EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R1122

Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1122 van de Commissie van 7 juni 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

C/2023/3572

PB L 148 van 8.6.2023, p. 45–83 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2023/1122/oj

8.6.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/45


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1122 VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 2023

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie (2) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) definitieve antidumpingrechten ingesteld op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “het betrokken land” of “China”) (“de oorspronkelijke maatregelen”). Het onderzoek dat leidde tot de instelling van de oorspronkelijke maatregelen wordt hierna “het oorspronkelijke onderzoek” genoemd. De thans geldende antidumpingrechten variëren van 0 % tot 31,3 % (3). De tarieven werden vastgesteld op basis van de schademarge, in overeenstemming met de regel van het laagste recht, zoals voorzien in artikel 9, lid 4, van de basisverordening.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(2)

Na de bekendmaking van een bericht dat de maatregelen op korte termijn zouden vervallen (4), heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening ontvangen.

(3)

Het verzoek om een nieuw onderzoek (“het verzoek”) werd op 4 januari 2022 ingediend door de European Steel Association Eurofer (“de indiener van het verzoek”) namens de bedrijfstak van de Unie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. De reden voor dit verzoek om een nieuw onderzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot herhaling van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(4)

De China Iron and Steel Association (“CISA”) stelde dat Eurofer in het verzoek om een nieuw onderzoek buitensporig gebruik had gemaakt van vertrouwelijkheid, in zodanige mate dat de belanghebbenden niet in staat waren hierover zinvolle opmerkingen in te dienen, en dat het verzoek derhalve had moeten worden afgewezen. Volgens CISA belette het bewuste buitensporige gebruik van vertrouwelijkheid haar om tijdens het onderzoektijdvak een redelijk inzicht in de situatie te verkrijgen. Met name met betrekking tot het kostenmodel van producenten in de Unie stelde CISA dat de antidumpingovereenkomst (“ADO”) van de WTO, en met name artikel 6.5.1, evenals de basisverordening, en met name artikel 19, een vergelijkbare bewoording bevatten ten aanzien van de verplichting van belanghebbenden om niet-vertrouwelijke informatie bekend te maken.

(5)

Artikel 19 van de basisverordening voorziet in de bescherming van vertrouwelijke inlichtingen wanneer de bekendmaking ervan een concurrent aanmerkelijke mededingingsvoordelen zou geven of degene die de inlichtingen heeft verstrekt of van wie hij deze inlichtingen heeft verkregen, ernstig zou benadelen. De in de beperkt toegankelijke bijlagen bij het verzoek verstrekte inlichtingen vallen onder deze categorieën. Met name met betrekking tot de specifieke verbruiksratio’s van de productiefactoren van producenten in de Unie, die nodig zijn om het onderzochte product te produceren en die in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen zijn verstrekt, merkte de Commissie op dat deze gegevens vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevatten en niet hoeven te worden samengevat. De verbruiksratio’s van de productiefactoren werden door de indiener van het verzoek gebruikt om de normale waarde te berekenen. Tegelijkertijd bevatte de niet-vertrouwelijke versie van het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot de productiefactoren die daadwerkelijk werden gebruikt voor de berekening van de normale waarde. Evenzo zijn meewerkende producenten-exporteurs in de loop van het onderzoek niet verplicht bepaalde vertrouwelijke informatie bekend te maken of samen te vatten, zoals de daadwerkelijke samenstelling van hun productsoorten die de verbruiksratio’s van de productiefactoren bevatten. De Commissie was derhalve van oordeel dat in de versie van het verzoek voor inzage door belanghebbenden al het essentiële bewijsmateriaal was opgenomen en dat de niet-vertrouwelijke versie van de klacht voldoende informatie bevatte om belanghebbenden in staat te stellen hun recht van verweer uit te oefenen. Het argument werd derhalve afgewezen.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(6)

Daar de Commissie na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 5 april 2022 op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de VRC. Zij heeft daartoe een bericht van opening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (5) (“het bericht van opening”).

(7)

CISA stelde dat de niveaus van winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, zoals vermeld in het verzoek, hadden moeten leiden tot de afwijzing van het verzoek door de Commissie en dat in het verzoek niet werd aangetoond dat het vervallen van de maatregelen redelijkerwijs zou kunnen leiden tot voortzetting van de schade. Volgens CISA is de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet zo kwetsbaar als Eurofer wil doen geloven. Zij was van mening dat in de volledige beoordelingsperiode geen van de schade-indicatoren was gedaald tot een niveau onder de index voor afname van het verbruik en dat de bedrijfstak van de Unie zich, in zekere mate, kon herstellen gedurende de periode waarin deze werd beschermd aan de hand van de geldende maatregelen. Tot slot merkte CISA ook op dat het instellen van maatregelen zou indruisen tegen het belang van de Unie, vanwege de gevolgen van sancties van de Unie en gerelateerde verstoringen van de toeleveringsketen en het herstel na COVID-19.

(8)

De Commissie herinnerde eraan dat het verzoek was gebaseerd op de vraag of er redenen waren om aan te nemen dat de schade zich zou herhalen en niet of de schade zich zou voortzetten. De in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde winstgevendheidscijfers sloten de opening van een nieuw onderzoek, waarbij naar de toekomst wordt gekeken, dus niet uit. De winstgevendheid is hoe dan ook slechts een van vele indicatoren die worden gebruikt om de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie te analyseren. In tegenstelling tot het standpunt van CISA bleek uit de analyse van het verzoek door de Commissie dat de indiener van het verzoek in de fase van opening voldoende bewijsmateriaal had verstrekt om aan te nemen dat een herhaling van schade waarschijnlijk was wanneer de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer uit de VRC zouden komen te vervallen. In dit verband herinnerde de Commissie eraan dat er geen wettelijke verplichting bestaat om het belang van de Unie in aanmerking te nemen bij het beoordelen van de merites van een verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. De opening van het nieuwe onderzoek was derhalve gerechtvaardigd.

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(9)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.5.   Belanghebbenden

(10)

In het bericht van opening werd de belanghebbenden verzocht contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. De Commissie bracht de indiener van het verzoek, alle haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten in de Volksrepubliek China alsmede de autoriteiten van de Volksrepubliek China, haar bekende importeurs, gebruikers en handelaren specifiek op de hoogte van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en verzocht hen daaraan mee te werken.

(11)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

1.6.   Steekproeven

(12)

In het bericht van opening verklaarde de Commissie dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.6.1.    Steekproef van producenten in de Unie

(13)

In het bericht van opening kondigde de Commissie aan dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie stelde de steekproef samen op basis van de grootste productiehoeveelheden van het soortgelijke product in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 29 % van de geschatte totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening verzocht de Commissie de belanghebbenden opmerkingen te maken over de voorlopige steekproef. Er werden geen opmerkingen ontvangen en de Commissie bevestigde de voorlopig samengestelde steekproef. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie.

(14)

Hoewel tijdens de procedure voor samenstelling van de steekproef geen opmerkingen werden gemaakt, stelde CISA in een latere verklaring dat het niveau van representativiteit beperkt was, met name in vergelijking met de steekproef die in het oorspronkelijke onderzoek was samengesteld en die 45 % van de productie in de Unie vertegenwoordigde. CISA verzocht de Commissie uitvoerig na te denken over de vraag of het lage cijfer geen gevolgen had voor het niveau van representativiteit van de binnenlandse bedrijfstak.

(15)

De Commissie herinnerde er ten eerste aan dat verschillen tussen de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen de representativiteit van de steekproef niet ondermijnen. Ten tweede merkte de Commissie op dat CISA geen inhoudelijke opmerkingen indiende waaruit bleek dat de steekproef niet representatief was, maar slechts een vergelijking maakte met de steekproef van het oorspronkelijke onderzoek. Aangezien de steekproef was samengesteld overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening, op basis van de productiehoeveelheden van het soortgelijke product in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, alsook op basis van geografische representativiteit, en beperkt was tot een aantal producenten in de Unie die redelijkerwijs konden worden onderzocht binnen de beschikbare tijd, bevestigde de Commissie dat de steekproef representatief was.

1.6.2.    Steekproef van importeurs

(16)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, verzocht de Commissie niet-verbonden importeurs de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(17)

Er was echter geen niet-verbonden importeur die zich meldde en de gevraagde informatie verstrekte.

1.6.3.    Steekproef van producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China

(18)

Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, verzocht de Commissie alle producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast verzocht de Commissie de Chinese autoriteiten mogelijke andere producenten die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek aan te wijzen en/of contact met hen op te nemen.

(19)

Bij de opening van het onderzoek nam de Commissie de vragenlijsten ter inzage door belanghebbenden in het dossier op en plaatse zij deze op de website van DG Handel (6).

(20)

Geen enkele Chinese producent verstrekte de gevraagde informatie en/of stemde ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie stelde de Vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie in kennis van haar voornemen de beschikbare gegevens te gebruiken overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(21)

Aangezien de producenten-exporteurs uit de VRC geen medewerking verleenden, werden de bevindingen met betrekking tot de invoer uit de VRC derhalve overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name aan de hand van handelsstatistieken over invoer en uitvoer (Eurostat, de Global Trade Atlas (“GTA”) (7) en het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen).

(22)

De Commissie zond de overheid van de Volksrepubliek China (“Chinese overheid”) een vragenlijst toe betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis in de Volksrepubliek China in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening (8). Zij ontving hierop geen antwoord. De Commissie stelde bijgevolg de Vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie in kennis van haar voornemen de beschikbare gegevens te gebruiken overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

1.7.   Antwoorden en controle

(23)

Antwoorden op de vragenlijst werden ontvangen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(24)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en schade waarschijnlijk was, en om het belang van de Unie vast te stellen. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

Producenten in de Unie:

Arcelor Mittal Poland (Dąbrowa Górnicza, Polen);

Tata Steel IJmuiden (IJmuiden, Nederland);

ThyssenKrupp Steel Europe AG (Duisburg, Duitsland) en haar gelieerde onderneming ThyssenKrupp Material Processing (Krefeld, Duitsland).

1.8.   Mededeling van feiten en overwegingen

(25)

Op 4 april 2023 deelde de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen mee op basis waarvan zij voornemens was de geldende antidumpingrechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen.

(26)

De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden overwogen en, indien passend, in aanmerking genomen. De partijen die hierom verzochten, werden gehoord. CISA verzocht om een hoorzitting en werd op 12 april 2023 gehoord door de diensten van de Commissie.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(27)

Dit nieuwe onderzoek betreft bepaalde gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit “bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed (“WPP” of “het onderzochte product”).

Dit onderzoek heeft geen betrekking op de volgende producten:

i)

producten van roestvrij staal en siliciumstaal met georiënteerde korrel;

ii)

producten van gereedschapsstaal en sneldraaistaal;

iii)

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van minimaal 600 mm, en

iv)

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van 4,75 mm of meer maar niet meer dan 10 mm en een breedte van 2 050 mm of meer.

Het onderzochte product wordt momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7208 10 00, 7208 25 00, 7208 26 00, 7208 27 00, 7208 36 00, 7208 37 00, 7208 38 00, 7208 39 00, 7208 40 00, 7208 52 10, 7208 52 99, 7208 53 10, 7208 53 90, 7208 54 00, 7211 13 00, 7211 14 00, 7211 19 00, ex 7225 19 10 (Taric-code 7225191090), 7225 30 90, ex 7225 40 60 (Taric-code 7225406090), 7225 40 90, ex 7226 19 10 (Taric-codes 7226191091, 7226191095), 7226 91 91 en 7226 91 99. De GN- en Taric-codes worden enkel ter informatie verstrekt, onverminderd latere wijzigingen in de tariefindeling.

(28)

Warmgewalste platte staalproducten worden geproduceerd door middel van warm walsen. Dit is een proces voor het vormen van metaal waarbij heet metaal door een of meer paren hete rollen wordt gevoerd om het metaal dunner te maken en een uniforme dikte te verkrijgen en waarbij de temperatuur van het metaal hoger ligt dan zijn rekristallisatietemperatuur. Deze kunnen in verschillende vormen worden geleverd: opgerold (geolied of niet geolied, gebeitst of niet gebeitst), op maat gesneden (als plaat) of als smalle banden.

Warmgewalste platte staalproducten hebben twee belangrijke toepassingen. Ten eerste zijn ze het primaire materiaal voor de productie van verschillende downstreamstaalproducten met een toegevoegde waarde, te beginnen met koudgewalste platte en beklede staalproducten. Ten tweede worden ze gebruikt als industrieel basismateriaal dat eindgebruikers aankopen voor diverse toepassingen, onder meer in de bouwsector (productie van stalen buizen), scheepsbouw, gascontainers, auto’s, drukvaten en energiepijpleidingen.

2.2.   Betrokken product

(29)

Het betrokken product in dit onderzoek is het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.3.   Soortgelijk product

(30)

Dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft bevestigd wat was vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk dat de volgende producten dezelfde fysische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product, uitgevoerd naar de Unie;

het onderzochte product dat wordt vervaardigd en verkocht op de binnenlandse markt van de Volksrepubliek China, en

het in de Unie door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en verkochte onderzochte product.

(31)

Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

3.1.   Opmerkingen vooraf

(32)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal uit de VRC voortgezet, zij het op een lager niveau dan in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (d.w.z. van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015). Volgens gegevens van Eurostat vertegenwoordigde de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek minder dan 0,1 % van de markt van de Unie, tegenover een marktaandeel van 4,32 % (9) in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek. In absolute cijfers heeft de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ongeveer 28 743 ton naar de Unie uitgevoerd — een aanzienlijke daling ten opzichte van de ongeveer 1 519 304 ton (10) die de VRC in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek naar de Unie uitvoerde.

(33)

Zoals vermeld in overweging 20, werkte geen van de producenten-exporteurs uit de VRC aan het onderzoek mee. Derhalve deelde de Commissie de autoriteiten van de VRC mee dat zij wegens gebrek aan medewerking mogelijk artikel 18 van de basisverordening zou toepassen voor de vaststellingen met betrekking tot de VRC. De Commissie ontving ter zake opmerkingen noch verzoeken om de raadadviseur-auditeur in te schakelen.

(34)

Bijgevolg werden in overeenstemming met artikel 18 van de basisverordening de bevindingen inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping met betrekking tot de VRC gebaseerd op de beschikbare gegevens, met name de informatie vervat in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en de verklaringen van belanghebbenden, in combinatie met andere informatiebronnen, zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en GTA (11)).

3.2.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(35)

Aangezien er ten tijde van de opening van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat met betrekking tot de VRC wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, heeft de Commissie het onderzoek geopend op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(36)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst, en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen.

(37)

In punt 5.3.2 van het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening voorlopig Mexico had geselecteerd als passend representatief land voor de vaststelling van de normale waarde aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks. De Commissie heeft verder opgemerkt dat zij andere mogelijke passende landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening.

(38)

Op 29 augustus 2022 bracht de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling inzake productiefactoren op de hoogte van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen, met Mexico als het representatieve land. In de mededeling inzake productiefactoren verstrekte de Commissie een lijst van alle productiefactoren, zoals grondstoffen, arbeid en energie, die bij de productie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal een rol spelen. Ook informeerde zij de belanghebbenden dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van de beschikbare informatie over de onderneming Ternium SA, een producent in het representatieve land.

(39)

CISA diende op 16 september 2022 opmerkingen in. Zij stelde dat de GTA-invoergegevens niet de binnenlandse prijzen weerspiegelen, maar de invoerprijzen, waarop normaal gesproken veel factoren van invloed zijn, zoals de invoerhoeveelheden van een bepaald product, de beschikbaarheid van een dergelijk product en de afstand tussen het land van uitvoer en het land van invoer. De Commissie erkende dat de GTA-invoergegevens inderdaad de invoerprijzen weerspiegelen. Uit het dossier bleek echter niet dat deze prijzen niet de binnenlandse prijzen in het representatieve land weerspiegelden of dat de kwaliteit of kwantiteit van de invoergegevens deze ongeschikt maakten voor het berekenen van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. Het argument werd dus afgewezen.

