Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020D2252

Besluit (EU) 2020/2252 van de Raad van 29 december 2020 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

PB L 444 van 31.12.2020, p. 2–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2020/2252/oj

Related international agreement
Related international agreement

31.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 444/2


BESLUIT (EU) 2020/2252 VAN DE RAAD

van 29 december 2020

betreffende de ondertekening, namens de Unie, en betreffende de voorlopige toepassing van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (het "Verenigd Koninkrijk") de Europese Raad op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) kennisgegeven van zijn voornemen zich terug te trekken uit de Unie en uit de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(2)

Op 30 januari 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/135 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1) (het "terugtrekkingsakkoord") vastgesteld. Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden.

(3)

Op 25 februari 2020 heeft de Raad Besluit (EU, Euratom) 2020/266 (2) vastgesteld waarbij de Commissie werd gemachtigd tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over een nieuwe partnerschapsovereenkomst. Die onderhandelingen zijn gevoerd volgens de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad van 25 februari 2020.

(4)

De onderhandelingen hebben geresulteerd in een Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de "handels- en samenwerkingsovereenkomst"), een Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (de "informatiebeveiligingsovereenkomst") en een Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor samenwerking op het gebied van het veilige en vreedzame gebruik van kernenergie (de "kernenergieovereenkomst").

(5)

Bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt de basis voor brede betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk vastgesteld, die wordt gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures. De informatiebeveiligingsovereenkomst is een aanvullende overeenkomst bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst en is intrinsiek verbonden met die overeenkomst, met name wat betreft de datums van toepassing en van beëindiging. Het besluit betreffende de ondertekening van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en de informatiebeveiligingsovereenkomst (de "overeenkomsten") moet daarom worden gebaseerd op de rechtsgrondslag voor de totstandbrenging van een associatie op basis waarvan de Unie verbintenissen kan aangaan op alle terreinen waarop de Verdragen van toepassing zijn..

(6)

Gezien de uitzonderlijke en unieke aard van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, die bestaat in een brede overeenkomst met een land dat zich heeft teruggetrokken uit de Unie, besluit de Raad hierbij gebruik te maken van de mogelijkheid dat de Unie haar externe bevoegdheid ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk uitoefent.

(7)

Het is passend de regelingen vast te stellen voor de vertegenwoordiging van de Unie in de partnerschapsraad en de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU dient de Commissie de Unie te vertegenwoordigen en de standpunten van de Unie in te nemen die door de Raad overeenkomstig de Verdragen worden vastgesteld. De Raad dient zijn beleidsbepalende en coördinerende taken als bedoeld in artikel 16, lid 1, VEU uit te oefenen door de standpunten vast te stellen die namens de Unie in de partnerschapsraad en de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités moeten worden ingenomen. Indien de partnerschapsraad of de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde comités wordt gevraagd handelingen met rechtsgevolgen vast te stellen, moeten de standpunten die namens de Unie in die organen worden ingenomen, worden bepaald volgens de procedure van artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(8)

Elke lidstaat moet de mogelijkheid hebben om, als deel van de delegatie van de Unie, één vertegenwoordiger af te vaardigen om de vertegenwoordiger van de Commissie te vergezellen in vergaderingen van de partnerschapsraad en van andere uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde gemengde organen.

(9)

Teneinde de Unie in staat te stellen snel en doeltreffend op te treden ter bescherming van haar belangen overeenkomstig de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en totdat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van corrigerende maatregelen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst wordt vastgesteld en in de Unie in werking treedt, moet de Commissie worden gemachtigd om corrigerende maatregelen te nemen, zoals de schorsing van verplichtingen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst of een aanvullende overeenkomst, bij inbreuken op bepaalde bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, dan wel bij niet-naleving van bepaalde voorwaarden, met name ten aanzien van de handel in goederen, het gelijke speelveld, wegvervoer, luchtvervoer, visserij en programma's van de Unie, als vastgesteld in de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om corrigerende en evenwichtsherstellende maatregelen en tegenmaatregelen te nemen. De Commissie moet de Raad tijdig en volledig informeren over haar voornemen dergelijke maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie moet ten volle rekening houden met de geuite zienswijzen. Een of meer lidstaten kunnen de Commissie verzoeken dergelijke maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft.

