Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52001AE1492

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindex"

    PB C 48 van 21.2.2002, p. 107–108 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52001AE1492

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindex"

    Publicatieblad Nr. C 048 van 21/02/2002 blz. 0107 - 0108


    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindex"

    (2002/C 48/24)

    De Raad van de Europese Unie heeft op 13 september 2001 besloten, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    De afdeling "Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang", die met de voorbereiding van de werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 12 november 2001 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw Hornung-Draus.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 28 en 29 november 2001 gehouden 386e zitting (vergadering van 29 november) het volgend advies uitgebracht, dat met 49 stemmen vóór, 2 stemmen tegen, bij 1 onthouding is goedgekeurd.

    1. Inhoud van het Commissiedocument

    1.1. Al jaren wordt het gebrek aan een actuele en vergelijkbare indicator voor de kortetermijnontwikkeling van de loonkosten als een zeer grote lacune in de arbeidsmarktstatistiek beschouwd. Na tal van investeringen in een arbeidsprijsindex in de loop van de jaren negentig besloot het Comité Statistisch Programma (CSP) in 1997 de arbeidsprijsindex als mogelijke langetermijnoplossing te beschouwen, en voorlopig - weliswaar zonder rechtsgrondslag - te werken met een loonkostenindex (LKI).

    1.2. De sindsdien geproduceerde en regelmatig verspreide LKI-gegevens zijn echter nog steeds onvoldoende actueel, volledig en vergelijkbaar.

    1.3. Daarom worden in het Actieplan betreffende de statistiek van de Economische en Monetaire Unie (EMU), de statistische gegevens over de kortetermijnontwikkeling van de loonkosten vermeld als één van de ontwerpverordeningen die in het voorjaar van 2001 aan het Europees Parlement en de Raad moest worden voorgelegd. Dit Actieplan is overigens tijdens de ECOFIN-Raad van 29 september 2000 goedgekeurd.

    1.4. De Commissie heeft nu een voorstel voor een verordening betreffende de loonkostenindex voorgelegd. In de toelichting stelt zij o.m. dat in een gebied zo groot als de EMU de loonkosten doorgaans als één van de belangrijkste potentiële oorzaken van inflatie worden beschouwd. Actuele indexcijfers over de loonkosten zijn daarom van het grootste belang voor de Europese Centrale Bank - om toezicht te houden op de inflatie in de EMU - en voor de sociale partners - om te gebruiken bij loononderhandelingen.

    1.5. Krachtens de voorgestelde verordening moeten de lidstaten kwartaalgegevens van hun werkgevers over de loonkosten verstrekken, waar mogelijk op basis van reeds bestaande gegevens. Voorts is het de bedoeling de verordening zowel op kleine als op middelgrote en grote ondernemingen toe te passen en de reikwijdte ervan tot alle economische sectoren - met inbegrip van overheidsdiensten - uit te breiden.

    1.6. De besprekingen met de lidstaten, in werkgroepen en in het CSP, hebben geleid tot een vermindering van het aantal in te dienen gegevens; zo is er bijvoorbeeld geen indeling naar beroep of volledige/gedeeltelijke dagtaak meer nodig. De voorgestelde verordening is zo opgezet dat deze op het gebied van loonkosten, verdiende lonen en nationale rekeningen strookt met de bestaande wetgeving.

    1.7. In de verordening wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de methoden voor de berekening van de index, de formulieren voor het indienen van de gegevens en de criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van de nationale LKI's.

    2. Opmerkingen

    2.1. Het Economisch en Sociaal Comité is het in grote lijnen eens met het door de Commissie voorgelegde voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindex. In een gemondialiseerde wereld wordt het concurrentievermogen van ondernemingen en dus ook van de EU-lidstaten in belangrijke mate bepaald door de loonkosten. Daarom is het volgens het ESC dringend noodzakelijk over betrouwbare, vergelijkbare en actuele gegevens over de evolutie van de loonkosten in de EU-lidstaten te beschikken.

