EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE1436

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/463/EG tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO-programma)”(COM(2004) 384 def. - 2004/0122 (CNS))

PB C 120 van 20.5.2005, p. 76–77 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

20.5.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/76


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking 2002/463/EG tot vaststelling van een actieprogramma voor administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie (ARGO-programma)”

(COM(2004) 384 def. - 2004/0122 (CNS))

(2005/C 120/14)

De Raad heeft op 10 juni 2004 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over bovenvernoemd voorstel.

De gespecialiseerde afdeling „Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap”, die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 22 september. Rapporteur was de heer PARIZA CASTAÑOS.

Tijdens zijn 412e zitting op 27 en 28 oktober 2004 (vergadering van 27 oktober 2004) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 172 stemmen vóór en twee stemmer tegen, bij vijf onthoudingen, werd goedgekeurd:

1.   Inleiding

1.1

In het Verdrag van Amsterdam werd een nieuwe pijler aan het communautair beleid toegevoegd met als doel een Europese ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen. Hieronder vallen beleidsterreinen als controle aan de buitengrenzen, visa, asiel en immigratie.

1.2

In oktober 1999 formuleerde de Europese Raad van Tampere diverse voorstellen voor een gemeenschappelijk migratie- en asielbeleid in de EU.

1.3

Zo werd in Tampere o.m. voorgesteld de samenwerking en wederzijdse technische bijstand op het gebied van grenscontroles tussen de lidstaten te versterken; dit voorstel werd door de Europese Raad van Sevilla (2002) en die van Thessaloniki (2003) bekrachtigd.

2.   Het voorstel van de Commissie

2.1

Het ARGO-programma beoogt de administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie te bevorderen. Het programma werd goedgekeurd door de Raad op 13 juni 2002, de dag waarop ook een plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie werd vastgesteld.

2.2

Behalve bevordering van de administratieve samenwerking beoogt dit programma ook de uniforme toepassing van het EU-recht te stimuleren, een doelmatiger toepassing van de Europese regels te bewerkstelligen, de Europese dimensie van de organisatie van de dienstverlening te waarborgen en de doorzichtigheid van de goedgekeurde maatregelen te verbeteren.

2.3

Om deze doelstellingen te bereiken wordt op een viertal terreinen concreet actie ondernomen: buitengrenzen, visumbeleid, asielbeleid en immigratiebeleid.

2.4

Op het gebied van de buitengrenzen wordt beoogd ervoor te zorgen dat de lidstaten bij de uitvoering van grenscontroles de in het Gemeenschapsrecht vervatte beginselen en bepalingen in acht nemen, met name het Schengen-acquis; verder wordt gestreefd naar een gelijkwaardig niveau van bescherming en bewaking aan de buitengrenzen en naar een verhoging van de doeltreffendheid van de controles.

2.5

Op het gebied van visa wordt beoogd ervoor te zorgen dat de lidstaten bij de verstrekking van visa de in het Gemeenschapsrecht vervatte gemeenschappelijke beginselen en uitvoeringsbepalingen in acht nemen, dat een gelijkwaardig niveau van controle en veiligheid bij het verstrekken van visa wordt bevorderd, dat de aanvraagprocedures worden geharmoniseerd, en dat zowel de voorwaarden voor visumaanvragen als de door de lidstaten toegepaste uitzonderingsregelingen gelijk worden getrokken; bovendien moet ook de consulaire samenwerking worden verbeterd.

2.6

Op asielgebied wordt gestreefd naar een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status in de gehele Gemeenschap voor degenen aan wie asiel is verleend, alsook naar een adequate procedure om vast te stellen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag, en naar harmonisatie van de nationale regels door minimumnormen voor asielprocedures in te voeren.

2.7

Op het gebied van immigratie wordt beoogd gemeenschappelijke regels op te stellen betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf voor onderdanen van derde landen, en een Europese langlopende verblijfstitel in te voeren. Het gaat erom het pad te effenen voor legale economische immigratie en van illegale immigratie te bestrijden.

2.8

De Europese Raad van Sevilla verzocht de Commissie de kwesties in verband met de verdeling van de financiële lasten voor het beheer van de buitengrenzen te onderzoeken. De Commissie is van mening dat voor een adequate oplossing zal moeten worden gewacht op de financiële vooruitzichten na 2006. Het voorstel voor wijziging van het ARGO-programma heeft dan ook slechts een tijdelijk karakter, totdat de begrotingslijnen voor de toekomst zijn uitgezet.

2.9

Tijdens de evaluatie van het eerste jaar van ARGO (2003) heeft de Commissie geconstateerd dat het programma onderbenut is gebleven. De beschikbare middelen zijn nog niet voor de helft gebruikt, omdat de nationale overheidsinstanties er niet in zijn geslaagd om samen met andere lidstaten de schouders te zetten onder de projecten die door het programma worden gepromoot en gefinancierd.