(40)

CISA betwijfelde daarnaast dat het gebruik van de gewogen gemiddelde prijs per eenheid een betekenisvolle prijs per eenheid van grondstoffen zoals ferrolegeringen zou kunnen weerspiegelen, aangezien er grote verschillen bestonden in de prijs per eenheid naargelang de kwaliteit van de grondstoffen en/of het land van oorsprong. Aangezien de producenten in de VRC besloten niet aan het onderzoek mee te werken, was de Commissie niet in staat de specifieke kwaliteit van ferrolegeringen te kiezen die zij gebruiken bij de productie van WPP. Er werd derhalve een invoerprijs in het representatieve land vastgesteld als gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van alle kwaliteitsniveaus uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad genoemde landen die geen lid zijn van de WTO (12).

(41)

CISA stelde daarnaast een probleem aan de orde met betrekking tot de nauwkeurigheid van de cif-prijs per eenheid na inklaring van elke factor, aangezien Mexico de GTA-invoergegevens op fob-niveau en niet op cif-niveau rapporteert. De Commissie is in het kader van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen niet verplicht de precieze dumpingmarge te berekenen, maar veeleer om vast te stellen of het waarschijnlijk is dat de dumping wordt voortgezet of herhaald. Daarom zouden, zoals uiteengezet in overweging 118, de bevindingen dat het prijsverschil tussen de normale waarde en de uitvoerprijs voor de rest van de wereld boven de 100 % lag, zelfs wanneer een andere omrekeningscoëfficiënt op basis van de daadwerkelijke oorsprong van de ingevoerde goederen zou worden gebruikt, de door de Commissie getrokken conclusies niet hebben veranderd. Het argument werd derhalve afgewezen.

3.3.   Normale waarde

(42)

Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”.

(43)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt echter, voor zover hier van belang, het volgende: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”).

(44)

Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat het op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en de producenten juist was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.4.   Bestaan van verstoringen van betekenis

(45)

In recente onderzoeken betreffende de staalsector in de VRC (13) heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening.

(46)

In die onderzoeken heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in de VRC, waardoor de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig marktbeginselen wordt verstoord (14). De Commissie heeft met name geconcludeerd dat er in de sector staal — de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het onderzochte product — niet alleen sprake blijft van een aanzienlijke mate van eigendom van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (15), maar dat de Chinese overheid ook in de gelegenheid is zich te mengen in prijzen en kosten door de overheidsaanwezigheid in ondernemingen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (16). De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de staat op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een bijkomend verstorend effect hebben op de markt. Over de gehele linie leidt het planningssysteem van de VRC er namelijk toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie overeenkomstig marktwerking plaatsvindt (17). Bovendien heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (18). In dezelfde geest heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van loonkosten in de staalsector in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (19), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat betreft de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in de VRC (20).

(47)

Evenals in de voorafgaande onderzoeken met betrekking tot de staalsector in de VRC is de Commissie in het huidige onderzoek nagegaan of het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft de Commissie gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het verzoek, alsmede in het werkdocument van de diensten van de Commissie over verstoringen van betekenis in de economie van de VRC met het oog op handelsbeschermingsonderzoeken (21) (“het rapport”), dat op openbaar beschikbare bronnen is gebaseerd. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de betrokken sector, met inbegrip van het onderzochte product. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoeken in dit verband zijn vastgesteld.

(48)

In het verzoek werd aangevoerd dat de Chinese economie als geheel sterk wordt beïnvloed door en de gevolgen ondervindt van verschillende alomvattende interventies van de Chinese overheid of andere overheidsinstanties op verschillende overheidsniveaus, waardoor de binnenlandse prijzen en kosten van de Chinese staalindustrie niet kunnen worden gebruikt in dit onderzoek. Ter ondersteuning van zijn standpunt verwees de indiener van het verzoek naar de recente onderzoeken van de Commissie naar de Chinese staalsector (22) en naar de conclusies van het Mondiaal Forum van de G20 over de overcapaciteit van staal (23).

(49)

In het verzoek wordt meer specifiek opgemerkt dat de Chinese overheid op verschillende wijzen ingrijpt (op administratief, financieel en regelgevend gebied), gelet op de doctrine van de “socialistische markteconomie” zoals verankerd in de grondwet van de VRC, de alomtegenwoordigheid van de CCP en haar invloed op de economie door middel van strategische planningsinitiatieven — zoals het 13e en het 14e vijfjarenplan (24).

(50)

In het verzoek worden voorbeelden van elementen genoemd die duiden op het bestaan van verstoringen als bedoeld in het eerste tot en met zesde streepje van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. De indiener van het verzoek voerde onder verwijzing naar de onderzoeken van de Commissie in de staalsector, het rapport en aanvullende bronnen, met name het volgende aan:

De Chinese staat hanteert een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de CCP. Door de hoge mate van overheidsingrijpen in de staalindustrie en een groot aandeel van staatsondernemingen in de sector, worden zelfs particuliere staalproducenten verhinderd om onder marktomstandigheden te opereren. De staalmarkt als zodanig wordt in belangrijke mate bediend door ondernemingen die in handen zijn van de Chinese autoriteiten, waarover zij zeggenschap hebben en waarop zij beleidstoezicht uitoefenen.

De Chinese staat is niet alleen actief betrokken bij de formulering van het algemene economische beleid en het toezicht op de uitvoering ervan door individuele staatsondernemingen, maar doet ook zijn rechten gelden om deel te nemen aan de operationele besluitvorming in staatsondernemingen. Dit gebeurt doorgaans door de roulatie van leidinggevend personeel tussen overheidsinstanties en staatsondernemingen, door de aanwezigheid van partijleden in de uitvoerende organen van staatsondernemingen en van partijcellen in ondernemingen, alsook door het vormgeven van de bedrijfsstructuur van de sector staatsondernemingen. In ruil daarvoor genieten staatsondernemingen een bijzondere status binnen de Chinese economie. Deze status brengt een aantal economische voordelen met zich mee, zoals met name de afscherming tegen mededinging en preferentiële toegang tot relevante basisproducten, met inbegrip van financiële middelen.

De staalindustrie wordt door de Chinese overheid beschouwd als fundamentele sector van de Chinese economie en een hoeksteen van de natie (25) en wordt als zodanig bijzonder sterk ondersteund (26). Het huidige probleem van overcapaciteit (27) is mogelijk het duidelijkste voorbeeld van de gevolgen van het beleid van de Chinese overheid voor de bedrijfstak en de hieruit voortvloeiende verstoringen.

Het Chinese faillissementsstelsel lijkt niet in staat te zijn om zijn eigen hoofddoelstellingen te realiseren zoals het eerlijk voldoen van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettige rechten en belangen van crediteuren en debiteuren.

De Chinese overheid heeft zeggenschap over de prijzen voor grondstoffen, terwijl de uitvoer wordt beperkt door uitvoerquota, en exporteurs een uitvoervergunning moeten aanvragen. In een eerder onderzoek (28) stelde de Commissie vast dat “[v]oor cokes (samen met ijzererts de belangrijkste grondstof om staal te produceren) […] kwantitatieve uitvoerbeperkingen en uitvoerrechten [gelden]”.

De tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten zijn met name evident met betrekking tot de eigendom van grond en het recht op het gebruik van grond in de VRC. Alle grond is eigendom van de Chinese staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing hiervan is volledig afhankelijk van de staat (29).

De rechten van werknemers en werkgevers op collectieve organisatie en mobiliteit wordt beperkt aan de hand van het registratiesysteem voor huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt. Hierdoor worden de loonkosten verstoord, aangezien zij niet het resultaat zijn van een normale marktwerking of onderhandelingen tussen ondernemingen en werknemers.

Het Chinese financiële systeem wordt gekenmerkt door de sterke positie van staatsbanken, die bij het verlenen van toegang tot financiering rekening houden met andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project. Prudentiële voorschriften, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de kredietnemer te onderzoeken, kunnen formeel bestaan, maar uit het overweldigende bewijsmateriaal, waaronder conclusies van handelsbeschermingsonderzoeken, blijkt dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende wettelijke instrumenten slechts een secundaire rol spelen.

De banken voldoen aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat. De financieringskosten zijn bovendien kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren, wat heeft geleid tot het buitensporige gebruik van kapitaalinvesteringen met een steeds lager rendement.

(51)

De Chinese overheid heeft geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport en het door de indiener verstrekte aanvullende bewijsmateriaal, over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval.

(52)

De sector van het onderzochte product — de staalsector — is nog steeds in sterke mate in handen van de Chinese overheid in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening. Aangezien de Chinese exporteurs van het onderzochte product geen medewerking verleenden, kon de exacte verhouding tussen de producenten in particuliere en in overheidseigendom niet worden vastgesteld. Het onderzoek heeft echter bevestigd dat de twee grootste producenten in de staalsector, dat wil zeggen Angang Steel Group (“Ansteel”) en China Baowu Steel Group (“Baowu”) volledig in handen van de staat zijn of de staat hierin een meerderheidsbelang heeft. Zelfs als er mogelijk geen specifieke informatie beschikbaar is voor het onderzochte product, betreft het in elk geval een subsector van de staalsector en worden de bevindingen met betrekking tot de staalindustrie derhalve geacht ook indicatief te zijn voor het onderzochte product.

(53)

Zowel publieke als particuliere ondernemingen in de staalsector zijn onderworpen aan beleidstoezicht en beleidsadvies. De meest recente Chinese beleidsdocumenten met betrekking tot de staalsector bevestigen dat de Chinese overheid belang blijft hechten aan de sector en voornemens is in de sector in te grijpen om die vorm te geven in overeenstemming met het overheidsbeleid. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van het ontwerp voor een richtsnoeradvies van het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie over de bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de staalindustrie, waarin wordt opgeroepen tot een verdere consolidatie van de industriële basis en tot aanzienlijke verbeteringen bij de modernisering van de industriële keten (30), aan de hand van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin wordt gesteld dat de sector zal “vasthouden aan de combinatie van marktleiderschap en stimulering door de overheid” en “een groep leidende, ecologisch toonaangevende ondernemingen met een groot concurrentievermogen zal promoten” (31) en aan de hand van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalschrootindustrie, waarvan de belangrijkste doelstellingen bestaan in het “voortdurend verhogen van de gebruiksratio van staalschroot en het bereiken van een totaal aandeel schroot in de nationale staalproductie van 30 % tegen het einde van het 14e vijfjarenplan” (32).

(54)

Op provincieniveau kunnen vergelijkbare voorbeelden worden waargenomen van de voornemens van de Chinese autoriteiten om de ontwikkeling van de sector te controleren en aan te sturen, zoals in de provincie Hebei, die ernaar streeft “de groepsontwikkeling onder organisaties gestaag uit te voeren, de hervorming van de gemengde eigendomsstructuur van staatsondernemingen te versnellen, de nadruk te leggen op de bevordering van regio-overschrijdende fusies en reorganisaties van particuliere ijzer- en staalondernemingen en te streven naar 1 of 2 grote groepen van wereldklasse en 3 tot 5 grote groepen met binnenlandse invloed ter ondersteuning” en “de kanalen voor recycling en verspreiding van staalschroot verder uit te breiden en de controle en classificatie van staalschroot te versterken (33) ”. Het plan van Hebei voor de staalsector omvat bovendien verschillende verwijzingen naar warmgewalste staalproducten: “Ondernemingen die platen produceren aanmoedigen de uitvoering van de transformatie van warmwalserijen […] van een laag niveau te versnellen en ernaar streven te waarborgen dat warmgewalste primaire platen uiterlijk 2022 goed zijn voor meer dan 30 % van de processen voor diepe verwerking (34) ”. Bovendien: “De voordelen van de markt voor draden en staven consolideren. Producenten van draden en staven aanmoedigen O & O uit te voeren en warmgewalste geribde stalen staven met meer dan 500 MPa te produceren en productverbeteringen te leiden. Speciale staalondernemingen ondersteunen bij het combineren van technologie en de transformatie van apparatuur, en lagerstaal, tandwielstaal en andere speciale staalproducten moderniseren en ontwikkelen”.

(55)

Ook in het uitvoeringsplan van Henan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie tijdens het 14e vijfjarenplan is voorzien in “de bouw van kenmerkende productiebases voor staal […], het bouwen van zes kenmerkende productiebases voor staal in Anyang, Jiyuan, Pingdingshan, Xinyang, Shangqiu, Zhouou enz. en schaalvergroting, intensivering en specialisatie van de bedrijfstak. Uiterlijk 2025 zal de productiecapaciteit voor ruwijzer in Anyang worden gereguleerd binnen een grens van 14 miljoen ton en zal de productiecapaciteit voor ruwstaal worden gereguleerd binnen een grens van 15 miljoen ton (35)”. Het uitvoeringsplan van Henan bevat ook specifieke verwijzingen naar warmgewalste producten: “Onafhankelijke warmwalsondernemingen ondersteunen bij hun deelname aan de fusie en reorganisatie van ijzer- en staalondernemingen en de weerbaarheid en concentratie van de industriële keten vergroten (36) ”. Verdere doelstellingen van het industriebeleid kunnen worden gevonden in de planningsdocumenten van andere provincies, zoals Jiangsu (37), Shandong (38), Shanxi (39) en Zhejiang (40), of gemeenten, zoals Liaoning Dalian (41).

(56)

Wat betreft de vraag of de Chinese overheid zich door haar aanwezigheid in bedrijven kon mengen in de prijzen en kosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, was het door het gebrek aan medewerking van de kant van de producenten-exporteurs onmogelijk om systematisch persoonlijke banden tussen producenten van het onderzochte product en de CCP vast te stellen. Aangezien het bij het onderzochte product echter om een subsector van de staalsector gaat, is de beschikbare informatie met betrekking tot staalproducenten ook relevant voor het onderzochte product.

(57)

De voorzitter van Ansteel is bijvoorbeeld ook de secretaris van het partijcomité. Evenzo heeft de directeur en algemeen manager van Ansteel de functie van adjunct-secretaris van het partijcomité (42). In het geval van Baowu bekleedt de voorzitter van Baosteel, een dochteronderneming die voor 100 % in bezit is van Baowu, tegelijkertijd de functie van secretaris van het partijcomité, terwijl de algemeen directeur tevens de functie van adjunct-secretaris van het partijcomité bekleedt en de plaatsvervangend algemeen manager lid van het Permanent Comité van het partijcomité is (43).

(58)

Verder wordt in de sector van het onderzochte product een beleid gehanteerd dat discrimineert ten gunste van binnenlandse producenten of dat anderszins de markt beïnvloedt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. Zoals beschreven in overweging 54 in verband met het actieplan van Hebei en in overweging 55 in verband met het actieplan van Henan, werden in het kader van het onderzoek enkele documenten gevonden die specifiek richting moeten geven aan de ontwikkeling van de subsector voor warmgewalste platte staalproducten. In het onderzoek werden bovendien andere documenten gevonden waaruit blijkt dat de bedrijfstak profiteert van richtsnoeren en ingrijpen van de overheid in de staalsector, aangezien het onderzochte product een van de subsectoren van deze sector is.

(59)

De Chinese overheid beschouwt de staalindustrie als een sleutelindustrie (44). Dit wordt bevestigd in de talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten die zijn toegespitst op staal en die op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau worden uitgegeven. In het kader van het in maart 2021 vastgestelde 14e vijfjarenplan heeft de Chinese overheid de staalsector bestemd voor transformatie en modernisering, alsmede voor optimalisering en structurele aanpassing (45). Op vergelijkbare wijze wordt sector in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, dat ook van toepassing is op de staalsector, genoemd als het “fundament van de reële economie” en “een sleutelgebied dat China’s internationale concurrentievoordeel vormgeeft”, en wordt een aantal doelstellingen en werkmethoden vastgesteld die de ontwikkeling van de staalsector in de periode 2021-2025 zouden stimuleren, zoals een technologische upgrade ter verbetering van de structuur van de sector (niet in de laatste plaats door verdere bedrijfsconcentraties) of een digitale transformatie (46).

