This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32003E0472
Council Joint Action 2003/472/CFSP of 24 June 2003 on the continuation of the European Union cooperation programme for non-proliferation and disarmament in the Russian Federation
Gemeenschappelijk Optreden 2003/472/GBVB van de Raad van 24 juni 2003 betreffende de voortzetting van het samenwerkingsprogramma van de Europese Unie voor non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie
Gemeenschappelijk Optreden 2003/472/GBVB van de Raad van 24 juni 2003 betreffende de voortzetting van het samenwerkingsprogramma van de Europese Unie voor non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie
PB L 157 van 26.6.2003, p. 69–71
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)
No longer in force, Date of end of validity: 24/06/2004
Gemeenschappelijk Optreden 2003/472/GBVB van de Raad van 24 juni 2003 betreffende de voortzetting van het samenwerkingsprogramma van de Europese Unie voor non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie
Publicatieblad Nr. L 157 van 26/06/2003 blz. 0069 - 0071
Gemeenschappelijk Optreden 2003/472/GBVB van de Raad van 24 juni 2003 betreffende de voortzetting van het samenwerkingsprogramma van de Europese Unie voor non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name op artikel 14, in samenhang met artikel 23, lid 2, Gelet op de Gemeenschappelijke Strategie 1999/414/GBVB van de Europese Unie ten aanzien van Rusland(1), door de Europese Raad vastgesteld op 4 juni 1999, gewijzigd bij Gemeenschappelijke Strategie 2003/471/GBVB van de Europese Raad ten aanzien van Rusland, door de Raad vastgesteld op 20 juni 2003(2) met het oog op de verlenging van de toepassingsperiode van de strategie, waarin de Europese Unie onder meer tot uiting brengt zich ervoor in te zetten, ontwapening te bevorderen, de proliferatie van massavernietigingswapens (MVW) terug te dringen, wapenbeheersing te steunen, de toepassing van bestaande overeenkomsten te bevorderen en uitvoercontroles aan te scherpen, Overwegende hetgeen volgt: (1) De Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds(3), is er onder meer op gericht de standpunten over internationale vraagstukken van wederzijds belang nader tot elkaar te brengen en aldus meer veiligheid en stabiliteit te bewerkstelligen. (2) Op 25-26 juni 2002 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de G8-landen in Kananaskis, Canada, het initiatief genomen tot een mondiaal partnerschap tegen de verspreiding van massavernietigingswapens en -materiaal, in het kader waarvan zij, aanvankelijk in de Russische Federatie, steun zullen verlenen aan specifieke samenwerkingsprojecten op het gebied van non-proliferatie, ontwapening, terrorismebestrijding en nucleaire veiligheid. (3) De EU onderschrijft het doel en de beginselen van het initiatief van de G8 tot een mondiaal partnerschap en blijft samenwerkingsactiviteiten ter vermindering van de dreiging en de betrouwbare en veilige ontmanteling van MVW-gerelateerde voorraden in de Russische Federatie bevorderen. (4) De EU-activiteiten zullen parallel met de activiteiten die door de Europese Gemeenschap en - op bilaterale en multilaterale basis - door de lidstaten worden ontplooid, plaatsvinden. (5) Al deze activiteiten moeten zo veel mogelijk worden gecoördineerd, teneinde onnodige doublures te voorkomen. (6) Activiteiten van de Europese Unie kunnen ook in samenwerking met andere landen worden ondernomen. (7) De Commissie heeft aanvaard om bepaalde taken op zich te nemen die nodig zijn voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden, HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD: Artikel 1 1. Het samenwerkingsprogramma van de Europese Unie voor non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie ("het programma"), vastgesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 1999/878/GBVB van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van een samenwerkingsprogramma van de Europese Unie voor non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie(4) wordt hierbij voortgezet. 