Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R2063

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2063 van de Commissie van 25 augustus 2021 tot wijziging en rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen in de westelijke wateren voor de periode 2021-2023

    C/2021/6160

    PB L 421 van 26.11.2021, p. 6–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2023

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2021/2063/oj

    26.11.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 421/6


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2063 VAN DE COMMISSIE

    van 25 augustus 2021

    tot wijziging en rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen in de westelijke wateren voor de periode 2021-2023

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (1), en met name artikel 13,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 van de Commissie (2) bevat bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de westelijke wateren voor de periode 2021-2023, die zijn vastgesteld naar aanleiding van twee gezamenlijke aanbevelingen van België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal (“lidstaten van de zuidwestelijke wateren”) en van België, Ierland, Spanje, Frankrijk en Nederland (“lidstaten van de noordwestelijke wateren”).

    (2)

    Op grond van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 zijn bepaalde vrijstellingen van de aanlandingsverplichting voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2021. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moesten zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2021 aanvullende wetenschappelijke informatie ter ondersteuning van de vrijstelling indienen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) moest de verstrekte informatie uiterlijk op 31 juli 2021 beoordelen.

    (3)

    De lidstaten van de noordwestelijke wateren hebben na raadpleging van de adviesraad voor de noordwestelijke wateren en de adviesraad voor pelagische bestanden op 30 april 2021 een gezamenlijke aanbeveling bij de Commissie ingediend met het verzoek het teruggooiplan voor bepaalde visserijen in de noordwestelijke wateren te wijzigen.

    (4)

    De lidstaten van de zuidwestelijke wateren hebben na raadpleging van de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren en de adviesraad voor pelagische bestanden op 30 april 2021 een gezamenlijke aanbeveling bij de Commissie ingediend met het verzoek het teruggooiplan voor bepaalde visserijen in de zuidwestelijke wateren te wijzigen.

    (5)

    Het WTECV (3) heeft deze gezamenlijke aanbevelingen in mei 2021 geëvalueerd. De Commissie presenteerde de betrokken gedelegeerde ontwerphandelingen op 16 juli 2021 aan een deskundigengroep bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten in een vergadering die door het Europees Parlement als waarnemer werd bijgewoond.

    (6)

    In Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 is het toepassingsgebied vastgelegd van de vrijstellingen voor de noordwestelijke wateren (deelgebieden 5 van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee), met uitzondering van sector 5a en enkel Uniewateren van sector 5b, 6 en 7). In die verordening is ook het toepassingsgebied vastgelegd van de vrijstellingen voor de zuidwestelijke wateren (ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 (wateren rond de Azoren) en zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden) van het Cecaf (Comité voor de visserij in het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan). Omwille van de juridische duidelijkheid moet bij de toepassing van deze maatregelen uitdrukkelijk worden verwezen naar de Uniewateren van deze gebieden. Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 moet daarom worden gewijzigd.

    (7)

    De lidstaten van de noordwestelijke wateren hebben gevraagd om een nieuwe op overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor schol die met zegens (SSC) wordt gevangen in de ICES-sectoren 7b tot en met 7k. De lidstaten van de noordwestelijke wateren hebben nieuwe wetenschappelijk informatie verstrekt waaruit blijkt dat de overlevingskansen van schol in die visserij hoog zijn. Dat bewijs werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (4) dat de gegevens over de overlevingspercentages betrouwbaar zijn en ramingen opleverden die op robuuste overlevingskansen voor die visserij wijzen. De vrijstelling moet daarom worden opgenomen in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015.

    (8)

    Artikel 10, lid 4, punt b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 bevat een op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling tot en met 31 december 2021 voor grootoogrog die met bodemtrawls wordt gevangen in ICES-deelgebied 8. De lidstaten van de zuidwestelijke wateren vroegen om een verlenging van de vrijstelling tot en met 31 december 2023. Het WTECV heeft het wetenschappelijke bewijs van de lidstaten van de zuidwestelijke wateren geëvalueerd en kwam tot de conclusie dat de overlevingspercentages blijkens de meest recente studies laag zijn, zij het in sterk uiteenlopende mate. Voor 2021 zijn echter aanvullende onderzoeksstudies gepland waarin de overleving aan boord en de monitoring in gevangenschap worden gecombineerd. De vrijstelling moet daarom worden verlengd tot en met 2022, zodat er voldoende tijd is voor de afronding van de studies. De lidstaten moeten de door het WTECV gevraagde resultaten van deze studies uiterlijk op 1 mei 2022 indienen.

    (9)

    Artikel 13, lid 1, punt f), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 bevat een de-minimisvrijstelling voor evervis die in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7f tot en met 7k wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken. De lidstaten van de noordwestelijke wateren verzochten nader te bepalen dat de berekening van de vrijstelling moet worden gebaseerd op de vangsten van alle vistuigen. Het WTECV concludeerde (5) dat dit verzoek weliswaar gevolgen heeft voor het toegestane potentieel van de de-minimis-teruggooihoeveelheid, maar dat de impliciete teruggooihoeveelheid bij een de-minimis van 0,5 % gering is, ongeacht of de vangsten betrekking hebben op alle vistuigen of alleen op bodemtrawls. Voorts mag de vrijstelling alleen gelden voor de vistuigcodes van de betrokken bodemtrawls zoals vermeld in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011. De vrijstelling moet derhalve op deze voorwaarden worden verleend tot en met 31 december 2022. De lidstaten moeten de door het WTECV gevraagde vangstgegevens uiterlijk op 1 mei 2022 indienen.

