EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006D0416

2006/416/EG: Beschikking van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde overgangsmaatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2402) (Voor de EER relevante tekst)

PB L 164 van 16.6.2006, p. 61–72 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 118M van 8.5.2007, p. 904–915 (MT)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2006/416/oj

16.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/61


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2006

betreffende bepaalde overgangsmaatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 2402)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/416/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (1), en met name op artikel 66, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een gevaarlijke, uiterst besmettelijke ziekte bij pluimvee en andere vogels, die door verschillende soorten van de zeer grote virusfamilie Influenzaviridae wordt veroorzaakt. Aviaire-influenzavirussen kunnen ook overgaan op zoogdieren en mensen, in de regel na rechtstreeks contact met besmette vogels. De zogeheten laagpathogene aviaire-influenzavirussen (LPAI-virussen) leveren volgens de huidige kennis geringere risico's voor de gezondheid op dan de hoogpathogene virussen (HPAI-virussen), die ontstaan als gevolg van een mutatie van bepaalde LPAI-virussen.

(2)

De maatregelen van Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (2) zijn bedoeld om de diergezondheid te beschermen en bij te dragen tot de ontwikkeling van de pluimveesector.

(3)

In het licht van recente wetenschappelijke inzichten in de risico's van aviaire influenza voor de dier- en volksgezondheid, de ontwikkeling van nieuwe laboratoriumtests en nieuwe vaccins en de ervaringen die gedurende recente uitbraken van de ziekte in de Gemeenschap en derde landen zijn opgedaan, zijn de maatregelen van Richtlijn 92/40/EEG grondig herzien. Op grond van die herziening is Richtlijn 92/40/EEG ingetrokken en vervangen door Richtlijn 2005/94/EG. De lidstaten moeten de bepalingen van Richtlijn 2005/94/EG uiterlijk 1 juli 2007 in nationaal recht omzetten.

(4)

Als gevolg van de huidige wereldwijde situatie in verband met aviaire influenza en in afwachting van de omzetting van Richtlijn 2005/94/EG door de lidstaten moeten overgangsmaatregelen worden vastgesteld voor bedrijven waar uitbraken van door HPAI-virussen veroorzaakte aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden vermoed of zijn bevestigd.

(5)

De in deze beschikking vastgestelde overgangsmaatregelen dienen de lidstaten in staat te stellen om op adequate en flexibele wijze ziektebestrijdingsmaatregelen te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met de aan de verschillende virusstammen verbonden risico’s en het waarschijnlijke sociaal-economische effect van de maatregelen op de landbouwsector en andere betrokken sectoren, terwijl er tegelijkertijd zorg voor wordt gedragen dat de maatregelen voor ieder afzonderlijk scenario het meest geschikt zijn.

(6)

Ter wille van de samenhang en de duidelijkheid van het Gemeenschapsrecht moeten de in deze beschikking vastgestelde overgangsmaatregelen met de ziektebestrijdingsmaatregelen van Richtlijn 2005/94/EG rekening houden en gelden de definities van die richtlijn ook voor deze beschikking.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.   Deze beschikking stelt bepaalde overgangsmaatregelen vast die de lidstaten moeten nemen bij vermoedelijke of bevestigde uitbraken van door hoogpathogene aviaire-influenzavirussen (HPAI-virussen) veroorzaakte aviaire influenza bij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels.

2.   Onverminderd de maatregelen die krachtens Richtlijn 92/40/EEG op bedrijven en in beschermings- en toezichtsgebieden moeten worden genomen, passen de lidstaten die de bepalingen van Richtlijn 2005/94/EG waarop deze beschikking betrekking heeft, niet volledig hebben omgezet, de in deze beschikking vastgestelde maatregelen toe.

Artikel 2

Kennisgeving

1.   De lidstaten zien erop toe dat de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van HPAI verplicht en onmiddellijk bij de bevoegde autoriteit wordt gemeld.

2.   De lidstaten melden de resultaten van het toezicht op hoogpathogene aviaire-influenzavirussen bij zoogdieren en brengen de Commissie onmiddellijk op de hoogte als dit toezicht positieve resultaten oplevert.

Artikel 3

Maatregelen op bedrijven waar uitbraken worden vermoed

1.   In het geval van een vermoedelijke uitbraak stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk een onderzoek in om het vermoeden van besmetting met aviaire influenza te bevestigen of uit te sluiten en plaatst zij het bedrijf onder officieel toezicht.

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de in de leden 2 en 3 vermelde maatregelen worden nageleefd.

2.   De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat op het bedrijf de volgende maatregelen worden genomen:

a)

het pluimvee, de andere in gevangenschap levende vogels en alle gedomesticeerde zoogdieren worden geteld of, eventueel, wordt hun aantal per soort pluimvee of per andere in gevangenschap levende vogelsoort geraamd;

b)

per categorie wordt een lijst opgesteld van het geschatte aantal stuks pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en alle gedomesticeerde zoogdieren op het bedrijf die reeds ziek, gestorven of waarschijnlijk besmet zijn; deze lijst wordt dagelijks bijgewerkt om rekening te houden met alle gedurende de vermoedelijke uitbraak uitgebroede, geboren en gestorven dieren en wordt desgevraagd aan de bevoegde autoriteit overgelegd;

c)

alle pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels worden binnen een gebouw op hun bedrijf gebracht en daar gehouden. Wanneer dit weinig praktisch is of indien hun welzijn in het gedrang komt, worden zij op andere plaatsen in het bedrijf ondergebracht zodat ze niet in contact komen met ander pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels op andere bedrijven. Alle redelijke maatregelen worden genomen om ze zo weinig mogelijk in contact te laten komen met wilde vogels;

d)

pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels mogen het bedrijf niet in of uit;

e)

karkassen van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, vlees van pluimvee, met inbegrip van slachtafval (hierna „pluimveevlees” genoemd), pluimveevoeder (hierna „voeder” genoemd), gereedschap, materiaal, afval, uitwerpselen, mest van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels (hierna „mest” genoemd), drijfmest, gebruikt strooisel of andere objecten waardoor het virus van aviaire influenza kan worden overgedragen, mogen het bedrijf niet uit zonder toestemming van de bevoegde autoriteit; er worden adequate bioveiligheidsmaatregelen in acht genomen om het risico op verspreiding van aviaire influenza zo klein mogelijk te maken;

f)

eieren mogen niet van het bedrijf worden afgevoerd;

g)

voor de verplaatsing van personen, gedomesticeerde zoogdieren, voertuigen en materiaal in en uit het bedrijf gelden de voorwaarden van de bevoegde autoriteit en zij moet hiervoor toestemming hebben verleend;

h)

bij de in- en uitgangen van de gebouwen waar het pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels zijn gehuisvest en van het bedrijf zelf worden adequate ontsmettingsvoorzieningen gebruikt in overeenstemming met de instructies van de bevoegde autoriteit.

