EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R2064

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2064 van de Commissie van 25 augustus 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vaststelling van een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Adriatische Zee en in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee

C/2021/6163

PB L 421 van 26.11.2021, p. 9–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2023: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2023

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2021/2064/oj

26.11.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 421/9


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2064 VAN DE COMMISSIE

van 25 augustus 2021

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vaststelling van een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Adriatische Zee en in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Nadat een aantal lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserijen in de Middellandse Zee (Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Malta en Slovenië) in 2016 drie gezamenlijke aanbevelingen bij de Commissie hadden ingediend, werd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 van de Commissie (2) een teruggooiplan vastgesteld dat van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 van toepassing was op bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee. Die drie gezamenlijke aanbevelingen betroffen respectievelijk het westelijke deel van de Middellandse Zee, de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee.

(2)

Om onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten te voorkomen, werd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 een de-minimisvrijstelling voor demersale soorten vastgesteld. Die verordening verstrijkt op 31 december 2021.

(3)

Kroatië, Italië en Slovenië (“Adriatica-groep op hoog niveau”) en Griekenland, Italië, Cyprus en Malta (“Sudestmed-groep op hoog niveau”) hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in respectievelijk de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee. Op 7 en 14 mei 2021 hebben de Adriatica-groep op hoog niveau en de Sudestmed-groep op hoog niveau wetenschappelijk bewijs ingediend met het verzoek tot verlenging van de de-minimisvrijstelling van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86.

(4)

De de-minimisvrijstellingen voor kleine pelagische soorten in visserijen die deze soorten als doelsoort hebben, zijn vastgelegd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/161 van de Commissie (3). De-minimisvrijstellingen voor bijvangsten van kleine pelagische soorten in demersale visserijen moeten overeenkomstig het wetenschappelijke bewijs en het verzoek van de groepen op hoog niveau daarentegen worden opgenomen in de onderhavige verordening.

(5)

Het wetenschappelijke bewijs werd van 17 tot en met 21 mei 2021 door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeeld (4). De Adriatica-groep op hoog niveau en de Sudestmed-groep op hoog niveau dienden op respectievelijk 13 en 21 juli 2021 wetenschappelijk bewijs in dat was bijgewerkt op basis van het wetenschappelijk advies van het WTECV.

(6)

De Commissie merkt op dat soorten in de Adriatische Zee en in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee tegelijk en in sterk wisselende hoeveelheden worden gevangen, hetgeen een eenbestandsbenadering problematisch maakt. Voorts worden deze soorten gevangen door kleinschalige vissersvaartuigen en aangeland op veel verschillende aanlandingspunten die geografisch gespreid langs de kust liggen, waardoor onevenredig hoge kosten zijn gemoeid met de behandeling van ongewenste vangsten.

(7)

Het WTECV merkte op dat de gecombineerde de-minimisaanpak van het verstrekte wetenschappelijke bewijs betrekking heeft op een brede groep soorten met een breed scala aan teruggooipercentages, maar vond een dergelijke brede dekking een valide aanpak gezien de complexiteit van de visserijen in de Adriatische Zee en in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee. Voorts nam het WTECV in aanmerking dat individuele de-minimisvrijstellingen voor één enkele soort waarschijnlijk aanleiding zouden geven tot veel afzonderlijke vrijstellingen die even moeilijk te monitoren zouden zijn.

(8)

De Adriatica-groep op hoog niveau heeft geactualiseerde wetenschappelijke gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de kosten die gemoeid zijn met de behandeling van ongewenste vangsten, onevenredig hoog zijn. Volgens het WTECV waren er ramingen van de kostenstijging verstrekt, maar viel moeilijk te beoordelen op welk niveau de kosten onevenredig zijn. Het WTECV merkte op dat verdere informatie over onevenredige kosten zou kunnen worden verstrekt en dat een evaluatie van de effecten van de vrijstelling zou moeten worden verricht. Het WTECV merkte voorts op dat prioriteit zou moeten worden gegeven aan het terugdringen van ongewenste vangsten door gebruik te maken van selectief vistuig of beschermde mariene gebieden. De Commissie staat positief tegenover de toezegging van de Adriatica-groep op hoog niveau om prioritair verder te werken aan de selectiviteit en visserijruimtelijke beperkingen om ongewenste vangsten terug te dringen. De Commissie is van oordeel dat de vrijstelling overeenkomstig de voorgestelde percentages moet worden verlengd.