2. Het programma heeft tot doel, de Russische Federatie te steunen in haar pogingen om te komen tot wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie, en te dien einde: - samen te werken met de Russische Federatie in haar streven naar een betrouwbare, veilige en milieuvriendelijke ontmanteling en/of omschakeling van de infrastructuur en uitrusting voor haar MVW; - een wettelijk en operationeel kader te creëren voor een grotere rol van de Europese Unie bij tot vermindering van de dreiging strekkende samenwerkingsactiviteiten in de Russische Federatie in de vorm van projectgerichte samenwerking; - waar nodig, de coördinatie van programma's en projecten op dit gebied op communautair, nationaal en internationaal niveau te bevorderen. Artikel 2 1. De Raad besluit op basis van een aanbeveling van een lidstaat en/of de Commissie welke nieuwe projecten inzake ontwapening en non-proliferatie in het kader van het programma worden gefinancierd. 2. De nieuwe projecten die in het kader van het programma worden vastgesteld, hebben betrekking op de chemische, de nucleaire of de biologische sector of houden verband met uitvoercontroles. Artikel 3 1. De Raad vertrouwt de Commissie voor de looptijd van het programma, onder voorbehoud van artikel 5, de voorbereiding toe van de goed te keuren projecten, evenals het toezicht op de juiste uitvoering. De Commissie rapporteert op gezette tijden en naar behoefte aan de Raad, onder het gezag van het voorzitterschap, dat hierin wordt bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad, hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. 2. De Commissie wordt bijgestaan door een team van deskundigen, met inbegrip van een projectbijstandscel in Moskou. Het aantal leden van het team en een omschrijving van hun taken staan in het mandaat in de bijlage. 3. De Commissie blijft beschikken over een projectbijstandscel in Moskou, die: - optreedt in nauwe coördinatie met het personeel van door de Gemeenschap gefinancierde projecten; - de nodige haalbaarheidsstudies uitvoert; - contact onderhoudt met de plaatselijke autoriteiten en met de vertegenwoordigers van andere landen die een bijdrage leveren aan het programma; - met de plaatselijke autoriteiten de regelingen treft die nodig zijn om het programma uit te voeren; - toezicht houdt op de besteding van de voor de uitvoering van het programma toegewezen kredieten. Artikel 4 1. Het referentiebedrag ter dekking van de administratieve kosten van het in artikel 3, leden 2 en 3, bedoelde team van deskundigen beloopt 680000 EUR. 2. De uitgaven die met het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, worden volgens de budgettaire procedures en regels van de Gemeenschap beheerd. 3. De Europese Unie neemt de financiering van de infrastructuur en de lopende uitgaven van het programma op zich. 4. De Raad en de Commissie dragen zorg voor een passende coördinatie van het programma, de bijstand van de Gemeenschap en de bilaterale en multilaterale bijstand van de lidstaten. In dat verband neemt de Raad er nota van dat de Commissie voornemens is haar beleid te richten op het verwezenlijken van de doelstellingen en prioriteiten van dit gemeenschappelijk optreden, waar nodig door middel van passende Gemeenschapsmaatregelen. 5. Over de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden wordt in het kader van de vergaderingen van de bestaande politieke dialoog bilateraal overleg gepleegd met de Russische Federatie en andere partners. Artikel 5 1. De Raad evalueert regelmatig de acties die in het kader van het programma zijn ontplooid. Hierbij wordt ook het vermogen van de Russische Federatie betrokken om de toegenomen bijstand te verwerken en te benutten. 2. Op gezette tijden worden, naar gelang van de vorderingen van het programma, onafhankelijke evaluaties en accountantscontroles uitgevoerd. 