(60)

De belangrijke grondstof die wordt gebruikt voor de productie van warmgewalste platte staalproducten is ijzererts. IJzererts wordt ook genoemd in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin de staat plant om “de binnenlandse minerale hulpbronnen op rationele wijze te ontwikkelen; de exploratie van ijzererts te versterken […], een preferentieel belastingbeleid uit te voeren, de invoering van geavanceerde technologie en apparatuur aan te moedigen om het ontstaan van vast mijnafval te beperken” (47). In de provincies, zoals Hebei, voorzien de autoriteiten het volgende voor de sector: “een subsidie voor korting op investeringen in nieuwe projecten; financiële instellingen verkennen en aansturen om leningen met een lage rente te verstrekken aan ijzer- en staalondernemingen om over te stappen op nieuwe bedrijfsactiviteiten; de overheid zal tegelijkertijd voorzien in subsidies voor korting” (48). Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om aangemoedigde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de productie van de belangrijkste grondstoffen voor de vervaardiging van het onderzochte product. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

(61)

In het onderhavige onderzoek is enig bewijs gevonden van de discriminatoire toepassing of inadequate handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving, zoals bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, in de sector warmgewalste platte staalproducten. Dit was met name het geval met betrekking tot de fabriek van Chaoyang Iron & Steel, die vijf opeenvolgende jaren verlies maakte (van 2010 tot en met 2015) en zich op de rand van een faillissement bevond. Dit bedrijf werd ook aangemerkt als “zombieonderneming” door de Staatsraad voor toezicht op staatsactiva (49).

(62)

De sector voor warmgewalste platte staalproducten wordt ook beïnvloed door de, eveneens in overweging 46 vermelde, verstoringen van de loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening. Deze sector staat derhalve zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen (50).

(63)

Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de sector van het onderzochte product niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, zoals ook vermeld in overweging 46. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

(64)

Tot slot herinnert de Commissie eraan dat voor de productie van het onderzochte product een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van warmgewalste platte staalproducten deze basisproducten inkopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als kosten worden geregistreerd) duidelijk blootgesteld aan de bovengenoemde systemische verstoringen. Zo maken leveranciers van basisproducten gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

(65)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van warmgewalst plat staal ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar geldt dat ook voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. Het overheidsingrijpen dat is beschreven met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren, aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz.

(66)

Op 19 mei 2022 (51) en op 16 september 2022 (52) diende CISA een aantal argumenten in met betrekking tot de beweringen betreffende verstoringen van betekenis. Ten eerste stelde zij dat het rapport waarop de Commissie zich baseert niet voldoet aan de normen van onpartijdig en objectief bewijs en bewijs met een toereikende bewijswaarde, vooral omdat het door de Commissie was opgesteld met het specifieke doel bedrijfstakken van de Unie in staat te stellen een klacht op het gebied van handelsmaatregelen in te dienen. CISA stelde daarnaast dat aangezien het rapport in 2017 was gepubliceerd, het de vermeende verstoringen voor het onderzoektijdvak met betrekking tot het kalenderjaar 2021 niet kon weerspiegelen.

(67)

De Commissie was het hier niet mee eens. De Commissie merkte op dat het rapport een veelomvattend document is dat stoelt op uitgebreid objectief bewijsmateriaal, met inbegrip van wetgeving, verordeningen en andere officiële door de Chinese overheid gepubliceerde beleidsdocumenten, rapporten van derden zoals internationale organisaties, wetenschappelijke studies en artikelen van wetenschappers, en andere betrouwbare onafhankelijke bronnen. Het werd sinds december 2017 openbaar gemaakt, zodat elke belanghebbende ruimschoots de mogelijkheid had gehad om het rapport en het bewijsmateriaal waarop het is gebaseerd, te weerleggen, aan te vullen of te becommentariëren, en noch de Chinese overheid noch andere partijen hebben argumenten of bewijsmateriaal ingediend ter weerlegging van de bronnen in het rapport. Op vergelijkbare wijze merkte de Commissie met betrekking tot het argument dat het rapport achterhaald was met name op dat de belangrijkste beleidsdocumenten en bewijzen in het rapport, waaronder de relevante vijfjarenplannen en de wetgeving die op het onderzochte product van toepassing is, voor het grootste deel nog steeds relevant waren gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek en dat partijen niet hebben aangetoond dat dit niet langer het geval zou zijn. De VRC begon pas in 2021 met het bekendmaken van nieuwe vijfjarenplannen, en veel van die plannen werden pas in het tweede deel van het jaar gepubliceerd. Dit werd verder bevestigd door het case-specifieke onderzoek van de Commissie, zoals hierboven samengevat.

(68)

Ten tweede voerde CISA aan dat het concept van verstoringen van betekenis niet wordt erkend in artikel 2.2 van de antidumpingovereenkomst (“ADO”) van de WTO. In plaats daarvan staat de bepaling toe dat de normale waarde onder een beperkt aantal specifieke voorwaarden wordt berekend, waarbij verstoringen van betekenis niet als dergelijke voorwaarden worden genoemd. CISA stelde bovendien dat artikel 2.2 ADO slechts toestaat dat de productiekosten in het land van oorsprong worden gebruikt, plus een redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst, terwijl artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening het gebruik van gegevens uit een passend representatief land toestaat, wat onverenigbaar zou zijn met de WTO. Bovendien voerde CISA aan dat elke berekende waarde zou moeten worden berekend overeenkomstig artikel 2.2.1.1 van de ADO en in overeenstemming met de interpretatie van de WTO-Beroepsinstantie in de zaak EU — Biodiesel (DS 473) en door het WTO-panel in de zaak EU — COST Adjustment Methodologies II (Russia) (DS 494), waarin het begrip “verstoringen van betekenis” noch de mogelijkheid om de gegevens van de exporteur buiten beschouwing te laten, wordt genoemd.

(69)

De Commissie is van oordeel dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening volledig in overeenstemming zijn met de WTO-verplichtingen van de Europese Unie en de door CISA aangehaalde jurisprudentie. De Commissie meent bovendien dat, overeenkomstig het besluit van het WTO-panel en de Beroepsinstantie in de zaak DS 473, de bepalingen van de basisverordening die over het algemeen voor alle WTO-leden gelden, zoals artikel 2, lid 5, tweede alinea, gebruikmaking van gegevens van een derde land toestaan, die naar behoren kunnen worden gecorrigeerd wanneer een dergelijke correctie noodzakelijk en onderbouwd is. Het bestaan van verstoringen van betekenis leidt ertoe dat kosten en prijzen in het land van uitvoer ongeschikt zijn voor het berekenen van de normale waarde. In deze omstandigheden voorziet artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in een berekening van productie- en verkoopkosten aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, waaronder die in een geschikt representatief land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau als het land van uitvoer. In verband met zaak DS 494 herinnerde de Commissie eraan dat zowel de EU als de Russische Federatie beroep heeft aangetekend tegen de bevindingen van het panel, die niet definitief zijn en derhalve volgens vaste rechtspraak van de WTO geen juridische status in het WTO-systeem hebben, aangezien zij niet zijn bekrachtigd door het Orgaan voor Geschillenbeslechting door middel van een besluit van de WTO-leden. In elk geval werd in het panelverslag van dit geschil specifiek geoordeeld dat de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening buiten het kader van het geschil vielen. Daarom wees de Commissie dit argument af.

(70)

Ten derde stelde CISA dat de praktijk van het verwijzen naar eerdere onderzoeken als “bewijs” voor bepaalde beweringen, zoals de indiener van het verzoek doet in het verzoek om het onderhavige onderzoek, waarschijnlijk geen stand zou houden in verband met de wijze waarop de Beroepsinstantie de bewijslast benadert, zoals uiteengezet in de uitspraak van de Beroepsinstantie van de WTO in de zaak US — Definitive Antidumping and Countervailing Duties on Certain Products (China) (DS 379). CISA verwees met name naar de bevindingen van de Commissie in haar antisubsidieonderzoek met betrekking tot WPP (53).

(71)

De Commissie betwist dat argument. Enerzijds was het verzoek niet gebaseerd op het compenserende recht voor WPP, maar werden ook aanvullende bronnen met betrekking tot de verstoringen op de markt voor WPP’s toegevoegd om de stelling te onderbouwen (54). Anderzijds trekt de Commissie haar conclusies over de toepasselijkheid van artikel 2, lid 6 bis, niet op basis van het verzoek, maar op basis van al het beschikbare bewijsmateriaal, zoals verzameld tijdens het onderzoek en in het geheel gepresenteerd in deze afdeling.

(72)

Ten vierde stelde CISA een probleem aan de orde in verband met het 14e vijfjarenplan, waarbij zij enerzijds opmerkte dat daarin inderdaad wordt verwezen naar de staalsector, maar slechts in algemene bewoordingen, waarbij werd gewezen op het belang van een algemene transformatie en vernieuwing van traditionele industrieën, en anderzijds dat het plan niet als bindend recht mag worden beschouwd, maar veeleer als richtsnoer waarin de toekomstvisie voor het beleid wordt uiteengezet. Bovendien was CISA van oordeel dat dergelijke plannen ook in de EU bestaan, met de publicatie van de witboeken, groenboeken enz. van de Europese Commissie.

(73)

Dit argument kon niet worden aanvaard. Ten eerste zijn de door de Chinese overheid gepubliceerde vijfjarenplannen niet slechts algemene richtsnoeren, maar van wettelijk bindende aard. In dit verband verwees de Commissie naar de gedetailleerde analyse van de plannen in hoofdstuk 4 van het rapport, met een punt dat specifiek gewijd is aan het bindende karakter van de plannen in afdeling 4.3.1. Het 14e vijfjarenplan herinnert alle autoriteiten uitdrukkelijk eraan de plannen zorgvuldig uit te voeren: “Wij zullen de planningsbeheersystemen zoals catalogi en lijsten, compilering en archivering, alsook afstemming en coördinatie versterken, lijsten en catalogi zoals de speciale nationale plannen in het kader van het “14e vijfjarenplan” ontwikkelen, planarchivering op basis van het in de nationale planning geïntegreerde beheersinformatieplatform bevorderen, en diverse plannen onder gecentraliseerd beheer brengen. Wij zullen mechanismen voor afstemming en coördinatie van de planning tot stand brengen en verbeteren, de door het Centraal Comité van de CCP en de Staatsraad goedkeurde plannen en de provinciale ontwikkelingsplannen vóór indiening ter goedkeuring op dit plan afstemmen, en ervoor zorgen dat de nationale ruimtelijke planning, de speciale planning, de regionale planning en andere planningsniveaus met dit plan in overeenstemming worden gebracht wat betreft de hoofddoelstellingen, de ontwikkelingsrichtsnoeren, de algehele structuur, belangrijke beleidsmaatregelen, belangrijke projecten, en preventie en beheersing van risico’s” (55). Bovendien is in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie bepaald dat “alle gemeenten erop vooruit moeten gaan met dit plan en de belangrijkste elementen en de grote projecten ervan in hun voornaamste lokale taken moeten opnemen”, terwijl “de staalsector en andere belangrijke sectoren specifieke uitvoeringsadviezen moeten formuleren op basis van de doelstellingen en taken van dit plan” (56).

(74)

De Chinese overheid heeft in het kader van het onderhavige onderzoek geen bewijzen of argumenten van het tegendeel aangedragen.

(75)

Na de mededeling van feiten en overwegingen benadrukte CISA bovendien dat het rapport niet voldoet aan de normen van onpartijdig en objectief bewijsmateriaal en bewijsmateriaal met voldoende bewijskracht. In verband met het bovenstaande verwees CISA daarnaast naar de verschillende vijfjarenplannen die, volgens CISA, moeten worden gezien als algemene beleidsdocumenten waarin diverse prioriteiten voor overheidsinvesteringen worden vastgesteld en niet als bindend recht.

(76)

Zoals uitgelegd in de overwegingen 67 en 73, werden deze argumenten afgewezen, en aangezien na de mededeling van feiten en overwegingen geen aanvullend bewijsmateriaal of argumenten werden ingediend, bleef het besluit van de Commissie onveranderd.

(77)

Samengevat is uit het beschikbare bewijsmateriaal gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde relevante factoren. Op grond daarvan en aangezien de Chinese overheid geen medewerking verleende, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening en zoals wordt toegelicht in de volgende afdeling.

3.4.1.    Representatief land

3.4.1.1.   Algemene opmerkingen

(78)

Het representatieve land is gekozen op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiertoe heeft de Commissie op basis van de databank van de Wereldbank gebruikgemaakt van landen met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat vergelijkbaar is met dat van de VRC (57);

de productie van het onderzochte product in dat land (58);

de beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land;

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, moet, indien passend, de voorkeur worden gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(79)

Zoals toegelicht in overweging 38, heeft de Commissie op 29 augustus 2022 een mededeling aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde in het dossier uitgebracht (de “mededeling inzake productiefactoren”). In de mededeling heeft de Commissie de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die ten grondslag liggen aan de relevante criteria en de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om Mexico in dit geval als een passend representatief land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd.

(80)

Overeenkomstig de criteria van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening heeft de Commissie Mexico aangemerkt als een land met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als de VRC. Mexico wordt door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen ingedeeld als “hogermiddeninkomensland”. Bovendien werd Mexico geïdentificeerd als een land waar het onderzochte product wordt geproduceerd en waar onmiddellijk relevante gegevens beschikbaar zijn.

(81)

Ten slotte hoefde er gezien het gebrek aan medewerking en aangezien was vastgesteld dat Mexico op grond van alle bovenstaande factoren een geschikt representatief land was, geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening.

3.4.1.2.   Conclusie

(82)

Bij gebrek aan medewerking heeft de Commissie, zoals voorgesteld in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en aangezien Mexico voldeed aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening, Mexico als geschikt representatief land geselecteerd.

3.4.2.    Bronnen voor de vaststelling van niet-verstoorde kosten

(83)

In de mededeling over de relevante bronnen voor de vaststelling van de normale waarde lichtte de Commissie toe dat zij, vanwege het gebrek aan medewerking, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening moest vertrouwen op gegevens die beschikbaar waren. Het representatieve land werd gekozen op basis van de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere informatiebronnen die geschikt werden geacht op grond van de relevante criteria van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, in overeenstemming met artikel 18, lid 5, daarvan, met inbegrip van de Global Trade Atlas (“GTA”), om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, en met name de grondstoffen, vast te stellen. Bovendien heeft de Commissie verklaard dat zij de volgende bronnen zou gebruiken om niet-verstoorde energiekosten vast te stellen: voor elektriciteit, de meest recente gegevens over industriële elektriciteitsprijzen in Mexico, zoals gepubliceerd door Globalpetrolprices.com (59) en voor gas, de prijs die is gepubliceerd door Indices de Referencia de Precios de Gas Natural (IPGN) (60). De Commissie merkte bovendien op dat zij voor het vaststellen van de niet-verstoorde loonkosten gebruik zou maken van de meest recente openbaar beschikbare gegevens van International Labour Organisation Department of Statistics (Ilostat) (61) om de lonen in Mexico te bepalen.

(84)

De Commissie heeft een waarde voor de overhead-productiekosten opgenomen om de kosten te bestrijken die niet in de bovengenoemde productiefactoren zijn opgenomen. De Commissie heeft de verhouding tussen de overhead-productiekosten en de directe productiekosten vastgesteld op basis van de gegevens van de producenten in de Unie, waarover de indiener van het verzoek specifieke informatie heeft verstrekt.

(85)

In de mededeling inzake productiefactoren heeft de Commissie aangegeven dat voor het land dat is aangemerkt als land waar het onderzochte product wordt geproduceerd (Mexico), zij de onderneming Ternium SA heeft aangemerkt als producent van het onderzochte product, met recente openbare financiële gegevens waaruit blijkt dat de onderneming winst maakte en dat haar VAA-kosten op een redelijk niveau lagen voor het vaststellen van de niet-verstoorde normale waarde.