(10)

Om de Unie in staat te stellen tijdig te reageren indien niet langer aan de relevante voorwaarden wordt voldaan, moet de Commissie worden gemachtigd om bepaalde besluiten te nemen tot schorsing van de voordelen die aan het Verenigd Koninkrijk zijn toegekend uit hoofde van de bijlage betreffende biologische producten en de bijlage betreffende geneesmiddelen. De Commissie moet de Raad tijdig en volledig informeren over haar voornemen dergelijke maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie moet ten volle rekening houden met de geuite zienswijzen. Een of meer lidstaten kunnen de Commissie verzoeken dergelijke maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft.

(11)

Wanneer de Unie actie moet ondernemen om te voldoen aan de overeenkomsten, dient zij dat te doen overeenkomstig de Verdragen en met inachtneming van de grenzen van de aan elke instelling van de Unie toegekende bevoegdheden. Het is derhalve aan de Commissie om het Verenigd Koninkrijk de bij de overeenkomsten vereiste informatie te verstrekken of de bij de overeenkomsten vereiste kennisgevingen te verrichten, behalve wanneer de overeenkomsten verwijzen naar andere specifieke instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie, en om het Verenigd Koninkrijk over specifieke aangelegenheden te raadplegen. Het is eveneens aan de Commissie om de Unie te vertegenwoordigen voor een arbitragepanel als een geschil ter arbitrage is voorgelegd overeenkomstig de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Krachtens de in artikel 4, lid 3, VEU vermelde plicht tot loyale samenwerking dient de Commissie de Raad van tevoren te raadplegen, bijvoorbeeld door aan de Raad de hoofdpunten van de bijdragen die de Unie bij het arbitragepanel wil indienen, voor te leggen en door zo veel mogelijk met opmerkingen van de Raad rekening te houden.

(12)

De handels- en samenwerkingsovereenkomst sluit de mogelijkheid niet uit dat de lidstaten bilaterale regelingen of overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk aangaan met betrekking tot specifieke aangelegenheden die onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, op het vlak van luchtvervoer, administratieve samenwerking op de gebieden douane en btw en sociale zekerheid, onder bepaalde voorwaarden.

(13)

Het is daarom noodzakelijk te voorzien in een kader voor de lidstaten die besluiten een bilaterale regeling of overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk aan te gaan op het vlak van luchtvervoer, administratieve samenwerking op de gebieden douane en btw en sociale zekerheid, met inbegrip van de voorwaarden en de procedure die de lidstaten bij de onderhandelingen over en de sluiting van dergelijke bilaterale regelingen of overeenkomsten in acht moeten nemen, zodat deze verenigbaar zijn met het doel van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en met het Unierecht, en daarin rekening wordt gehouden met de interne markt en de ruimere belangen van de Unie. Voorts moeten lidstaten die voornemens zijn over bilaterale overeenkomsten te onderhandelen en dergelijke overeenkomsten te sluiten met het Verenigd Koninkrijk op gebieden die niet onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking, de Commissie in kennis stellen van hun intenties en van de voortgang van de onderhandelingen.

(14)

Er wordt aan herinnerd dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst, overeenkomstig artikel FINPROV.1, lid 3, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en in overeenstemming met de in de notulen van de bijeenkomst van de Europese Raad van 25 november 2018 opgenomen verklaring van de Europese Raad en van de Europese Commissie over de territoriale werkingssfeer van de toekomstige overeenkomsten, niet van toepassing is op Gibraltar en op dat grondgebied geen gevolgen heeft. Zoals aangegeven in die verklaring, sluit dit niet uit dat er met betrekking tot Gibraltar afzonderlijke overeenkomsten tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk kunnen worden gesloten, en, onverminderd de bevoegdheden van de Unie en met volledige eerbiediging van de territoriale integriteit van haar lidstaten, zoals gewaarborgd door artikel 4, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is voor die afzonderlijke overeenkomsten een voorafgaande goedkeuring van het Koninkrijk Spanje vereist.