(9)

In het geactualiseerde wetenschappelijke bewijs voor de Adriatische Zee wordt voorgesteld de de-minimisvrijstelling voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), sardine (Sardina pilchardus), makreel (Scomber spp.) en horsmakreel (Trachurus spp.) tot eind 2022 te verlengen voor ten hoogste 5 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van deze soorten die worden gevangen door vaartuigen die bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX) gebruiken. Het WTECV overwoog dat er voor deze visserij sprake was van een zeer aanzienlijk teruggooipercentage, maar dat er nog selectiviteitsprojecten lopen. De Commissie is van oordeel dat de vrijstelling overeenkomstig de voorgestelde percentages moet worden verlengd met één jaar. De Adriatica-groep op hoog niveau moet uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende gegevens indienen die berusten op de lopende studies en een evaluatie van het effect van de vrijstelling.

(10)

De Sudestmed-groep op hoog niveau heeft geactualiseerde wetenschappelijke gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de kosten die gemoeid zijn met de behandeling van ongewenste vangsten, onevenredig hoog zijn. Volgens het WTECV waren er ramingen van de kostenstijging verstrekt, maar viel moeilijk te beoordelen op welk niveau de kosten onevenredig zijn. Het WTECV merkte op dat verdere informatie over onevenredige kosten zou kunnen worden verstrekt en dat een evaluatie van de effecten van de vrijstelling zou moeten worden verricht. Het WTECV merkte voorts op dat prioriteit zou moeten worden gegeven aan het terugdringen van ongewenste vangsten door gebruik te maken van selectief vistuig of beschermde mariene gebieden. De Commissie staat positief tegenover de toezegging van de Sudestmed-groep op hoog niveau om prioritair verder te werken aan de selectiviteit en visserijruimtelijke beperkingen om ongewenste vangsten terug te dringen. De Commissie is van oordeel dat de vrijstelling overeenkomstig de voorgestelde percentages moet worden verlengd.

(11)

Gezien het grote aantal verschillende soorten dat tegelijk wordt gevangen in demersale visserijen met haken, lijnen, kieuwnetten en schakelnetten in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee, heeft de Sudestmed-groep op hoog niveau uiteenlopende de-minimisdrempels voorgesteld, waarbij voor soorten die vaker worden gevangen een lagere de-minimisdrempel geldt dan voor soorten die minder vaak worden gevangen. Omdat daarmee recht wordt gedaan aan de realiteit van de gemengde visserijen in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee, is de Commissie van mening dat de vrijstelling moet worden verleend overeenkomstig de voorgestelde percentages.

(12)

In het geactualiseerde wetenschappelijke bewijs dat voor het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee is verstrekt, wordt voorgesteld de de-minimisvrijstelling voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), sardine (Sardina pilchardus), makreel (Scomber spp.) en horsmakreel (Trachurus spp.) tot eind 2022 te verlengen voor ten hoogste 5 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van deze soorten die worden gevangen door vaartuigen die bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX) gebruiken. Het WTECV overwoog dat er voor deze visserij sprake was van een zeer aanzienlijk teruggooipercentage, maar dat er nog selectiviteitsprojecten lopen. De Commissie is van oordeel dat de vrijstelling overeenkomstig de voorgestelde percentages met één jaar moet worden verlengd. De Sudestmed-groep op hoog niveau moet uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende gegevens indienen die berusten op de lopende studies en een evaluatie van het effect van de vrijstelling.

(13)

De lidstaten hebben zich in hun bijgewerkte wetenschappelijke bewijs er opnieuw toe verbonden de selectiviteit van het vistuig te verhogen overeenkomstig de resultaten van de lopende onderzoeksprogramma’s, teneinde ongewenste vangsten, en met name vangsten kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten, te reduceren en te beperken.

(14)

Ook hebben de lidstaten zich in hun bijwerkte wetenschappelijke bewijs ertoe verbonden verdere gesloten gebieden aan te wijzen om het sterftecijfer onder jonge dieren te verlagen.

(15)

De gevraagde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 4, punt c).

(16)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Omwille van de rechtszekerheid moet deze verordening met ingang van 1 januari 2022 van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

De aanlandingsverplichting van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is in de Uniewateren van de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee overeenkomstig de onderhavige verordening van toepassing op demersale visserijen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

“geografische deelgebieden van de GFCM”: geografische deelgebieden van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean — GFCM) zoals afgebakend in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5);

b)

“Adriatische Zee”: de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM;

c)

“zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 14, 15, 16, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 en 27 van de GFCM.