(86)

Uit de analyse van de invoergegevens bleek ook dat Mexico als geschikt representatief land kon worden gebruikt, aangezien zijn invoer van de belangrijkste productiefactoren niet wezenlijk werd aangetast door invoer uit de VRC of uit een van de landen vermeld in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 (62).

(87)

In het licht van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie de belanghebbenden ervan op de hoogte gebracht dat zij voornemens was Mexico als geschikt representatief land en de onderneming Ternium SA overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening te gebruiken om niet-verstoorde prijzen of benchmarks te verkrijgen voor de berekening van de normale waarde.

(88)

De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen in te dienen over de geschiktheid van Mexico als representatief land en van Ternium SA als producent in het representatieve land.

(89)

In haar opmerkingen stelde CISA dat Mexico van de verschillende representatieve landen die de Commissie recentelijk heeft gekozen het enige land is dat de invoerprijzen niet op cif-niveau kan rapporteren en betwistte zij de benadering van de Commissie om 5 % bij de fob-prijs op te tellen om deze om te rekenen naar een cif-prijs. De Commissie merkte op dat zelfs indien deze omrekeningswaarde niet zou zijn toegepast, het prijsverschil tussen de normale waarde en de prijs bij uitvoer naar de rest van de wereld, zoals vastgesteld in overweging 118, aanzienlijk zou zijn. Bijgevolg wees de Commissie het argument af.

(90)

CISA stelde bovendien dat de benchmark voor ferrolegeringen niet betrouwbaar was, omdat de gebruikte GS-codes uit verschillende legeringen met sterk uiteenlopende eenheidsprijzen bestonden. De Commissie merkte op dat CISA niet aangaf welke soort(en) legeringen zouden moeten worden geschrapt uit de samengevoegde gegevens voor die benchmarkprijs. De Commissie was bovendien van oordeel dat het argument zonder voorwerp was, omdat zelfs wanneer geen benchmarkprijs voor dit basisproduct zou zijn vastgesteld, het vastgestelde prijsverschil tussen de normale waarde en de prijs bij uitvoer naar de rest van de wereld nog steeds aanzienlijk zou zijn, zoals uiteengezet in overweging 118. Bijgevolg wees de Commissie het argument af.

(91)

CISA betwistte ook de geschiktheid van de financiële resultaten van Ternium SA, omdat deze worden gerapporteerd op een geconsolideerd niveau dat verschillende landen en andere producten beslaat.

(92)

De Commissie was van mening dat het gebruik van de geconsolideerde gegevens van Ternium SA in het onderhavige geval geschikt was, omdat geen gedetailleerdere gegevens beschikbaar waren die uitsluitend betrekking hadden op Ternium Mexico en het onderzochte product. Daarnaast produceert de onderneming hoofdzakelijk staalproducten. De gegevens van de onderneming werden derhalve als representatief voor de staalsector en het onderzochte product beschouwd. Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening vereist bovendien dat het bedrag voor VAA-kosten en voor winsten dat in de berekende normale waarde wordt opgenomen, niet-verstoord en redelijk is. CISA heeft noch aangevoerd, noch onderbouwd dat het gebruikte bedrag verstoord of onredelijk zou zijn. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(93)

CISA stelde dat het gebruik van de financiële gegevens van Ternium SA van 2020 onverenigbaar was met het tijdvak van het nieuwe onderzoek, dat wil zeggen 2021. De Commissie was van mening dat de cijfers van Ternium SA redelijk waren, aangezien de onderneming winst maakte in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, haar jaarrekeningen onmiddellijk beschikbaar waren en Mexico 52 % van haar geconsolideerde verkopen vertegenwoordigt. De Commissie was bovendien van mening dat het gebruik van 2020 als referentiejaar in het kader van dit onderzoek gerechtvaardigd was, aangezien dit het meest recente winstgevende jaar van Ternium SA was en hierin sprake was van een redelijk niveau van VAA-kosten en winst. Zoals uiteengezet in de mededeling inzake productiefactoren was de winst in het boekjaar 2021 buitengewoon hoog, dat wil zeggen 58,25 %, waarschijnlijk als gevolg van het herstel na COVID-19. De Commissie was bijgevolg van oordeel dat het passender was om de gegevens voor 2020 te gebruiken en wees het argument af.

(94)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde CISA dat de Commissie de “Benchmarks voor het vaststellen van de normale waarde” niet bekend had gemaakt, wat volgens CISA kan leiden tot een dreigende inbreuk op het basisbeginsel van het antidumpingrecht en de antidumpingprocedures, en met name artikel 20 van de basisverordening, en het recht van verdediging van CISA met betrekking tot de fundamentele aspecten van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. CISA stelde daarnaast dat het verstrekken van gedetailleerde benchmarkprijzen (en de berekening hiervan) met het oog op het vaststellen van de normale waarde een vaste praktijk van de Commissie is, zowel in oorspronkelijke onderzoeken als in nieuwe onderzoeken in verband met het vervallen van de maatregelen, en verzocht de Commissie derhalve haar praktijken daarop af te stemmen in vergelijkbare procedures.

(95)

De Commissie merkte op dat zij de benchmarkprijzen, dat wil zeggen, de waarden per eenheid van de belangrijkste productiefactoren, evenals de bronnen hiervan, had verstrekt in de mededeling inzake productiefactoren van 29 augustus 2022. CISA werd, als belanghebbende, in kennis gesteld toen de mededeling inzake productiefactoren aan het dossier werd toegevoegd en had hier toegang toe. Geen van de in die mededeling genoemde benchmarks werd later gewijzigd. De Commissie gebruikte bovendien dezelfde methode voor het berekenen van de normale waarde als in het verzoek, dat voor alle belanghebbenden beschikbaar was gemaakt. Tot slot herinnerde de Commissie eraan dat geen bedrijfsspecifieke mededeling van feiten en overwegingen plaatsvond vanwege het gebrek aan medewerking van de producenten in de VRC. Het argument werd dus afgewezen.

3.4.2.1.   Conclusie

(96)

Gezien bovenstaande analyse voldeed Mexico aan de in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening vermelde criteria om als geschikt representatief land te worden beschouwd.

3.4.3.    Niet-verstoorde kosten en benchmarks

3.4.3.1.   Productiefactoren

(97)

Rekening houdend met alle op het verzoek gebaseerde informatie en na een analyse van de opmerkingen van belanghebbenden werden de volgende productiefactoren en hun bronnen geïdentificeerd met het oog op de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening:

Tabel 1

Productiefactoren van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal

Productiefactoren

Goederencode

Niet-verstoorde waarde in CNY

Meeteenheid

Grondstoffen

Staalschroot

72041001 ; 72042101 ; 72042999 ; 72044101 ; 72044999

3 135,04

ton

IJzererts

26011101 ; 260112

3 364,05

ton

Kolen

270119 ; 27011201

757,98

ton

Cokes

27040003 ; 27131101

1 249,21

ton

Ferrolegeringen

72022102 ; 72022199 ; 72022999 ; 72023001 ; 72024101 ; 72024999 ; 72027001 ; 72029104 ; 72029202 ; 72029301 ; 72029999

18 560,08

ton

Platen

720712 ; 72072002 ; 72241006 ; 722490

4 980,54

ton

Bijproducten:

Kredieten en als schroot gewaardeerde bijproducten

72041001 ; 72042101 ; 72042999 ; 72044101 ; 72044999

3 135,04

ton

Loonkosten

Loonkosten

 

13,00

per manuur

Energie

Elektriciteit

 

1 058,69

MWh

Aardgas

 

34,42

GJ

Zuurstof

280440

514,52

km3

3.4.3.2.   Grondstoffen

(98)

Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land gebruikt, zoals vermeld in de GTA, waarbij invoerrechten werden opgeteld. Er werd een invoerprijs in het representatieve land vastgesteld als gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van invoer uit alle derde landen met uitzondering van de VRC en de in bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 genoemde landen die geen lid zijn van de WTO. De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC in het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij in overweging 77 tot de conclusie is gekomen dat het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, niet passend is om de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC te gebruiken. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. Na de invoer uit de VRC en landen die geen lid zijn van de WTO in het representatieve land te hebben uitgesloten, bleef het volume van de invoer uit andere derde landen representatief.

(99)

Normaliter moeten bij deze invoerprijzen ook de prijzen voor binnenlands vervoer worden opgeteld. Gezien de bevinding in afdeling 3.4 en de aard van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, dat bedoeld is om vast te stellen of de dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd voortgezet of zich opnieuw zou kunnen voordoen en niet om de exacte omvang daarvan te bepalen, heeft de Commissie echter besloten dat een correctie voor binnenlands vervoer niet nodig is. Dergelijke correcties zouden slechts leiden tot een verhoging van de normale waarde en derhalve van de dumpingmarge.

3.4.3.3.   Loonkosten

(100)

Ilostat publiceert gedetailleerde informatie over de lonen in verschillende economische sectoren in Mexico. De Commissie heeft de meest recente beschikbare gegevens voor 2021 gebruikt voor de gemiddelde loonkosten en de gemiddelde gewerkte uren per week in Mexico.

3.4.3.4.   Elektriciteit

(101)

De prijs voor elektriciteit voor ondernemingen (industriële afnemers) in Mexico wordt gepubliceerd door Globalpetrolprices.com. De Commissie heeft de gegevens voor de industriële elektriciteitsprijzen voor september 2021 gebruikt.

3.4.3.5.   Aardgas

(102)

De Commissie heeft de gasprijs in Mexico voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek gebruikt zoals gepubliceerd door Indices de Referencia de Precios de Gas Natural (IPGN) (63), aan de hand waarvan de prijs voor aan industriële afnemers geleverd aardgas kan worden bepaald.

3.4.3.6.   Overhead-productiekosten, VAA-kosten, winst en afschrijving

(103)

Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.”. Bovendien moet een waarde voor de overhead-productiekosten worden vastgesteld om de kosten te bestrijken die niet zijn opgenomen in de bovengenoemde productiefactoren.

(104)

De Commissie heeft de financiële gegevens van Ternium SA, producent in het representatieve land, gebruikt, zoals genoemd in overweging 85.

(105)

Om een niet-verstoorde waarde voor de overhead-productiekosten vast te stellen, heeft de Commissie — bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs — overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruikgemaakt van de beschikbare gegevens. Daarom heeft zij het aandeel van de overhead-productiekosten in de totale productie- en loonkosten vastgesteld op basis van de gegevens die de producenten in de Unie in het verzoek hebben verstrekt. Vervolgens is dit percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten om de niet-verstoorde waarde van de overhead-productiekosten te verkrijgen, afhankelijk van het geproduceerde model.

3.4.4.    Berekening van de normale waarde

(106)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de normale waarde af fabriek berekend.

(107)

Eerst heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld. Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs heeft de Commissie zich gebaseerd op de informatie die de indiener in het verzoek om een nieuw onderzoek heeft verstrekt over het gebruik van elke productiefactor (materialen en arbeid) voor de productie van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal.

(108)

Nadat de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie daarbij de overhead-productiekosten, de VAA-kosten en de winst opgeteld. De overhead-productiekosten werden vastgesteld op basis van door de indiener van het verzoek verstrekte gegevens. De VAA-kosten en de winst werden bepaald op basis van de jaarrekeningen van Ternium SA voor het jaar 2020, zoals vermeld in de gecontroleerde rekeningen van de onderneming (64). De Commissie heeft aan de niet-verstoorde productiekosten de volgende elementen toegevoegd:

de overhead-productiekosten, die in totaal 11,3 % van de directe productiekosten uitmaakten;

de VAA-kosten en andere kosten, die goed waren voor 10,74 % van de kosten van verkochte goederen van Ternium SA, en

de winst, die 16,33 % van de door Ternium SA gerealiseerde kosten van verkochte goederen bedroeg, toegepast op de totale niet-verstoorde productiekosten.

(109)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. De normale waarde die op deze basis werd vastgesteld, bedraagt 1 381,50 EUR/ton.

(110)

Na de mededeling van feiten en overwegingen was CISA het eens met het gebruik van de financiële gegevens van 2020 in plaats van 2021 door de Commissie, maar stelde zij ook dat de winst van Ternium SA van 16,33 % in 2020 nog steeds niet laag was voor de ijzer- en staalsector.

(111)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistte CISA de door de Commissie vastgestelde normale waarde. Zoals vermeld in overweging 94, stelde CISA dat zij de nauwkeurigheid van de door de Commissie vastgestelde normale waarde niet kon verifiëren en dat de normale waarde die tijdens het onderzoek werd vastgesteld mogelijk onjuist was. Dit was het gevolg van het feit dat hoewel de perioden in het verzoek en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen voor het grootste deel overlapten, de Commissie in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen een normale waarde vaststelde die meer dan 80 % hoger was dan die in het verzoek, ondanks het feit dat dezelfde berekeningsmethode werd toegepast en hetzelfde land als representatief land werd gebruikt.

(112)

In de mededeling inzake productiefactoren van 29 augustus 2022 maakte de Commissie de waarden per eenheid van de belangrijkste “productiefactoren” bekend. Uit deze waarden bleek duidelijk dat de benchmarkprijs voor ijzererts — een van de belangrijkste basisproducten voor de productie van het onderzochte product — in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aanzienlijk steeg, dat wil zeggen met 186 %. Bovendien werden geen opmerkingen over de verschillen tussen prijzen van de productiefactoren tussen de mededeling inzake productiefactoren en het verzoek ontvangen nadat de mededeling inzake productiefactoren aan het dossier was toegevoegd. Het argument werd derhalve afgewezen.

3.4.5.    Voortzetting van dumping

(113)

Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs is de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. De Commissie heeft getracht gebruik te maken van de beschikbare statistische gegevens van Eurostat om de uitvoerprijzen vast te stellen.

(114)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd volgens Eurostat echter slechts 28 743 ton aan bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal ingevoerd uit de VRC, wat overeenkomt met 0,1 % van het verbruik op de vrije markt. Om deze reden heeft de Commissie geconcludeerd dat deze geringe hoeveelheden geen voldoende basis vormen voor een analyse betreffende de voortzetting van dumping. De Commissie heeft haar onderzoek derhalve geconcentreerd op de vraag of het waarschijnlijk is dat de dumping zich zal herhalen indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

3.4.6.    Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(115)

In het licht van de overwegingen 113 en 114 ging de Commissie verder na of herhaling van dumping waarschijnlijk was indien de maatregelen zouden vervallen. Daarbij werden de volgende elementen geanalyseerd: de prijs van bepaalde Chinese warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal bij uitvoer naar de rest van de wereld, de Chinese productiecapaciteit en reservecapaciteit en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie.

3.4.6.1.   Vergelijking tussen de prijzen bij uitvoer naar derde landen en de normale waarde

(116)

De Commissie heeft het prijspatroon van de Chinese uitvoer naar derde landen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geanalyseerd. Daartoe heeft zij openbaar beschikbare informatie geraadpleegd, zoals de Chinese uitvoerstatistieken als gerapporteerd in de Global Trade Atlas (“GTA”), en het volume en de waarde van de uitvoer van bepaalde warmgewalste platte staalproducten voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek geëxtraheerd.

(117)

Volgens de in de GTA vermelde Chinese uitvoerstatistieken bedroeg de gemiddelde fob-prijs bij uitvoer uit de VRC naar andere landen 660 EUR/ton, gecorrigeerd tot een prijs af fabriek (na correcties voor kosten van zeevervoer, binnenlands vrachtvervoer en lossing) van 626 EUR/ton.

(118)

De vastgestelde gemiddelde uitvoerprijs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek lag meer dan 100 % onder de normale waarde zoals vastgesteld in afdeling 3.4.4. Daarom werd het waarschijnlijk geacht dat de Chinese producenten-exporteurs, indien de huidige maatregelen zouden worden ingetrokken, tegen prijzen onder de vastgestelde normale waarde naar de Unie zouden gaan verkopen.