(15)

De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van de handels- en samenwerkingsovereenkomst doet geen afbreuk aan de respectieve bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten met betrekking tot lopende of toekomstige onderhandelingen over, of ondertekening of sluiting van, internationale overeenkomsten met elk ander derde land, of met betrekking tot toekomstige onderhandelingen over, of ondertekening of sluiting van, aanvullende overeenkomsten als bedoeld in artikel COMPROV.2 [aanvullende overeenkomsten] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

(16)

Als land dat zich uit de Unie heeft teruggetrokken, bevindt het Verenigd Koninkrijk zich ten aanzien van de Unie in een andere en uitzonderlijke situatie in vergelijking met andere derde landen waarmee de Unie over overeenkomsten heeft onderhandeld en overeenkomsten heeft gesloten. In het terugtrekkingsakkoord is bepaald dat het Unierecht tijdens de overgangsperiode op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is, en dat de basis voor samenwerking met de lidstaten van de Unie aan het einde van die periode derhalve zeer groot is, met name op het gebied van de interne markt, het gemeenschappelijk visserijbeleid en vrijheid, veiligheid en recht. De overgangsperiode loopt af op 31 december 2020; na die datum zullen de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord inzake andere scheidingskwesties de vlotte beëindiging regelen van die samenwerking op een aantal gebieden. Indien de overeenkomsten niet in werking treden op 1 januari 2021, zal de samenwerking tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk afnemen tot een niveau dat noch gewenst is, noch in het belang van de Unie is, met een verstoring van de betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk tot gevolg. Die verstoringen kunnen worden beperkt door de voorlopige toepassing van de overeenkomsten.

(17)

Gelet op de uitzonderlijke situatie van het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de Unie, de urgentie van de situatie met het verstrijken van de overgangsperiode op 31 december 2020, en de noodzaak voldoende tijd te gunnen aan het Europees Parlement en de Raad om het beoogde besluit over de sluiting van de overeenkomsten en de teksten van de overeenkomsten op gepaste wijze te bestuderen, moeten de overeenkomsten derhalve voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

(18)

Gezien de bijzonder laattijdige voltooiing van de onderhandelingen over de overeenkomsten, slechts zeven dagen voordat de overgangsperiode ten einde loopt, was het niet mogelijk de teksten van de overeenkomsten vóór de ondertekening ervan te onderwerpen aan een definitieve juridische en taalkundige revisie. Daarom moeten de partijen onmiddellijk na de ondertekening van de overeenkomsten overgaan tot de definitieve juridische en taalkundige revisie van de teksten van de overeenkomsten in alle 24 authentieke talen. Die juridische en taalkundige revisie moet tijdig worden afgerond. Vervolgens moeten de partijen die gereviseerde teksten van de overeenkomsten in al die talen als authentiek en definitief vaststellen middels uitwisseling van diplomatieke nota's. Die gereviseerde teksten moeten ab initio in de plaats treden van de ondertekende versies van de overeenkomsten.

(19)

De overeenkomsten moeten worden ondertekend en de aangehechte verklaringen en kennisgeving moeten worden goedgekeurd namens de Unie.

(20)

De ondertekening van de handels- en samenwerkingsovereenkomst voor wat betreft aangelegenheden die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het "Euratom-Verdrag") vallen, is onderworpen aan een afzonderlijke procedure,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, met betrekking tot de andere aangelegenheden dan die welke onder het Euratom-Verdrag vallen, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst.

2.   Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst.

3.   De teksten van de overeenkomsten zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

1.   De Commissie vertegenwoordigt de Unie in de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en de gespecialiseerde comités die zijn ingesteld op grond van de artikelen INST.1 [partnerschapsraad] en INST.2 [comités] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, alsmede in overeenkomstig artikel INST.1 [partnerschapsraad], lid 4, punt g), of artikel INST.2 [comités], lid 2, punt g), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst daarnaast ingestelde gespecialiseerde handelscomités of gespecialiseerde comités.

Elke lidstaat heeft de mogelijkheid om, als deel van de delegatie van de Unie, één vertegenwoordiger af te vaardigen om de vertegenwoordiger van de Commissie te vergezellen in vergaderingen van de partnerschapsraad en van andere uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde gemengde organen.

2.   Teneinde de Raad in staat te stellen zijn beleidsvormende, coördinerende en besluitvormende functies overeenkomstig de Verdragen uit te oefenen, in het bijzonder via vaststelling van de namens de Unie in de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en gespecialiseerde comités in te nemen standpunten, zorgt de Commissie ervoor dat de Raad alle met om het even welke vergadering van die gemengde organen en met om het even welke via de schriftelijke procedure vast te stellen handelingen verband houdende informatie en documenten ruimschoots doch uiterlijk acht werkdagen vóór de aanvang van de desbetreffende vergadering of schriftelijke procedure ontvangt.

