Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023D0672

    Besluit (EU) 2023/672 van de Europese Centrale Bank van 10 maart 2023 betreffende de delegatie van de bevoegdheid om besluiten vast te stellen betreffende inspecties ter plaatse en onderzoeken van interne modellen (ECB/2023/5)

    ECB/2023/5

    PB L 84 van 23.3.2023, p. 18–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 23/03/2023

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/672/oj

    23.3.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 84/18


    BESLUIT (EU) 2023/672 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

    van 10 maart 2023

    betreffende de delegatie van de bevoegdheid om besluiten vast te stellen betreffende inspecties ter plaatse en onderzoeken van interne modellen (ECB/2023/5)

    DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (1), en met name artikel 99,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (2), en met name de artikelen 11 en 12,

    Gezien Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (3), en met name de artikelen 143, 144, 145 en 146,

    Gezien Besluit (EU) 2017/933 van de Europese Centrale Bank van 16 november 2016 betreffende een algemeen kader voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden voor met toezichttaken verband houdende rechtsinstrumenten (ECB/2016/40) (4), en met name artikel 4,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Binnen het kader van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) de exclusieve taak toezicht te houden op kredietinstellingen met het oog op een consistente toepassing van de toezichtsnormen, het bevorderen van de financiële stabiliteit en het waarborgen van een gelijk speelveld.

    (2)

    Krachtens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 kan de ECB met het oog op de uitvoering van de haar bij die verordening opgedragen taken alle nodige inspecties ter plaatse in de bedrijfsruimten van de in artikel 10, lid 1, van die verordening bedoelde rechtspersonen verrichten en in andere ondernemingen die onder toezicht op geconsolideerde basis vallen en waarvoor de ECB overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt g), van die verordening de consoliderende toezichthouder is.

    (3)

    Krachtens artikel 99, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU stelt de ECB als bevoegde autoriteit jaarlijks een ECB-besluit vast betreffende een programma voor onderzoek door de toezichthouder (supervisory examination programme — SEP) (hierna een “SEP-besluit” genoemd), dat onder meer het plan bevat voor inspecties in bedrijfsruimten van een instelling, met inbegrip van haar bijkantoren en dochterondernemingen die in andere lidstaten gevestigd zijn, overeenkomstig de artikelen 52, 119 en 122 van Richtlijn 2013/36/EU. Het SEP heeft met name betrekking op inspecties ter plaatse op het risico van een instelling, risicocontroles en governance, en inspecties ter plaatse op diepgaande beoordelingen van interne modellen die door een instelling worden gebruikt voor de berekening van de eigenvermogensvereisten, met name met betrekking tot de methoden, economische geschiktheid, risico’s, risicocontroles en governance.

    (4)

    Een SEP-besluit kan in de loop van het jaar worden gewijzigd om tegemoet te komen aan de operationele behoeften van de ECB, wijzigingen in de situatie van onder toezicht staande entiteiten of verzoeken van onder toezicht staande entiteiten, en om de doeltreffende uitvoering van geplande inspecties te waarborgen. Wijzigingen van een SEP-besluit moeten worden doorgevoerd bij een door de ECB vastgesteld besluit. Een dergelijk wijzigingsbesluit kan voorzien in de annulering van goedgekeurde inspecties, een wijziging van de reikwijdte van de geplande inspecties of de opname van aanvullende inspecties in het SEP voor het betrokken jaar. Krachtens artikel 12, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 wordt de geïnspecteerde rechtspersoon in kennis gesteld van het ECB-besluit om een inspectie ter plaatse of een onderzoek van interne modellen uit te voeren voordat de inspectie van start gaat.

    (5)

    Teneinde het besluitvormingsproces te vergemakkelijken en de ECB in staat te stellen doelmatig te reageren op veranderingen in de situatie van onder toezicht staande entiteiten die van invloed zijn op het verloop en de reikwijdte van geplande inspecties, is een delegatiebesluit nodig met betrekking tot de vaststelling van dergelijke besluiten tot wijziging van SEP-besluiten. Een dergelijk delegatiebesluit moet ruimte bieden voor gevallen waarin één gedelegeerd besluit wijzigingen van meer dan één geplande inspectie bevat. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bevestigd dat bevoegdheidsdelegatie nodig kan zijn, opdat een instelling die een aanzienlijk aantal besluiten moet vaststellen haar taken kan vervullen. Evenzo heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie de noodzaak van het goed functioneren van besluitvormende organen erkend als een beginsel dat inherent is aan elk institutioneel stelsel (5).