3.4.6.2.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(119)

Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC heeft de Commissie haar bevindingen met betrekking tot de capaciteit van de andere producenten-exporteurs gebaseerd op de beschikbare gegevens en de informatie van het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, alsook op andere beschikbare bronnen.

(120)

In 2020 was de VRC goed voor 56,5 % van de wereldwijde productie van ruwstaal, ten opzichte van 53,3 % in 2019 (65). In september 2020, werd in een verklaring bij de 88e zitting van de Staalcommissie van de OESO opgemerkt dat “de productie en voorraden in China ondanks de negatieve mondiale vraagschok aanzienlijk zijn toegenomen ten opzichte van de niveaus van een jaar eerder”. De Staalcommissie wees daarnaast op “zorgen met betrekking tot de afwijking van de mondiale trend in China, waar de staalproductie in de eerste zes maanden van 2020 recordhoeveelheden bereikte en waar de voorraden historisch groot zijn geworden. Deze ontwikkelingen veroorzaken een risico op overaanbod in China, waardoor de mondiale onevenwichtigheden als gevolg van de vraagschokken in verband met COVID-19 worden verergerd.” De trend van een steeds verdere uitbreiding van de productiecapaciteit voor staal in de VRC is verder bevorderd door een “grote versoepeling van de kredietvoorwaarden” in combinatie met toenemende investeringen van grote staalproducenten, terwijl kleinere spelers nog steeds buiten het systeem voor capaciteitscontrole vallen. In een recent verslag van de OESO van februari 2021 werd bovendien gewezen op een toenemende overcapaciteit voor de staalproductie in de wereld, die met name wordt veroorzaakt door Aziatische landen, waaronder de VRC (66).

(121)

De Chinese overheid heeft ambitieuze plannen voor haar staalsector (67), waarbij zij ernaar streeft verouderde fabrieken en bedrijven met onvoldoende concurrentiekracht en buitensporige kosten te sluiten, terwijl zij de nadruk legt op het stimuleren en bevorderen van staalproducenten die het beleid en de prioriteiten van de overheid naleven. Op deze manier wil zij de sector saneren, leidende spelers versterken en slechte presteerders en diegenen die de prioriteiten van de overheid niet naleven of zich hieraan aanpassen, kwijtraken. Het doel hiervan is het vormen van “een nieuwe generatie marktleiders”. Dit wordt gerealiseerd door middel van beleid zoals het systeem voor capaciteitsruil en schuld-voor-aandelenswaps, die een aanzienlijke controle van de staat op de activiteiten van afzonderlijke bedrijven mogelijk maken. Het onderliggende doel hiervan is het uitbreiden van de capaciteiten van “geselecteerde” actoren, die goed presterende producenten zijn die handelen in overeenstemming met de huidige doelstellingen van de overheid voor de staalsector.

(122)

De totale Chinese capaciteit voor bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal werd in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen geschat op meer dan 345 miljoen ton, terwijl de productie en het verbruik in de VRC in 2020 werden geschat op 314 miljoen ton. Op basis hiervan werd de reservecapaciteit in de VRC in 2020 geschat op 31 miljoen ton, wat indicatief is voor de reservecapaciteit in het tijdvak van het nieuwe onderzoek en bijna gelijk is aan het totale verbruik op de vrije markt in de Unie (ongeveer 35 miljoen ton) in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(123)

De vertraging van de Chinese vraag naar staal in het begin van 2021 is en zal een belangrijke drijvende kracht achter een toenemende uitvoer zijn. Het hieruit voortvloeiende onevenwicht tussen de capaciteit en de vraag zal de druk op producenten om te exporteren waarschijnlijk doen toenemen. De VRC heeft een te hoge capaciteit in vergelijking met de daadwerkelijke behoeften van de Chinese economie.

(124)

Bovendien wordt een van de belangrijkste markten, de VS, beschermd door antidumpingmaatregelen met betrekking tot het onderzochte product, waardoor de toegang van de Chinese producenten-exporteurs wordt beperkt.

(125)

Op grond hiervan is het waarschijnlijk dat de Chinese producenten bij het vervallen van de maatregelen hun reservecapaciteit in grote hoeveelheden naar de markt van de Unie zullen verleggen en tegen dumpingprijzen gaan verkopen.

3.4.6.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(126)

De markt van de Unie behoort tot de grootste mondiale markten voor bepaalde warmgewalste platte staalproducten. De Chinese markt kan het overschot aan staalcapaciteit niet opnemen en grote markten van derde landen zijn gesloten voor de uitvoer uit de VRC, omdat zij antidumping-, vrijwarings- of andere beschermende maatregelen tegen de VRC hebben ingesteld (68). Daarnaast liggen de prijsniveaus in de Unie (de gemiddelde door de bedrijfstak van de Unie gevraagde prijs was in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 734 EUR/ton) boven de gemiddelde prijs die door Chinese producenten-exporteurs voor de rest van de wereld in rekening wordt gebracht (714 EUR/ton op cif-niveau). Omdat, zoals uiteengezet in overweging 200, WPP een zeer prijsgevoelig basisproduct is, zouden de Chinese exporteurs uitstekende redenen hebben om naar de Unie te exporteren indien de maatregelen vervallen.

(127)

De indiener voerde in zijn verzoek aan dat de vrijwaringsmaatregelen van de Unie ten aanzien van staal alleen, die op het onderzochte product van toepassing zijn, niet zouden volstaan om de markt van de Unie te beschermen tegen invoer in aanzienlijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen. Aangezien de VRC geen landspecifiek contingent voor het onderzochte product heeft ontvangen, hebben de Chinese producenten-exporteurs toegang tot een groot aantal residuele contingenten op basis waarvan zij hun uitvoer naar de markt van de Unie zouden kunnen verleggen indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen. Als de antidumpingmaatregelen zouden worden ingetrokken, zou de Chinese uitvoer dan ook waarschijnlijk aanzienlijk toenemen binnen het residuele contingent en dus de markt van de Unie overspoelen voordat in het kader van de vrijwaringsmaatregel een douanerecht buiten het contingent van toepassing zou worden.

(128)

In het licht van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat de markt van de Unie een aantrekkelijk doelwit is voor de bestaande reservecapaciteit in de VRC indien de antidumpingmaatregelen zouden worden ingetrokken.

(129)

Na de mededeling van feiten en overwegingen stelde CISA dat het onredelijk is om een normale waarde voor de Chinese exporteurs te hebben die bijna twee keer zo hoog is als de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie, zelfs wanneer deze is gebaseerd op beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(130)

Zoals opgemerkt in de overwegingen 95 en 112, verstrekte de Commissie de waarden per eenheid van de productiefactoren en ging zij in op de methode die zij had gebruikt voor de berekening van de normale waarde. Aangezien de producenten-exporteurs uit de VRC geen medewerking verleenden, werden de bevindingen met betrekking tot de invoer uit de VRC overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens, waaronder de Global Trade Atlas (“GTA”), teneinde de onverstoorde kosten van de meeste productiefactoren, en met name de grondstoffen, vast te stellen. Het argument werd dus afgewezen.

3.4.6.4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(131)

In het licht van de bevindingen met betrekking tot de reservecapaciteit, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie qua omvang en prijzen en het feit dat de door de producenten-exporteurs van de VRC bij de uitvoer naar derde landen in rekening gebrachte prijzen ruim onder de vastgestelde normale waarde liggen, concludeerde de Commissie dat herhaling van dumping waarschijnlijk is indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

4.   SCHADE

4.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(132)

Volgens de indiener van het verzoek werd het soortgelijke product in de beoordelingsperiode door 21 producenten in de Unie vervaardigd. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(133)

De totale productie in de Unie van het onderzochte product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op ongeveer 70 miljoen ton. De Commissie heeft het cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, de geverifieerde antwoorden op de vragenlijst en de antwoorden op de macrovragenlijst zoals ingediend door Eurofer. Zoals in overweging 13 is vermeld, vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie samen 29 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

4.2.   Verbruik in de EU

(134)

Het onderzochte betrokken product wordt beschouwd als basismateriaal voor de productie van verschillende downstreamproducten met een toegevoegde waarde, te beginnen met koudgewalste producten. Aangezien de bedrijfstak van de Unie voornamelijk verticaal geïntegreerd is en zowel het onderzochte product als downstreamproducten produceert, zijn de markt voor intern gebruik en de vrije markt, indien passend, afzonderlijk geanalyseerd.

(135)

Het onderscheid tussen de markt voor intern gebruik en de vrije markt is relevant voor de analyse van de schade, omdat de voor de markt voor intern gebruik bestemde producten niet rechtstreeks concurreren met de invoer en aan de verrekenprijzen, indien van toepassing, binnen de groepen een uiteenlopend prijsbeleid ten grondslag ligt. De productie voor de verkoop op de vrije markt daarentegen concurreert rechtstreeks met het ingevoerde betrokken product, en de prijzen worden vastgesteld op grond van de marktomstandigheden. Daarnaast omvat de totale vrije markt zowel de verkoop van producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers als de niet-interne verkoop aan verbonden ondernemingen.

(136)

Om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, verzamelde de Commissie gegevens over de volledige activiteit in verband met het soortgelijke product en bepaalde zij of de productie voor de markt voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt bestemd was. De Commissie stelde vast dat rond 60 % van de totale productie in de Unie van het soortgelijke product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bestemd was voor de markt voor intern gebruik.

(137)

De Commissie stelde het verbruik op de vrije markt van de Unie vast op basis van a) de verkoop op de markt van de Unie van alle bekende producenten in de Unie, zoals vermeld in het antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst, en b) de invoer in de Unie uit alle derde landen, zoals gerapporteerd door Eurostat. Het verbruik op de markt voor intern gebruik in de Unie werd vastgesteld op basis van het interne gebruik en de interne verkopen op de markt van de Unie van alle bekende producenten in de Unie, zoals vermeld in het antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst.

(138)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik in de Unie (x 1 000 ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Verbruik op de vrije markt

34 533

32 411

27 899

34 869

Index

100

94

81

101

Intern verbruik

45 289

42 011

36 989

40 424

Index

100

93

82

89

Totaal verbruik in de Unie

79 822

74 422

64 888

75 293

Index

100

93

81

94

Bron: Eurostat, antwoord op de macrovragenlijst van Eurofer.

(139)

Het totale verbruik in de Unie nam in 2019 met 7 % af en daalde in 2020 sterk met nog eens 12 % als gevolg van een inzinking van de vraag door de COVID-19-pandemie. Op deze daling volgde echter een goed herstel dankzij een oplopende vraag naar staal in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, maar de vraag lag nog steeds 6 % onder het niveau van 2018.

(140)

Het verbruik op de vrije markt maakte een ontwikkeling door die vergelijkbaar was met die van het totale verbruik in de Unie. Dit verbruik nam tot 2020 sterk af met 19 % en herstelde zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sterk tot een niveau dat zelfs 1 % boven het niveau van 2018 lag.

(141)

De trend voor het verbruik op de markt voor intern gebruik was bijna gelijk aan de trend voor het totale verbruik in de Unie, met een sterke afname tot 2020 van 18 %, gevolgd door een herstel tot echter slechts 89 % van het niveau van 2018.

(142)

In totaal nam het totale verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode met 6 % af.

4.3.   Invoer uit het betrokken land

4.3.1.    Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(143)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld door het invoervolume te vergelijken met het verbruik op de vrije markt van de Unie, zoals vermeld in tabel 2.

(144)

De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Invoervolume (x 1 000 ton), marktaandeel en prijzen (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Omvang van de invoer uit de VRC

1,7

0,5

0,3

28,7

Marktaandeel

0,0  %

0,0  %

0,0  %

0,1  %

Prijzen van invoer uit de VRC

1 674

3 177

2 482

664

Index

100

190

148

40

Bron: Eurostat, antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst.

(145)

Na het instellen van de maatregelen in 2017 nam de invoer uit de VRC af tot een onbeduidend niveau, met een te verwaarlozen marktaandeel van 0,002 % in 2018. Van 2018 tot en met 2020 nam de invoer nog verder af. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek steeg de invoer uit de VRC in april 2021 echter fors in vergelijking met de lage niveaus in de voorgaande drie jaar. Het marktaandeel bleef met 0,1 % echter zeer beperkt.

(146)

De Chinese invoerprijzen, zoals gerapporteerd in Eurostat, waren gedurende 2018, 2019 en 2020 buitengewoon hoog, maar daalden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sterk. De bijzonder hoge invoerprijzen van 2018 tot en met 2020 hielden waarschijnlijk verband met het feit dat de VRC een te verwaarlozen volume naar de Unie uitvoerde, dat niet betrouwbaar kan worden geacht.

(147)

De Commissie was van oordeel dat de Chinese invoerprijzen, zoals gerapporteerd in Eurostat voor de beoordelingsperiode, vanwege het zeer beperkte volume van de invoer uit de VRC tijdens die periode niet representatief waren voor gemiddelde WPP-prijzen en dat deze niet konden worden gebruikt om tot betekenisvolle of relevante conclusies te komen.

(148)

De invoer van het onderzochte product uit andere derde landen heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Invoer uit derde landen

Land

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totaal van alle derde landen behalve de VRC

Volume (x 1 000  ton)

7 997

7 225

5 879

9 635

 

Index

100

90

74

120

 

Marktaandeel

23  %

22  %

21  %

28  %

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

532

482

428

765

 

Index

100

90

80

144

Bron: Eurostat.

(149)

De totale invoer van het onderzochte product uit andere derde landen dan het betrokken land nam tussen 2018 en 2020 met 26 % af en nam in 2021 sterk toe tot een marktaandeel van 28 %, 20 % boven het niveau van 2018. In totaal voert de Unie WPP in uit meer dan veertig landen wereldwijd. De vijf grootste exporteurs van WPP naar de EU in het tijdvak van het nieuwe onderzoek waren Rusland, India, Turkije, Egypte en Taiwan, die goed waren voor 18 % van de vrije markt in de Unie en 65 % van de totale invoer van WPP. Rusland was de grootste exporteur, met een marktaandeel van 5,8 %, terwijl de andere vier landen een marktaandeel van tussen de respectievelijk 2 % en 4 % hadden. Geen ander land heeft een marktaandeel van meer dan 2 %. Ten aanzien van de invoer uit Rusland (69) en Turkije (70), die tot de grootste exporteurs behoren, gelden momenteel antidumpingmaatregelen.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.    Algemene opmerkingen

(150)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(151)

Zoals vermeld in overweging 13, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef.

(152)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens die door de indiener van het verzoek voor alle producenten in de Unie waren verstrekt. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide gegevensreeksen werden representatief bevonden voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(153)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(154)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

(155)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 136 en 137, verzamelde de Commissie, om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, gegevens over de volledige productie van het betrokken product en bepaalde zij of de productie voor de markt voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt bestemd was. Waar relevant en mogelijk analyseerde de Commissie de schade-indicatoren in verband met de vrije markt en de markt voor intern gebruik afzonderlijk.

4.4.2.    Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(156)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Productievolume (x 1 000  ton)

75 626

70 920

61 096

69 531

Index

100

94

81

92

Productiecapaciteit (x 1 000  ton)

90 923

92 584

91 965

93 249

Index

100

102

101

103

Bezettingsgraad

83  %

77  %

66  %

75  %

Index

100

92

80

90

Bron: antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst.

(157)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie volgde een vergelijkbare trend als het totale verbruik in de Unie en nam in de beoordelingsperiode in totaal met ongeveer 8 % af, met een aanzienlijke daling in 2020, gevolgd door een herstel dankzij de toename van de vraag naar staal in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(158)

Hoewel de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode licht toenam met 3 %, volgde de bezettingsgraad dezelfde negatieve trend als het productievolume en het verbruik en daalde deze tussen 2018 en de beoordelingsperiode met 10 %.

