This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52003AE0577
Opinion of the European Economic and Social Committee on the "Proposal for a Council Directive on Community measures for the control of foot-and-mouth disease and amending Directive 92/46/EEC" (COM(2002) 736 final — 2002/0299 (CNS))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG" (COM(2002) 736 def. — 2002/0299 (CNS))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG" (COM(2002) 736 def. — 2002/0299 (CNS))
PB C 208 van 3.9.2003, pp. 11–15
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG" (COM(2002) 736 def. — 2002/0299 (CNS))
Publicatieblad Nr. C 208 van 03/09/2003 blz. 0011 - 0015
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG" (COM(2002) 736 def. - 2002/0299 (CNS)) (2003/C 208/03) Op 7 februari 2003 heeft de Raad besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 37, lid 3, van het EG-Verdrag te raadplegen over het voornoemde voorstel. De gespecialiseerde afdeling "Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu", die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 1 april 2003 goedgekeurd; rapporteur was de heer Bastian. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 14 en 15 mei 2003 gehouden 399e zitting (vergadering van 14 mei) het volgende advies uitgebracht, dat met 100 stemmen vóór, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd. 1. Inhoud van het Commissievoorstel 1.1. De epizoötieën die de Europese Unie de afgelopen jaren hebben geteisterd, hebben bij de Europese veehouder en burger hun sporen nagelaten. De mond- en klauwzeerepidemie uit 2001, die in bepaalde lidstaten het veebestand decimeerde, staat iedereen nog levendig voor de geest. Om te vermijden dat de geschiedenis zich herhaalt, heeft de Europese Commissie een nieuw kader voor de bestrijding van mond- en klauwzeer voorgesteld. 1.2. Dit voorstel - sinds 1998 in voorbereiding en na de crisis van 2001 noodzakelijker dan ooit - heeft tot doel om bij een nieuwe uitbraak van de epizoötie een dam tegen de verspreiding ervan op te werpen. De Europese Commissie en alle betrokkenen uit de veehouderijsector beseffen evenwel terdege dat er voor een complex probleem als de bestrijding van mond- en klauwzeer geen eenvoudige oplossing bestaat. De sterkte van de "dam" is dan ook recht evenredig met de mate waarin alle actoren de voorgestelde maatregelen zullen naleven. 1.3. Het huidige beleid - met ruiming van met het virus besmette en verontreinigde dieren - wordt niet op de helling gezet; wél krijgt noodvaccinatie een belangrijkere plaats in de nieuwe bestrijdingsstrategie. 1.4. Bij een uitbraak van mond- en klauwzeer is het zaak snel in te grijpen en onmiddellijk afdoende bestrijdingsmaatregelen te treffen. 1.5. Er worden maatregelen voorgesteld om een snelle en gedetailleerde diagnose van het virus mogelijk te maken. Bovendien wordt een communautair referentielaboratorium belast met de coördinatie tussen de verschillende nationale laboratoria. 1.6. Hoekstenen van het beleid om de verspreiding van de ziekte te voorkomen, zijn een verscherpt toezicht op verplaatsingen van dieren en op het gebruik van mogelijk besmette producten, en een meer systematisch gebruik van noodvaccinaties. 1.7. Krachtens het regionaliseringsbeginsel, één van de sleutelelementen van de voorgestelde maatregelen, kunnen in bepaalde delen van de Europese Unie strenge bestrijdingsmaatregelen worden toegepast zonder dat de algemene belangen van de Unie daardoor in gevaar worden gebracht. 1.8. Voorgesteld wordt om de bestrijding van mond- en klauwzeer te vergemakkelijken door de antigeenvoorraden vlot toegankelijk te maken. Bovendien wordt de mogelijkheid ingeruimd om aan de EU grenzende derde landen die met het MKZ-virus besmet zijn of dat dreigen te worden, bij te staan, met name door hun in noodsituaties antigenen en vaccins te verstrekken. 