3.   De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat er een epizoötiologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

4.   Onverminderd lid 1 kan de bevoegde autoriteit in andere gevallen voorzien in de voorlegging van monsters. In die omstandigheden kan de bevoegde autoriteit optreden zonder bepaalde of alle in lid 2 genoemde maatregelen te nemen.

Artikel 4

Afwijkingen van bepaalde maatregelen op bedrijven waar uitbraken worden vermoed

1.   De bevoegde autoriteit kan op basis van een risicobeoordeling en in het licht van de genomen voorzorgsmaatregelen en de bestemming van de te vervoeren vogels en producten afwijkingen van de in artikel 3, lid 2, onder c) tot en met e), vermelde maatregelen toestaan.

2.   De bevoegde autoriteit kan afwijkingen toestaan van de in artikel 3, lid 2, onder h), vermelde maatregelen voor andere in gevangenschap levende vogels die in niet-commerciële bedrijven worden gehouden.

3.   Met betrekking tot artikel 3, lid 2, onder f), kan de bevoegde autoriteit evenwel toestaan dat eieren:

a)

rechtstreeks worden verzonden naar een inrichting voor de vervaardiging van eiproducten zoals vastgesteld in bijlage III, sectie X, hoofdstuk II, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) om te worden verwerkt en behandeld overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk XI, bij Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4). Een dergelijke toestemming van de bevoegde autoriteit moet voldoen aan de voorschriften van bijlage III bij Richtlijn 2005/94/EG; of

b)

worden verzonden om te worden verwijderd.

Artikel 5

Duur van de maatregelen op bedrijven waar uitbraken worden vermoed

De maatregelen die overeenkomstig artikel 3 bij vermoedelijke uitbraken worden genomen, blijven van kracht totdat de bevoegde autoriteit de zekerheid heeft verkregen dat het vermoeden van aviaire influenza kan worden uitgesloten.

Artikel 6

Aanvullende maatregelen op grond van een epizoötiologisch onderzoek

1.   Aan de hand van de voorlopige resultaten van een epizoötiologisch onderzoek kan de bevoegde autoriteit de in de leden 2, 3 en 4 genoemde maatregelen nemen, met name indien het bedrijf in een gebied met een hoge pluimveedichtheid gelegen is.

2.   De verplaatsingen van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en eieren en de verplaatsing van in de pluimveesector gebruikte voertuigen kunnen in een welbepaald gebied of in een gehele lidstaat tijdelijk beperkt worden.

Deze beperkingen kunnen worden verruimd tot de verplaatsing van gedomesticeerde zoogdieren, maar gelden dan niet langer dan 72 uur, tenzij ze gerechtvaardigd worden.

3.   De maatregelen van artikel 7 kunnen op het bedrijf worden toegepast.

Indien de omstandigheden dit toelaten, kan de toepassing van deze maatregelen evenwel tot van besmetting verdacht pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en de productie-eenheden daarvan beperkt blijven.

Bij het doden van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden monsters genomen, zodat het risico van een vermoedelijke uitbraak kan worden bevestigd of uitgesloten.

4.   Rond het bedrijf kan een tijdelijk bestrijdingsgebied worden ingesteld en de maatregelen overeenkomstig artikel 3, lid 2, worden, zo nodig, van toepassing op de bedrijven binnen dit gebied.

Artikel 7

Maatregelen op bedrijven waar uitbraken zijn bevestigd

1.   Bij een uitbraak van HPAI ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat de in artikel 3, leden 2 en 3, en de in de leden 2 tot en met 9 van dit artikel vermelde maatregelen worden getroffen.

2.   Alle pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels op het bedrijf worden onmiddellijk onder officieel toezicht gedood. Bij het doden wordt zodanig te werk gegaan dat het risico van verspreiding van aviaire influenza wordt voorkomen, met name tijdens het vervoer.

Op basis van een risicobeoordeling inzake de verdere verspreiding van aviaire influenza kunnen de lidstaten evenwel afwijkingen toestaan voor bepaalde soorten pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en deze niet laten doden.

De bevoegde autoriteit kan passende maatregelen nemen om de mogelijkheid te beperken dat aviaire influenza op wilde vogels op het bedrijf wordt overgebracht.

3.   Alle karkassen en eieren op het bedrijf worden onder officieel toezicht verwijderd.

4.   Pluimvee dat reeds uit eieren is verkregen die van het bedrijf zijn afgevoerd in de periode tussen de datum waarop de HPAI waarschijnlijk het bedrijf is ingesleept en het tijdstip waarop de in artikel 3, lid 2, bedoelde maatregelen van toepassing zijn geworden, wordt onder officieel toezicht geplaatst en er worden onderzoeken uitgevoerd.

5.   Vlees van pluimvee en eieren die van het bedrijf zijn afgevoerd tussen de datum waarop de HPAI waarschijnlijk het bedrijf is ingesleept en het tijdstip waarop de in artikel 3, lid 2, vermelde maatregelen van toepassing zijn geworden, worden, voorzover mogelijk, getraceerd en onder officieel toezicht verwijderd.

6.   Alle stoffen, mest en afval die mogelijk besmet zijn, zoals voeder, worden vernietigd of zodanig behandeld in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts dat de vernietiging van het virus van de aviaire influenza gewaarborgd is.

