Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R0180

    Verordening (EG) nr. 180/2008 van de Commissie van 28 februari 2008 betreffende het communautaire referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad

    PB L 56 van 29.2.2008, p. 4–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/180/oj

    29.2.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 56/4


    VERORDENING (EG) Nr. 180/2008 VAN DE COMMISSIE

    van 28 februari 2008

    betreffende het communautaire referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest en tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name op artikel 19, onder iv),

    Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2), en met name op artikel 32, lid 5,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Richtlijn 90/426/EEG worden de veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld die van toepassing zijn op het verkeer van levende paardachtigen tussen de lidstaten en de invoer van levende paardachtigen uit derde landen.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 19, onder iv), van Richtlijn 90/426/EEG kan de Commissie voor een of meer van de in bijlage A bij die richtlijn vermelde ziekten van paardachtigen een communautair referentielaboratorium aanwijzen. Bovendien wordt bepaald dat de Commissie de functies, taken en procedures vaststelt voor de samenwerking met de laboratoria die in de lidstaten belast zijn met de diagnose van infectieziekten bij paardachtigen.

    (3)

    Na afronding van een selectieprocedure moet het geselecteerde laboratorium, het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA) met zijn onderzoeklaboratoria voor dierpathologie en zoönosen in Maisons-Alfort en voor paardenpathologie en -ziekten in Dozulé, Frankrijk, met ingang van 1 juli 2008 voor een periode van vijf jaar worden aangewezen tot communautair referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest.

    (4)

    Verordening (EG) nr. 882/2004 stelt de algemene taken, verplichtingen en voorschriften vast voor de communautaire referentielaboratoria voor levensmiddelen en diervoeders en voor diergezondheid. De communautaire referentielaboratoria voor diergezondheid en levende dieren staan vermeld in hoofdstuk II van bijlage VII bij die verordening. Het aangewezen communautaire referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest moet in die lijst worden opgenomen.

    (5)

    Verordening (EG) nr. 882/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (6)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Het Agence française de sécurité sanitaire des aliments (AFSSA) met zijn onderzoeklaboratoria voor dierpathologie en zoönosen en voor paardenpathologie en -ziekten in Frankrijk wordt voor de periode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2013 aangewezen tot communautair referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest.

    2.   Voor het in lid 1 bedoelde communautaire referentielaboratorium worden de functies, taken en procedures voor de samenwerking met de laboratoria die in de lidstaten belast zijn met de diagnose van infectieziekten bij paardachtigen in de bijlage bij deze verordening vastgesteld.

    Artikel 2

    In hoofdstuk II van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 882/2004 wordt het volgende punt 14 toegevoegd:

    „14.

    Communautair referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest

    AFSSA — Laboratoire d’études et de recherches en pathologie animale et zoonoses/Laboratoire d’études et de recherche en pathologie équine

    F-94700 Maisons-Alfort

    Frankrijk.”.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 28 februari 2008.

    Voor de Commissie

    Markos KYPRIANOU

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

    (2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


    BIJLAGE

    Functies, taken en procedures van het communautaire referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest wat betreft de samenwerking met de laboratoria die zijn belast met de diagnose van infectieziekten bij paardachtigen in de lidstaten

    Onverminderd de algemene functies en taken van de communautaire referentielaboratoria in de diergezondheidssector overeenkomstig artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 heeft het communautaire referentielaboratorium („CRL”) voor andere paardenziekten dan paardenpest de volgende taken en functies.

    1.

    Het CRL zorgt voor de contacten tussen de nationale/centrale laboratoria van de lidstaten voor paardenziekten of met branches van diagnoselaboratoria die zich bezighouden met de diagnose van afzonderlijke pathogenen of groepen pathogenen van de paardenziekten opgenomen in bijlage A bij Richtlijn 90/426/EEG en bedoeld in bijlage D, hoofdstuk II, deel A, bij Richtlijn 92/65/EEG, met uitzondering van paardenpest, met name, zo nodig, door:

    a)

    het spelen van een voortrekkersrol in de paardenindustrie in nauw contact met de relevante structuren voor ren- en wedstrijdpaarden om:

    i)

    te zorgen voor de vroegtijdige waarschuwing voor de risico’s van opkomende ziekten en bijzondere epidemiologische situaties, deze in te schatten en zo mogelijk te voorspellen;

    ii)

    de ziektesituatie mondiaal en regionaal te monitoren door het regelmatig ontvangen van veldmonsters van lidstaten en derde landen die geografisch of commercieel met de Gemeenschap verbonden zijn in termen van handel in paardachtigen of van deze dieren afgeleide producten;

    b)