4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(159)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel op de vrije markt (x 1 000 ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Verkoop op de vrije markt

26 534

25 185

22 020

25 205

Index

100

95

83

95

Marktaandeel

77 %

78 %

79 %

72 %

Index

100

101

104

99

Bron: antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst.

(160)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie volgde de trend van het verbruik in de beoordelingsperiode. Het nam tussen 2018 en 2020 af om de in overweging 139 uiteengezette redenen, gevolgd door een herstel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Het volume bleef na het herstel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek echter onder het niveau van 2018.

(161)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in termen van het verbruik in de Unie tussen 2018 en 2020 iets toe, van 77 % tot 79 %, om vervolgens met 7 procentpunten te dalen tussen 2020 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek, tot 72 %. Zoals getoond in tabel 4, houdt deze daling verband met het feit dat het marktaandeel van de invoer uit derde landen tussen 2020 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 7 % toenam, wat het verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt verklaart.

Tabel 7

Volume van het interne gebruik op de markt van de Unie en marktaandeel (x 1 000 ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Volume van het interne gebruik op de markt van de Unie

45 289

42 011

36 989

40 424

Index

100

93

82

89

Totale productie van de bedrijfstak van de Unie

75 626

70 920

61 096

69 531

% van het volume van het interne gebruik ten opzichte van de totale productie

59,9  %

59,2  %

60,5  %

58,1  %

Bron: antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst.

(162)

Het volume van het interne gebruik van de bedrijfstak van de Unie (bestaande uit het interne gebruik en de interne verkopen op de markt van de Unie) nam tussen 2018 en 2020 met 18 % af en herstelde zich in 2021 met 7 procentpunten, resulterend in een totale afname van 11 % tijdens de beoordelingsperiode, van ongeveer 45 miljoen ton tot 40 miljoen ton van het begin tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. De markt voor intern gebruik en de vrije markt volgden over het algemeen dezelfde trend. Bijgevolg is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de ontwikkeling van de markt voor intern gebruik geen aanzienlijke gevolgen had voor de prestaties van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt.

(163)

Het aandeel van de bedrijfstak van de Unie in de markt voor intern gebruik (uitgedrukt als percentage van de totale productie) bleef relatief stabiel tijdens de beoordelingsperiode, variërend tussen 58,1 % en 60,5 %.

4.4.2.3.   Groei

(164)

In een context van een afnemend verbruik en een dalende productie verloor de bedrijfstak van de Unie niet alleen verkoopvolumes, maar ook marktaandeel op de vrije markt. Er was over het algemeen in de beoordelingsperiode voor de bedrijfstak van de Unie geen sprake van groei.

4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(165)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Aantal werknemers

41 161

38 980

36 207

38 470

Index

100

95

88

93

Productiviteit (eenheid/werknemer)

1 824

1 819

1 687

1 807

Index

100

100

93

99

Bron: antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst.

(166)

Tussen 2018 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek volgde het aantal werknemers in de productie van het onderzochte product de trend van het productievolume in de Unie: het nam tussen 2018 en 2020 sterk af, gevolgd door een licht herstel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Dit resulteerde in totaal in een afname van 7 % in de beoordelingsperiode.

(167)

De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, gemeten als productie per werknemer in ton, bleef in de beoordelingsperiode over het algemeen stabiel.

4.4.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(168)

Zoals uiteengezet in overweging 114, was het niet mogelijk om in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vast te stellen dat dumping plaatsvindt. Derhalve kon geen dumpingmarge worden bepaald. Daarom concentreerde het onderzoek zich op de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping indien de antidumpingmaatregelen zouden worden ingetrokken.

(169)

De naar aanleiding van het oorspronkelijke onderzoek ingestelde antidumpingmaatregelen stelden de bedrijfstak van de Unie in staat zich van eerdere dumping te herstellen, zoals blijkt uit de gegevens voor 2018. Dit werd ook bevestigd door de bevindingen van de Commissie in het antidumpingonderzoek naar warmgewalste platte producten van oorsprong uit Turkije (71).

4.4.3.    Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(170)

De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopprijzen en productiekosten in de Unie (EUR/ton)

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de vrije markt

549

509

450

734

Index

100

93

82

134

Productiekosten per eenheid

518

557

534

669

Index

100

108

103

129

Bron: antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(171)

De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie daalden tussen 2018 en 2020 met 18 % en stegen in 2021 drastisch met 34 % ten opzichte van 2018. De trend van de verkoopprijzen per eenheid in de beoordelingsperiode werd beïnvloed door de ernstige verstoringen als gevolg van de COVID-19-pandemie en de hervatting van de vraag na de pandemie. In 2021 waren de grote vraag naar staal, het beperkte aanbod en de hogere productiekosten factoren die bijdroegen tot de plotselinge en aanzienlijke stijging van de verkoopprijs per eenheid.

(172)

De productiekosten per eenheid stegen in de betrokken periode met 29 %. In 2019 stegen echter de productiekosten terwijl de verkoopprijzen per eenheid daalden. Het onvermogen van de bedrijfstak van de Unie om de hogere productiekosten door te berekenen in hun verkoopprijzen was het gevolg van de omvangrijke invoer met dumping uit Turkije, die de prijzen drukte. In 2020 daalden zowel de productiekosten als de verkoopprijzen, maar de eerste in mindere mate. Dit was het gevolg van een inzinking van de markt tijdens de COVID-19-pandemie, waardoor de prijzen aanzienlijk werden gedrukt, terwijl de productiekosten hierdoor minder werden beïnvloed. De productiekosten per eenheid stegen in 2021 vanwege een plotselinge stijging van de energie- en grondstofprijzen. Vanwege het herstel na COVID nam de vraag echter ook toe en stegen bijgevolg de prijzen aanzienlijk (met meer dan 50 % tussen 2020 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek), zelfs sterker dan de productiekosten in dezelfde periode.

4.4.3.2.   Loonkosten

(173)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR/vte)

64 164

69 352

69 748

78 444

Index

100

108

109

122

Bron: antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(174)

In de beoordelingsperiode zijn de gemiddelde loonkosten per werknemer met 22 % gestegen. Hoewel het aantal werknemers in het tijdvak van het nieuwe onderzoek daalde ten opzichte van 2018, stegen de gemiddelde loonkosten per werknemer.

4.4.3.3.   Voorraden

(175)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Voorraden

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Eindvoorraden (ton)

631 608

533 200

390 880

522 405

Index

100

84

62

83

Eindvoorraden als percentage van de productie

5,0  %

4,5  %

3,8  %

4,6  %

Index

100

90

76

92

Bron: antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(176)

Tijdens de beoordelingsperiode namen de WPP-voorraden van de bedrijfstak van de Unie voortdurend af, met een drastische afname in 2020, wat kan worden verklaard door de gevolgen van de COVID-19-pandemie, en een herstel in 2021. De WPP-sector in de Unie wordt gekenmerkt door kadercontracten (per maand, kwartaal of jaar) tussen producenten en afnemers, waarin de hoeveelheden en prijzen worden vastgesteld. Deze kadercontracten worden uitgevoerd middels aankooporders naargelang van de behoeften van de afnemer. Hierdoor kan de bedrijfstak van de Unie zijn productie en voorraden plannen. Zoals ook in het oorspronkelijke onderzoek is vastgesteld, worden de voorraden dienovereenkomstig niet als een belangrijke schade-indicator voor deze bedrijfstak beschouwd, aangezien de meeste soorten van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie worden geproduceerd op basis van specifieke bestellingen van de gebruikers.

4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(177)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2018

2019

2020

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie op de vrije markt (% van omzet)

8,4  %

–7,2  %

–18,0  %

14,1  %

Index

100

–86

– 214

168

Kasstroom (EUR)

496 319 788

–6 211 922

– 130 468 840

645 183 908

Index

100

–1,3

–26

130

Investeringen (EUR)

216 927 207

433 154 031

181 406 902

394 535 083

Index

100

200

84

182

Rendement van investeringen

9,1  %

–6,0  %

–13,3  %

17,4  %

Index

100

–66

– 146

191

Bron: antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst.

(178)

De Commissie stelde de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vast door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product op de vrije markt in de Unie uit te drukken als een percentage van de omzet uit die verkoop.

(179)

De winstgevendheid fluctueerde tijdens de beoordelingsperiode en nam tijdens deze periode in totaal met 5,7 procentpunten toe. Na de instelling van de maatregelen in 2017 herstelde de bedrijfstak zich en boekte zij in 2018 winst. In 2019 werd echter verlies gemaakt en in 2020, tijdens het hoogtepunt van de pandemie, bereikte de winstgevendheid het laagste niveau, dat wil zeggen – 18 %, terwijl de winst zich in 2021 sterk herstelde tot 14,1 %. De invoer met dumping tegen lage prijzen uit Turkije nam snel toe na de instelling van maatregelen tegen de VRC in 2017, wat de daling van de winstgevendheid in 2019 verklaart. De daling van de winstgevendheid werd vervolgens verergerd door de schokken als gevolg van de pandemie in 2020, zoals verstoringen van de toeleveringsketen en de afname van het verbruik van staal. Een snelle toename van de vraag naar staal, in combinatie met de verhoogde verkoopprijzen, leidde in 2021 tot een buitengewoon hoge winst, waardoor dit een buitengewoon jaar voor de bedrijfstak van de Unie werd.

(180)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom ontwikkelde zich op een vergelijkbare wijze als de winstgevendheid: een drastische daling in 2019-2020, gevolgd door een krachtig herstel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(181)

Tussen 2018 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek stegen de investeringen met ongeveer 82 %. In de beoordelingsperiode was ten aanzien van de investeringsstromen over het algemeen sprake van een bimodale verdeling: in 2019 namen de investeringen sterk toe, gevolgd door een daling in 2020 en een tweede piek in 2021. Over het algemeen waren de investeringen gericht op het verbeteren van de kwaliteit en de vergroening van de productie.

(182)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen verbeterde zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek sterk ten opzichte van 2018. In de beoordelingsperiode steeg het rendement van investeringen met 8,3 procentpunten. Het ontwikkelde zich op vergelijkbare wijze als de winstgevendheid: een drastische daling in 2019 en 2020, gevolgd door een krachtig herstel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(183)

Het vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om kapitaal aan te trekken werd in het tijdvak van het nieuwe onderzoek niet beïnvloed en herstelde zich na de pandemie snel.

4.5.   Conclusie betreffende schade

(184)

Als gevolg van de instelling van antidumpingmaatregelen tegen de invoer van WPP uit de VRC in 2017 nam de invoer uit de VRC af en bleef deze in de beoordelingsperiode onder de de-minimisdrempel, zodat de bedrijfstak van de Unie een aanvang kon maken met het herstel van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping uit de VRC en er, zoals bevestigd door de Commissie in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1100 van de Commissie inzake de invoer van WPP van oorsprong uit Turkije (72), eind 2018 sprake was van herstel. Het herstel van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie kwam echter tot een abrupt einde en werd teruggedraaid in 2019, toen de bedrijfstak van de Unie moest concurreren met aanzienlijke hoeveelheden invoer met dumping tegen lage prijzen uit Turkije, waardoor de prijzen onder de kostprijs moesten worden vastgesteld om het marktaandeel in stand te houden, wat leidde tot een aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie (73). In juli 2021 stelde de Commissie definitieve maatregelen tegen Turkije in en dankzij de verschillende factoren die een rol speelden, zoals uiteengezet in overweging 179, verbeterde de situatie van de bedrijfstak van de Unie zich en had deze zich eind 2021 hersteld tot een economische situatie die vergelijkbaar was met die van 2018. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd de bedrijfstak van de Unie daarom niet langer als geschaad beschouwd.

(185)

Meer in het bijzonder volgden bijna alle schade-indicatoren, en met name de productie, de bezettingsgraad, de verkoopvolumes en de verkoopprijzen, de werkgelegenheid en productiviteit, de winst, de kasstroom en het rendement van investeringen, in de beoordelingsperiode een vergelijkbare trend. Deze trend werd gekenmerkt door een daling in 2019, een sterkere daling in 2020 en een herstel in het tijdvak van het nieuwe onderzoek tot een niveau dat vergelijkbaar was met dat van het begin van de beoordelingsperiode in 2018. Deze onregelmatige trend werd grotendeels veroorzaakt door het samenvallen van een aanzienlijke instroom van goedkope WPP met dumping uit Turkije en de unieke dynamiek als gevolg van de COVID-19-pandemie. Lockdowns en onderbrekingen van de industriële activiteiten leidden tot zeer lage verbruiksniveaus en een lage vraag naar staal in 2020, terwijl de vraag naar staal en de prijzen in 2021, tijdens het herstel na COVID-19, de hoogte in schoten, resulterend in onder meer bijzonder hoge winsten voor de staalsector in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(186)

Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

(187)

De indicatoren kunnen echter niet worden geanalyseerd zonder de bijzonder gunstige omstandigheden op de staalmarkt van 2021 in aanmerking te nemen. In 2020 leidden de vertraging van de industriële activiteiten als gevolg van de pandemie en de hieruit voortvloeiende afname van de vraag naar staal tot een sterke achteruitgang van de prestaties van de staalsector en de mondiale economie in het algemeen. In 2021 was sprake van een sterk herstel van het staalverbruik en de staalprijzen vanwege een herstel van de vraag.

5.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

(188)

Zoals uiteengezet in overweging 186, concludeerde de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade had geleden. Zoals toegelicht in overweging 131, concludeerde de Commissie echter dat dumping zich zonder antidumpingmaatregelen waarschijnlijk opnieuw zou voordoen. Daarom heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of herhaling van de door de invoer met dumping uit de VRC veroorzaakte schade waarschijnlijk is, mochten de maatregelen komen te vervallen.

(189)

In dit verband heeft de Commissie het volgende onderzocht: de productie- en de reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de waarschijnlijke prijsniveaus van de invoer uit de VRC zonder antidumpingmaatregelen en de gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie.

5.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(190)

Zoals uiteengezet in overweging 122, hebben de producenten in de VRC een aanzienlijke reservecapaciteit. De geschatte Chinese reservecapaciteit komt overeen met 89 % van het verbruik op de vrije markt in de Unie. Deze reservecapaciteit zou kunnen worden gebruikt om het onderzochte product te produceren voor uitvoer naar de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Bovendien is en zal de afnemende Chinese vraag naar staal, zoals vermeld in overweging 123, een belangrijke drijvende kracht achter een toenemende uitvoer zijn. Het hieruit voortvloeiende onevenwicht tussen de capaciteit en de vraag in de VRC zal de druk op producenten om te exporteren waarschijnlijk doen toenemen.

(191)

Bovendien wordt een van de belangrijkste markten, de VS, beschermd door antidumpingmaatregelen met betrekking tot het onderzochte product, waardoor de toegang van de Chinese producenten wordt beperkt.

5.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(192)

Zoals beschreven in overweging 126, behoort de markt van de Unie tot de grootste mondiale markten voor bepaalde warmgewalste platte staalproducten. De Chinese markt kan bovendien het overschot aan staalcapaciteit niet absorberen en grote markten van derde landen zijn gesloten voor de uitvoer uit de VRC, omdat zij antidumping-, vrijwarings- of andere beschermende maatregelen tegen de VRC hebben ingesteld. De prijsniveaus in de Unie zijn daarnaast hoger dan de gemiddelde prijs die door de Chinese exporteurs aan de rest van de wereld wordt gevraagd. De markt van de Unie is daarom een aantrekkelijk doelwit voor de bestaande reservecapaciteit in de VRC indien de antidumpingmaatregelen zouden worden ingetrokken.