1.9. Een ander onderdeel van de voorgestelde communautaire kaderregelgeving inzake MKZ-bestrijding zijn de zeer gedetailleerde nationale rampenplannen. Deze moeten regelmatig worden herzien in het licht van de resultaten van real-time alarmoefeningen in de lidstaten. 1.9.1. De rampenplannen dienen bepalingen betreffende de toepassing van noodvaccinatie te bevatten en moeten er borg voor staan dat bij een uitbraak milieuoverwegingen in aanmerking worden genomen. Bovendien moeten de plannen voorzien in nauwe samenwerking tussen de voor milieu- en veterinaire aangelegenheden bevoegde autoriteiten. 1.9.2. De Commissie kan bepaalde technische aspecten van de bestrijdingsmaatregelen wijzigen en aanpassen volgens de procedure van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. 2. Algemene opmerkingen 2.1. Het is essentieel dat voor de bestrijding van mond- en klauwzeer een nieuw communautair regelgevingskader wordt opgesteld. In het advies over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad tot wijziging van Beschikking nr. 666/91/EEG betreffende de vorming van communautaire reserves van mond- en klauwzeervaccins"(1) stelt het Comité dat de bescherming van de gezondheidstoestand van het vee in de Europese Unie van het grootste belang is en dat er duidelijk behoefte bestaat aan een nieuw wettelijk kader voor een effectievere en directere bestrijding van mond- en klauwzeer, iets waaraan de Commissie met dit voorstel tegemoet komt. 2.2. Het Comité heeft er in zijn adviezen steeds voor gepleit dat de burger in een crisissituatie duidelijk en objectief wordt geïnformeerd. Essentiële overweging in dit verband is dat mond- en klauwzeer geen risico voor de menselijke gezondheid inhoudt. Bij de voorlichting van de burger moet er dan ook op worden toegezien dat feit en fictie elkaar niet in de weg gaan zitten en alles niet op één hoop wordt gegooid. 2.3. Tegen deze achtergrond moet een veehouderijmodel worden bevorderd dat duurzaam is, rekening houdt met de eisen van de Europese burger inzake dierenwelzijn, gelijke tred houdt met de landbouwproductie en de handel, en de werking van de interne markt niet verstoort. Grondslag van een duurzame veehouderijsector is een beleid inzake diergezondheid waarin de meest recente wetenschappelijke kennis en technieken zijn geïntegreerd. 2.4. De mond- en klauwzeerepidemie van 2001 heeft aangetoond dat de in de Europese Unie geldende veterinaire controles en regels aan herziening en versterking toe zijn. 2.4.1. De snelheid waarmee het mond- en klauwzeer van het type Pan-Azië O zich in 2001 heeft verspreid, en de omvang van deze epidemie waren zonder weerga. Hoewel de oorzaken van deze epidemie niet met zekerheid kunnen worden geïdentificeerd, wijst alles in de richting van illegale invoer van producten die vervolgens in diervoeder zijn verwerkt. 2.4.2. Het mond- en klauwzeervirus heeft zich - vóór het als dusdanig werd geïdentificeerd en bestrijdingsmaatregelen konden worden genomen - eerst in het Verenigd Koninkrijk verspreid; daarna waren Frankrijk, Nederland, De Ierse Republiek en Noord-Ierland aan de beurt. De economie in de getroffen gebieden heeft te lijden gehad van de epidemie en de maatregelen die zijn genomen om deze te bestrijden: zowel landbouwbedrijven en alle schakels van de levensmiddelenindustrie, als toerisme en andere sectoren hebben zware verliezen geboekt. 