7.   Na de verwijdering van de karkassen worden de gebouwen waar de dieren waren gehuisvest, weiden en grond, het mogelijk besmette materiaal en de voor het vervoer van het pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, karkassen, vlees, voeder, mest, drijfmest, strooisel en ander mogelijk besmet materiaal of mogelijk besmette stoffen gebruikte voertuigen gereinigd en ontsmet in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts.

8.   Andere in gevangenschap levende vogels of gedomesticeerde zoogdieren mogen zonder toestemming van de bevoegde autoriteit het bedrijf niet worden binnengebracht of het verlaten. Deze beperkende maatregel geldt niet voor gedomesticeerde zoogdieren die alleen toegang hebben tot voor mensen bestemde leefruimte.

9.   Bij een primaire uitbraak wordt het virusisolaat onderworpen aan de laboratoriumonderzoeken om het genetische subtype te bepalen. Het virusisolaat wordt zo spoedig mogelijk naar het in artikel 51, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG vermelde communautaire referentielaboratorium voor aviaire influenza gezonden.

Artikel 8

Afwijkingen voor bepaalde bedrijven

1.   Bij een uitbraak van HPAI in een niet-commercieel bedrijf, een circus, een dierentuin, een vogelwinkel, een wildpark, een omheind terrein waar pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels voor wetenschappelijke doeleinden of met het oog op de bescherming van bedreigde soorten of officieel geregistreerde zeldzame pluimveerassen of andere in gevangenschap levende vogels gehouden worden, kan de bevoegde autoriteit afwijkingen toestaan van de in artikel 7, lid 2, eerste alinea, vermelde maatregelen, mits de ziektebestrijding hierdoor niet in gevaar komt.

2.   De bevoegde autoriteit draagt er bij het toestaan van een in lid 1 bedoelde afwijking zorg voor dat het pluimvee en de andere in gevangenschap levende vogels waarvoor de afwijking geldt:

a)

binnen een gebouw op hun bedrijf worden gebracht en daar gehouden. Wanneer dit weinig praktisch is of indien hun welzijn in het gedrang komt, worden zij op andere plaatsen in het bedrijf ondergebracht zodat ze niet in contact komen met ander pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels op andere bedrijven. Alle redelijke maatregelen worden genomen om ze zo weinig mogelijk in contact te laten komen met wilde vogels;

b)

in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts verder bewaakt en getest worden en niet verplaatst worden totdat uit de laboratoriumtests blijkt dat zij niet langer een significant risico opleveren voor de verdere verspreiding van HPAI; en

c)

hun bedrijf van herkomst niet verlaten, behalve om te worden geslacht of naar een ander bedrijf te worden gebracht:

i)

dat zich in dezelfde lidstaat bevindt; in dit geval vindt het vervoer volgens de aanwijzingen van de bevoegde autoriteit plaats; of

ii)

dat zich in een andere lidstaat bevindt; in dit geval is de toestemming van de lidstaat van bestemming vereist.

3.   Ondanks het feit dat lid 2, onder b), verbiedt dat pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden verplaatst, kan de bevoegde autoriteit op basis van een risicobeoordeling toestaan dat pluimvee of vogels die op het bedrijf van herkomst niet naar behoren gehuisvest en onder toezicht gehouden kunnen worden, in het kader van bioveiligheidsmaatregelen naar een aangewezen bedrijf in dezelfde lidstaat worden vervoerd voor verder toezicht en tests onder officieel toezicht, mits de ziektebestrijding hierdoor niet in het gedrang komt.

4.   De bevoegde autoriteit kan afwijkingen toestaan van de in artikel 7, lid 5, vermelde maatregelen voor eieren die rechtstreeks worden gezonden naar een inrichting voor de bereiding van eiproducten overeenkomstig hoofdstuk II, sectie X van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en die worden gehanteerd en behandeld in overeenstemming met hoofdstuk XI van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004.

5.   De lidstaten brengen de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van alle afwijkingen die op grond van deze bepaling worden toegestaan.

Artikel 9

Maatregelen bij uitbraken van HPAI in afzonderlijke productie-eenheden

Bij een uitbraak van HPAI in een bedrijf dat uit twee of meer afzonderlijke productie-eenheden bestaat, kan de bevoegde autoriteit voor productie-eenheden met pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels ten aanzien waarvan geen vermoeden van HPAI bestaat, afwijkingen van de in artikel 7, lid 2, eerste alinea, vermelde maatregelen toestaan, mits de ziektebestrijding hierdoor niet in gevaar komt.

Dergelijke afwijkingen voor twee of meer afzonderlijke productie-eenheden worden alleen toegestaan indien de officiële dierenarts, daarbij lettend op de structuur, omvang, bedrijfsvoering, huisvesting, voedering, watervoorziening, het materiaal, personeel en de bezoekers van de ruimten, heeft vastgesteld dat deze qua ligging en dagelijkse verzorging van aldaar gehouden pluimvee, of andere in gevangenschap levende vogels volledig van andere productie-eenheden afgescheiden zijn.

De lidstaten brengen de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van alle afwijkingen die op grond van deze bepaling worden toegestaan.

Artikel 10

Maatregelen op contactbedrijven

1.   Aan de hand van het epizoötiologische onderzoek besluit de bevoegde autoriteit of een bedrijf als contactbedrijf wordt beschouwd.

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de in artikel 3, lid 2, vermelde maatregelen op contactbedrijven worden toegepast totdat de aanwezigheid van HPAI is uitgesloten.

2.   Aan de hand van het epizoötiologische onderzoek kan de bevoegde autoriteit de in artikel 7 genoemde maatregelen op contactbedrijven toepassen, met name wanneer het contactbedrijf in een gebied met hoge pluimveedichtheid is gelegen.

De voornaamste criteria waarmee bij de toepassing van de in artikel 7 vermelde maatregelen in contactbedrijven rekening moet worden gehouden, worden in bijlage IV bij Richtlijn 2005/94/EG beschreven.