    (6)

    De delegatie van besluitvormende bevoegdheden moet beperkt en evenredig zijn en de delegatiereikwijdte moet duidelijk omschreven zijn.

    (7)

    Op 24 juni 2020 heeft de Raad van bestuur besloten een nauwe samenwerking aan te gaan tussen de ECB en de Republiek Bulgarije (6). Artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat wanneer overeenkomstig dat artikel een nauwe samenwerking is aangegaan, de ECB met het oog op de uitvoering van bepaalde taken ten aanzien van kredietinstellingen die gevestigd zijn in een lidstaat die niet de euro als munt heeft, instructies kan richten tot de nationale bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Het is daarom passend dergelijke instructies op te nemen in de handelingen die de ECB overeenkomstig de relevante bepalingen van dit besluit kan vaststellen door middel van delegatie aan hoofden van arbeidseenheden.

    (8)

    Besluit (EU) 2017/933 (ECB/2016/40) verduidelijkt de voor de vaststelling van delegatiebesluiten betreffende toezicht te volgen procedure en verduidelijkt eveneens aan welke personen besluitvormingsbevoegdheden mogen worden gedelegeerd. Dat besluit doet geen afbreuk aan de vervulling van toezichttaken door de ECB en laat de bevoegdheden van de raad van toezicht om volledige ontwerpbesluiten aan de Raad van bestuur voor te leggen onverlet.

    (9)

    Indien niet is voldaan aan de in dit besluit vastgelegde criteria voor de vaststelling van een gedelegeerd besluit, moeten besluiten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 26, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 13 octies van Besluit ECB/2004/2 van de Europese Centrale Bank (7) neergelegde procedure van geen bezwaar. Voorts zou de procedure van geen bezwaar eveneens moeten worden gevolgd indien de hoofden van arbeidseenheden bedenkingen hebben bij het vervullen van de beoordelingscriteria vanwege de complexiteit van de beoordeling of de gevoeligheid van de zaak, en wanneer de uitkomst van de desbetreffende beoordeling rechtstreeks van invloed is op een of meer van die andere besluiten, waardoor de besluiten gelijktijdig door hetzelfde besluitvormende orgaan moeten worden overwogen om tegenstrijdige uitkomsten te voorkomen.

    (10)

    ECB-toezichtbesluiten kunnen overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 administratief worden getoetst, zoals nader bepaald in Besluit ECB/2014/16 van de Europese Centrale Bank (8). In het geval van een dergelijke administratieve toetsing dient de raad van toezicht rekening te houden met het advies van de administratieve raad voor toetsing en een nieuw ontwerpbesluit aan de Raad van bestuur voor te leggen ter vaststelling overeenkomstig de procedure van geen bezwaar,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Definities

    Voor de toepassing van dit besluit gelden de volgende definities:

    1)

    “programma voor onderzoek door de toezichthouder” of “SEP”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 99, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU;

    2)

    “SEP-besluit”: een ECB-besluit betreffende een programma voor onderzoek door de toezichthouder;

    3)

    “inspectie ter plaatse”: een inspectie in de bedrijfsruimten van in artikel 10, lid 1, bedoelde rechtspersonen en in andere ondernemingen die onder toezicht op geconsolideerde basis vallen en waarvoor de ECB overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt g), van Verordening (EU) nr. 1024/2013 de consoliderende toezichthouder is;

    4)

    “onderzoek van interne modellen”: een inspectie ter plaatse met betrekking tot het gebruik van interne modellen voor de berekening van de in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9) neergelegde eigenvermogensvereisten met het oog op de vaststelling van een besluit betreffende interne modellen;

    5)

    “inspectie”: een inspectie ter plaatse of een onderzoek van interne modellen;

    6)

    “ECB-toezichtbesluit”: een gedelegeerd besluit als gedefinieerd in artikel 2, punt 26, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17);

    7)

    “belangrijke onder toezicht staande entiteit”: een belangrijke onder toezicht staande entiteit als gedefinieerd in artikel 2, punt 16, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17);

    8)