(193)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistte CISA de conclusies met betrekking tot de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en stelde zij dat de Chinese staalindustrie zich op haar binnenlandse markt verlaat en dat het Chinese binnenlandse verbruik tien keer groter is dan het vrijemarktsegment van de Unie. Daarnaast wees zij erop dat bepaalde staalproducten, waaronder warmgewalste platte staalproducten, sinds 1 augustus 2021 niet langer in aanmerking komen voor btw-uitvoerkortingen, wat een ontmoedigend effect heeft op de uitvoer en leidt tot een omleiding van de Chinese staalproductie naar de Chinese binnenlandse industrie.

(194)

De Commissie erkende dat het Chinese binnenlandse verbruik van WPP aanzienlijk groter is dan de vrije markt van de Unie, maar merkte op dat de producenten in de VRC, zoals uitgelegd in overweging 190, een aanzienlijke reservecapaciteit hebben, die zij niet op hun binnenlandse markt kunnen inzetten. Er is dus niets wat Chinese producenten ervan weerhoudt deze reservecapaciteit te gebruiken om het onderzochte product te produceren voor uitvoer naar de Unie indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Daarnaast is en zal de afnemende Chinese vraag naar staal, zoals vermeld in overweging 123, een belangrijke drijvende kracht achter een toenemende uitvoer zijn. Het hieruit voortvloeiende onevenwicht tussen de productiecapaciteit en de vraag in de VRC zal de druk op Chinese producenten om uit te voeren waarschijnlijk doen toenemen. Met betrekking tot de gestelde verandering in het btw-stelsel, merkte de Commissie op dat CISA geen bewijs had overgelegd ter staving van het argument dat de wijziging van de btw-kortingen zou hebben geleid of zal leiden tot enige wezenlijke veranderingen in het uitvoergedrag van Chinese producenten. De Commissie wees dit argument derhalve als ongefundeerd af.

5.3.   Waarschijnlijke prijzen van Chinese invoer en gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie

(195)

Rekening houdend met de beperkte invoer uit de VRC van 2018 tot en met 2021, was de Commissie van oordeel dat de in Eurostat gerapporteerde invoerprijzen niet konden worden gebruikt om de waarschijnlijke prijzen van de invoer van WPP uit de VRC zonder antidumpingmaatregelen vast te stellen. In plaats daarvan beschouwde de Commissie de uitvoerprijzen uit de VRC naar alle andere derde landen dan de Unie (“rest van de wereld”) als representatieve graadmeter.

(196)

Zoals beschreven in overweging 117, stelde de Commissie vast dat de Chinese prijzen bij uitvoer naar de rest van de wereld in het tijdvak van het nieuwe onderzoek gemiddeld 660 EUR/ton bedroegen. Op basis van deze prijs en om een waarschijnlijke prijs te bepalen waartegen de Chinese uitvoer aan de grens van de Unie zou aankomen, voegde de Commissie hieraan kosten voor verzekering en transport toe. Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs gebruikte de Commissie de in het oorspronkelijke onderzoek gebruikte kosten, dat wil zeggen 52 EUR/ton, of 7,9 % van de prijs per ton, als best beschikbare gegevens. De Commissie concludeerde dienovereenkomstig dat de waarschijnlijke cif-prijs van de invoer van de Chinese uitvoer van WPP naar de Unie zonder maatregelen niet meer dan 712 EUR/ton zou zijn.

(197)

Gezien het feit dat, bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs, statistische gegevens werden gebruikt, kon slechts een gemiddelde prijs per ton voor een grote verscheidenheid aan productsoorten worden vastgesteld. Vanwege een gebrek aan informatie op het niveau van de productsoorten kon de Commissie dus geen nauwkeurige berekening van de prijsonderbieding maken, maar moest zij zich beperken tot een prijsvergelijking tussen gemiddelde prijzen per ton.

(198)

De op deze wijze vastgestelde Chinese uitvoerprijs werd vergeleken met de gewogen gemiddelde verkoopprijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek in rekening brachten aan afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek.

(199)

De prijsvergelijking werd gemaakt op hetzelfde handelsniveau en het resultaat van de vergelijking werd, in analogie met een precieze methode voor de berekening van de prijsonderbieding, uitgedrukt als percentage van de theoretische omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Hieruit bleek dat de Chinese uitvoer naar de Unie gemiddeld genomen de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie met ongeveer 8 % zou onderbieden.

(200)

WPP is een zeer prijsgevoelig basisproduct en, zoals opgemerkt in het oorspronkelijke onderzoek naar de invoer van WPP uit de VRC en in het onderzoek naar het identieke product uit Turkije, kunnen vrij bescheiden prijsonderbiedingsmarges in combinatie met grote volumes een aanzienlijke en onmiddellijke impact op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie hebben (74). In beide onderzoeken werd geconstateerd dat onderbiedingsmarges van minder dan 5 % de bedrijfstak van de Unie ertoe dwongen de verkoopprijzen te verlagen (of marktaandeel te verliezen), in zodanige mate dat op de korte termijn aanmerkelijke schade werd geleden.

(201)

Gezien het feit dat de bedrijfstak van de Unie zich in het tijdvak van het nieuwe onderzoek net had hersteld van een turbulente en economisch moeilijke periode, waarin de COVID-19-pandemie uitbrak, met gecumuleerde verliezen, verkeert de bedrijfstak nog steeds in een kwetsbare situatie. Het is derhalve zeer waarschijnlijk dat de herhaling van een goedkope invoer met dumping uit de VRC in grote hoeveelheden, waarmee de prijzen in de Unie zouden worden onderboden, aanzienlijke negatieve gevolgen voor de prestaties van de bedrijfstak van de Unie zou hebben, met name met betrekking tot de productie, de verkoopvolumes en prijzen, de winstgevendheid en de investeringsbehoeften, resulterend in de herhaling van aanmerkelijke schade.

(202)

Na de mededeling van feiten en overwegingen betwistte CISA de selectie van de periode die in aanmerking werd genomen voor de analyse van de schade. Zij stelde dat de invoer van grote hoeveelheden WPP met dumping uit Turkije in 2019, de economische vertraging als gevolg van COVID-19 en het sterke herstel na de pandemie het bewijs vertekenden dat diende als basis voor de analyse van de dumping en schade. Zij stelde dat de Commissie een andere periode had moeten analyseren en stelde voor een langere periode te onderzoeken, die een of twee jaar voorafgaande aan de beoordelingsperiode (2016-2018) beslaat, evenals een jaar na het tijdvak van het nieuwe onderzoek (2022).

(203)

De Commissie wees dit argument af. Zij herinnerde eraan dat de diverse door CISA genoemde elementen die het bewijs tijdens de beoordelingsperiode kunnen vertekenen in aanmerking waren genomen en zorgvuldig waren overwogen in de schadeanalyse van de Commissie. De Commissie merkte daarnaast op dat zelfs wanneer een langere periode voorafgaande aan het tijdvak van het nieuwe onderzoek in aanmerking zou zijn genomen, zoals voorgesteld door CISA, nog steeds sprake zou zijn geweest van dezelfde elementen. Met betrekking tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek herinnerde de Commissie eraan dat overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de basisverordening, “een onderzoektijdvak [wordt] vastgesteld dat [in geval van dumping] normaal een onmiddellijk aan de procedure voorafgaande periode van ten minste zes maanden beslaat. Informatie die betrekking heeft op een na het onderzoektijdvak volgende periode wordt normaal niet in aanmerking genomen”. Het is vaste rechtspraak dat de Commissie niet kan worden verplicht om gegevens in haar berekeningen op te nemen met betrekking tot een tijdvak na het onderzoektijdvak, tenzij deze gegevens nieuwe ontwikkelingen aan het licht brengen op grond waarvan de voorgenomen instelling van een antidumpingrecht kennelijk misplaatst zou zijn (75). Dezelfde redenering moet naar analogie van toepassing zijn op nieuwe onderzoeken die op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening zijn ingeleid. CISA verstrekte geen bewijsmateriaal waaruit bleek dat de ontwikkelingen na het tijdvak van het nieuwe onderzoek het opnieuw instellen van het recht kennelijk misplaatst zouden maken.

5.4.   Conclusie

(204)

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het ontbreken van maatregelen naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een aanzienlijke toename van invoer met dumping tegen schadeveroorzakende prijzen uit de VRC en dus tot herhaling van aanmerkelijke schade.

6.   BELANG VAN DE UNIE

(205)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

6.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(206)

De bedrijfstak van de Unie is gevestigd in 15 lidstaten (België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje en Tsjechië). De bedrijfstak heeft meer dan 38 000 werknemers in dienst met betrekking tot het onderzochte product.

(207)

Zonder maatregelen wordt de bedrijfstak van de Unie niet langer beschermd tegen de waarschijnlijke toename van de invoer met dumping uit de VRC, die aanmerkelijke schade zal veroorzaken. De antidumpingmaatregelen zullen positieve gevolgen hebben voor de producenten in de Unie, aangezien de maatregelen de bedrijfstak van de Unie zouden helpen het herstel van eerdere dumping voort te zetten. Het is derhalve duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Unie dat de maatregelen gehandhaafd blijven.

6.1.1.    Belang van gebruikers en niet-verbonden importeurs

(208)

De Commissie heeft contact opgenomen met alle haar bekende gebruikers en niet-verbonden importeurs. Er zijn geen gebruikers of niet-verbonden importeurs die zich kenbaar hebben gemaakt en aan dit onderzoek hebben meegewerkt door de vragenlijst te beantwoorden. Gezien het gebrek aan medewerking van gebruikers en niet-verbonden importeurs en bij gebrek aan enig bewijs van het tegendeel, wordt de voortzetting van de maatregelen niet tegen het belang van gebruikers en importeurs geacht.

(209)

De Commissie heeft daarnaast onderzocht of de maatregelen tegen de VRC negatieve gevolgen voor de voorzieningszekerheid zouden hebben, aangezien er ook maatregelen met betrekking tot WPP tegen Turkije, Brazilië, Iran en Rusland bestaan. De bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie was in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 75 % en de totale productiecapaciteit was volgens de gegevens van het antwoord van Eurofer op de macrovragenlijst 18 miljoen ton hoger dan het totale verbruik in de Unie. Daarnaast voerden, ondanks de maatregelen tegen enkele van de grootste exporteurs van WPP, bijna veertig landen het onderzochte product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek uit naar de Unie, waaruit blijkt dat de instelling van de maatregelen niet van invloed is op de diversifiëring van de voorziening. Om deze redenen en bij gebrek aan medewerking van gebruikers en importeurs, concludeerde de Commissie dat er inzake het aanbod geen sprake was van potentiële risico’s voor downstreamgebruikers.

(210)

Na de mededeling van feiten en overwegingen verwees CISA naar de vrijwaringsmaatregelen van de Unie ten aanzien van onder andere WPP uit de VRC, die de mogelijkheid voor Chinese producenten om WPP naar de markt van de Unie uit te voeren aanzienlijk beperken en de vrije handelsstromen belemmeren ten nadele van downstreamproducenten en eindgebruikers.

(211)

De Commissie herinnerde eraan dat de vrijwaringsmaatregel in kwestie niet als maatregel van blijvende aard kan worden beschouwd en dat de geldende maatregel (76) geen impact heeft op de beoordeling van de waarschijnlijkheid van een toename van de invoer bij het ontbreken van antidumpingrechten. Gezien de tijdelijke aard van de vrijwaringsmaatregelen voor staal, was de Commissie dus van oordeel dat deze niet van invloed kunnen zijn op haar conclusies in dit onderzoek. Wat de voorzieningszekerheid betreft, was de totale productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie, zoals vermeld in overweging 209, groter dan het totale verbruik in de Unie en voerden verschillende andere derde landen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek WPP uit naar de Unie. De vrijwaringsmaatregel wordt bovendien regelmatig geëvalueerd en indien nodig aangepast om een toereikende staalvoorziening op de markt van de Unie te waarborgen. Vrijwaringsmaatregelen zouden derhalve geen risico vormen voor de voorzieningszekerheid van downstreamgebruikers.

(212)

CISA stelde bovendien dat de invoering van het mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (CBAM) de toegang tot de markt van de Unie zou verslechteren vanwege de belastende meldingsplicht en toeslagen in verband met CBAM.

(213)

De Commissie herinnerde eraan dat CBAM pas in oktober 2023 in werking zal treden en dat importeurs tijdens een overgangsperiode tot 2026 slechts de ingebedde emissies van hun goederen moeten melden, zonder dat hiervoor enige financiële kosten in rekening worden gebracht. De reden die wordt gegeven voor deze overgangsperiode is dat partijen tijd moeten krijgen om zich aan te passen voordat het definitieve systeem wordt ingevoerd en dat het risico op verstoringen van de handel moet worden beperkt. De Commissie was dienovereenkomstig van oordeel dat het te vroeg is voor een beoordeling van de potentiële impact van CBAM op toekomstige handelsstromen van WPP en wees het argument af.

6.1.2.    Conclusie inzake het belang van de Unie

(214)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de VRC niet voort te zetten.

7.   VERZOEKEN OM DE MAATREGELEN TE SCHORSEN

(215)

CISA merkte op dat de huidige antidumpingmaatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening moeten worden geschorst, omdat aan beide voorwaarden van artikel 14, lid 4, van de basisverordening zou zijn voldaan. CISA stelde dat de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat de schade door de schorsing wordt voortgezet of herhaald. In dit verband verwees CISA naar de groeiverwachtingen van de verwerkende industrie en het verwachte economische herstel na COVID-19, de prijsverhogingen voor het betrokken product, de verwachte afname van de invoervolumes uit Rusland en Oekraïne, en het uitvoeringsbesluit tot schorsing van de definitieve antidumpingrechten op gewalste platte aluminiumproducten uit de VRC (77).

(216)

De Commissie wees het argument van CISA af, omdat het algemeen en ongefundeerd was. Uit het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen bleek daarentegen dat de schade zich waarschijnlijk opnieuw zou voordoen bij het ontbreken van maatregelen en mutatis mutandis ook in het geval van een schorsing. Na de mededeling van feiten en overwegingen herhaalde CISA deze stelling, maar diende zij geen nieuwe argumenten in.

8.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(217)

Op basis van de conclusies van de Commissie over het herhalen van de dumping, de herhaling van schade en het belang van de Unie, moeten de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de VRC worden gehandhaafd.

(218)

Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(219)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(220)

Indien de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan een voor het gehele land geldend recht in te stellen.

(221)

De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het onderzochte product voor zover het van oorsprong is uit de VRC en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Deze invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(222)

Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om verdere toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (78). Het moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een verordening over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(223)

Producenten-exporteurs die het betrokken product niet uitvoerden naar de Unie in de periode die werd gebruikt voor de vaststelling van het niveau van het recht dat momenteel van toepassing is op hun uitvoer kunnen de Commissie verzoeken te worden opgenomen onder het antidumpingrecht voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen. De Commissie moet een dergelijk verzoek inwilligen, mits aan drie voorwaarden is voldaan. De nieuwe producent-exporteur moet aantonen dat: i) hij het betrokken product niet uitvoerde naar de Unie in de periode die werd gebruikt voor de vaststelling van het niveau van het recht dat momenteel van toepassing is op zijn uitvoer; ii) hij niet verbonden is met een onderneming die dit wel deed en derhalve onder de antidumpingrechten valt; en iii) hij het betrokken product daarna heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om aanzienlijke hoeveelheden uit te voeren.