3.   De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat bij het doden van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels monsters worden genomen om de aanwezigheid van het HPAI-virus op contactbedrijven te kunnen bevestigen of uit te sluiten.

4.   De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat op bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels gedood en verwijderd zijn en aviaire influenza vervolgens wordt bevestigd, de gebouwen en het mogelijk besmette materiaal en de voor het vervoer van het pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels, karkassen, vlees, voeder, mest, drijfmest, strooisel en ander mogelijk besmet materiaal of mogelijk besmette stoffen gebruikte voertuigen gereinigd en ontsmet worden in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts.

Artikel 11

Instelling van beschermings-, toezichts- en verdere beperkingsgebieden bij uitbraken van HPAI

1.   Onmiddellijk na een uitbraak van HPAI stelt de bevoegde autoriteit de volgende gebieden in:

a)

een beschermingsgebied met een straal van ten minste drie kilometer rond het bedrijf;

b)

een toezichtsgebied met een straal van ten minste tien kilometer rond het bedrijf, met inbegrip van het beschermingsgebied.

2.   Indien een uitbraak van HPAI is bevestigd bij andere in gevangenschap levende vogels in een niet-commercieel bedrijf, een circus, een dierentuin, een vogelwinkel, een wildpark of een omheind terrein waar andere in gevangenschap levende vogels voor wetenschappelijke doeleinden of met het oog op de bescherming van bedreigde soorten of officieel geregistreerde zeldzame rassen van andere in gevangenschap levende vogels, met uitzondering van pluimvee, gehouden worden, kan de bevoegde autoriteit, voorzover dat nodig is, op basis van een risicobeoordeling afwijken van de bepalingen van de artikelen 11 tot en met 26 wat betreft de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden en de daarop van toepassing zijnde maatregelen, mits de ziektebestrijding door deze afwijkingen niet in het gedrang komt.

3.   Bij de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden overeenkomstig lid 1 houdt de bevoegde autoriteit op zijn minst rekening met de volgende criteria:

a)

het epizoötiologische onderzoek;

b)

de geografische situatie, met name de natuurlijke grenzen;

c)

de ligging en de nabijheid van andere bedrijven, en het geraamde aantal stuks pluimvee;

d)

het patroon van de verplaatsingen van en de handel in pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels;

e)

de aanwezige voorzieningen en het personeel voor de controle op verplaatsingen van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, hun karkassen, mest, strooisel (nieuw of gebruikt) binnen de beschermings- en toezichtsgebieden, vooral wanneer het pluimvee of de andere in gevangenschap levende vogels die gedood en verwijderd moeten worden, van het bedrijf van herkomst moeten worden afgevoerd.

4.   De bevoegde autoriteit kan met inachtneming van de in lid 3 genoemde criteria verdere beperkingsgebieden rond of naast de beschermings- en toezichtsgebieden instellen.

5.   Als een beschermings-, toezichts- of verder beperkingsgebied op het grondgebied van verschillende lidstaten is gelegen, bakenen de bevoegde autoriteiten van de getroffen lidstaten het gebied in onderling overleg af.

Artikel 12

Maatregelen in de beschermings- en toezichtsgebieden

1.   De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat binnen de beschermings- en toezichtsgebieden de volgende maatregelen worden genomen:

a)

er worden regelingen getroffen om alles te traceren wat het aviaire-influenzavirus zou kunnen verspreiden, met inbegrip van pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels, vlees, eieren, karkassen, voeder, strooisel, mensen die in contact zijn geweest met het besmette pluimvee of de andere in gevangenschap levende besmette vogels of voertuigen die een band hebben met de pluimvee-industrie;

b)

de eigenaren moeten desgevraagd de bevoegde autoriteit alle relevante informatie verstrekken betreffende het pluimvee of de andere in gevangenschap levende vogels en de eieren die het bedrijf worden binnengebracht of het verlaten.

2.   De bevoegde autoriteit neemt alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle betrokken personen in de beschermings- en toezichtsgebieden waar de betrokken beperkingen gelden, volledig van die beperkingen op de hoogte zijn.

Deze informatie kan door middel van waarschuwingsborden, via de media, zoals pers en televisie, en andere hiertoe in aanmerking komende middelen worden meegedeeld.

3.   De bevoegde autoriteit kan, als dat op grond van de epizoötiologische gegevens of van andere informatie nodig blijkt, in risicobedrijven en -gebieden een preventief uitroeiingsprogramma uitvoeren, dat de preventieve slachting of doding van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels omvat.

4.   De lidstaten die de in lid 3 vermelde maatregelen toepassen, stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 13

Inventarisatie en inspecties door de officiële dierenarts en toezicht

De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat in de beschermingsgebieden de volgende maatregelen worden genomen:

a)

alle bedrijven worden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd;

b)

alle commerciële bedrijven worden zo spoedig mogelijk door een officiële dierenarts bezocht voor een klinisch onderzoek van het pluimvee en de andere in gevangenschap levende vogels en, zo nodig, voor het verzamelen van monsters voor laboratoriumtests in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts; van deze inspecties en de bevindingen ervan wordt een register gehouden; niet-commerciële bedrijven worden vóór de opheffing van het beschermingsgebied door een officiële dierenarts bezocht;

c)

er wordt — in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts — onmiddellijk voor extra toezicht gezorgd om vast te stellen of de aviaire influenza op andere bedrijven in het beschermingsgebied is overgeslagen.