    “minder belangrijke onder toezicht staande entiteit”: een minder belangrijke onder toezicht staande entiteit als gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17);

    9)

    “geïnspecteerde rechtspersoon”: een van de volgende entiteiten:

    a)

    een belangrijke instelling;

    b)

    een minder belangrijke instelling ten aanzien waarvan de ECB krachtens artikel 6, lid 5, punt b), van Verordening (EU) nr. 1024/2013 een besluit heeft vastgesteld dat de ECB alle in artikel 6, lid 4, van die verordening bedoelde relevante bevoegdheden rechtstreeks zal uitoefenen;

    c)

    elke andere rechtspersoon als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en elke andere onderneming die onder toezicht op geconsolideerde basis valt en waarvoor de ECB overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt g), van Verordening (EU) 1024/2013 de consoliderende toezichthouder is;

    10)

    “GTM-middelen”: de personeelsleden van de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten die het team voor inspecties ter plaatse vormen overeenkomstig artikel 144 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17);

    11)

    “besluit betreffende inspecties ter plaatse”: een ECB-besluit tot wijziging van het goedgekeurde SEP-besluit met betrekking tot een of meer geplande inspecties ter plaatse;

    12)

    “besluit betreffende onderzoeken van interne modellen”: een ECB-besluit tot wijziging van het goedgekeurde SEP-besluit met betrekking tot een of meer geplande onderzoeken van interne modellen;

    13)

    “delegatiebesluit”: een delegatiebesluit als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Besluit (EU) 2017/933 (ECB/2016/40);

    14)

    “gedelegeerd besluit”: een gedelegeerd besluit als gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Besluit (EU) 2017/933 (ECB/2016/40);

    15)

    “hoofden van arbeidseenheden”: hoofden van arbeidseenheden van de ECB aan wie de bevoegdheid tot vaststelling van besluiten betreffende inspecties ter plaatse en besluiten betreffende onderzoeken van interne modellen wordt gedelegeerd;

    16)

    “procedure van geen bezwaar”: de in artikel 26, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 neergelegde en in artikel 13 octies van Besluit ECB/2004/2 nader beschreven procedure;

    17)

    “negatief besluit”: een besluit dat de reikwijdte van een geplande inspectie ter plaatse of een gepland onderzoek van interne modellen uitbreidt, tenzij dat besluit wordt vastgesteld naar aanleiding van een verzoek van de onder toezicht staande entiteit. Een besluit met aanvullende bepalingen zoals voorwaarden, verplichtingen of beperkingen wordt als een negatief besluit beschouwd, tenzij die aanvullende bepalingen: a) garanderen dat de onder toezicht staande entiteit voldoet aan de vereisten van het relevante Unierecht en schriftelijk zijn overeengekomen, of b) slechts een of meerdere bestaande vereisten herhalen waaraan de onder toezicht staande entiteit krachtens het Unierecht moet voldoen of informatie vereisen betreffende de naleving van een of meerdere van die vereisten;

    18)

    “gevoeligheid”: een kenmerk of factor met een mogelijk negatieve impact op de reputatie van de ECB en/of op de doeltreffende en consistente werking van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme, met inbegrip van, maar niet beperkt tot de situatie waarin: a) de betrokken onder toezicht staande entiteit eerder aan strenge toezichtmaatregelen, zoals vroegtijdige interventiemaatregelen, onderworpen was of momenteel onderworpen is; b) het ontwerpbesluit, zodra het is vastgesteld, een nieuw precedent zal scheppen dat de ECB in de toekomst zou kunnen binden; c) het ontwerpbesluit, zodra het is vastgesteld, negatieve aandacht van de media of het publiek kan trekken, of d) een nationale bevoegde autoriteit die nauwe samenwerking met de ECB is aangegaan, aan de ECB meedeelt dat zij het niet eens is met de voorgestelde ontwerpinstructies.

    Artikel 2

    Onderwerp en reikwijdte

    1.   In dit besluit worden de criteria voor de delegatie van besluitvormingsbevoegdheden tot vaststelling van besluiten betreffende inspecties ter plaatse en besluiten betreffende onderzoeken van interne modellen aan de hoofden van arbeidseenheden van de ECB vastgelegd.