De Raad wordt ook tijdig op de hoogte gebracht van de besprekingen en het resultaat van de vergaderingen van de partnerschapsraad, het handelspartnerschapscomité, de gespecialiseerde handelscomités en de gespecialiseerde comités en van het gebruik van de schriftelijke procedure; tevens ontvangt hij de ontwerpnotulen en alle documenten met betrekking tot die vergaderingen of het gebruik van die procedure.

3.   Het Europees Parlement wordt in staat gesteld om gedurende het gehele proces overeenkomstig de Verdragen zijn institutionele prerogatieven ten volle uit te oefenen.

4.   Gedurende een periode van vijf jaar vanaf 1 januari 2021 brengt de Commissie jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad over de uitvoering en de toepassing van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 3

1.   Tot het moment dat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van de in de punten a) tot en met i) genoemde maatregelen in de Unie in werking treedt, wordt elk besluit van de Unie om dergelijke maatregelen te nemen door de Commissie genomen overeenkomstig de voorwaarden in de desbetreffende bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, voor wat betreft:

a)

de schorsing van de desbetreffende preferentiële behandeling van het (de) betrokken product(en), zoals uiteengezet in artikel GOODS.19 [maatregelen in geval van inbreuken op of ontduiking van de douanewetgeving] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

b)

de toepassing van corrigerende maatregelen en de schorsing van verplichtingen als uiteengezet in artikel LPFOFCSD.3.12 [corrigerende maatregelen] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

c)

de toepassing van evenwichtsherstellende maatregelen en tegenmaatregelen als uiteengezet in artikel LPFOFCSD.9.4 [evenwichtsherstel] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

d)

de toepassing van corrigerende maatregelen als uiteengezet in artikel ROAD.11 [corrigerende maatregelen] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

e)

compenserende maatregelen als uiteengezet in artikel FISH.9 [compenserende maatregelen in geval van intrekking of beperking van toegang] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

f)

de toepassing van corrigerende maatregelen als uiteengezet in artikel FISH.14 [corrigerende maatregelen en geschillenbeslechting] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

g)

de schorsing of beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan programma's van de Unie als uiteengezet in artikel UNPRO.3.1 [schorsing door de Europese Unie van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan een programma van de Unie] en artikel UNPRO.3.20 [beëindiging door de Europese Unie van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan een programma van de Unie] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

h)

een aanbod of aanvaarding van tijdelijke compensatie of de schorsing van verplichtingen in de context van naleving na een arbitrage- of deskundigenpanelprocedure uit hoofde van artikel INST.24 [tijdelijke maatregelen] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, met uitzondering van het bepaalde in Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3);

i)

de vrijwaringsmaatregelen en evenwichtsherstellende maatregelen als uiteengezet in artikel INST.36 [vrijwaringsmaatregelen] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

2.   De Commissie informeert de Raad tijdig en volledig over haar voornemen om in lid 1 genoemde maatregelen vast te stellen, teneinde een betekenisvolle uitwisseling van zienswijzen in de Raad mogelijk te maken. De Commissie houdt ten volle rekening met de geuite zienswijzen. De Commissie brengt waar passend ook het Europees Parlement op de hoogte.

3.   Wanneer er een bijzonder belang is voor één of meer lidstaten, kan die lidstaat of kunnen die lidstaten de Commissie verzoeken in lid 1 genoemde maatregelen te nemen. Indien de Commissie niet positief reageert op een dergelijk verzoek, moet zij de Raad tijdig in kennis stellen van de redenen die zij daarvoor heeft.

4.   De Commissie kan ook maatregelen vaststellen tot herinvoering van de rechten en verplichtingen uit hoofde van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, zoals die bestonden vóór de vaststelling van in lid 1 bedoelde maatregelen. De leden 2 en 3 zijn mutatis mutandis van toepassing.

5.   Voordat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van de in lid 1 genoemde maatregelen wordt vastgesteld, worden de in dit artikel vastgestelde regelingen door de Raad aan een toetsing onderworpen.

Artikel 4

Indien één of meer lidstaten een aanzienlijke moeilijkheid als gevolg van de uitvoering van de handels- en samenwerkingsovereenkomst aan de orde stellen, met name op het gebied van visserij, onderzoekt de Commissie dat verzoek bij voorrang en legt zij die kwestie indien nodig voor aan de partnerschapsraad, overeenkomstig de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. In gevallen waarin geen bevredigende oplossing werd gevonden, wordt die kwestie zo spoedig mogelijk behandeld in het kader van de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst voorziene toetsing. Wanneer die moeilijkheid voortduurt, worden de nodige stappen ondernomen om te onderhandelen over, en over te gaan tot de sluiting van, een overeenkomst waarbij in de handels- en samenwerkingsovereenkomst de nodige wijzigingen worden aangebracht.