    de typering en antigenische en genomische karakterisering van pathogenen, wanneer relevant en zo nodig, bijvoorbeeld voor epidemiologische follow-ups of de verificatie van een diagnose, uit de in onder a), ii), bedoelde monsters, en

    i)

    het onverwijld meedelen van de resultaten van dergelijke onderzoeken aan de Commissie, de lidstaat en het betrokken nationale/centrale laboratorium;

    ii)

    het bepalen van de identiteit van de causatieve pathogenen, zo nodig in nauwe samenwerking met door de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) aangewezen regionale referentielaboratoria;

    c)

    het aanleggen en bijhouden van een actuele verzameling van pathogenen en hun stammen en een actuele verzameling van specifieke sera tegen paardenziekten;

    d)

    het opmaken van een inventaris van de thans in de verschillende laboratoria gebruikte technieken om:

    i)

    gestandaardiseerde tests en testprocedures of referentiesera voor interne kwaliteitsbewaking voor te stellen;

    ii)

    nieuwe diagnoseprocedures te ontwikkelen om de invoer van paardachtigen veiliger en de uitvoer van paardachtigen concurrerender te maken;

    e)

    het adviseren van de Commissie over alle aspecten in verband met de paardenziekten opgenomen in bijlage A bij Richtlijn 90/426/EEG of bedoeld in bijlage D, hoofdstuk II, deel A, bij Richtlijn 92/65/EEG of onderworpen aan andere communutaire wetgeving inzake diergezondheid; die taak omvat het geven van advies over mogelijke vaccinatie, de meest geschikte gezondheidstests voor handel en invoer of de evaluatie van nieuw ontwikkelde vaccins en over kwesties in verband met de epidemiologie van de verschillende paardenziekten.

    2.

    Het CRL ondersteunt de functies van de nationale/centrale laboratoria, met name door:

    a)

    het opslaan en aan de nationale/centrale laboratoria leveren van reagentia en materialen die worden gebruikt voor de diagnose van paardenziekten, zoals virussen of andere pathogenen en/of geïnactiveerde antigenen, gestandaardiseerde sera, cellijnen en andere referentiereagentia;

    b)

    het op peil houden van de expertise op het gebied van paardenziekten, inclusief opkomende ziekten, om een snelle differentiële diagnose mogelijk te maken;

    c)

    het bevorderen van de harmonisatie van de diagnose en ervoor zorgen dat de tests in de Gemeenschap deskundig worden verricht; hiertoe moet het CRL op communautair niveau periodieke vergelijkende proeven organiseren, externe kwaliteitsborgingswerkzaamheden uitvoeren met betrekking tot de diagnose van paardenziekten en de resultaten van dergelijke proeven periodiek aan de Commissie, de lidstaten en de nationale/centrale laboratoria toesturen;

    d)

    het geleidelijk invoeren en daarna blijven uitvoeren van deskundigheidstests tussen laboratoria;

    e)

    het verrichten van onderzoek met het oog op de ontwikkeling van betere ziektebestrijdingsmethoden in samenwerking met de nationale/centrale laboratoria en overeenkomstig het jaarprogramma van het communautaire referentielaboratorium en het verstrekken van optimale methoden voor diagnose en differentiële diagnose.

    3.

    Het CRL verstrekt informatie en zorgt voor bijscholing, met name door:

    a)

    het verzamelen van gegevens en informatie over de methoden voor diagnose en differentiële diagnose die in de nationale/centrale laboratoria worden gebruikt en het meedelen van deze informatie aan de Commissie en de lidstaten;

    b)

    het uitwerken en toepassen van de nodige regelingen voor de bijscholing van deskundigen op het gebied van laboratoriumdiagnostiek, met als doel de diagnosetechnieken te harmoniseren;

    c)

    het op de voet volgen van de ontwikkelingen op het gebied van de epidemiologie van paardenziekten;

    d)

    het organiseren van een jaarlijkse vergadering waar vertegenwoordigers van de nationale/centrale laboratoria de diagnosetechnieken en de vorderingen op het gebied van de coördinatie kunnen bespreken.

    4.

    Andere taken van het CRL zijn:

    a)

    het in overleg met de Commissie uitvoeren van experimenten en veldproeven, gericht op een betere bestrijding van specifieke paardenziekten;

    b)

    het tijdens de jaarlijkse vergadering van de nationale/centrale referentielaboratoria bekijken van de testvoorschriften vastgesteld in het handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren van de OIE;

    c)

    het bijstaan van de Commissie bij het bekijken van de aanbevelingen van de OIE (gezondheidscode en handboek inzake normen voor diagnostische tests en vaccins voor landdieren).


    Top