2.4.3. Sinds 1992 is het preventief inenten tegen MKZ, dat in een aantal lidstaten werd toegepast, in de Europese Unie principieel verboden en wordt de voorkeur gegeven aan een "non-vaccinatie"-beleid. De Europese Unie houdt rekening met de aanbevelingen die het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) m.b.t. de handel heeft opgesteld. Indien bij een MKZ-uitbraak tot noodvaccinatie (preventieve vaccinatie) was overgegaan, kon het betrokken gebied krachtens deze aanbevelingen pas na zeer lange tijd de status "vrij van mond- en klauwzeer" terugkrijgen. In deze aanbevelingen werd namelijk geen rekening gehouden met de wetenschappelijke kennis over testmethoden die het mogelijk maken om in een crisissituatie gevaccineerde en besmette dieren te onderscheiden. In mei 2002 is de Internationale Diergezondheidscode herzien. Een land dat noodvaccinatie heeft toegepast in combinatie met ruiming van besmette beslagen en met serologische bewaking in de periode na de vaccinatie (waarbij gebruik wordt gemaakt van tests voor de opsporing van antilichamen tegen niet-structurele eiwitten bij gevaccineerde dieren) kan zijn status "vrij van mond- en klauwzeer/besmetting" terugkrijgen, en wel zes maanden na de laatste uitbraak of na de voltooiing van de vaccinatie, indien dat moment later valt. 2.4.4. Het communautaire beleid ter bestrijding van MKZ was tot dusverre gericht op ruiming van de besmette beslagen en van de MKZ-gevoelige dieren die mogelijkerwijze met de besmettingshaard of besmette vectoren in aanraking waren gekomen of ten aanzien waarvan de verdenking bestond dat ze op een andere manier waren besmet. Noodvaccinatie was een laatste redmiddel. 2.5. Gezien de traumatische ervaringen die de door MKZ getroffen gebieden hebben doorgemaakt, is het van essentieel belang dat voortaan ook rekening wordt gehouden met de sociale, psychologische, economische en milieu-impact van de methoden die in de strijd tegen MKZ worden ingezet. 2.5.1. Systematische ruiming heeft een rechtstreekse en onrechtstreekse weerslag op de publieke opinie, de veehouderijsector en andere sectoren. Het is absoluut noodzakelijk methoden te bevorderen die deze weerslag verzachten. 2.5.2. Massale vernietiging van gezonde dieren moet in een op de bestrijding van MKZ gericht beleid worden vermeden. Bovendien moet erop worden toegezien dat de weerslag op de handel in niet-getroffen gebieden op nationaal, Europees en internationaal niveau beperkt blijft. 3. Specifieke opmerkingen 3.1. MKZ-preventie 3.1.1. Het Comité is net als de Commissie van mening dat preventieve maatregelen moeten worden getroffen om te voorkomen dat het MKZ-virus zich verspreidt. Er moet worden vermeden dat het virus uit aangrenzende derde landen of via de invoer van levende dieren of producten van dierlijke oorsprong in de EU en haar veestapel wordt ingesleept. Het grootste risico op insleep van het MKZ-virus schuilt in de illegale invoer van dieren en dierlijke producten uit landen waar MKZ endemisch is. Het Comité kan zich dan ook vinden in de recente voorstellen van de Europese Commissie om de bepalingen inzake de persoonlijke invoer van vlees- en melkproducten in de Europese Unie met ingang van 1 januari 2003 te verscherpen. 3.1.2. Afdoende en efficiënte systemen voor het verrichten van inspecties en controles aan de grens zijn van essentieel belang. Bovendien is het cruciaal dat systemen voor de melding van MKZ-uitbraken in niet-lidstaten worden ontwikkeld en dat erop wordt toegezien dat de op dit vlak reeds bestaande regels goed worden toegepast. Het Comité pleit er daarom voor dat alle OIE-lidstaten hun uitbraken van MKZ en de in verband daarmee getroffen maatregelen terstond melden. 3.1.3. Het toezicht op de verplaatsingen van dieren in de Europese Unie en tussen landbouwbedrijven moet worden verbeterd en moet niet alleen gestoeld zijn op de beginselen van bioveiligheid, maar ook op een risico-evaluatie en een efficiënter systeem voor de identificatie van de dieren - met name schaap-, geit- en varkensachtigen. 