    2.   De delegatie van besluitvormingsbevoegdheden laat de beoordeling door de toezichthouder met het oog op het nemen van ECB-toezichtbesluiten naar aanleiding van de inspectie ter plaatse en het onderzoek van interne modellen onverlet.

    Artikel 3

    Delegatie van besluiten met betrekking tot inspecties ter plaatse en besluiten betreffende interne onderzoeken van interne modellen

    1.   In overeenstemming met artikel 4 van Besluit (EU) 2017/933 (ECB/2016/40) delegeert de Raad van bestuur hierbij aan de overeenkomstig artikel 5 van dat besluit door de directie benoemde hoofden van arbeidseenheden de bevoegdheid tot vaststelling van besluiten betreffende:

    a)

    inspecties ter plaatse krachtens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1024/2013;

    b)

    onderzoeken van interne modellen krachtens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

    2.   De delegatie van besluitvormingsbevoegdheden krachtens lid 1 is van toepassing op:

    a)

    de vaststelling van besluiten door de ECB;

    b)

    de vaststelling van instructies door de ECB die krachtens artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 geadresseerd zijn aan de nationale bevoegde autoriteiten waarmee de ECB een nauwe samenwerking is aangegaan.

    3.   De in lid 1 bedoelde besluiten betreffende inspecties ter plaatse worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien aan een of meer van de in artikel 4 neergelegde criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten is voldaan.

    4.   De in lid 1 bedoelde besluiten betreffende onderzoeken van interne modellen worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien aan een of meer van de in artikel 5 neergelegde criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten is voldaan.

    5.   Besluiten betreffende inspecties ter plaatse en besluiten betreffende onderzoeken van interne modellen worden niet door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien de complexiteit van de beoordeling of de gevoeligheid van de zaak vereisen dat zij worden vastgesteld volgens de procedure van geen bezwaar, of indien de beoordeling door de toezichthouder van die besluiten rechtstreeks van invloed is op de beoordeling door de toezichthouder van een ander besluit dat volgens procedure van geen bezwaar moet worden vastgesteld.

    6.   Negatieve besluiten betreffende inspecties ter plaatse en negatieve besluiten betreffende onderzoeken van interne modellen worden niet vastgesteld door middel van een gedelegeerd besluit.

    Artikel 4

    Criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten met betrekking tot inspecties ter plaatse

    1.   Besluiten betreffende inspecties ter plaatse worden alleen door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien zij tot een of meer van de volgende categorieën behoren en aan een of meer van de voor die categorie vastgestelde relevante criteria is voldaan.

    a)

    Besluiten tot annulering van geplande inspecties ter plaatse: dergelijke besluiten worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien de geplande inspectie ter plaatse niet kan worden uitgevoerd of zinledig is geworden is als gevolg van een of meer van de volgende factoren: i) een wijziging in de interne organisatie of de eigendomsstructuur van de geïnspecteerde rechtspersoon, waardoor het onmogelijk wordt de inspectie ter plaatse te verrichten; ii) de geïnspecteerde rechtspersoon is naar eigen zeggen nog niet klaar voor de inspectie ter plaatse in de geplande periode;

    b)

    Besluiten betreffende de naamswijziging van rechtspersonen die onder de reikwijdte van de inspecties ter plaatse vallen: dergelijke besluiten van de ECB worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien het specifieke besluit zal worden vastgesteld naar aanleiding van de mededeling aan de ECB over: i) een wijziging in de eigendomsstructuur van een geïnspecteerde rechtspersoon of ii) een naamswijziging van een geïnspecteerde rechtspersoon;

    c)

    Besluiten tot beperking van de reikwijdte van inspecties ter plaatse: dergelijke besluiten worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien de geplande inspectie ter plaatse niet binnen de oorspronkelijke reikwijdte kan worden uitgevoerd vanwege een of meer van de volgende factoren: i) een gebrek aan GTM-middelen om inspecties ter plaatse te verrichten; ii) een wijziging in de interne organisatie of de eigendomsstructuur van de geïnspecteerde rechtspersoon; iii) de geïnspecteerde rechtspersoon is naar eigen zeggen nog niet klaar voor de inspectie ter plaatse in de geplande periode;

    d)

    Besluiten tot correctie van schrijffouten en andere kennelijke onjuistheden in het SEP-besluit: dergelijke besluiten worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien de correcties geen gevolgen hebben voor de reikwijdte van de geplande inspectie ter plaatse.