Artikel 14

Maatregelen op bedrijven in beschermingsgebieden

De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat de volgende maatregelen worden genomen op bedrijven in beschermingsgebieden:

a)

alle pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels worden binnen een gebouw op hun bedrijf gebracht en daar gehouden. Wanneer dit weinig praktisch is of indien hun welzijn in het gedrang komt, worden zij op andere plaatsen in het bedrijf ondergebracht zodat ze niet in contact komen met ander pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels op andere bedrijven. Alle redelijke maatregelen worden genomen om ze zo weinig mogelijk in contact te laten komen met wilde vogels;

b)

karkassen worden zo spoedig mogelijk verwijderd;

c)

voor het vervoer van levend pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, vlees, voeder, mest, drijfmest, strooisel en andere mogelijk verontreinigde materialen of stoffen gebruikte voertuigen en gebruikt materiaal worden gereinigd en ontsmet in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts;

d)

alle delen van voertuigen die worden gebruikt door personeel of andere personen die de bedrijven betreden of verlaten en die mogelijk besmet zijn geraakt, worden gereinigd en ontsmet in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts;

e)

pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels of gedomesticeerde zoogdieren mogen niet zonder toestemming van de bevoegde autoriteit op een bedrijf worden binnengebracht of van een bedrijf worden afgevoerd. Deze beperkende maatregel geldt niet voor zoogdieren die alleen toegang hebben tot voor mensen bestemde leefruimten waar zij:

i)

niet in contact komen met het pluimvee van het bedrijf of andere in gevangenschap levende vogels, en

ii)

geen toegang hebben tot de kooien of zones waar het pluimvee van het bedrijf of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden;

f)

een hoger ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke productiedaling in bedrijven wordt onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit gemeld, die de nodige onderzoeken uitvoert in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts;

g)

iedereen die de bedrijven binnengaat of verlaat neemt de adequate bioveiligheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van aviaire influenza in acht;

h)

ter bevordering van de bewaking en bestrijding van de ziekte houdt de eigenaar een register bij van alle personen die het bedrijf, behalve de woonvertrekken, bezoeken; het register wordt desgevraagd aan de bevoegde autoriteit overgelegd. Op bedrijven als dierentuinen en wildparken hoeft geen register te worden gehouden, mits de bezoekers geen toegang hebben tot de zones waar de vogels worden gehouden.

Artikel 15

Verbod op het afvoeren of verspreiden van gebruikt strooisel, mest of drijfmest van bedrijven

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat gebruikt strooisel, mest of drijfmest slechts met haar toestemming van bedrijven afgevoerd of verspreid mag worden. De verplaatsing van mest of drijfmest van bedrijven kan evenwel met inachtneming van bioveiligheidmaatregelen worden toegestaan, mits de mest met het oog op behandeling of voorlopige opslag met aansluitende behandeling ter vernietiging van eventuele aviaire-influenzavirussen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad (5) naar een daartoe aangewezen bedrijf vervoerd wordt.

Artikel 16

Jaarbeurzen, markten of andere evenementen en het uitzetten van wild

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen en andere evenementen waarbij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels bijeengebracht worden, in beschermingsgebieden verboden worden.

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels die bestemd zijn om in het wild te worden uitgezet, niet in beschermingsgebieden worden vrijgelaten.

Artikel 17

Verbod op verplaatsing en vervoer van vogels, eieren, pluimveevlees en karkassen

1.   De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat binnen de beschermingsgebieden de verplaatsing en het vervoer van op het bedrijf gehouden pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels, legrijp pluimvee, eendagskuikens, eieren en karkassen over de weg (met uitzondering van particuliere toegangswegen van bedrijven) of per spoor verboden zijn.

2.   De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat het vervoer van pluimveevlees van slachthuizen, uitsnijderijen en koelhuizen wordt verboden, tenzij:

a)

het vlees afkomstig is van pluimvee van buiten de beschermingsgebieden en bij de opslag en het vervoer gescheiden is gehouden van het vlees van pluimvee van binnen de beschermingsgebieden; of

b)

het vlees ten minste 21 dagen vóór de waarschijnlijke datum van de eerste besmetting van een bedrijf in het beschermingsgebied is geproduceerd en sedertdien niet is vervoerd en opgeslagen samen met vlees dat na die datum is geproduceerd.

3.   De in de leden 1 en 2 vermelde verboden gelden echter niet voor de doorvoer door het beschermingsgebied over de weg of per spoor waarbij niet wordt gelost of halt gehouden.

Artikel 18

Afwijkingen voor het rechtstreekse vervoer van pluimvee voor onmiddellijke slacht en voor de verplaatsing of de behandeling van pluimveevlees

1.   In afwijking van artikel 17 kan de bevoegde autoriteit onder de volgende voorwaarden toestaan dat uit een bedrijf in het beschermingsgebied afkomstig pluimvee voor onmiddellijke slacht rechtstreeks vervoerd wordt naar een aangewezen slachthuis:

a)

het pluimvee wordt op het bedrijf van herkomst binnen 24 uur voor het tijdstip van vervoer met het oog op slachting klinisch onderzocht door de officiële dierenarts;

b)

het pluimvee is zo nodig op het bedrijf van herkomst in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts aan laboratoriumtests onderworpen, die gunstige resultaten hebben opgeleverd;

c)

het vervoer vindt plaats in door of onder toezicht van de bevoegde autoriteit verzegelde voertuigen;

d)

de voor het aangewezen slachthuis verantwoordelijke bevoegde autoriteit wordt op de hoogte gebracht, stemt in met de ontvangst van het pluimvee en bevestigt vervolgens de slachting aan de voor de verzending bevoegde autoriteit;

e)

het pluimvee uit het beschermingsgebied wordt gescheiden van andere dieren gehouden en gescheiden van of op een ander tijdstip dan ander pluimvee geslacht, bij voorkeur aan het einde van een werkdag; ander pluimvee mag pas worden geslacht, nadat eerst de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden voltooid zijn;

f)

de officiële dierenarts draagt er zorg voor dat het pluimvee in het aangewezen slachthuis bij aankomst en na de slacht uitvoerig gekeurd wordt;

g)

het vlees wordt niet in de intracommunautaire of internationale handel gebracht en draagt het in bijlage II bij Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (6) vastgestelde keurmerk voor vers vlees;

h)

het vlees wordt gescheiden van het voor het intracommunautaire en internationale handelsverkeer bestemde vlees verkregen, versneden, vervoerd en opgeslagen en er wordt op toegezien dat het niet wordt verwerkt in vleesproducten die bestemd zijn voor het intracommunautaire of internationale handelsverkeer, tenzij het een in bijlage III bij Richtlijn 2002/99/EG beschreven behandeling heeft ondergaan.