    2.2. De loonkostenindex zoals die momenteel door de Commissie wordt gepubliceerd, voldoet niet of althans onvoldoende aan de eisen. Het probleem is dat de uiteenlopende statistische methoden en definities die momenteel in de lidstaten worden gehanteerd, in deze index tot uiting komen. Het is dan ook zaak een nieuw concept voor de loonkostenindex uit te werken.

    2.3. Het concept dat de Commissie in haar voorstel voor een verordening betreffende de loonkostenindex naar voren schuift, zal het mogelijk maken de evolutie van de loonkosten op de voet te volgen. Het ESC staat met name positief tegenover:

    - het gebruik van reeds beschikbare nationale gegevens;

    - het inzetten van geschikte schattingsprocedures door de nationale statistische diensten. Het ESC moedigt die diensten aan van deze mogelijkheid gebruik te maken.

    2.4. Het ESC heeft bezwaren tegen de volgende elementen van de ontwerpverordening:

    2.4.1. Door ook kleine en zeer kleine ondernemingen tot het verzamelen van deze gegevens te verplichten, komen twee doelstellingen - verbetering van de kwaliteit van de loonkostenindex en vermindering van de administratieve rompslomp voor het MKB - op gespannen voet met elkaar te staan. De Commissie zou er dan ook goed aan doen te onderzoeken of deze bedrijven aan een vereenvoudigde procedure voor het verzamelen van gegevens kunnen worden onderworpen, door gebruikmaking van andere bronnen, dan wel of, in gewettigde gevallen, uitzonderingen kunnen worden toegestaan. In dit verband moet rekening worden gehouden met de resultaten van "de modelstudies inzake de haalbaarheid van het verzamelen van volledige gegevens in statistische eenheden met minder dan 10 werknemers"; de verplichting om deze gegevens te verzamelen is overigens reeds verankerd in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 530/1999(1) inzake structuurstatistieken van lonen en loonkosten.

    2.4.2. De eis om loonkosten zonder onregelmatig betaalde premies en bonussen (post D 11112 in bijlage II van Verordening (EG) nr. 1726/99) apart te vermelden, brengt voor de betrokken bedrijven, in verhouding tot het resultaat, onnodig veel werk en kosten met zich mee. Actualiteit, kwaliteit en representativiteit van de aangeleverde gegevens kunnen hierdoor in gevaar komen. Het ESC dringt er dan ook op aan dit onderdeel van de index te schrappen, dan wel de desbetreffende gegevens maar één keer per jaar op te vragen.

    2.4.3. Het ESC erkent dat een loonkostenindex zo dicht mogelijk bij de actualiteit moet aansluiten, maar betwijfelt ten zeerste of de lidstaten erin zullen slagen de gegevens binnen de voorgestelde termijn van 70 dagen in te dienen. Volgens het ESC is dit voor de verwerking van administratieve gegevens geen haalbare kaart. Teneinde de lidstaten voldoende tijd te geven om hun statistische systemen aan de nieuwe eisen aan te passen, stelt het ESC dan ook voor deze termijn tijdens een overgangsperiode van 5 jaar tot 90 dagen te verlengen.

    2.4.4. Ook m.b.t. secties M, N en O van de NACE Rev. 1 moeten krachtens de nieuwe verordening gegevens ter beschikking worden gesteld. Aangezien in een aantal lidstaten geen of onvoldoende statistische gegevens over deze economische sectoren beschikbaar zijn, kan het opstellen en publiceren van de index vertraging oplopen. Het verdient daarom aanbeveling eerst een partiële index op te stellen waarin secties M, N en O van NACE Rev. 1 niet zijn opgenomen.

    Brussel, 29 november 2001.

    De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    G. Frerichs

    (1) PB L 63 van 12.3.1999, blz. 6.

    Top