3.1.4. Goede hygiënepraktijken in bedrijven en bij het dierenvervoer zijn cruciaal voor de preventie van epizoötieën. 3.1.5. Om de kennis van epizoötieën te bevorderen en deze ziekten beter te kunnen bestrijden, moet voorzien worden in instrumenten voor informatieverspreiding en in gedegen technische opleidingen. Dergelijke activiteiten moeten in samenwerking met de aangrenzende lidstaten ten behoeve van boeren en dierenartsen worden georganiseerd. De voorstellen die de Commissie in dit verband in bijlage XVII doet, zijn te zwak. Bij de beoordeling van met name de Commissievoorstellen inzake het GLB en het regionaal beleid moet bovendien in aanmerking worden genomen dat een doeltreffend diergezondheidsbeleid staat of valt met de vakkennis van de plattelandsdierenartsen. 3.2. Maatregelen bij een MKZ-uitbraak 3.2.1. Het Comité is net als de Commissie van mening dat bij een MKZ-uitbraak stante pede afdoende bestrijdingsmaatregelen moeten worden genomen. 3.2.2. Ook het voorstel om de maatregelen naargelang van de omvang van de epizoötie geleidelijk toe te passen, kan op de instemming van het Comité rekenen, net als het voorstel om het grondgebied van de lidstaten te regionaliseren in één of meer ingesloten gebieden en één vrij gebied. Het Comité kan zich tevens vinden in de door de Commissie voorgestelde indeling in tijdelijke bestrijdings-, beschermings- en toezichtsgebieden. Aan de afbakening gaat een grondige epizoötiologische evaluatie vooraf. 3.2.3. De maatregelen die de Commissie voorstelt om een snelle en gedetailleerde diagnose van het virus mogelijk te maken, alsmede het voorstel om een communautair referentielaboratorium met de coördinatie van het werk van de nationale laboratoria te belasten, zijn in het Comité goed ontvangen. 3.2.4. Het Comité is voorstander van het behoud van nationale laboratoria en structuren met wetenschappelijke expertise op het gebied van MKZ-diagnose. 3.2.5. Het Comité neemt er kennis van dat in het EU-beleid ter bestrijding van MKZ is geopteerd voor een combinatie van systematische ruiming van besmette en verontreinigde dieren (in bepaalde gevallen en omwille van de efficiëntie) en noodvaccinatie. 3.2.6. Het Comité juicht toe dat noodvaccinatie een steeds belangrijkere plaats in de communautaire wetgeving ter bestrijding van MKZ krijgt en dat bij de toepassing ervan op lokaal niveau enige flexibiliteit mogelijk is. Het is belangrijk dat deze beslissingen in nauw overleg met alle partijen die in de handelsketen actief zijn, worden getroffen. Het Comité nodigt de Commissie uit om in overleg met de OIE-partners toe te werken naar een versoepeling en harmonisering van de regelgeving inzake de wachttijd voor het herstel van de oude exportstatus, wanneer het gevaccineerde dieren betreft. De OIE-richtlijnen over de wachttijd dienen in functie van de onderzoeksresultaten te worden aangepast. 3.2.7. Het Comité onderstreept dat in het beleid ter bestrijding van MKZ rekening moet worden gehouden met de waarden die de Europese burgers er op het gebied van ethiek en dierenwelzijn op nahouden. 3.2.8. Het Comité deelt het standpunt dat transparante en efficiënte procedures moeten worden opgesteld om een vlotte toegang tot de antigenen te garanderen, en stemt in met het voorstel om een communautair referentielaboratorium aan te wijzen dat met name als taak krijgt Commissie en lidstaten te informeren over de behoefte aan vaccins en antigenen. Het is volgens het Comité van het grootste belang dat, zodra de diergezondheid in de Europese Unie wordt bedreigd, de landen die aan de Europese Unie grenzen snel en gemakkelijk toegang tot de communautaire vaccin- en antigeenvoorraden krijgen. 