2.   In afwijking van artikel 17 kan de bevoegde autoriteit toestaan dat pluimvee van buiten het beschermingsgebied voor onmiddellijke slacht naar een aangewezen slachthuis binnen het beschermingsgebied wordt vervoerd, en dat vervolgens het van dat pluimvee afkomstige vlees wordt vervoerd, mits:

a)

de voor het aangewezen slachthuis verantwoordelijke bevoegde autoriteit op de hoogte wordt gebracht, met de ontvangst van het pluimvee instemt en vervolgens de slachting aan de voor de verzending bevoegde autoriteit bevestigt;

b)

het pluimvee gescheiden wordt gehouden van ander pluimvee uit het beschermingsgebied en gescheiden van of op een ander tijdstip dan ander pluimvee wordt geslacht;

c)

het pluimveevlees gescheiden van het vlees van ander pluimvee uit het beschermingsgebied wordt versneden, vervoerd en opgeslagen;

d)

de dierlijke bijproducten worden verwijderd.

Artikel 19

Afwijkingen voor het rechtstreekse vervoer van eendagskuikens

1.   In afwijking van artikel 17 kan de bevoegde autoriteit onder de volgende voorwaarden toestaan dat eendagskuikens afkomstig uit bedrijven binnen de beschermingszone rechtstreeks vervoerd worden naar een bedrijf of een stal op een bedrijf in dezelfde lidstaat en bij voorkeur buiten de beschermings- en toezichtsgebieden gelegen:

a)

het vervoer vindt in door of onder toezicht van de bevoegde autoriteit verzegelde voertuigen plaats;

b)

tijdens het vervoer en op het bedrijf van bestemming worden adequate bioveiligheidmaatregelen genomen;

c)

het bedrijf van bestemming wordt na de aankomst van de eendagskuikens onder officieel toezicht geplaatst;

d)

als het pluimvee buiten het beschermings- of toezichtsgebied wordt gebracht, blijft het ten minste 21 dagen op de inrichting van bestemming.

2.   In afwijking van artikel 17 kan de bevoegde autoriteit toestaan dat eendagskuikens afkomstig uit broedeieren van buiten de beschermings- en toezichtsgebieden gelegen bedrijven rechtstreeks naar een ander, bij voorkeur buiten de beschermings- en toezichtsgebieden gelegen bedrijf in dezelfde lidstaat vervoerd worden, mits de broederij van verzending op grond van haar logistiek en hygiënische arbeidsomstandigheden kan waarborgen dat deze eieren niet in aanraking zijn gekomen met andere broedeieren of met eendagskuikens afkomstig van pluimveekoppels in deze gebieden, die derhalve een andere gezondheidsstatus hebben.

Artikel 20

Afwijkingen voor het rechtstreekse vervoer van legrijp pluimvee

In afwijking van artikel 17 kan de bevoegde autoriteit onder de volgende voorwaarden toestaan dat legrijp pluimvee rechtstreeks vervoerd wordt naar een bij voorkeur binnen het beschermings- en toezichtsgebied gelegen bedrijf of een stal op dat bedrijf, waar geen ander pluimvee wordt gehouden:

a)

het pluimvee en de andere in gevangenschap levende vogels op het bedrijf van herkomst, en met name de te vervoeren dieren, worden door de officiële dierenarts klinisch onderzocht;

b)

het pluimvee is zo nodig op het bedrijf van herkomst in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts aan laboratoriumtests onderworpen, die gunstige resultaten hebben opgeleverd;

c)

het legrijpe pluimvee wordt in door of onder toezicht van de bevoegde autoriteit verzegelde voertuigen vervoerd;

d)

het bedrijf of de stal van bestemming wordt na de aankomst van het legrijp pluimvee onder officieel toezicht geplaatst;

e)

als het pluimvee buiten het beschermings- of toezichtsgebied wordt gebracht, blijft het ten minste 21 dagen op de inrichting van bestemming.

Artikel 21

Afwijkingen voor het rechtstreekse vervoer van broed- en consumptie-eieren

1.   In afwijking van artikel 17 kan de bevoegde autoriteit toestaan dat broedeieren rechtstreeks vervoerd worden, ofwel van een bedrijf naar een binnen het beschermingsgebied gelegen en door de bevoegde autoriteit aangewezen broederij (hierna „de aangewezen broederij” genoemd), ofwel — onder de volgende voorwaarden — van een bedrijf in het beschermingsgebied naar een aangewezen broederij:

a)

de koppels van oorsprong waaruit de broedeieren zijn verkregen, zijn door de officiële dierenarts onderzocht in overeenstemming met de instructies van de bevoegde autoriteit en er is geen vermoeden van aviaire influenza op deze bedrijven;

b)

de broedeieren en de verpakking ervan zijn voor verzending ontsmet en de herkomst ervan kan worden getraceerd;

c)

het vervoer van de broedeieren vindt plaats in door of onder toezicht van de bevoegde autoriteit verzegelde voertuigen;

d)

in de aangewezen broederij worden in overeenstemming met de aanwijzingen van de bevoegde autoriteit bioveiligheidsmaatregelen genomen.

2.   In afwijking van artikel 17 kan de bevoegde autoriteit toestaan dat eieren rechtstreeks worden vervoerd:

a)

naar een door de bevoegde autoriteit aangewezen verpakkingscentrum (hierna „het aangewezen verpakkingscentrum” genoemd), mits zij in wegwerpverpakkingen worden verpakt en alle door de bevoegde autoriteit vereiste bioveiligheidsmaatregelen worden toegepast;

b)

naar een inrichting voor de vervaardiging van eiproducten zoals vastgesteld in bijlage III, sectie X, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 853/2004 om te worden gehanteerd en behandeld overeenkomstig hoofdstuk XI van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004; of

c)

om te worden verwijderd.

