This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 12008M019
Consolidated version of the Treaty on European Union - TITLE III: PROVISIONS ON THE INSTITUTIONS - Article 19
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie - TITEL III: BEPALINGEN BETREFFENDE DE INSTELLINGEN - Artikel 19
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie - TITEL III: BEPALINGEN BETREFFENDE DE INSTELLINGEN - Artikel 19
PB C 115 van 9.5.2008, p. 27–27
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie - TITEL III: BEPALINGEN BETREFFENDE DE INSTELLINGEN - Artikel 19
Publicatieblad Nr. 115 van 09/05/2008 blz. 0027 - 0027
Artikel 19 1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat het Hof van Justitie, het Gerecht en gespecialiseerde rechtbanken. Het verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen. De lidstaten voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren. 2. Het Hof van Justitie bestaat uit één rechter per lidstaat. Het wordt bijgestaan door advocaten-generaal. Het Gerecht telt ten minste één rechter per lidstaat. De rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie en de rechters van het Gerecht worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 253 en 254 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd. De aftredende rechters en advocaten-generaal zijn herbenoembaar. 3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie doet uitspraak overeenkomstig de Verdragen: a) inzake door een lidstaat, een instelling of een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep; b) op verzoek van de nationale rechterlijke instanties bij wijze van prejudiciële beslissing over de uitlegging van het recht van de Unie en over de geldigheid van de door de instellingen vastgestelde handelingen; c) in de overige bij de Verdragen bepaalde gevallen. --------------------------------------------------