Artikel 5

1.   De Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie een besluit te nemen om:

a)

de erkenning van gelijkwaardigheid te bevestigen of te schorsen na de beoordeling van de gelijkwaardigheid die uiterlijk op 31 december 2023 moet worden verricht overeenkomstig artikel 3 [erkenning van gelijkwaardigheid], lid 3, van bijlage TBT-4 [biologische producten] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

b)

de erkenning van gelijkwaardigheid te schorsen overeenkomstig artikel 3 [erkenning van gelijkwaardigheid], leden 5 en 6, van bijlage TBT-4 [biologische producten] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

c)

officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken te aanvaarden die door een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk zijn afgegeven voor buiten het bevoegdheidsgebied van de autoriteit van afgifte gevestigde productie-inrichtingen, en de voorwaarden te bepalen waaronder de Unie die officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken aanvaardt overeenkomstig artikel 5 [erkenning van inspecties], leden 3 en 4, van bijlage TBT-2 [geneesmiddelen] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst;

d)

de nodige uitvoeringsregelingen vast te stellen voor de uitwisseling van officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken met een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 6 [uitwisseling van officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken] van bijlage TBT-2 [geneesmiddelen] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst en voor de uitwisseling van informatie met een autoriteit van het Verenigd Koninkrijk betreffende inspecties van productie-inrichtingen uit hoofde van artikel 7 [waarborgen] van die bijlage;

e)

de erkenning van inspecties of de aanvaarding van door het Verenigd Koninkrijk afgegeven officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken te schorsen en het Verenigd Koninkrijk in kennis te stellen van haar voornemen om artikel 9 [schorsing] van bijlage TBT-2 [geneesmiddelen] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst toe te passen en overleg te plegen met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 8 [wijzigingen in de toepasselijke wetgeving], lid 3, van die bijlage;

f)

voor alle of enkele van de in aanhangsel C bij bijlage TBT-2 [geneesmiddelen] bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst genoemde producten de erkenning van inspecties of de aanvaarding van officiële documenten inzake goede fabricagepraktijken van de andere Partij geheel of gedeeltelijk te schorsen overeenkomstig artikel 9 [schorsing], lid 1, van die bijlage.

2.   De leden 2, 3, en 4 van artikel 3 zijn van toepassing.

Artikel 6

1.   De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over de regelingen bedoeld in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om die te ondertekenen en te sluiten:

a)

die regelingen worden uitsluitend aangegaan voor het in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst beschreven doel en overeenkomstig de bepalingen daarvan, en betreffen geen andere aangelegenheden, ongeacht of die al dan niet onder het toepassingsgebied van titel I van rubriek twee van deel twee [luchtvervoer] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen;

b)

die regelingen discrimineren niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.

2.   De lidstaten zijn gemachtigd de in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bedoelde vergunningen te verlenen onder de voorwaarden in die overeenkomst en overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het recht van de Unie en dat van de lidstaten. Daarbij discrimineren de lidstaten niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

3.   De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over de regelingen bedoeld in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, en om die te ondertekenen en te sluiten:

a)

die regelingen worden uitsluitend aangegaan voor het in artikel AIRTRN.3 [verkeersrechten], lid 9, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst beschreven doel en overeenkomstig de bepalingen daarvan, en betreffen geen andere aangelegenheden, ongeacht of die al dan niet onder het toepassingsgebied van titel I van rubriek twee van deel twee [luchtvervoer] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen;

b)

die regelingen discrimineren niet tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Unie.

De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.

Artikel 7

De lidstaten zijn onder de navolgende voorwaarden gemachtigd te onderhandelen over bilaterale overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk, en om die te ondertekenen en te sluiten, in overeenstemming met artikel 41 van het protocol betreffende administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en betreffende wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen en rechten of op het gebied van de coördinatie van de sociale zekerheid met betrekking tot aangelegenheden die niet onder het protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid vallen:

a)

de beoogde overeenkomst is verenigbaar met de werking van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en van de interne markt en mag die niet ondermijnen;

b)

de beoogde overeenkomst is verenigbaar met het Unierecht, en mag geen risico vormen voor de verwezenlijking van een doelstelling van het externe optreden van de Unie op het betrokken gebied of anderszins schadelijk zijn voor de belangen van de Unie;

c)

de beoogde overeenkomst voldoet aan het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit zoals vastgelegd in het VWEU.