    (10)

    Artikel 13, lid 1, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 bevat een de-minimisvrijstelling voor wijting die in de ICES-sectoren 7b tot en met 7k wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls en zegens, pelagische trawls en boomkorren gebruiken. Deze vrijstelling werd slechts tot en met december 2021 verleend vanwege de algehele staat van instandhouding van wijting in de ICES-deelgebieden 7b tot en met 7k. De lidstaten van de noordwestelijke wateren vroegen om een verlenging van de vrijstelling. Het WTECV heeft het wetenschappelijk bewijs van de lidstaten van de noordwestelijke wateren geëvalueerd en kwam tot de conclusie (6) dat de teruggooipercentages betrekkelijk laag zijn en dat de selectiviteit is verbeterd met de corrigerende maatregelen die in de Keltische Zee zijn ingevoerd (7). Wijting in de Keltische Zee is echter een bestand dat nauw is geassocieerd met kabeljauwvangsten in de Keltische Zee en streng wordt gemonitord. De vrijstelling moet daarom worden verlengd tot en met 31 december 2022 en de lidstaten moeten de door het WTECV gevraagde vangstgegevens uiterlijk op 1 mei 2022 verstrekken.

    (11)

    Artikel 14, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 bevat een de-minimisvrijstelling voor wijting die in ICES-deelgebied 8 wordt gevangen door vaartuigen die pelagische trawls, boomkorren, bodemtrawls en zegens gebruiken. De lijst van vistuigen vermeldt echter geen pelagische trawls (OTM, PTM en TM). De lidstaten van de zuidwestelijke wateren vroegen de Commissie om dit verzuim recht te zetten. De vrijstelling moet derhalve worden gewijzigd.

    (12)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 moet daarom dienovereenkomstig worden gerectificeerd en gewijzigd.

    (13)

    Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de Unievaartuigen en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van toepassing worden met ingang van 1 januari 2022,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)

    Artikel 1 wordt vervangen door:

    “In de Uniewateren van de noordwestelijke wateren (ICES-deelgebieden 5, 6 en 7), van de zuidwestelijke wateren (ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 (wateren rond de Azoren) en van de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden) is de aanlandingsverplichting van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 overeenkomstig de onderhavige verordening voor de periode 2021-2023 van toepassing in de demersale en pelagische visserijen.”.

    (2)

    Aan artikel 6, lid 1, wordt het volgende punt f) toegevoegd:

    “f)

    schol (Pleuronectes platessa) die in de ICES-sectoren 7b tot en met 7k wordt gevangen met zegens (SSC)”.

    (3)

    In artikel 10, lid 4, wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    die tot en met 31 december 2022 in ICES-deelgebied 8 met bodemtrawls worden gevangen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van deze vrijstelling voor met bodemtrawls gevangen grootoogroggen. Het WTECV beoordeelt deze informatie uiterlijk op 31 juli 2022.”.

    (4)

    Artikel 13, lid 1, punt f), wordt vervangen door:

    “f)

    voor evervis (Caproidae), tot maximaal 0,5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort, voor al het vistuig in die gebieden, door vaartuigen die in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7f tot en met 7k bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB) gebruiken;”.

    (5)

    In artikel 13 wordt lid 2 vervangen door:

    “De in lid 1, punt a), bedoelde de-minimisvrijstelling is van toepassing tot en met 31 december 2022. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende wetenschappelijke informatie over de vangstsamenstelling in. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2022.”.

    (6)

    In artikel 14, lid 1, wordt punt m) vervangen door:

    “m)

    voor wijting (Merlangius merlangus), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die pelagische trawls, boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, OTM, PTB, PTM, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, TM, SSC, SPR, SDN, SX, SV) gebruiken in ICES-deelgebied 8;”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2023.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 25 augustus 2021.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 83 van 25.3.2019, blz. 1.

    (2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 van de Commissie van 21 augustus 2020 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen in de westelijke wateren voor de periode 2021-2023 (PB L 415 van 10.12.2020, blz. 22).

    (3)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2874177/STECF+21-05+-+Ev+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf/caa87b65-ea4a-491a-8e59-4111e01e1c1d

    (4)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2874177/STECF+21-05+-+Ev+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf/caa87b65-ea4a-491a-8e59-4111e01e1c1d

    (5)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2874177/STECF+21-05+-+Ev+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf/caa87b65-ea4a-491a-8e59-4111e01e1c1d

    (6)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2874177/STECF+21-05+-+Ev+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf/caa87b65-ea4a-491a-8e59-4111e01e1c1d

    (7)  Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. PB L 31 van 29.1.2021, blz. 31.


    Top