    2.   De hoofden van arbeidseenheden beoordelen de wenselijkheid van wijzigingen van het SEP-besluit voor de inspecties ter plaatse, rekening houdend met het toezichtsdoel van de inspectie ter plaatse, de noodzaak van een doeltreffende en doelmatige uitvoering van inspecties ter plaatse, de beschikbaarheid van GTM-middelen en alle relevante ontwikkelingen die van invloed zijn op de geïnspecteerde rechtspersoon.

    Artikel 5

    Criteria voor de vaststelling van gedelegeerde besluiten met betrekking tot onderzoeken van interne modellen

    1.   Besluiten betreffende inspecties ter plaatse worden alleen door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien zij tot een of meer van de volgende categorieën behoren en aan een of meer van de voor die categorie vastgestelde relevante criteria is voldaan.

    a)

    Besluiten tot annulering van geplande onderzoeken van interne modellen: dergelijke besluiten worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien het specifieke besluit in overeenstemming met: i) een intrekking door een geïnspecteerde rechtspersoon van een aanvraag voor het eerste gebruik, de materiële wijziging of de uitbreiding van interne modellen (hierna een “aanvraag” genoemd); ii) een wijziging van een aanvraag; iii) een verzoek om uitstel van het besluit op een aanvraag, of indien het geplande onderzoek van de interne modellen niet kan worden uitgevoerd vanwege een gebrek aan GTM-middelen om het onderzoek uit te voeren;

    b)

    Besluiten tot naamswijziging van rechtspersonen die onder de reikwijdte van de inspecties ter plaatse vallen: dergelijke besluiten worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien het specifieke besluit wordt vastgesteld naar aanleiding van de mededeling aan de ECB over: i) een wijziging in de eigendomsstructuur van een geïnspecteerde rechtspersoon, of ii) een naamswijziging van een geïnspecteerde rechtspersoon;

    c)

    Besluiten tot wijziging van de reikwijdte van geplande onderzoeken van interne modellen: dergelijke besluiten worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien het specifieke besluit wordt vastgesteld in het kader van de herroeping of wijziging van een aanvraag door een geïnspecteerde rechtspersoon;

    d)

    Besluiten tot correctie van schrijffouten en andere kennelijke onjuistheden in het SEP-besluit: dergelijke besluiten worden door middel van een gedelegeerd besluit vastgesteld indien de correcties geen gevolgen hebben voor de reikwijdte van het onderzoek van interne modellen.

    2.   De hoofden van arbeidseenheden beoordelen de wenselijkheid van wijzigingen van het SEP-besluit voor de onderzoeken van interne modellen, rekening houdend met het door de geïnspecteerde rechtspersonen ingediende verzoek dat de onderzoeken in gang zet, de noodzaak van een doeltreffende en doelmatige uitvoering van onderzoeken, de beschikbaarheid van GTM-middelen en alle relevante ontwikkelingen die van invloed zijn op de geïnspecteerde rechtspersoon.

    Artikel 6

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Frankfurt am Main, 10 maart 2023.

    De president van de ECB

    Christine LAGARDE


    (1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

    (2)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

    (3)  PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1.

    (4)  PB L 141 van 1.6.2017, blz. 14.

    (5)  Arrest van het Hof van Justitie van 23 september 1986, AKZO Chemie/Commissie, 5/85, ECLI:EU:C:1986:328, punt 37; en arrest van het Hof van Justitie van 26 mei 2005, Carmine Salvatore Tralli/ECB, C-301/02 P, ECLI:EU:C:2005:306, punt 59.

    (6)  Besluit (EU) 2020/1015 van de Europese Centrale Bank van 24 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van nauwe samenwerking tussen de Europese Centrale Bank en Българска народна банка (Nationale Bank van Bulgarije) (ECB/2020/30) (PB L 224 I van 13.7.2020, blz. 1).

    (7)  Besluit ECB/2004/2 van de Europese Centrale Bank van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33).

    (8)  Besluit ECB/2014/16 van de Europese Centrale Bank van 14 april 2014 betreffende de oprichting van een administratieve raad voor toetsing en zijn werkwijze (PB L 175 van 14.06.2014, blz. 47).

    (9)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).


    Top