(224)

Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (79) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(225)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde gewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit bandstaal), niet verder bewerkt dan warmgewalst, en niet geplateerd noch bekleed, die momenteel worden ingedeeld onder de GN-codes 7208 10 00, 7208 25 00, 7208 26 00, 7208 27 00, 7208 36 00, 7208 37 00, 7208 38 00, 7208 39 00, 7208 40 00, 7208 52 10, 7208 52 99, 7208 53 10, 7208 53 90, 7208 54 00, 7211 13 00, 7211 14 00, 7211 19 00, ex 7225 19 10 (Taric-code 7225191090), 7225 30 90, ex 7225 40 60 (Taric-code 7225406090), 7225 40 90, ex 7226 19 10 (Taric-codes 7226191091, 7226191095), 7226 91 91 en 7226 91 99, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

Dit onderzoek heeft geen betrekking op de volgende producten:

i)

producten van roestvrij staal en siliciumstaal met georiënteerde korrel;

ii)

producten van gereedschapsstaal en sneldraaistaal;

iii)

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van meer dan 10 mm en een breedte van minimaal 600 mm, en

iv)

producten, niet opgerold, zonder in reliëf gewalste motieven, met een dikte van 4,75 mm of meer maar niet meer dan 10 mm en een breedte van 2 050 mm of meer.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, is als volgt:

Land

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Volksrepubliek China

Bengang Steel Plates Co., Ltd

0  %

C157

 

Handan Iron & Steel Group Han-Bao Co., Ltd

10,3  %

C158

 

Hesteel Co., Ltd Tangshan Branch  (80)

10,3  %

C159

 

Hesteel Co., Ltd Chengde Branch  (81)

10,3  %

C160

 

Zhangjiagang Hongchang Plate Co., Ltd

31,3  %

C161

 

Zhangjiagang GTA Plate Co., Ltd

31,3  %

C162

 

Shougang Jingtang United Iron and Steel Co. Ltd

0  %

C164

 

Beijing Shougang Co. Ltd, Qian'an Iron & Steel branch

0  %

C208

 

Angang Steel Company Limited

10,8  %

C150

 

Inner Mongolia Baotou Steel Union Co., Ltd

0  %

C151

 

Jiangyin Xingcheng Special Steel Works Co., Ltd

0  %

C147

 

Shanxi Taigang Stainless Steel Co., Ltd

0  %

C163

 

Maanshan Iron & Steel Co., Ltd

10,8  %

C165

 

Rizhao Steel Wire Co., Ltd

10,8  %

C166

 

Rizhao Baohua New Material Co., Ltd

10,8  %

C167

 

Tangshan Yanshan Iron and Steel Co., Ltd

0  %

C168

 

Wuhan Iron & Steel Co., Ltd

10,8  %

C156

 

Alle overige ondernemingen

0  %

C999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen, zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (onderzocht product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Wanneer een nieuwe producent-exporteur in de Volksrepubliek China de Commissie voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat:

a)

hij de in artikel 1, lid 1, beschreven goederen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tussen 1 januari 2015 en 31 december 2015 (het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek) niet heeft uitgevoerd;

b)

hij niet verbonden is met een exporteur of producent op wie de bij deze verordening ingestelde maatregelen van toepassing zij, en

c)

hij het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China daadwerkelijk heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren na het verstrijken van het onderzoektijdvak,

kan artikel 1, lid 2, worden gewijzigd door toevoeging van de nieuwe producent-exporteur aan de lijst van ondernemingen die in de tabel worden genoemd en waarvoor een individueel recht geldt dat niet hoger is dan het recht dat van toepassing is op die ondernemingen die hebben meegewerkt aan het antidumpingonderzoek, maar niet aan het antisubsidieonderzoek, namelijk 0 %.

5.   Bij wijziging of opheffing van de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie ingestelde definitieve compenserende rechten worden de in lid 2 vermelde rechten per onderneming in gelijke mate verhoogd, tot maximaal de geconstateerde werkelijke dumpingmarge of de schademarge zoals passend per onderneming en vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

Indien het compenserende recht voor bepaalde producenten-exporteurs in mindering is gebracht op het antidumpingrecht, leiden verzoeken om terugbetaling uit hoofde van artikel 21 van Verordening (EU) 2016/1037 ook tot een beoordeling van de dumpingmarge die gedurende het onderzoektijdvak voor de terugbetaling op die producent-exporteur van toepassing is. Het bedrag dat aan de indiener van het verzoek moet worden terugbetaald, mag niet hoger zijn dan het verschil tussen het geïnde recht en de gecombineerde compenserende en antidumpingrechten zoals vastgesteld in het terugbetalingsonderzoek.

6.   De bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing, tenzij anders vermeld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juni 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie van 5 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 92 van 6.4.2017, blz. 68).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17).

(4)  PB C 277 van 12.7.2021, blz. 3.

(5)  PB C 150 van 5.4.2022, blz. 3.

(6)  https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2594

(7)  https://www.gtis.com/gta

(8)  De term “Chinese overheid” wordt in deze verordening in brede zin gebruikt en omvat de Staatsraad alsmede alle ministeries, departementen, agentschappen en instanties op centraal, regionaal of lokaal niveau.

(9)  Overweging 76 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1778 van de Commissie van 6 oktober 2016 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 272 van 7.10.2016, blz. 33).

(10)  Zie de vorige voetnoot.

(11)  https://www.gtis.com/gta/

(12)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33). Volgens artikel 2, lid 7, van de basisverordening kunnen de binnenlandse prijzen in die landen niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde; hoe dan ook waren de betrokken invoergegevens verwaarloosbaar.

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068 van de Commissie van 26 oktober 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en de Russische Federatie naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 149); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191 van de Commissie van 16 februari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 36 van 17.2.2022, blz. 1); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95 van de Commissie van 24 januari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, verzonden vanuit Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 16 van 25.1.2022, blz. 36); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 van de Commissie van 15 december 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde stalen windmolenmasten voor grootschalige toepassing van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 450 van 16.12.2021, blz. 59); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 van de Commissie van 16 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of niet-gelegeerd staal, van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 132 van 19.4.2021, blz. 145).

(14)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 80; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 208, Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 59, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 149 en 150.

(15)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 64; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 192, Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 46, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 115 tot en met 118.

(16)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 66; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 193 en 194, Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 47, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 119 tot en met 122. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als een afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, maar daarnaast vormen de cellen van de Chinese Communistische Partij (“CCP”) in ondernemingen, niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen, een ander belangrijk kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Volgens het vennootschapsrecht van de VRC moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. In ieder geval vanaf 2016 heeft de CCP echter haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 werd bericht dat in 70 % van circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen het laatste woord te laten hebben. Die regels zijn van algemene toepassing in de gehele Chinese economie, in alle sectoren, ook op de producenten van het onderzochte product en de leveranciers van de basisproducten ervan.

(17)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 68; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 195 tot en met 201, Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 48 tot en met 52, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 123 tot en met 129.

(18)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 74; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 202, Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 53, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 130 en 133.

(19)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 75; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 203, Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 54, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 134 en 135.

(20)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2068, overweging 76; Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 204, Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overweging 55, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239, overwegingen 67 tot en met 74, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 van de Commissie, overwegingen 136 en 145.

(21)  Commission staff working document SWD(2017) 483 final/2, 20.12.2017, available at: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(22)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie van 5 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 92 van 6.4.2017, blz. 68); Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17); Uitvoeringsverordening (EU) 2019/688 van de Commissie van 2 mei 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 116 van 3.5.2019, blz. 39).

(23)  Mondiaal Forum over de overcapaciteit van staal, Ministerieel Rapport, 20 september 2018.

(24)  Nationaal Volkscongres, 14e vijfjarenplan, vertaling naar het Engels door het Center for Security and Emerging Technology, 12 maart 2021,

https://cset.georgetown.edu/wp-content/uploads/t0284_14th_Five_Year_Plan_EN.pdf

(25)  Inleiding tot het “Plan voor de aanpassing en modernisering van de staalindustrie”.

(26)  Catalogus voor leidende beginselen voor herstructurering van de industrie (versie van 2011) (wijziging van 2013), op 27 maart 2011 vastgesteld bij besluit nr. 9 van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming, en gewijzigd overeenkomstig het besluit van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming tot wijziging van de toepasselijke clausules van de Catalogus voor leidende beginselen voor herstructurering van de industrie (versie van 2011), op 16 februari 2013 vastgesteld bij besluit nr. 21 van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming.

(27)  OESO, “Latest developments in steelmaking capacity”, februari 2021, blz. 11.

(28)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 214/2013 van de Raad van 11 maart 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde organisch beklede staalproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 73 van 15.3.2013, blz. 1).

(29)  Marketplace, “Industrial Policy: If China does it, why can’t we?“, 1 maart 2021.

https://www.marketplace.org/2021/03/01/industrial-policy-if-china-does-it-why-cant-we/

(30)  Zie: https://www.miit.gov.cn/jgsj/ycls/gzdt/art/2020/art_8fc2875eb24744f591bfd946c126561f.html (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(31)  Zie afdeling IV, onderafdeling 3 van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(32)  Zie afdeling II, onderafdeling 1 van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalschrootindustrie.

(33)  Zie het driejarig actieplan van de provincie Hebei over clusterontwikkeling in de keten van de staalindustrie, hoofdstuk I, afdeling 3; beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20200717/1089773.shtml (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(34)  Zie het driejarig actieplan van de provincie Hebei over clusterontwikkeling in de keten van de staalindustrie, deel II, hoofdstuk 4, punt 12; beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20200717/1089773.shtml

(35)  Zie het uitvoeringsplan van Henan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie tijdens het 14e vijfjarenplan, hoofdstuk II, afdeling 3; beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20211210/1192881.shtml (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(36)  Zie het uitvoeringsplan van Henan voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie tijdens het 14e vijfjarenplan, hoofdstuk II, afdeling 3; beschikbaar op: https://huanbao.bjx.com.cn/news/20211210/1192881.shtml

(37)  Werkplan van de provincie Jiangsu voor de transformatie en modernisering van en de optimalisatie van de verdeling in de staalsector 2019-2025; beschikbaar op: http://www.jiangsu.gov.cn/art/2019/5/5/art_46144_8322422.html (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(38)  14e vijfjarenplan van de provincie Shandong voor de ontwikkeling van de staalindustrie; beschikbaar op: http://gxt.shandong.gov.cn/art/2021/11/18/art_15681_10296246.html (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(39)  Actieplan 2020 van de provincie Shanxi voor de transformatie en modernisering van de staalindustrie; beschikbaar op: http://gxt.shanxi.gov.cn/zfxxgk/zfxxgkml/cl/202110/t20211018_2708031.shtml (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(40)  Actieplan van de provincie Zhejiang voor het bevorderen van een hoge kwaliteit in de staalindustrie: “Fusies en reorganisaties van ondernemingen bevorderen, het concentratieproces versnellen, het aantal staalsmeltondernemingen beperken tot ongeveer tien ondernemingen”; beschikbaar op: https://www.dl.gov.cn/art/2021/12/20/art_854_1995411.html (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(41)  14e vijfjarenplan van de gemeente Liaoning Dalian voor de ontwikkeling van de verwerkende industrie: “Tegen 2025 zal de industriële outputwaarde van nieuwe materialen de 15 miljoen CNY bereiken en zijn de kwaliteit van de apparatuur en het vermogen om de belangrijkste materialen zeker te stellen duidelijk verbeterd.”; beschikbaar op: https://www.dl.gov.cn/art/2021/12/20/art_854_1995411.html (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(42)  Zie de website van de groep, beschikbaar op: http://www.ansteel.cn/about/jituangaoguan/ (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(43)  Zie de website van de onderneming, beschikbaar op: https://www.baosteel.com/about/manager (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(44)  Rapport, deel III, hoofdstuk 14, blz. 346 e.v.

(45)  Zie het 14e vijfjarenplan van de Volksrepubliek China voor nationale economische en sociale ontwikkeling en doelstellingen op lange termijn voor 2035, deel III, artikel VIII, beschikbaar op: https://cset.georgetown.edu/publication/china-14th-five-year-plan/ (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(46)  Zie met name de afdelingen I en II van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(47)  Zie het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, blz. 22.

(48)  Zie het actieplan 2022 ijzer en staal 1 + 3 van de gemeente Hebei Tangshan, hoofdstuk 4, afdeling 2; beschikbaar op: http://www.chinaisa.org.cn/gxportal/xfgl/portal/content.html?articleId=e2bb5519aa49b566863081d57aea9dfdd59e1a4f482bb7acd243e3ae7657c70b&columnId=3683d857cc4577e4cb75f76522b7b82cda039ef70be46ee37f9385ed3198f68a (geraadpleegd op 6 februari 2023).

(49)  Zie het artikel op de website van Ansteel: 鞍钢集团网站 (ansteel.cn) (Bron: Angang Daily, 24 november 2021).

(50)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635, overwegingen 134 en 135, en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/508 van de Commissie van 7 april 2020 (PB L 110 van 8.4.2020, blz. 3), overwegingen 143 en 144.

(51)  CISA, “Opmerkingen in het kader van het nieuwe onderzoek van de EU in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China”, ingediend op 19 mei 2022.

(52)  CISA, “Opmerkingen over de mededeling aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde in het nieuwe onderzoek van de EU in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal (WPP) van oorsprong uit de Volksrepubliek China”, ingediend op 16 september 2022.

(53)  PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17.

(54)  Bijvoorbeeld een verwijzing naar Uitvoeringsverordening (EU) nr. 214/2013, punt 80 van het verzoek (PB L 73 van 15.3.2013, blz. 1).

(55)  Zie artikel LXIV, afdeling 2 van het 14e vijfjarenplan.

(56)  Zie afdeling VIII van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie.

(57)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(58)  Als het onderzochte product in geen enkel land met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau wordt geproduceerd, kan de productie van een product in dezelfde algemene categorie en/of sector als van het onderzochte product in aanmerking worden genomen.

(59)  https://www.globalpetrolprices.com/Mexico/electricity_prices/

(60)  https://www.cre.gob.mx/IPGN/index.html

(61)  https://ilostat.ilo.org/data/country-profiles/

(62)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33), zoals gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/749 van de Commissie van 24 februari 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de schrapping van Kazachstan van de lijst van landen in bijlage I bij die verordening (PB L 113 van 29.4.2017, blz. 11).

(63)  https://www.cre.gob.mx/IPGN/index.html

(64)  https://s2.q4cdn.com/156255844/files/doc_financials/quarterly/2021/4Q2021/FS-Ternium-Dec31-2021.pdf

(65)  Worldsteel, 26.1.2021, in ThinkDesk China Research & Consulting, “China’s State-Business Nexus Revisited — Government Interventions and Market Distortions in the Chinese Steel Industry”, 17 oktober 2021, blz. 92.

(66)  OESO, “Latest developments in steelmaking capacity”, februari 2021, blz. 11.

(67)  ThinkDesk China Research & Consulting, “China’s State-Business Nexus Revisited — Government Interventions and Market Distortions in the Chinese Steel Industry”, 17 oktober 2021.

(68)  Momenteel zijn in de volgende landen antidumpingmaatregelen van kracht: Canada, VS, Turkije, Mexico en het VK. de GCC (Golfstaten) heeft vrijwaringsmaatregelen ingesteld en in de VS gelden bovendien maatregelen uit hoofde van afdeling 232.

(69)  PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24.

(70)  PB L 238 van 6.7.2021, blz. 32.

(71)  Overweging 139, Uitvoeringsverordening (EU) 2021/9 van de Commissie van 6 januari 2021 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB L 3 van 7.1.2021, blz. 4).

(72)  Overweging 210 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1100 van de Commissie van 5 juli 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Turkije (PB L 238 van 6.7.2021, blz. 32).

(73)  Idem.

(74)  Overweging 98 van PB L 3 van 7.1.2021, blz. 4.

(75)  Arrest van het Gerecht van 17 december 2008, HEG Ltd en Graphite India Ltd/Raad, T-462/04, ECLI:EU:T:2008:586, punt 67.

(76)  Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie heeft de Commissie voor een periode van drie jaar een vrijwaringsmaatregel ten aanzien van bepaalde staalproducten ingesteld. Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1029 van de Commissie is de vrijwaringsmaatregel verlengd tot en met 30 juni 2024.

(77)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1788 van de Commissie van 8 oktober 2021 tot schorsing van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1784 ingestelde definitieve antidumpingrechten op gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 359 van 11.10.2021, blz. 105).

(78)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat G, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(79)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(80)  Voorheen “Hebei Iron & Steel Co., Ltd Tangshan Branch”.

(81)  Voorheen “Hebei Iron & Steel Co., Ltd Chengde Branch”.


Top