Artikel 22

Afwijkingen voor het rechtstreekse vervoer van karkassen

In afwijking van artikel 17 kan de bevoegde autoriteit toestaan dat karkassen rechtstreeks worden vervoerd, mits ze worden vervoerd om verwijderd te worden.

Artikel 23

Reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen

De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de voertuigen en het materiaal voor het in de artikelen 18 tot en met 22 vermelde vervoer onmiddellijk worden gereinigd en ontsmet in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts.

Artikel 24

Duur van de maatregelen

1.   De maatregelen van de artikelen 13 tot en met 23 blijven minstens 21 dagen van kracht na de datum waarop de voorbereidende reiniging en ontsmetting van het besmette bedrijf in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts zijn voltooid en totdat de bedrijven in het beschermingsgebied in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts zijn getest.

2.   Wanneer de maatregelen van artikel 13 tot en met 23 niet langer overeenkomstig lid 1 van dit artikel van kracht hoeven te blijven, gelden de maatregelen van artikel 25 in het voormalige beschermingsgebied, totdat ze overeenkomstig artikel 26 niet langer hoeven te worden toegepast.

Artikel 25

Maatregelen in de toezichtsgebieden

De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat in de toezichtsgebieden de volgende maatregelen worden genomen:

a)

alle commerciële pluimveebedrijven worden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd;

b)

binnen de toezichtsgebieden is de verplaatsing van pluimvee, legrijp pluimvee, eendagskuikens en eieren verboden, tenzij daartoe toestemming is verleend door de bevoegde autoriteit, die erop toeziet dat er adequate bioveiligheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van aviaire influenza worden genomen; dit verbod geldt echter niet voor de doorvoer door het toezichtsgebied over de weg of per spoor waarbij niet wordt gelost of halt gehouden;

c)

de verplaatsing van pluimvee, legrijp pluimvee, eendagskuikens en eieren naar buiten het toezichtsgebied gelegen bedrijven, slachthuizen, verpakkingscentra of inrichtingen voor de bereiding van eiproducten is verboden; de bevoegde autoriteit kan evenwel toestemming verlenen voor het rechtstreekse vervoer van:

i)

slachtpluimvee naar een aangewezen slachthuis om onder voorbehoud van artikel 18, lid 1, onder a), b) en d), onmiddellijk te worden geslacht;

De bevoegde autoriteit kan toestemming verlenen voor het rechtstreekse vervoer van pluimvee van buiten de beschermings- en toezichtsgebieden naar een aangewezen slachthuis binnen het toezichtsgebied voor onmiddellijke slacht, en voor het daaropvolgende vervoer van het van dat pluimvee afkomstige vlees;

ii)

legrijp pluimvee naar een bedrijf in dezelfde lidstaat, waar geen ander pluimvee aanwezig is; het bedrijf wordt na de aankomst van het legrijp pluimvee onder officieel toezicht geplaatst, en het legrijp pluimvee blijft ten minste 21 dagen op de inrichting van bestemming;

iii)

eendagskuikens:

naar een bedrijf of een stal op een bedrijf in dezelfde lidstaat, mits adequate bioveiligheidsmaatregelen worden genomen, het bedrijf na het vervoer onder officieel toezicht wordt geplaatst, en de eendagskuikens ten minste 21 dagen op de inrichting van bestemming blijven, of

afkomstig uit broedeieren van buiten de bescherming- en toezichtsgebieden gelegen pluimveebedrijven naar een ander bedrijf, mits de broederij van verzending op grond van haar logistiek en bioveiligheidsomstandigheden kan waarborgen dat deze eieren niet in aanraking zijn gekomen met andere broedeieren of met eendagskuikens, afkomstig van pluimveekoppels in deze gebieden, die derhalve een andere gezondheidsstatus hebben;

iv)

broedeieren naar een aangewezen broederij binnen of buiten het toezichtsgebied; de eieren en de verpakking ervan worden voor verzending ontsmet en de herkomst ervan moet kunnen worden getraceerd;

v)

consumptie-eieren naar een aangewezen verpakkingscentrum, mits zij in wegwerpverpakkingen worden verpakt en alle door de bevoegde autoriteit vereiste bioveiligheidsmaatregelen worden toegepast;

vi)

eieren naar een binnen of buiten het toezichtsgebied gelegen inrichting voor de vervaardiging van eiproducten zoals vastgesteld in bijlage III, sectie X, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 853/2004 om te worden gehanteerd en behandeld overeenkomstig hoofdstuk XI van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004;

vii)

voor verwijdering bestemde eieren;

d)

iedereen die bedrijven in het toezichtsgebied binnengaat of verlaat neemt adequate bioveiligheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van aviaire influenza in acht;

e)

voor het vervoer van levend pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels, karkassen, voeder, mest, drijfmest, strooisel en andere mogelijk verontreinigde materialen of stoffen gebruikte voertuigen en gebruikt materiaal worden na besmetting onmiddellijk gereinigd en ontsmet in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts;

f)

pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels of gedomesticeerde zoogdieren mogen niet zonder toestemming van de bevoegde autoriteit op een pluimveebedrijf worden binnengebracht of van een bedrijf worden afgevoerd. Deze beperkende maatregel geldt niet voor zoogdieren die alleen toegang hebben tot voor mensen bestemde leefruimten waar zij:

i)

niet in contact komen met het pluimvee van het bedrijf of andere in gevangenschap levende vogels, en

ii)

geen toegang hebben tot de kooien of zones waar het pluimvee van het bedrijf of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden;

g)

een hoger ziekte- of sterftecijfer of een aanzienlijke productiedaling in bedrijven wordt onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit gemeld, die de nodige onderzoeken uitvoert in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts;

h)

de verwijdering of verspreiding van gebruikt strooisel, mest of drijfmest is verboden, tenzij daartoe door de bevoegde autoriteit toestemming is verleend; de verplaatsing van mest van bedrijven in het toezichtsgebied kan evenwel met inachtneming van bioveiligheidsmaatregelen worden toegestaan, mits de mest met het oog op behandeling of voorlopige opslag met aansluitende behandeling ter vernietiging van eventuele aviaire-influenzavirussen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 naar een daartoe aangewezen bedrijf vervoerd wordt;

i)

jaarbeurzen, markten, tentoonstellingen of andere evenementen waarbij pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels bijeengebracht worden, zijn verboden;

j)

pluimvee dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet, wordt niet vrijgelaten.