3. De Raad kan het programma schorsen indien de Russische Federatie nalaat: - ten volle mee te werken aan de uitvoering van het programma; - toezicht door de Europese Unie en/of periodieke externe evaluaties van en accountantscontroles mogelijk te maken. Artikel 6 Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen. Het loopt af op de datum waarop Gemeenschappelijke Strategie 1999/414/GBVB van de Europese Unie ten aanzien van Rusland verstrijkt. Artikel 7 Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Gedaan te Brussel, 24 juni 2003. Voor de Raad De voorzitter G. Papandreou (1) PB L 157 van 24.6.1999, blz. 1. (2) Zie bladzijde 68 van dit Publicatieblad. (3) PB L 327 van 28.11.1997, blz. 3. (4) PB L 331 van 23.12.1999, blz. 11. BIJLAGE Mandaat van het team van deskundigen in het kader van het samenwerkingprogramma van de EU voor non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie Bij Gemeenschappelijk Optreden 1999/878/GBVB werd de Commissie belast met de oprichting van een team van deskundigen in het kader van het samenwerkingprogramma voor non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie. Dit gemeenschappelijk optreden werd gecompleteerd met twee uitvoeringsbesluiten (Besluit 2001/493/GBVB van 25 juni 2001 betreffende aanvullende projecten en Besluit 2002/381/GBVB van 21 mei 2002 tot vaststelling van een aanvullende begroting voor het team van deskundigen). Een aantal activiteiten uit de projecten waartoe in 1999 en 2001 werd besloten, kon niet worden afgerond voor de datum waarop Gemeenschappelijk Optreden 1999/878/GBVB verstreek. Voorts ligt het in de lijn der verwachting dat uit hoofde van onderhavig gemeenschappelijk optreden nieuwe projecten zullen worden vastgesteld. Het mandaat van het deskundigenteam moet derhalve worden verlengd. Het team van deskundigen bestaat uit een Afdeling beleids- en projectcoördinatie bij de Commissie in Brussel en een in Moskou gestationeerde Projectbijstandscel die verslag uitbrengt aan de Afdeling beleids- en projectcoördinatie in Brussel. De Afdeling beleids- en projectcoördinatie bestaat uit twee EU-deskundigen en een door de Commissie gedetacheerd afdelingshoofd. De afdeling wordt administratief ondersteund door een secretaris en een administratief medewerker. De in Moskou gestationeerde Projectbijstandscel bestaat uit een EU-deskundige en een plaatselijke secretaris. Het afdelingshoofd draagt de algehele verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden. Hij onderhoudt nauwe contacten met het voorzitterschap van de Raad van de EU, de lidstaten en de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. De beleids- en projectcoördinatie en -ontwikkeling omvat onder andere het volgende: - de coördinatie van de programma's inzake non-proliferatie en ontwapening in de Russische Federatie ondersteunen op het niveau van de Gemeenschap en van de lidstaten en op ruimere schaal; - een gegevensbestand aanleggen van door de EU, de Gemeenschap en de lidstaten gefinancierde projecten; - een gegevensbestand aanleggen en bijhouden van EU-deskundigen, onderverdeeld naar beleidsterreinen; - een netwerk van contactpunten van de lidstaten opzetten, in aanvulling op de groepen van de Raad die bevoegd zijn voor de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden en de daarmee verband houdende werkzaamheden; - op gezette tijden voortgangsverslagen opstellen en indienen; - optreden als contactpunt voor internationale initiatieven; - contacten onderhouden met de autoriteiten van het gastland en met officiële vertegenwoordigers van andere niet-EU-landen die een bijdrage leveren aan het programma; - conferenties organiseren of helpen organiseren in het kader van het initiatief inzake samenwerking op het gebied van non-proliferatie en ontwapening (NDCI). De sectorale taken omvatten onder andere het volgende: - een omstandig sectorverslag opstellen; - diepgaande analyses van de centrale sectorale problemen verstrekken; - indien nodig, beperkte haalbaarheidsstudies vaststellen en uitvoeren; - projecten vaststellen om die centrale problemen op te lossen; - projecten voorbereiden die aan de Raad kunnen worden voorgelegd met het oog op mogelijke toekomstige financiering in het kader van de follow-upmaatregelen van dit gemeenschappelijk optreden; - de uitvoering van uit hoofde van dit gemeenschappelijk optreden en Gemeenschappelijk Optreden 1999/878/GBVB gefinancierde projecten, mede door middel van besluiten ter uitvoering van de gemeenschappelijke optredens, afronden en coördineren, waar passend in nauwe samenwerking met de lidstaten waar de projecten worden uitgevoerd; - zorgen voor nauwe samenwerking met het personeel van door de EU gefinancierde projecten.