Artikel 3

De-minimisvrijstelling

1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden van soorten op grond van artikel 15, lid 4, punt c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden teruggegooid:

a)

in de Adriatische Zee:

i)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.) voor 2022 en 2023 tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

ii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.) voor 2022 en 2023 tot 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) gebruiken;

iii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.) voor 2022 en 2023 tot 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die de rapido (TBB) gebruiken;

iv)

voor tong (Solea solea) voor 2022 en 2023 tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

v)

voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), rode zeebrasem (Pagellus bogaraveo), zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), goudbrasem (Sparus aurata) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) voor 2022 en 2023 tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

vi)

voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), rode zeebrasem (Pagellus bogaraveo), zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata) voor 2022 en 2023 tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) gebruiken;

vii)

voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), tong (Solea solea) en goudbrasem (Sparus aurata) voor 2022 en 2023 tot 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die haken en lijnen (LHP, LHM, LLS, LLD, LL, LTL, LX) gebruiken;

viii)

voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), sardine (Sardina pilchardus), makreel (Scomber spp.) en horsmakreel (Trachurus spp.) voor 2022 tot 5 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

b)

in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee:

i)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.) voor 2022 en 2023 tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

ii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.) voor 2022 en 2023 tot 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) gebruiken;

iii)

voor roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) voor 2022 en 2023 tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

iv)

voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), rode zeebrasem (Pagellus bogaraveo), zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), goudbrasem (Sparus aurata), langoustines (Nephrops norvegicus) en tong (Solea solea) voor 2022 en 2023 tot 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken;

v)

voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), rode zeebrasem (Pagellus bogaraveo), zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), goudbrasem (Sparus aurata), tong (Solea solea), zeekreeft (Homarus gammarus) en langoesten (Palinuridae) voor 2022 en 2023 tot 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die kieuwnetten en schakelnetten (GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN) gebruiken. Indien de aanlandingen van die soorten minder dan 25 % van de totale aanlandingen door de visserijen bedragen, mogen de terug te gooien hoeveelheden voor 2022 en 2023 ten hoogste 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten bedragen;

vi)

voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), goudgestreepte zeebrasem (Diplodus annularis), spitse ringbrasem (Diplodus puntazzo), witte zeebrasem (Diplodus sargus), zwartkopzeebrasem (Diplodus vulgaris), tandbaarzen (Epinephelus spp.), zandsteenbaars (Lithognathus mormyrus), rode zeebrasem (Pagellus bogaraveo), Spaanse zeebrasem (Pagellus acarne), zeebrasem (Pagellus erythrinus), gewone zeebrasem (Pagrus pagrus), wrakbaars (Polyprion americanus), heek (Merluccius merluccius) en goudbrasem (Sparus aurata) voor 2022 en 2023 tot 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die haken en lijnen (LHP, LHM, LLS, LLD, LL, LTL, LX) gebruiken. Indien de aanlandingen van die soorten minder dan 25 % van de totale aanlandingen door de visserijen bedragen, mogen de terug te gooien hoeveelheden ten hoogste 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten bedragen;

vii)

voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), sardine (Sardina pilchardus), makreel (Scomber spp.) en horsmakreel (Trachurus spp.) voor 2022 tot 5 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken.

2.   Uiterlijk op 1 mei 2022 dienen de lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserijen in de Adriatische Zee en het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee bij de Commissie aanvullende gegevens die berusten op de lopende studies en een evaluatie van het effect van de vrijstelling, en alle overige relevante wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van de in lid 1, punt a), viii), en punt b), vii, bedoelde vrijstelling. Het WTECV beoordeelt die gegevens en informatie uiterlijk op 31 juli 2022.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2023.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/86 van de Commissie van 20 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee (PB L 14 van 18.1.2017, blz. 4).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/161 van de Commissie van 23 oktober 2017 tot vaststelling van een de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting voor bepaalde kleine pelagische visserijen in de Middellandse Zee (PB L 30 van 2.2.2018, blz. 1).

(4)  Verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) — Evaluatie van de gezamenlijke aanbevelingen van 2021 over de aanlandingsverplichting (STECF-21-05). Bureau voor publicaties van de Europese Unie, Luxemburg.

Te vinden op: https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(5)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).


Top