Leg de nadruk op de uiteindelijke doelstellingen van de strategie: een rijk en welvarend Europa, met een sterke concurrentiepositie en oog voor het milieu. Het succes van de strategie staat of valt bij de actieve betrokkenheid van de burger. Het Comité is bereid een actieve bijdrage te leveren aan deze informatiecampagne.

8.8.7

Uitvoering van de strategie van Lissabon vergt een duidelijke beleidssamenhang op zowel Europees als nationaal niveau. De drie pijlers van de strategie bieden unieke kansen voor synergie-effecten, zowel op economisch als sociaal en milieugebied. Blaas de uitvoering van de strategie van Lissabon nieuw leven in – met de drie pijlers vertaald in samenhangende gemeenschappelijke beleidslijnen.

Brussel, 27 oktober 2004

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

A.-M. SIGMUND


(1)  PB C 117 van 30-4-2004

(2)  PB C 110 van 3-4-2004


In alto