3.2.9. Het Comité steunt de voorstellen van de Commissie om onmiddellijk na een uitbraak de verspreiding van de ziekte te voorkomen door de verplaatsingen van dieren en het gebruik van mogelijk besmette producten onder streng toezicht te plaatsen. Voorts gelden voor sperma, eicellen en embryo's van besmette dieren van gevoelige soorten terecht beperkende maatregelen. 3.2.10. Het Comité staat achter de Commissie waar zij voorstelt om, waar nodig, de bestrijdingsmaatregelen niet alleen op besmette dieren van gevoelige soorten toe te passen, maar ook op besmette dieren van niet-gevoelige soorten, zoals pluimvee; deze kunnen immers als passieve vectoren voor het virus fungeren. 3.2.11. De Commissie heeft met recht en rede de reiniging en ontsmetting in de EU-wetgeving ter bestrijding van MKZ opgenomen. 3.2.12. Het Comité pleit ervoor dat de Europese burger in de preventiefase duidelijk en nauwkeurig wordt geïnformeerd. Het Comité stelt dan ook met instemming vast dat het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid kan besluiten een lidstaat die getroffen is door een uitbraak van MKZ zijn oude exportstatus eerder terug te geven dan nu is aangegeven (namelijk zes maanden na beschermende noodvaccinatie), als na de bestrijding en uitgebreid onderzoek in de beschermings- en toezichtszone(s) blijkt dat het MKZ-virus niet langer actief is. 3.2.13. Het Comité vindt het gepast dat de Commissie ter wille van de efficiëntie bepaalde technische aspecten van de bestrijdingsmaatregelen kan wijzigen en aanpassen volgens de procedure van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. 3.2.14. Het Comité is voorstander van het door de Commissie voorgestelde regionaliseringsbeginsel. Krachtens dit beginsel kunnen in bepaalde gebieden van de Europese Unie stringente controlemaatregelen worden getroffen, zonder dat de algemene belangen van de Gemeenschap hierdoor in gevaar komen. Het spreekt voor zich dat de handelspartners van de Unie zich uit hoofde van de veterinaire akkoorden die zij met de EU hebben gesloten, tevens aan dit regionaliseringsbeginsel dienen te houden. 3.3. Rampenplannen 3.3.1. Het Comité steunt de Commissievoorstellen en -eisen m.b.t. de rampenplannen, waarin wordt aangegeven welke nationale maatregelen vereist zijn om voortdurend op een mogelijke uitbraak van mond- en klauwzeer bedacht te blijven. Het is van essentieel belang dat informatie- en communicatiesystemen worden opgezet waarmee de betrokken instellingen in crisisgevallen vlot gegevens over de epizoötie kunnen uitwisselen. 3.3.2. De maatregelen inzake alarmoefeningen zijn volgens het Comité van groot belang in de strijd tegen deze epizoötie. Dergelijke oefeningen moeten op zijn minst één keer per jaar en met name in samenwerking met boeren en dierenartsen worden gehouden. Het voorstel om de lidstaten aan te moedigen deze oefeningen samen met andere landen te organiseren, kan dan ook op de instemming van het Comité rekenen. 3.3.3. Het Comité is van mening dat de nationale rampenplannen vaker moeten worden getoetst in het licht van de real-time alarmoefeningen, en dat het de taak van de Europese Commissie is om ter plaatse te verifiëren of deze plannen adequaat zijn en efficiënt worden omgezet, en of de veterinaire diensten voldoende bemand zijn en goed op hun taak zijn voorbereid. De oprichting van een communautair coördinatie-instituut moet de coördinerende rol van de Commissie nog versterken. 