2.10

Met de voorgestelde wijziging van het ARGO-programma wordt derhalve beoogd de financiële ondersteuning van nationale projecten op het gebied van de buitengrenzen mogelijk te maken waarmee specifieke structurele zwaktes op strategische grenspunten moeten worden verholpen. Deze zwaktes moeten worden vastgesteld op basis van objectieve criteria (risicobeoordeling), die zullen worden omschreven in het jaarlijkse werkprogramma dat de Commissie in overleg met het ARGO-comité opstelt.

2.11

Tot het jaar 2006 wordt voor het ARGO-programma een bedrag van 46,1 miljoen euro uitgetrokken, waarvan 21,3 miljoen in 2004 wordt besteed.

2.12

Het communautair belang wordt gewaarborgd in de artikelen 62, 63 en 66 van het EU-Verdrag en door het Schengen-acquis. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zullen een besluit nemen volgens de procedure die is vastgelegd in het aan de Verdragen gehechte Protocol.

3.   Opmerkingen

3.1

Het Comité stemt in met de wijziging van het ARGO-programma ten einde de financiële ondersteuning van nationale projecten op het gebied van de buitengrenzen mogelijk te maken, maar wenst te benadrukken dat aan de hand van een risicobeoordeling (op grond van objectieve, samen met een meerderheid van de lidstaten gedefinieerde criteria) in overleg met het Argo-comité en op voorstel van de Commissie moet worden vastgesteld wat de zwaktes op strategische grenspunten zijn.

3.2

Het feit dat de nationale instanties moeilijkheden hebben ondervonden om in het kader van het ARGO-programma samen te werken met hun EU-partners heeft aangetoond dat er op het gebied van het beheer van de buitengrenzen geen samenwerking bestaat tussen de lidstaten.

3.3

Het Comité is van mening dat de samenwerking in de toekomst verder zal moeten reiken dan puur administratieve samenwerking en dat er, in het kader van een gemeenschappelijk beleid, een systeem voor communautaire solidariteit op het gebied van de buitengrenzen, visa, asiel en immigratie tot stand moet worden gebracht. Hiermee moet rekening worden gehouden in de financiële vooruitzichten vanaf 2007.

3.4

Het Comité begrijpt niet waarom de oprichting door de Raad van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen zoveel vertraging heeft opgelopen en wat de problemen zijn (1).

3.5

Het Comité staat erop dat bij de administratieve samenwerking op het gebied van buitengrenzen, visa, asiel en immigratie steeds wordt toegezien op een menselijke en waardige behandeling van alle personen, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de internationale verdragen op het gebied van de mensenrechten.

3.6

In het advies van het EESC (2) over de verordening tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen wordt het volgende opgemerkt:

3.6.1

„Het EESC hoopt dat de doeltreffendheid van de grenscontroles met inachtneming van het asielrecht wordt opgevoerd. Veel personen die internationale bescherming behoeven bereiken de buitengrenzen langs clandestiene wegen. De autoriteiten moeten garanderen dat deze personen een verzoek om bescherming kunnen indienen en dat hun verzoek overeenkomstig de internationale verdragen en de communautaire en nationale wetgeving wordt behandeld. Zolang de administratieve en gerechtelijke procedures niet zijn afgerond mogen asielzoekers niet worden uitgezet en moeten zij de gepaste bescherming genieten”.

3.6.2

Van de ondoeltreffende controles aan de buitengrenzen wordt veelal gebruikgemaakt door criminele netwerken die mensenhandel bedrijven, en die er niet voor terugschrikken het leven van andere mensen in gevaar te brengen om er zelf op illegale wijze rijker van te worden. In zijn advies over de verblijfstitel met een korte geldigheidsduur voor slachtoffers van illegale immigratie of mensenhandel  (3) , hamerde het EESC erop dat met dezelfde ijver waarmee netwerken van mensensmokkel en mensenhandel worden bestreden, de autoriteiten ook de slachtoffers moeten beschermen, vooral de meest kwetsbare zoals minderjarigen en slachtoffers van mensenhandel en seksuele uitbuiting.

3.6.3

„Het EESC heeft in eerdere adviezen al betoogd dat het voor een goed beheer van de buitengrenzen noodzakelijk is dat de grensautoriteiten van de lidstaten nauw samenwerken, en dat de autoriteiten van de herkomst- en transitlanden hun medewerking verlenen, via het netwerk van verbindingsfunctionarissen.”

Brussel, 27 oktober 2004

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

A.-M. SIGMUND


(1)  COM(2003) 687 def. - 2003/0273 (CNS)

(2)  Zie het advies van het EESC over het „Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen” van 29 januari 2004 (PB C 108 van 30-4-2004; rapporteur: de heer Pariza Castaños).

(3)  Zie PB C 221 van 17-9-2004 (rapporteur: de heer Pariza Castaños).


Top