Artikel 26

Duur van de maatregelen

De maatregelen van artikel 25 blijven van kracht tot minstens 30 dagen na de datum waarop de voorbereidende reiniging en ontsmetting van het besmette bedrijf in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts zijn voltooid.

Artikel 27

Maatregelen in verdere beperkingsgebieden

1.   De bevoegde autoriteit kan bepalen dat sommige of alle in de artikelen 13 tot en met 26 vastgestelde maatregelen van toepassing zijn binnen de in artikel 11, lid 4, vermelde verdere beperkingsgebieden (hierna „de verdere beperkingsgebieden” genoemd).

2.   De bevoegde autoriteit kan, als dat op grond van de epizoötiologische gegevens of van andere informatie nodig blijkt, in risicobedrijven en risicogebieden die in verdere beperkingsgebieden gelegen zijn, volgens de criteria van bijlage IV bij Richtlijn 2005/94/EG een preventief uitroeiingsprogramma uitvoeren, dat de preventieve slachting of doding van pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels omvat.

De herbevolking van deze bedrijven vindt plaats in overeenstemming met de aanwijzingen van de bevoegde autoriteit.

3.   De lidstaten, die de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen toepassen, stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

Artikel 28

Laboratoriumtests en andere maatregelen inzake varkens en andere diersoorten

1.   De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat, na bevestiging van HPAI op een bedrijf, de op het bedrijf aanwezige varkens aan passende laboratoriumtests onderworpen worden die bevestigen of uitsluiten dat deze varkens met het hoogpathogene aviaire-influenzavirus besmet zijn.

In afwachting van de uitslag van deze tests mogen er geen varkens het bedrijf verlaten.

2.   Als de in lid 1 bedoelde laboratoriumtests de aanwezigheid van HPAI-virussen in varkens bevestigen, kan de bevoegde autoriteit toestaan dat deze varkens naar andere varkensbedrijven of naar aangewezen slachthuizen worden vervoerd, mits vervolgtests hebben aangetoond dat het risico van verspreiding van aviaire influenza te verwaarlozen is.

3.   Als de in lid 1 bedoelde laboratoriumtests bevestigen dat er sprake is van een ernstige bedreiging van de gezondheid, ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat de varkens zo spoedig mogelijk onder officieel toezicht en in overeenstemming met Richtlijn 93/119/EEG van de Raad (7) op zodanige wijze gedood worden dat de verspreiding van het aviaire-influenzavirus, met name tijdens het vervoer, vermeden wordt.

4.   Bij bevestiging van aviaire influenza op een bedrijf kan de bevoegde autoriteit op basis van een risicobeoordeling de in de leden 1, 2 en 3 vastgestelde maatregelen op alle andere op het bedrijf aanwezige zoogdieren toepassen, en kan zij deze maatregelen uitbreiden tot contactbedrijven.

5.   De lidstaten stellen de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid van de testresultaten en de maatregelen in kennis overeenkomstig de leden 1 tot en met 4.

6.   De bevoegde autoriteit kan, na bevestiging van het HPAI-virus bij varkens of andere zoogdieren op het bedrijf, voor toezicht zorgen om de verdere verspreiding van HPAI naar andere soorten te voorkomen.

Artikel 29

Herbevolking van bedrijven

1.   De lidstaten dragen er zorg voor dat na de uitvoering van de in artikel 7 vastgestelde maatregelen de leden 2 tot en met 5 van dit artikel worden nagekomen.

2.   Commerciële pluimveebedrijven mogen niet herbevolkt worden gedurende een periode van 21 dagen na de datum waarop de definitieve reiniging en ontsmetting in overeenstemming met de instructies van de officiële dierenarts voltooid zijn.

3.   Gedurende een periode van 21 dagen na de datum van herbevolking van de commerciële pluimveebedrijven worden de volgende maatregelen genomen:

a)

het pluimvee wordt ten minste één keer door de officiële dierenarts klinisch onderzocht. Het klinisch onderzoek of, indien er meerdere worden uitgevoerd, het laatste klinisch onderzoek wordt zo kort mogelijk voor het einde van de bovenbedoelde periode van 21 dagen uitgevoerd;

b)

laboratoriumtests worden uitgevoerd in overeenstemming met de instructies van de bevoegde autoriteit;

c)

tijdens de herbevolkingsfase gestorven pluimvee wordt in overeenstemming met de instructies van de bevoegde autoriteit onderzocht;

d)

iedereen die het commerciële pluimveebedrijf binnengaat of verlaat neemt de nodige bioveiligheidsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van aviaire influenza in acht;

e)

pluimvee mag tijdens de herbevolkingsfase alleen met toestemming van de bevoegde autoriteit het commerciële pluimveebedrijf verlaten;

f)

de eigenaar houdt een register bij van de productiegegevens — inclusief ziekte- en sterftecijfers — dat regelmatig moet worden bijgewerkt;

g)

belangrijke wijzigingen van de onder f) vermelde productiegegevens en andere onregelmatigheden worden de bevoegde autoriteit onmiddellijk gemeld.

4.   De bevoegde autoriteit kan op basis van een risicobeoordeling de opdracht geven de in lid 3 vermelde maatregelen op andere dan commerciële pluimveebedrijven of op andere op een commercieel pluimveebedrijf gehouden soorten toe te passen.

5.   De herbevolking van contactbedrijven met pluimvee vindt plaats in overeenstemming met de instructies van de bevoegde autoriteit aan de hand van een risicobeoordeling.

Artikel 30

Geldigheid

Deze beschikking is van toepassing tot en met 30 juni 2007.

Artikel 31

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2006.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(2)  PB L 167 van 22.6.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22).

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3).

(5)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

(6)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(7)  PB L 340 van 31.12.1993, blz. 21. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1/2005 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).


Top