3.3.4. Het is positief dat de Europese Commissie bij het opstellen, controleren en ten uitvoer leggen van de rampenplannen betrokken is. 3.3.5. Het Comité is van mening dat het de lidstaten zoals voorheen vrij moet staan om met het oog op de tenuitvoerlegging van de richtlijn stringentere maatregelen te nemen, en heeft met tevredenheid kennisgenomen van de bepalingen die de Commissie in dit verband voorstelt. Met name positief is dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen om, met inachtneming van de specifieke epizoötiologische, zoötechnische, commerciële en sociale situatie in het getroffen gebied, aanvullende nationale maatregelen vast te stellen die nodig en nuttig worden geacht om het mond- en klauwzeervirus in te dammen. 3.3.6. De vernietiging van de karkassen moet gedetailleerd worden geregeld. Hiervoor moeten op lokaal niveau operationele plannen worden opgesteld met aandacht voor de sociale omstandigheden en de situatie op het gebied van milieu en volksgezondheid. 3.4. Onderzoek en ontwikkeling 3.4.1. Wetenschappelijk - met name toegepast - onderzoek is een sleutelelement in de preventie van de verspreiding van epizoötieën. Het is van essentieel belang dat de expertise inzake dierziekten in de lidstaten op peil wordt gehouden en verder wordt ontwikkeld. De Europese burger moet met een gerust hart ervan kunnen uitgaan dat bij het beleid ter bestrijding van MKZ - en dus ook bij de ontwikkeling van vaccins en testmethoden - gebruik wordt gemaakt van de meest recente wetenschappelijke en technologische kennis. 3.4.2. Onderzoek, met name op het gebied van markervaccins en tests voor differentiële serologie, moet bevorderd en voldoende gedoteerd worden. De Commissie moet met een klaar en duidelijk signaal kenbaar maken dat zij bereid is Europees onderzoek te steunen en de vruchten ervan met derde landen te delen. 3.4.3. Om ervoor te zorgen dat de onderzoeksresultaten uitgewisseld, verspreid en in de bedrijven toegepast worden, moeten efficiënte netwerken voor communicatie, verspreiding en training worden opgezet. 4. Vergoeding 4.1. De veehouderij is van essentieel belang voor de landbouw in de Europese Unie. Gezien de hoge investeringslast en risicograad in deze sector, moeten de veehouders overeenkomstig uniforme, in de hele EU geldende criteria beter voor eventuele verliezen worden vergoed - met name bij ruiming van dieren. Meer nog: alle schakels van de levensmiddelenproductie (landbouwbedrijven, verwerkende industrie, de agro-alimentaire sector) moeten voor verliezen worden gecompenseerd - ook indirecte verliezen n.a.v. ontruiming voor reiniging en ontsmetting. Met name verliezen die te wijzen zijn aan afzetproblemen in gebieden waar beperkingen op verplaatsingen van dieren en producten van toepassing zijn, moeten worden vergoed. De oprichting van een communautair fonds ter vergoeding van door ernstige crisissen veroorzaakte uitgaven mag niet langer op zich laten wachten. 5. Conclusies 5.1. Het Comité steunt de door de Commissie voorgestelde aanpak om het MKZ-virus te bestrijden en de verspreiding ervan te voorkomen. De Commissie dient te streven naar een optimale aanpak binnen veterinaire, economische (voor de gehele plattelandseconomie), milieutechnische en ethische randvoorwaarden. 5.2. Om een nieuwe crisis te voorkomen, dient de Commissie de nadruk te leggen op verder toegepast onderzoek op het gebied van diergezondheid. Een hoog expertiseniveau en een dynamisch netwerk van Europese deskundigen zijn de fundamenten van een doeltreffend preventiebeleid. Voorts moet ervoor worden gezorgd dat de onderzoeksresultaten op het niveau van de veehouderijbedrijven verspreid, uitgewisseld en toegepast worden. 5.3. De communautaire regelgeving ter bestrijding van MKZ moet zo snel mogelijk aan de laatste stand van de wetenschap worden aangepast, met name wanneer hierdoor minder gebruik moet worden gemaakt van ruiming, en meer van vaccinatie. Brussel, 14 mei 2003. De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité R. Briesch (1) PB C 368 van 20.12.1999.