De procedure uiteengezet in artikel 8 van dit besluit is van toepassing.

Artikel 8

1.   Elke lidstaat die voornemens is te onderhandelen over een bilaterale regeling als bedoeld in artikel 6, leden 1 en 3, of een bilaterale overeenkomst als bedoeld in artikel 7, houdt de Commissie op de hoogte van zijn onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over die regelingen of overeenkomsten en verzoekt de Commissie, waar passend, om als waarnemer deel te nemen aan de onderhandelingen.

2.   Na afronding van de onderhandelingen dient de betrokken lidstaat de uit de onderhandelingen voortvloeiende ontwerpregeling of ontwerpovereenkomst in bij de Commissie. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad daar onverwijld van in kennis.

3.   Uiterlijk drie maanden na ontvangst van de ontwerpregeling of ontwerpovereenkomst besluit de Commissie of aan de in artikel 6, lid 1, eerste alinea, of artikel 6, lid 3, eerste alinea, respectievelijk in artikel 7, eerste alinea, vermelde voorwaarden is voldaan. Indien de Commissie besluit dat aan die voorwaarden is voldaan, mag de betrokken lidstaat de regeling of overeenkomst in kwestie ondertekenen en sluiten.

4.   De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie binnen één maand na de inwerkingtreding van de regeling of overeenkomst of, ingeval de regeling of overeenkomst voorlopig wordt toegepast, binnen één maand na aanvang van die voorlopige toepassing, een kopie van de regeling of overeenkomst.

Artikel 9

De lidstaten die voornemens zijn over bilaterale overeenkomsten te onderhandelen en dergelijke overeenkomsten te sluiten met het Verenigd Koninkrijk op gebieden die niet onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallen, moeten, met volledige inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking, de Commissie tijdig in kennis stellen van hun intenties en van de voortgang van de onderhandelingen.

Artikel 10

De uitoefening van de bevoegdheid van de Unie op grond van de handels- en samenwerkingsovereenkomst doet geen afbreuk aan de respectieve bevoegdheden van de Unie en van de lidstaten bij lopende of toekomstige onderhandelingen over, of de ondertekening of sluiting van, internationale overeenkomsten met elk ander derde land, of, met betrekking tot toekomstige onderhandelingen over, of de ondertekening of sluiting van, aanvullende overeenkomsten als bedoeld in artikel COMPROV.2 [aanvullende overeenkomsten] van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 11

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomsten namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 12

1.   Op voorwaarde van wederkerigheid worden de overeenkomsten met ingang van 1 januari 2021 voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

2.   De Unie geeft het Verenigd Koninkrijk kennis van de voltooiing van de interne voorschriften en procedures van de Unie die nodig zijn voor die voorlopige toepassing, op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk de Unie vóór de in lid 1 bedoelde datum ervan in kennis heeft gesteld dat zijn interne voorschriften en procedures voor voorlopige toepassing zijn voltooid.

3.   De versies van de overeenkomsten in het Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds zijn onderworpen aan een definitieve juridische en taalkundige revisie.

De taalversies die het resultaat zijn van de in de eerste alinea bedoelde juridische en taalkundige revisie worden middels een uitwisseling van diplomatieke nota's met het Verenigd Koninkrijk als authentiek en definitief vastgesteld.

De in de tweede alinea bedoelde authentieke en definitieve teksten treden ab initio in de plaats van de ondertekende versies van de overeenkomsten.

4.   De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in lid 2 bedoelde kennisgeving en dient namens de Unie de in lid 3, tweede alinea, bedoelde diplomatieke nota in.

Artikel 13

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst en in artikel 19 van de informatiebeveiligingsovereenkomst bedoelde kennisgeving(en).

Artikel 14

De aan dit besluit gehechte verklaringen en kennisgeving worden namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 29 december 2020

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).

(2)  Besluit (EU, Euratom) 2020/266 van de Raad van 25 februari 2020 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over een nieuwe partnerschapsovereenkomst (PB L 58 van 27.2.2020, blz. 53).

(3)  Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50)


Top